8. De Wereldleraar
Citaten van de Wereldleraar
Datum:
15-11-1959
Soort:
lezing
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep I > Zondaggroep (I) 1959-1960
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Groep I 15 november 1959. Goeden morgen, vrienden.
Zondagochtendkring
We leven op het ogenblik in een tijd, die zeker enige nadere aandacht en beschouwing vraagt. Ik zou dan ook een deel van deze zondagmorgen mede daaraan besteed willen zien. Met uw welnemen allereerst dan enkele gegevens omtrent de huidige wereld en al, wat daarin kan plaats vinden. Het feit, dat een nieuwe wereldleraar zich thans op deze wereld bevindt, betekent niet dat er nu een tijdperk van vreugde en vrede gaat komen. Wereldleraren treden steeds op in perioden van verandering, van grote spanningen. Deze spanningen zijn niet alleen van stoffelijke geaardheid maar tevens van meer geestelijke betekenis. Naast alle oppervlakkige gegevens, die wij daarover op andere bijeenkomsten ook wel verstrekken, vinden wij in de geboden stof een inwijdingsgang, die zeker de aandacht vergt van een ieder, die in het geestelijk leven en esoterisch streven zoekt naar diepere inhoud en grotere kennis van het eigen "ik". Ik zal in mijn betoog gebruik maken van enkele citaten der z.g. kleine lessen, die door de wereldmeester worden gegeven, doch wil deze niet afzonderlijk vermelden als citaten. De grootste moeilijkheid voor iemand, die wil komen tot innerlijke betekenis, is wel het aanvaarden van de wereld, waarin hij leeft. In deze wereld treedt een grote hoeveelheid schijnwaarden op, die wij niet zonder meer kunnen erkennen. De selectie van dat, wat voor ons betekenis heeft en datgene, wat eerder een illusie wordt, is moeilijk. Betekenis echter heeft al datgene, wat voor ons betekent een ingang tot hoger kennen, een uitgebreider beleven van en een sterkere band met de Goddelijke Kracht in ons en de uiterlijke wereld. Hierbij moeten wij rekening houden met het volgende: Alle levende krachten van dit ogenblik staan onder dezelfde spanning als uzelf. Wanneer ge leeft in deze wereld is het belangrijk deze spanning te elimineren, niet alleen bij uzelf maar ook - wanneer ge kunt - bij anderen. De ware geaardheid van de dingen komt sterker op de voorgrond dan ooit te voren. Het is alsof er slechts een enkele kleine sluier is gelegen tussen de Goddelijke werkelijkheid op deze wereld en de mensheid. Een inwijding zoekt men natuurlijk door kennis. Deze kennis is onvolledig zolang zij zich niet bezig houdt met de geestelijke inhoud van het bestaan. De geestelijke inhoud van het bestaan in deze tijd kan als volgt worden omschreven: Gij zijt uzelve en zult moeten trachten uzelve te zijn te allen tijde. Eerst door nooit uzelf te verloochenen maar in uzelf al datgene te vervullen wat u noodzakelijk lijkt, zult ge erkennen hoe in u een meesterpatroon is vastgelegd, een vast patroon dat direct vanuit de schepping op u werd afgedrukt in het eerste ogenblik van uw ontstaan. Dit patroon is voor iedere mens enigszins verschillend, maar voor ons allen omvat het deze gelijke waarde, wij zullen allen in ons de honger hebben naar het Goddelijke, maar bij elke bereiking die met het Goddelijke in verband staat, elke beleving die het Goddelijke bewust of onbewust ons openbaart een innerlijke verzadiging voelen, een vreugde die als een verruiming van de borst ons leven en ons wezen doortrekt. Zij, die zich te veel aan de uiterlijkheden hechten, zullen dit patroon niet geheel kunnen vullen, maar ook zij, die in de stof leven, zullen uit het stoffelijke zelve delen van dit Goddelijke beleven. De neofiet zal dan ook altijd het uiterlijke en het innerlijke tezamen voegen, daarbij beseffende dat de inhoud van zijn leven niet wordt bepaald door uiterlijke verschijning of gedachten alleen maar vooral door de reactie, die hij vertoont op de wereld. Wanneer gij zoekt in de bossen en velden, lijken zij soms dood? ook wie gaat door de woestijn meent in een levenloze zee te verkeren. Doch wie zich richt op het kleine, zal ontdekken dat zelfs de meest barre rotsen vol leven zijn, dat de wildernis vol is van verborgen bestaan, verborgen vreugden en waarden. Ook in uw leven is het schijnbaar eentonige, het schijnbaar onbetekenende gevuld met leven. Indien dit leven echter wordt verbonden met de plaats waarop ge het vindt, het leven waarin het optreedt, zult ge het nooit in de werkelijke betekenis zien. Wanneer ge gaat door de zandvlakte en ge ziet de schorpioen haastig zijn weg zoeken, ge ziet de slang liggen, één haast met de kleur van het zand, zich voor een ogenblik koesterend in de hete zon, dan zult ge ZI 591115 – CITATEN VAN DE WERELDLERAAR 1
Orde der Verdraagzamen moeten beseffen: dit is geen deel van de woestijn maar deel van God. De eenheid van alle dingen is geopenbaard en in deze tijden sterker dan ooit tevoren. Nu zult u begrijpen, vrienden, dat deze waarheden al vaak gezegd zijn en door ons tot in den treure worden herhaald. Het gaat hier om een kosmische kracht, die op de wereld werkzaam is. Belangrijk is alleen, dat onze Meester hier vaststelt: "Er is nog slechts een zeer geringe scheiding tussen werkelijkheid en waan. Deze geringe scheiding tussen werkelijkheid en waan zal menig mens angst aanjagen. Ik kan mij voorstellen dat de ontmaskering van alle dingen voor velen een pijnlijk gebeuren is. Vergeet echter niet dat de neofiet, die wil ingaan tot de geheime gemeenschappen, de grote genootschappen van licht en kracht, eveneens afstand moet doen van veel, dat hem van te voren van het allergrootste belang leek. Als in de dood zal hij, die inwijding zoekt, afstand moeten doen van alle dingen. Hij volgt hierbij niet slechts de woorden van het ritueel, maar verwerkelijkt indirect hetgeen. Jezus raadt aan hen, die hem willen volgen: "Laat alle dingen achter u, bezit en goed, angst en vreugde, ja, uw familie en hen die u lief zijn, want slechts zo zult gij mijn weg kunnen gaan." Er is geen andere weg dan deze onthechting, deze wedergeboorte in een nieuwe tijd en een nieuwe wereld. Wij kunnen trachten al datgene, wat thans ons bezit lijkt, te behouden. Wij kunnen trachten ons steeds sterker te hechten aan al datgene, wat rond ons bestaat, maar wij zullen niet in staat zijn de vernieuwing werkelijk tegen te houden. Als de werkelijkheid aan de dag treedt, als de waarheid zich openbaart van achter de laatste sluiers van waan, zullen wij willen wegvluchten om te behouden wat het onze is en zo de nieuwe tijd, de nieuwe verlossing, niet kunnen aanvaarden. De angst van deze tijd is heel vaak de angst voor het verliezen van iets, dat men waardevol acht. Wij kunnen echter niets verliezen, dat werkelijk reëel is. In deze nieuwe tijd is de eerste behoefte van elke mens: vrijheid van vrees en bereidheid tot aanvaarding. Er zijn vele scholen, die u leren meester te zijn: meester van het metaal en van het hout, meester van de gebouwen die opranken ten hemel, meester van de geheime wetenschappen der kleinste delen. En in dit meesterschap zult ge een deel van de kosmos beheersen, maar indien gij één zijt daarmede, zo zult ge niet slechts meester zijn in deze zin en weten, doch gij zult een-zijn en daardoor uit al het bestaande datgene kunnen verkiezen, wat noodzakelijk is voor uw wezen en uw inzicht. Het is duidelijk dat de kennis van deze wereld in vele gevallen tracht het oude te behouden, maar in de vernieuwing komen andere krachten in het spel. Niet voor niets zijn zowel de ziekten en storingen van de psyche als het onderzoek daarvan in de laatste tijd zo zeer toegenomen. De innerlijke wereld wil zich uiten, de in ons verborgen waarheid wil aan de dag treden. Bij elke inwijdingsgang wordt van ons gevergd, dat wij sommige dingen verwerpen. Wij moeten afstand kunnen doen, maar vooral ook ons kunnen beheersen. Deze beheersing en dit afstand doen komen binnen de huidige inwijdingsgang van de wereld tot uiting door een achterlaten van veel, dat ons tot gewoonte werd, een aanvaarden van veel, dat ons onaanvaardbaar scheen. In deze vernieuwing groeit de mens tot een nieuwe wereld en een nieuw besef. Indien gij één zijt met mij of een zijt met allen, die in deze wereld met of zonder lichaam streven en werken voor de voltooiing van het grootse: de éénwording van stof en geest, het huwelijk tussen weten en geloven, zo zal in u en in ons allen de stem van het onstoffelijke steeds duidelijker hoorbaar worden. Geen demonen kunnen u bedreigen zo ge hen niet vreest, geen engelen kunnen u openbaren wat gij niet zelve weet. In uzelve draagt ge de volledigheid van de schepping en uit het schijnbare Niet komt tot u de grote waarheid in vele gestalten. Vele vormen en vele tongen heeft het nieuwe gekregen, dat thans op de wereld een uiting zoekt. Het is voor ons allen noodzakelijk de krachten en waarden van de geest steeds sterker te verwerkelijken. De mens is geneigd te wachten op de luid klinkende stem, die hem toeroept wat te doen. Hij meent dat het verstandig is de geest alleen dan te volgen, indien hij in kenbare tekenen een openbaring geeft. Maar de tekenen, die eens wonderen waren, zijn in deze tijd ondergegaan in een zee van technische wonderen, een zee van schijnbaar ongeloofwaardige gebeurtenissen, die het de mens onmogelijk maken het werkelijke wonder te zien en te herkennen. Deze tijd kent zijn eigen tekenen, maar de mens zal ze niet zien, en toch zal in deze tekenen het lot van de aarde vervuld worden en geboren worden een nieuwe wet. De wet die ik u verkondig. 2 ZI 591115 – CITATEN VAN DE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
De wet van deze nieuwe tijd is een wet van geestelijke kracht en geestelijk inzicht. Dit kan alleen van binnenuit groeien. De mens benadert de nieuwe waarheid door in zich steeds gevoeliger te worden voor invloeden, die hij niet kan omschrijven. Er zijn stemmingen die u bewegen en gedachten die onverwacht opflitsen. U krijgt impulsen die schijnbaar volkomen onredelijk zijn en die toch in feite een zeer grote zin hebben. In kleine, haast onmerkbare tekenen bemoeit zich de kracht van de Schepper langs de weg van vele sferen en van de geest met uw wezen. In deze dagen zult ge niet uzelf kunnen zijn en uw eigen wegen gaan, indien gij deze leiding verwerpt. Slechts wie de leiding, die gegeven wordt. aanvaardt, wie bewust in gezelschap van de geest verder streeft, zal zich kunnen realiseren wat verborgen ligt achter de laatste sluier. En het ogenblik is nabij dat die sluier wordt opgeheven. Wie weet zal ingaan. Wie echter niet wil erkennen, zal deze planeet niet meer betreden, maar in andere gloeiende en duistere werelden hernieuwd de gang moeten doormaken van primitief wezen tot mens. Deze laatste waarheid aarzelen wij uit te spreken. Zij is en zij geldt voor de komende 4-500 jaren zeker. Eerst daarna zal op deze wereld weer kunnen intreden wat de waarheid verloochend heeft en dan nog slechts met mate. Hoe beslissend de huidige tijd is in geestelijk opzicht kan u moeilijk worden duidelijk gemaakt. Het is een balans op het scherp van een zwaard. Moeizaam en gevaarlijk. Een ogenblik een onjuiste houding en het zwaard zal u snijden, één ogenblik van angst en ge zult neerstorten te linker of te rechter zijde. Dit geldt voor uw hele wereld. De balans is in de eerste plaats een geestelijke balans en het zwaard - of schoon ook stoffelijk kenbaar - in de eerste plaats een zwaard, gesmeed uit het gouden licht van een nieuwe tijd. Indien wij zouden moeten spreken in kleuren, zou ik willen zeggen: Deze wereld wordt tot een steeds stralender blauw. Eens was de aarde de groene planeet, nu echter gaat zij veranderen. Haar kleur is van dofrood gekomen tot blauw - het blauw waaruit het weten en de wijsheid, de erkenning en de inwijding gaan spreken, niet al deze dingen zullen in uw eigen dagen vervuld worden, maar zien zult gij ze allen en beleven evenzeer. Indien gij het weten wilt aanvullen met datgene, wat u gegeven wordt door de geest - niet op deze kenbare wijze in de eerste plaats maar vooral als een innerlijke stem, als een innerlijk beleven - zo zult ge reeds voor de wereld het beseft, weten hoe te gaan en te handelen en ge zult in staat zijn - zowel voor uzelf als voor anderen - de overgang van kleur en van licht, de overgang van menselijke werkelijkheid naar meer Goddelijke werkelijkheid mogelijk te maken. Ik ben gekomen om tot u te spreken over datgene, wat ge vreest in uwe harten. Gij hebt gezegd: "In het nageslacht ligt de zegen van onze God." Ik zeg u echter: "De geslachten die na u komen zullen treuren of jubelen, niet als zegen van uwe God of vloek van uwe God, maar krachtens datgene, wat Gij roept uit: "In de veelheid die geschonken wordt aan de mensheid dezer aarde is haar grootheid uitgedrukt." Maar ik zeg u: "Haar grootheid zal ten onder gaan, tenzij de mens in zich de waarheid vindt en deze waarheid breng ik u. Aanvaard de wereld, maar wees meester over uzelve. Erken, dat wat in u leeft en u beweegt gelijkelijk belangrijk is als alle wetenschap, die ge u kunt verwerven. Dat wat ge hier kent, bezit en zijt moet worden saamgevoegd met dat, wat in u leeft en ge zult niet meer zeggen.: "Dit is de wet," of "Dat is de waarheid," doch zoekend vanuit uzelve zeggen: "Dit is mijn weg tot de waarheid." Dat er geen onderscheid worde gemaakt tussen hen die geloven op deze en op gene wijze. Dat er geen onderscheid zij tussen hen, die hun God verloochenen en hun God aanvaarden, doch dat zij allen in eenheid aanvaarden wat zich op hun wereld openbaart en wat in hun leven merkbaar wordt. Ik ben de stem, maar de kracht ontelbaar in aantal. Ik ben de boodschap, maar ik ben slechts een echo van dat, wat in u spreekt. Ik zeg u: Onthoudt u van alle geweld, wees meester over uw begeren en besef, dat wat in de stilte tot ons spreekt meer is dan mens of gezondene u ooit kunnen openbaren. In de stilte die daarop volgt worden soms gedachten gegeven. Het systeem van stilte en gezamenlijke meditatie is in het Oosten meer bekend dan hier en toch is het mogelijk op deze wijze door te dringen tot waarden, die een menselijk woord ternauwernood omschrijven kan. ZI 591115 – CITATEN VAN DE WERELDLERAAR 3
Orde der Verdraagzamen Ik wil trachten ook deze gedachten weer te geven en het beeld van deze inwijdingstijd af te ronden. Zoals de zee zich beweegt, zo beweegt zich de ziel. Indien de ziel wordt gekluisterd aan vaste vormen, aan vaste plaatsen en vaste normen, zo is zij als een vogel, die gekooid is. Maar de tijd is nabij dat zij zal vliegen. Het is alsof de lichamen zich vervluchtigen en de geesten vrijelijk rondwaren, niet slechts over hun eigen wereld maar over vele werelden, waarin zij geleefd hebben en zullen leven. De tijd schijnt traag te gaan en taai te zijn, zoals suikergebak uit een bazaar, maar boven haar ligt de grote vloeibaarheid van het element tijd, dat zich richt naar de wil van hem en van haar, die het kan kanaliseren. Meesterschap over de tijd, erkennen van nieuwe geestelijke krachten en werelden is de belofte, die wordt gegeven aan een ieder, die streeft naar de inwijding. De stemmen die spreken in het wezen zijn belangrijker dan alle woorden, omdat zij beelden wekken, die op geen enkele andere wijze te vertolken of te beschrijven zijn. Er is iets van een licht dat groeit en groeit, dat een stem heeft en spreekt, dat beelden, toont van een nieuwe wereld, een wereld vol parken, waarin de gebouwen een ogenblik naar de zon streven of zich uitstrekken als opengeplooide bloemen. Er is een beeld van wezens, die elkaar begrijpen en niet slechts tot elkaar spreken. Er is een beeld van oceanen, die bedwongen zijn en van kracht, die uit de zon zelve wordt gehaald om zo de wereld te ontplooien, te bewegen. Deze beelden worden afgewisseld met flitsen van werelden, die geen beschrijving verdragen. Het is of voortdurend - springend als verkeerd gemonteerde filmbeelden - deze werelden door elkaar lopen en ten slotte blijft er over een licht, dat ons doet denken aan een grote kathedraal, waarin de zon schijnt door gebrandschilderde ramen. Het is moeilijk om een visioen of een innerlijke beleving weer te geven in woorden, maar dit is de gedachtegang en ik hoop dat ge zult beseffen wat er achter is. Er is een groei- en wordingsproces aan de gang. Het is alsof de mensheid opnieuw wordt geboren in de materie maar nu met een kennis van de ouders, de krachten van de geest en het Goddelijke. De inwijding zal zich voor uzelf kunnen openbaren in steeds sterkere tekens in u, in een steeds scherper weten. Aanvaard dit weten, maar gebruik het niet, alsof het een bevel zou zijn of een leidstem zonder meer. Al wat u wordt gegeven aan innerlijk weten en innerlijke kracht, elke ongezochte gedachte die in u rijst, elke reactie en reflex die verder gaat dan het normale, kan een van deze waarden zijn, die u leert u te heroriënteren, die het u gemakkelijker zal maken prijs te geven wat thans uw bezit schijnt om daarvoor te verwerven wat ge werkelijk zijt: de eenheid met het zijnde en de kosmos. De boodschap van deze dagen is een boodschap van vrijheid en bevrijding. De boodschap van deze dagen is er een van vreugde en van verlossing. Maar gijzelve zult deze dingen moeten scheppen. Er wordt u al gegeven wat ge nodig hebt om deze dingen te bereiken, te bouwen en te verwerkelijken, maar ge zult ze moeten aanvaarden en ge zult het kleine niet moeten minachten, slechts wachtend op het grote en onvoorstelbare wonder. Vele kleine wonderen omringen u. Aanvaard ze, verwerk ze en gebruik ze. Eer het kleine wonder dat tot u spreekt van het grote wonder, dat zal worden voltrokken aan deze aarde en aan hen, die haar bewonen. Eer het kleine wonder, omdat het een teken is van volmaaktheid van geestelijk-zijn, die ook voor u tot een steeds dichterbij liggende werkelijkheid wordt gemaakt. U hebt ongetwijfeld gemerkt, vrienden, dat ik tijdens dit betoog zeer vaak heb geciteerd en het zal tot u zijn doorgedrongen, dat er bepaalde aspecten zijn, die onvoldoende konden worden uitgesproken. Ik hoop dat u mij dit laatste zult vergeven. Het is voor mij zeer moeilijk een werkelijkheid weer te geven, die voor u niet bestaat - nog niet - bestaat. Overdenk deze dingen en bereidt u voor. Voor u is het moment van inwijding evenzeer nabij als voor hen, die wachten in de eenzaamheid van een katafalk op het ogenblik dat zij zullen worden binnengeleid in de nieuwe kring, in het nieuwe geheim, op de nieuwe weg. De aarde siddert en schijnt te sterven: in feite kondigt ze aan dat stof en geest gezamenlijk ook in u een herboren leven doen ontstaan. Neem het weten dat de wereld u geeft en aanvaard het weten dat de geest u geeft. Aanvaard daarnaast het geloof en het denken, dat in u leeft en breng deze tot een eenheid, die nooit verloochend wordt. Zo zult ge binnen kunnen treden met deze wereld in korte tijden en jaren in het nieuwe zijn, ook wanneer gij heen zoudt gaan van deze wereld. Want een en verbonden zijn wij allen met dit bestaan en met deze 4 ZI 591115 – CITATEN VAN DE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
wereld, vrienden. En daarmede acht ik mijn aandeel aan deze bijeenkomst beëindigd. Ik wens u allen een gezegende zondag maar vooral een groeiend licht, dat u de kleine wonderen openbaart en de grote wonderen doet beseffen. Goeden morgen. o-o-o-o-o Goeden morgen, vrienden. Wat moet je eigenlijk met al die openbaringen doen? Het is zo moeilijk daaraan wat toe te voegen, dat werkelijk zin heeft en aan de andere kant wil ik toch ook wel zorgen, dat u niet tekort komt. Daarom zou ik van uit deze nieuwe tijd willen overstappen naar een veel oudere tijd - de tijd van Jezus zelf - want daarin hebben wij n.l. een zekere echo gezien van hetgeen u zo-even hoorde. En eveneens a.h.w. een voorzeggen van hetgeen zich in deze dagen gaat verwerkelijken. Het lijkt mij dan ook dat naast al datgene wat nieuw is de waarheid van het oude mag worden gezegd. En aangezien mijn voorganger het noodzakelijk vond vele uitspraken van de nieuwe wereldleraar voor u te vertalen en eventueel te interpreteren, vind ik dat ik wel mag grijpen naar die - op de wereld - oude Meester, die nog leeft en de wereld soms betreedt, die ze op aarde noemen Jezus Christus, die in feite is Jezus of lang voor die tijd Esir’s zoon. Deze spreekt n.l. ook met zijn leerlingen over allerhande dingen. Hij heeft het dan heel vaak over het Koninkrijk Gods. Daar vind ik b.v. een opmerking, die wel heel passend is in verband met hetgeen hier wordt verteld. Jezus zegt n.l. tot de twaalf - zoals dat heet - "Want, zo zeg ik, slechts in u leeft de werkelijkheid en in u kunt ge deel zijn van het Koninkrijk Gods. Dit is het vuur van de scheppende kracht Gods, die in u leeft. Doch, ik zeg u, dat op een dag dit vuur zal uitbreken door de wanden der aarde en zal gaan als een vonk van uit de ogen der mensen, ontstekend alle dingen in een nieuw vuur. Ik ben u een nieuw verbond, doch slechts in de voltooiing zult ge mij geopenbaard zien in mijn glorie en werkelijkheid." Nu zou je zeggen dat die "glorie en die werkelijkheid" meer iets is voor de pastoor en de dominee dan voor Jezus. Hij spreekt er dan ook heel weinig over. Maar hier vindt hij het noodzakelijk er even de nadruk op te leggen: er komt een ogenblik dat men hem zal zien voor wat hij is: zijn glorie en zijn werkelijkheid. Klaarblijkelijk is er dus nog wel een verschil tussen het een en het ander en hij geeft ons zelfs een zekere vingerwijzing in de richting, waarin wij dat moeten zoeken. Nu is dat niet de openbaring, Hij spreekt niet over de "Zoon des mensen, gezeten aan de rechterhand des Vaders, komende op de wolken en zijnde een teken in de lucht en oordelende wat leeft en wat dood is." Daar heeft hij het niet over, Maar hij zegt: "Zoals ik altijd geleefd heb in u en met u, zo zal ik zijn door alle tijden. Gij ziet mij en gij kent mij niet, gij hoort mij en verstaat mij niet, doch eens zult gij zien en horen en weten, dat mijn wezen deel is van het Grote Wezen en uw wezen deel is van het Grote Wezen. En dan zult gij mij noemen broeder en met mij tezamen gaan." Waarop Johannes onmiddellijk zegt: "Heer, worden wij dan in het Koninkrijk Gods herboren?" Ik kan mij zo echt voorstellen, dat Jezus op dat moment even gegrinnikt heeft. Zijn antwoord is tenminste niet vrij van een zekere ironie. Hij zegt n.l. tot Johannes:"Hoe kan ik herboren worden in het Koninkrijk Gods, wanneer het Koninkrijk in mij is en niets is in mij dan het Koninkrijk? Wat in mij leeft is eeuwig en de kracht des Vaders en wat in u leeft is eeuwig en de kracht des Vaders. Eerst wanneer gij hiertoe ontwaakt, zult gij mij kennen." En die arme Johannes zal wel eens even achter zijn oren gekrabd hebben en gedacht: Heer, heer, ik begrijp veel van u maar toch niet alles. Jezus kondigt daar kennelijk een periode van waarheid aan. En wat hebt u zo net gehoord? "De laatste sluier wordt weggenomen." zei mijn voorganger. Jezus zegt het anders: "De waarheid breekt van binnen naar buiten.” Het Goddelijke in ons gaat zich openbaren, gaat zich roeren. Een tijdje later zit Jezus weer heel gezellig te praten met een paar van zijn leerlingen en dan komen zij daarop terug. Nu is dat te begrijpen, want die goede jongens hadden allemaal nog de hoop, dat zij minister zouden worden als kracht achter de troon in het Koninkrijk Gods, waarin Jezus dan eens even de baantjes zou verdelen en liefst zo gauw mogelijk en liefst met als hoofdstad Jeruzalem. Dat was de beste en mooiste stad, die zij kenden. Dus je kunt het hun niet kwalijk nemen, dat zij erop terugkomen op een primitieve manier. En dan vraagt er een: "Heer, hoe zal het koninkrijk zijn?" Die denkt natuurlijk: Als je mij nu eens even vertelt wat je gaat beginnen, dan kan ik tenminste vast vragen wat ik hebben wil. En dan lacht Jezus en zegt dit: "Ik zeg u, voordat geschreven werd (hij bedoelt hier klaarblijkelijk de heilige boeken) was ik en wanneer de laatste letter verbleekt is, zal ik zijn. En dit is het Koninkrijk. En ZI 591115 – CITATEN VAN DE WERELDLERAAR 5
Orde der Verdraagzamen gij waart, doch kende mij niet: gij zijt en gij ziet mij niet, doch eens zult gij zijn en mij kennen. Want dit is de wet des Vaders, dat uit het onbewustzijn het weten groeit, dat uit de duisternis het licht wordt geboren, zoals de nacht de dag baart en de dag in haar sterven zelve de kracht tot stand brengt, die haar hernieuwd zal doen uitgaan. Zo nu ben ik en zo is het Koninkrijk. Er zal duisternis zijn en uit die duisternis wordt die mensheid herboren. In de dag van Goddelijk Licht echter wordt de nieuwe weg der mensheid bereid.” En dan wordt dus weer op de duisternis gezinspeeld. Nu kan ik nog een hele tijd verder gaan met die lessen, maar ik geloof dat ik verstandiger doe even te vertellen hoe wij dat zien: Er komt een tijd, dat natuurlijk het Goddelijk Licht en het Koninkrijk werkelijkheid is. Maar Jezus gebruikt de termen "dag" en "nacht". Als wij nu eens voor de nacht zetten "materie" en voor de dag zetten "het volledig Godsbewustzijn", dan zijn wij al een aardige stap verder. Want zoals u allen weet, wordt uit het stoffelijk bestaan het bewustzijn van het Goddelijke geboren, wordt u geestelijk de mogelijkheid geopenbaard verder en verder te gaan in de sferen. En aan de andere kant zal het u ook duidelijk zijn dat het de geest is geweest, die eens de vormenwereld tot stand heeft gebracht, want de geest had behoefte aan het instrument "de stof" om zich te uiten. Nu ziet Jezus dit klaarblijkelijk als een wisselwerking. Hij was reeds als geestelijke kracht in het begin, hij heeft mee helpen vormen. Daarna is hij - als geestelijke kracht dus - uit de stof ontheven geweest. De vorming van de stof is verdergegaan, nu komt hij erin, hij openbaart zich. En typisch is daarbij dat hij op een gegeven ogenblik, sprekend over deze dingen, zegt: "Het ochtendgloren is nabij." Petrus en Levi zitten daarbij en hebben daar later een beetje een potje van gemaakt. Petrus en de overige apostelen hebben daarvan gemaakt: Nu, jongens, we behoeven niet lang meer te wachten, het Koninkrijk Gods is nabij. En dat hebben ze dan ook duchtig gepreekt. Degenen die zich lieten verbranden, door leeuwen opeten e.d. hadden zo het idee dat het niet lang meer zou duren. Als zij toen hadden kunnen vermoeden dat de wereld nog 2000 jaar zou moeten wachten, dan waren zij waarschijnlijk niet zo enthousiast geweest. Maar Jezus bedoelde met "het ochtendgloren is nabij" het ogenblik dat er een nieuwe dag aanbreekt. Dan moet er een waarschuwende stem zijn, dan is er een vals licht, voordat de zon boven de horizon uitkomt. Ik geloof dat Jezus zichzelve zag als dit eerste licht. Dit weerkaatsen van de zon, zonder dat de zon zelve zichtbaar is. En aangezien Jezus dus a.h.w. maar een paar minuten is eigenlijk, het begin van het licht en dat, wat in het Christendom en uit het Christendom is voortgekomen op deze wereld als de morgenstond vóór het rijzen van de zon, wordt het duidelijk dat wij op het ogenblik aardig tegen het rijzen van die zon aanstaan. Gelukkig geeft Jezus ons, zelfs daar enige raad over. Hij zegt: n.l. dit: "Wanneer de zon aan de einder rijst is zij groot, maar haar stralen hebben geen kracht. Zo zal het zijn wanneer het Rijk zich u openbaart. Doch naarmate zij stijgt en haar krachten gewint, zoeken wij de schaduw." Als je dat nu eens even gaat omzetten, dan krijg je dit; wij zullen voor een ogenblik staan voor een totale openbaring. Zoals je de zon - wanneer ze pas opkomt - kunt bekijken, er in kunt kijken, zo zal het Goddelijk raadsel zich in het begin schijnbaar volledig openbaren. We zullen zeggen: "Dat is het Licht, dat is de schepping. Maar naarmate die schepping werkzaam wordt in onszelven, zullen wij ontdekken dat wij de kracht van het licht en de waarheid onderschat hebben en dan wordt het voor ons noodzakelijk ons soms te behoeden tegen een te directe werking van God. Wij kunnen God indirect altijd accepteren, maar in Zijn volle glorie kunnen wij Hem niet direct zien. Wie de ogen opslaat tot de Vader zal verblind zijn.” Dat is overigens niet van Jezus maar een van de predikingen van Bartholomeus, een van de leerlingen. Ik wil u erop wijzen dat al hetgeen Jezus gezegd heeft - zij het vermengd of vervormd - de ondergrond is geworden van de Openbaringen van Johannes. En daar hebben de mensen allerhande wonderverwachtingen en angsten uit geput: De ruiters die over de wereld zullen gaan, de engelen met hun zegel, enz.. Maar dit visioen was in Johannes, zoals het Koninkrijk Gods in u is. Zouden wij dan niet mogen zeggen, vrienden, dat een groot gedeelte van dit gebeuren zich in de mens afspeelt en in de geest? Als dat nu zo is, dan zou ik zeggen: Kijk uit, want hier en daar dreunt het al van de paardenhoeven. De ruiters zijn verduveld dicht in de buurt en als je daar in de weg gaat staan, dan loop je vast. Wanneer je zegt: Ik kan deze kracht niet accepteren, basta, dan ga je tegen de vlakte. Je kunt natuurlijk proberen jezelf en dat, wat in je werkt te bedriegen en dan ben je net als die man bij de achtervolging van die misdadiger in het Wilde Westen. Er kwam een hele troep aan en ze vroegen hem: "Where did: he go?" en de man wees twee kanten tegelijk uit: "He went that way." Hij dacht: gaan jullie nu maar weg, dan heb ik geen last van je. Maar dat kunnen wij niet doen. Wij kunnen deze 6 ZI 591115 – CITATEN VAN DE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
krachten op den duur niet misleiden. Wat Jezus ons heeft voorzegd en wat die nieuwe wereldleraar weer brengt, is dat het er vandaag op aan komt. Eigenlijk kunnen wij er zelfs gebruik van maken, stoffelijk zowel als geestelijk. Want zegt Jezus niet: "Wanneer de Kracht in u is en de Geest (bedoelende hier dus klaarblijkelijk de kracht Gods en de Heilige Geest, zoals de kerken zeggen), zo zal niets u weerhouden, water noch vuur, rots noch oceaan. En op uw woord zullen zij luisteren." Met andere woorden: Wanneer je de zaak goed aanpakt en je luistert naar al hetgeen er in je leeft en in je bestaat, reageert op de impulsen, die naar boven komen en je luistert ernaar, niet ais iets van "vooruit jongens, nu gaan we dat eens doen", maar als "dit is een behoefte", "dit is een werkelijkheid","een zekerheid", dan heb ik zo het idee, dat je daardoor het besef verkrijgt dat nodig is om de stof en de geest te beheersen. Dan hebben we niets anders gedaan dan wat Jezus aan zijn leerlingen steeds heeft opgedragen en wat ze tot nog toe verduveld slecht doen n.l. meester te zijn over de wereld van stof en van geest en de waarheid en het licht te doen doordringen overal. Wij zijn toch een tikje de erfgenamen van Jezus, zou ik zo zeggen. Zonder direct aan potverteren te denken, vrienden, is het geen tijd dat wij beginnen om kapitaal en rente aan te spreken? Kracht is er genoeg. Prettige zondag. DE ZON RIJST Duister ligt over de velden. Parelende dauw weerkaatst het grauw van de hemel. De wouden staan roerloos en stil, wereld en mensen wachten op gebeuren. Een eerste licht, een eerste glans, een eerste vogelroep, als zeggend: "Ziet, de wereld wordt herboren." Een toenemen van leven, kracht en beweging, van strijd. Het water van de vijver is beroerd en de loden spiegel gebroken. De dauw wordt langzaam afgestreept door dierenvoeten, die lopen door de velden. Een verre klok roept – waarschuwend voor het morgenuur. Dan rijst het licht en alle kleur van nacht is plots verdreven. Wat niet gekend werd, wordt u plotseling weer geopenbaard en uit het spookachtig bewegen van het duister is nu de schoonheid geboren, een natuurlijke luister van het woud. Bloemen plooien open, bijen zingen zoemend hun weg naar de honing en een vlinder danst als brok van kleur en licht losgereten, door de wind in 't spel gedreven. De zon rijst, weerkaatst in de dauw trekt ze haar tot zich, de glans is verdwenen. Dan siddert de lucht in het lichtend geweld en de wereld zwijgt en rust als ware het nacht. Maar fel zijn de kleuren, de stralende hemel lacht de aarde toe. De mensheid in het grauw gevangen kent als parelen van dauw wat woorden en wat wijsheid en de hemel tekent soms het eerste witte licht, de komst van de dag. Maar wordt dan uit het duister kleur na kleur geboren en wetenschap geopenbaard, wordt u steeds weer nieuw getoond de aard der dingen en de zin van het bestaan, dan zult ge zeggen: "Ziet, een korte wijl nog en de zon, de zon zal aan de einder komen, weer haar weg ten hemel gaan." Een eerste licht, een eerste gloed, nog rood als bloed, de zon rijst in vreemde kleuren. In een onverwachte en sinistere luister ontplooit de wereld zich uit het duister, ontplooit het menselijk denken en gevoelen zich uit de beperktheid van het materialisme. Bloedig rood nog - als dood die rond wil waren- maar steeds met lichter kleur en steeds met lichter glans, tot innerlijk weten een gouden dans van lichten doet beginnen en de mensheid doet bezinnen op werkelijkheid en eeuwigheid. Zie rond u, want het licht groeit aan, er is reeds veel dat op het werkelijk leven wijst. Verheugt u, want de zonne rijst.
ZI 591115 – CITATEN VAN DE WERELDLERAAR
7
De demonische invloeden van deze tijd
Datum:
10-04-1959
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1958-1959
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
DEMONISCHE INVLOEDEN VAN DEZE TIJD
10 april 1959 Goedenavond, vrienden. Aan het begin van deze avond mag ik u allereerst er nog even op wijzen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Verder wil ik er op wijzen, dat wij de volgende week weer een normale bijeenkomst met vraagavond hebben, waarin alle vragen zullen worden beantwoord, zover dit mogelijk is in het tweede gedeelte. Hedenavond wil ik verder gaan op het onderwerp van verleden week, dat ik getiteld heb DE DEMONISCHE INVLOEDEN VAN DEZE TIJD Het geloof aan demonen is wel heel erg verzwakt. De duivel is langzaam maar zeker tot een soort hypothetische figuur geworden. Hel en verdoemenis zijn de dreigementen van hen die een zeker minderwaardigheidscomplex hebben en zich daardoor trachten te verdedigen met een geestelijke, z.g. superioriteit. In deze wereld gelooft men - maar met zeer grote beperkingen - aan de geest, en zelfs wanneer men aan de geest gelooft, houdt men zich over het algemeen vooral aan de meer materiële en meer vatbare elementen van het leven. Nu zal het u echter duidelijk zijn dat deze wereld daarom nog niet geheel buiten het invloed bereik ligt van allerhande elementen, van meer of minder geestelijke geaardheid. Als ik het woord "demonen" gebruik, dan bedoel ik daar niet alleen mee hellekrachten. Ik bedoel daarmee al die krachten van het kwaad, of tot het kwade gericht vanuit menselijk standpunt - die zich in verbinding met mensheid en aarde, op de aarde of daar rond, bewegen. Deze te ontleden in een zeer korte tijd vraagt enige beperking. Ik kan u dus niet volledig voorlichten, maar hebt u belangstelling voor een bepaald punt, dan kunt u dat zo dadelijk vragen. In de eerste plaats hebben wij te maken met de z.g. psychosen der massa. U zult zich afvragen of dat ook wel demonen zijn. Maar dat is werkelijk wel waar. Een groot gedeelte van de mensen is onzeker, is bang, is onverschillig, of lusteloos. Die onverschilligheid enz. openbaart zich op elk terrein. Wij vinden het in een verdwijnen van arbeidsvreugde, in een voortdurende vlucht in het vermaak, ook in een onverschilligheid op religieus of politiek terrein, ja, zelfs in een egoïstisch zich afsluiten in een eigen beperkte kring voor alle invloeden van de wereld. Deze verschijnselen zijn natuurlijk voortgekomen uit angst. Dat kan niet anders. Deze angst wordt psychotisch op het ogenblik, dat zij niet meer redelijk is. Ik meen hier te mogen stellen dat zeer veel onredelijke angsten op het ogenblik op deze wereld rondwaren. Wij kennen bv. de onredelijke en onberedeneerde angst voor het atoomgevaar. (Het gevaar bestaat wel). Men weet zich geen in of uit en bouwt zich allerhande fantastische schrikbeelden op. De angst voor oorlog. De angst voor een binnenvallen van de Russen. De angst voor de kapitalisten die de arbeidersmaatschappij terug zouden brengen tot een slavenmaatschappij. Die dingen zijn allesbehalve reëel. Maar al zijn zij dan niet reëel, zij nemen toch een groot deel van het denken in. Nu heeft de menigte een reeks van uitdrukkingsmiddelen. Wij kunnen daar o.m. onder verstaan communicatiemedia als de pers, radio, t.v., en daarnaast ook de wijze waarop gepredikt wordt in de kerken, de wijze waarop men reclame voert enz. enz. Typisch is dat al deze elementen worden afgesteld op dat punt, waar de massa zich het snelst voor interesseert. Typisch genoeg is dat aan de ene kant de gruwel en de sensatie, aan de andere kant het begeren om meer te zijn dan een ander. Wanneer nu alleen dit in de maatschappij zou bestaan, zou dat al heel erg jammer zijn. Maar gedachten zijn krachten. Het is natuurlijk een gemeenplaats, die u bovendien heel vaak heeft gehoord. Maar een gedachte wordt uitgestraald. Een gedachte is - laat ons zeggen - een trilling, die gebieden beroert, die niet onder het normale begrip "materie" zijn onder te brengen.
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
O.m. wat wij vaak noemen: het astrale gebied. Al die gedachten die ongeveer gelijk gericht zijn, het normalisatieproces, dat door de exploitatie van de psychose tot stand kwam, brengt dus een zeer sterke en praktisch blijvende trilling, die grote delen van de wereld gelijktijdig beheerst in het astraal terrein. Wat meer is: op dit astraal gebied wordt gevormd, zoals zand gevormd wordt door de stroming van de zee tot een bepaalde figuur, een ribbeling, en wordt deze astrale materie dus gevormd door deze gedachtestroom. De kwaliteiten van de mensheid worden zo gefixeerd. Er ontstaan zo, wat men met een technische term noemt "schillen": onbezielde wezens, wier vormgeving vaak schrikwekkend is en die alleen in stand gehouden worden door de gedachten van alle mensen die voortdurend weer in hetzelfde denkspoor terecht komen. Nu kan zo een figuur - die toch werkelijk wel een demon mag heten ook al heeft hij geen eigen leven - soms heel veel schade aanrichten. Wanneer een enkele mens op een gegeven ogenblik, afgestemd op deze schil, een scherpe paniekstemming doormaakt, dan wordt die als het ware versterkt weerkaatst. Deze gedachtenimpuls beroert de omgeving en er ontstaat een massale paniek, waarin redelijk denken en handelen praktisch uitgesloten is. Een dergelijke paniek heeft bovendien het gevaarlijke in zich van een persoonsaanpassing. Dus voor de personen die door de paniek beroerd worden, is hun handelen schijnbaar rationeel. Op zo'n manier kan soms een oorlog ontbranden om een kleinigheid. Op die manier kan een oproer ontstaan door iets, wat eigenlijk als een grap bedoeld was. Op deze manier kunnen mensen lijden en sterven, kunnen er ongelukken gebeuren die in feite overbodig zijn. Er zijn zowat van die dagen op komst, zelfs deze maand kent al een dag, waarvan wij toch wel durven zeggen, wanneer er dan maar één punt misgaat, dan overspoelt een reeks van misdaden en ongelukken ineens in deze omgeving. Deze astrale figuren zijn in een voortdurende beweging ten opzichte van elkaar. De gedachtengang, de inhoud van de psychose, wijzigt zich, omdat zij zich niet altijd volkomen gelijk richt. Voortdurend zoekt zij aansluiting bij de z.g. realiteit en vandaaruit zien wij dus een nu eens wat vriendschappelijke houding, dan weer een elkaar haten, of vrezen. Op het ogenblik dat die haat en vrees en ergernis de overhand krijgt, wordt die demonische kracht voor de mens bijzonder scherp voelbaar. Is hij niet in staat deze impulsen te beheersen en laat hij zich tot een eerste daadstelling verleiden, dan is de rest als een lawine. Dan is het niet meer tegen te houden. Nu is dat natuurlijk geen oorlogsgevaar. Voor degenen, die daar misschien aan denken. Maar u zult begrijpen dat deze krachten op zichzelf dus al erg schadelijk zijn. Verder hebben wij nog andere demonen en ik hoop dat u niet schrikt. Zij zijn o.a. rasbegrip, nationale trots, gevoel van meerwaardigheid. Wat daaruit kan geboren worden in een schijnbaar redelijk patroon, waardoor ieder van de deelhebbers als volkomen normaal en goed wordt geaccepteerd, heeft u kunnen zien in de groei van de Duitse nationalistische partij tussen de jaren 1934 en 1939. Hier treedt een bijna schizofreen patroon van handelen op. Een tweeledigheid van handelen en denken. Enerzijds wil iedereen de vrede en het goede, anderzijds handelt ieder volkomen oorlogszuchtig. Hier is het gevoel van meerwaardigheid gegroeid tot een demonische macht. Dergelijke demonen bestaan ook elders. Niet alleen bv. in Duitsland. In elk van die demonen is een idealisatie van wat men als volk meent te moeten zijn. Het resultaat is dat er op astraal gebied een voortdurende strijdigheid is, die wederom door vormen of schillen wordt uitgebeeld. Die vormen zijn heel wat mooier dan de vorige, zij zijn vaak geïdealiseerd, maar zó ontzettend in hun handelen en reactie, dat zij juist daardoor een verscherping van gevoeligheid betekenen en voor heel veel mensen, binnen een bepaalde bevolkingsgroep, of bepaalde natie, een impuls tot onredelijk handelen. Die schillen zijn eigenlijk de basis van de reeks demonen die hier rondgaan. Natuurlijk zijn er veel meer geesten. U hebt o.a. ons. Niet dat ik wil zeggen dat wij bij de demonen behoren. Wij leven toch ook rond u. En zoals wij nu leven, met ons streven misschien ten goede, zo zullen er anderen zijn, die om menigerlei reden nu niet direct vriendelijk zijn t.o.v. het menselijk ras. Denk bv. eens aan iemand die overgegaan is uit de gaskamer van Dachau, die met een voortdurende haat tegen bijna de hele mensheid niet in staat is zich vrij te maken van een stof gebonden leven. Wat moet zo iemand niet een haat hebben tegen al die mensen die het goed gaat, al die mensen die maar schijnen te vergeten, wat er is gebeurd, enz. Dan zal zo'n iemand heel vaak proberen gebruik te maken van een van die schillen. Een eenling kan dat praktisch niet. Maar als een groep geesten gezamenlijk gaat proberen om eigen behoefte tot wraak op de
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
wereld bot te vieren, dan zullen deze schijnvormen bovendien nog in hun macht komen. Er ontstaat een volledig onredelijke beïnvloeding van een bepaald gebied met alle gevolgen daaraan verbonden. Ook dat is nog niet voldoende, want er bestaat nog, naast de mens, wat wij noemen de goede of lichte krachten, nog een tweede cyclus van krachten. Dat zijn de duivels, de geestelijke nihilisten eigenlijk. Zij zoeken hun eigen bewustwordingsgang te vervolmaken door het vernietigen van elke besef en elk begrip. Dat is voor ons onvoorstelbaar en niet aanvaardbaar. Voor hen is dat volledig logisch. Wanneer zij dus in contact komen met dergelijke schijnvormen, in contact komen met ideeën op aarde, die juist door een poging op te bouwen en hen schijnen te storen in het bereiken van hun eigen doel, dan zullen dezen ook weer invloed trachten te gewinnen. Dan hebben wij weer vaak een zeer sterke demonische beïnvloeding, die bovendien niet - zoals de vorig genoemde - zich alleen tot een deel van de wereld richt, of alleen tot de mensheid, deze vernietigingsdrang is de poging om chaos te doen ontstaan, in de oerzin van het woord: volledig ongevormd. Een dergelijke haat richt zich tegen alle dingen. Of het nu materieel is, mens, geest, of wat anders. Dan hebben wij nog te maken met krachten, die eens op aarde hebben geleefd en die geestelijk als een soort vampiers optreden. U moet mij goed verstaan. Het zijn geen wezens die met spitse tanden en vleermuisvlerken komen om uw levensbloed te drinken, maar krachten die zich voortdurend voeden door anderen hun wil op te leggen en zo levenskracht uit hun daden te gewinnen. Dat is voor u misschien een ietwat fantastisch concept, maar een concept dat voor diegenen die wat verder zijn doorgedrongen in de materie van de magie, zeker niet wonderbaarlijk lijkt. Ook dezen zullen trachten zich te voeden, en nu is de roes en de absolute woede voor hen de meest gunstige toestand om levenskracht van op aarde levende wezens te absorberen. Ook zij trachten vaak deze dingen te bevorderen. Dit is maar een heel kleine schets. Ik kan u waarschijnlijk nog wel 50 andere soorten van demonen noemen, maar dit zijn de hoofdfactoren waarmee u onmiddellijk te maken hebt. Al deze invloeden werken via het gebied der gedachten, vaak via het bovenbewustzijn, dus het gedeelde bewustzijn van een groep en bovendien werken zij door op het bewustzijn van een ieder die door zijn eigen denken niet reëel genoeg is ingesteld. Die ziekteverschijnselen kunnen natuurlijk weer een ramp betekenen. Niet alleen op zuiver stoffelijk terrein. Per slot van rekening: wanneer die hele wereld weg wordt gebombardeerd en u komt allemaal al direct in de werelden van het Licht, dan zou u daar geen bezwaar tegen mogen hebben, dan bent u veel beter af dan u ooit geweest bent. Maar de kans is heel groot dat u integendeel, of die wereld ondergaat of niet, mee wordt getrokken in die chaossfeer. Het is hiertegen dat wij ons in de moderne tijd moeten richten. Men zou de mens natuurlijk een reeks van regels kunnen geven in de hoop dat hij er iets van opsteekt. Aan de andere kant vraag ik mij soms af, of het wel nut heeft. Het is niet speciaal op jullie bedoeld. Als je ziet wat er gebeurt met grote waarheden als het evangelie, of zelfs met halve waarheden, de stellingen van Marx, en je ziet wat er geworden is van het boeddhisme, en zelfs de Moslimleer zich zelfs langzaam maar zeker vertekend heeft tot een soort supra nationalisme, dan word je er wel eens hopeloos onder. Ik geef u die regels dan ook niet in de verwachting dat u ze onmiddellijk allemaal in de praktijk brengt. Maar ik geef ze u alleen om duidelijk te maken dat u niet machteloos staat. Ik wil elk punt met een klein voorbeeld verduidelijken. De mens moet leren zichzelf te allen tijde meester te zijn. Voorbeeld: menigeen stapt in een auto en begint zich onmiddellijk de meerdere te gevoelen van ieder ander, eist recht van de weg voor zich op, raast met onverantwoorde snelheid voort en voelt zich de vijand van een ieder die zich maar op zijn baan durft wagen. Toch is diezelfde mens zonder die auto een zeer aangenaam persoon en al wat dies meer zij. Hier is de mens niet beheerst. Hij laat zich door de snelheid beheersen. Als hij meester is van de snelheid, kan hij veel vlugger rijden met veel minder gevaar en met veel minder schade.
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Een mens moet leren om altijd optimistisch te denken. Dat optimisme hoeft niet irreëel te zijn, maar moet wel bestaan in een steeds weer zoeken van de meest gunstige mogelijkheden die elk ogenblik biedt. Voorbeeld: iemand heeft ƒ 100 in zijn zak. Hij verliest een briefje van ƒ 2,50. Hij is doodongelukkig, omdat hij geld verloren heeft. Een volkomen foute houding. Door die neerslachtigheid wordt de mogelijkheid vergroot, dat hij winstmogelijkheden voorbij laat gaan, dat hij anderen onaangenaam bejegent - iets, wat hem ook geld en prestige kan kosten - en zelfs, dat hij in zijn verstrooid verder zoeken zijn briefjes van ƒ 10 of ƒ 100 op een verkeerde plaats duwt en hij die ook nog verliest. Wanneer die mens daarentegen zegt: ik heb het verloren, ik zal even........ en ik vind het dan niet, dan zal ik maar zeggen dat ik mijzelf getrakteerd heb voor ƒ 2,50, want ik heb nog ƒ 97,50 over....... U lacht erom. Toch is dat de enig juiste houding. Het verlies kunt u niet ongedaan maken. Let er op wat je nog hebt en wat je nog wel kunt doen, wat wel de mogelijkheden zijn en je houding is voortdurend gericht op de gunstige fase van het heden. Door zó te denken onttrekt u zich aan elke neerslachtige gedachtegang, dus ook aan elk dreigend nihilisme, wat vanuit de geest op u wordt afgedrukt. Je moet als mens en ook als geest steeds kunnen bidden. Een mens die bidt concentreert zich. Hij concentreert zich op zijn God, schept dus een directe relatie tussen zijn beeld van volmaaktheid en zichzelf. Op het ogenblik dat je dat doet, krijg je in de eerste plaats een mogelijkheid jezelf te ontladen. In zo een gebed kun je afstand doen van heel veel smart, van heel veel pijn, van heel veel verontwaardiging. Je komt tot een aanvaarden van de realiteit, zonder daarbij bedreigd te worden door het demonische. Bovendien, wanneer je je richt op de volmaaktheid, is je gedachte vanzelf gewijd aan die volmaaktheid, ook uitgedrukt in je eigen wereld. Je bestrijdt elke factor van verdeeldheid en bevordert een kosmisch denken en een kosmische stroming op aarde. Vandaar dat bidden belangrijk is. Bidden is ook weer een kwestie, hoe je het moet doen. Voorbeeld: Je moet nooit bidden: "God, ik dank U dat U mij dit of dat gegeven hebt..." U mag nooit zeggen: "Als het Uw wil is, geef mij dan dit of dat…….." Het lijkt u misschien wel juist en het wordt u misschien in een kerk wel zo geleerd, maar het is foutief. Een dergelijk gebed richt zich niet tot God, maar tot een begeerte-element. Elk aanspreken van een begeerte-element betekent het aanspreken van een psychotische factor, die, zoals ik u reeds vertelde, als een soort demonische schim over deze wereld waart. Het wil dus zeggen dat afbrekende factoren aan de hand van een dergelijk gebed in u kenbaar kunnen worden. Maar te zeggen: "God, wat is de wereld mooi." Of: "God, wat ben ik blij, dat ik leef………" is wel aanvaardbaar. "God, geef ons kracht om te streven……. " is misschien nog beter. Hoe minder ons gebed een zuiver persoonlijk gebed is, hoe meer het een erkenning van de Goddelijke kracht wordt, hoe meer het is een erkenning van de eenheid die uiteindelijk tussen de mens en ook de geest bestaat, hoe zuiverder wij afstellen op kosmische waarden, hoe meer wij elke demonische factor teniet doen. Werk aan jezelf en niet aan anderen. Als nu eens heel veel mensen op aarde die nu heel veel tijd besteden om anderen betere mensen te maken, die tijd zouden gebruiken om zichzelf tot betere mensen te maken, wat zouden er dan niet een hoop volmaakte figuren op deze aarde rondlopen. Op het ogenblik dat u probeert een ander tot een beter mens te maken houdt dit in: oordelen, verwerpen. Vooreerst, elke oordeel is een eenzijdigheid. Elk oordeel houdt een verwerpen of een vrezen in. Elk verwerpen - of vrezen - kan een binding vormen met een of andere haat- of angstpsychose, die ook al weer als een demon bestaat, een schil in astraal terrein en zo beïnvloedt. Dat je probeert aan jezelf te werken is altijd goed, omdat elke verbetering die je aan jezelf teweeg brengt, een verbetering is in vergelijking met jouw beeld van volmaaktheid, dus weer met het Goddelijke. Er zijn mensen die zozeer de vrede trachten te geven aan de hele wereld, dat zij bereid zijn de hele wereld dood te slaan om die vrede te krijgen, waarbij zij dan vergeten dat hun eigen houding allesbehalve vredelievend is, dat zij in feite het tegendeel presteren, van wat zij zeggen na te streven. Houdt u dat voorbeeld voor ogen en u zult begrijpen waarom je aan jezelf moet werken, maar nooit moet trachten een ander te verbeteren. Een ander helpen is wat anders, maar verbeteren betekent vaak: verbeteren tegen wil en dank. Het is voor een mens noodzakelijk om met twee benen op de grond te staan. Het is ook voor die mens noodzakelijk een stoffelijke realiteit te kennen. Maar elke mens moet kunnen en durven dromen. Weet u waarom? De mens die droomt, bewust droomt, die zoekt automatisch datgene
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
op wat hem harmonie geeft, wat voor hem een vervulling van begeren kan betekenen, wat voor hem een oplossing van zijn problemen betekent. Hij bevordert dus in zichzelf een toestand van grotere rust, van grotere ontspanning. Zelfs wanneer hij in zijn dagdromen, wat meer fatale en slechte factoren naar voren brengt, dan zal hij zich steeds bewust zijn: ik droom dit nu wel, maar waar komt dit vandaan? Hoe kom ik daaraan? Dus: zelfrealisatie. Een mens moet durven dromen, zelfs wanneer dit soms gevaren inhoudt, omdat hij alleen op deze wijze voor zichzelf een aanpassing kan verkrijgen aan zijn wereld en zo ook aan de grote harmonie, die regeert. U zult zich afvragen: wat kunnen wij doen om die demonen te bestrijden? Ik voel die vraag al overal rijzen. Moeten wij dan doen aan morele herbewapening, of moeten wij meedoen aan die Big-Ben-actie, of door gedachtestromen uit te sturen? Wat moeten wij eigenlijk doen? Al dat werken met gedachtenkracht is heel goed. Maar die ene bewuste actie, of dat uurtje dat u bewust streeft naar die morele herbewapening, of wat anders, is maar een klein deel van uw leven. Wanneer u er naar streeft om zelf voortdurend harmonisch te zijn, wanneer u er naar streeft om een ander zijn vrijheid te laten, maar voor u zelf toch ook een vrede en een inzicht te gewinnen, dan hebt u veel meer gedaan. Want dan zijn al uw gedachten harmonisch en als zodanig een volledige invloed op het totaal van de u omringende mensheid. Een invloed ook die absoluut tegengericht is, én al deze ziekelijke beelden in de meest verschrikkelijke astrale schillen hebben doen ontstaan. Wat kunnen wij doen? Tegen deze demonen kunt u niets doen, u bent niet in staat zo'n astrale schil te verslaan. Wanneer u te maken krijgt met een persoon die de wereld haat, te maken hebt met iemand die op magische basis voortdurend levenskracht hier onttrekt van degenen die daarvoor geschikt zijn, dan staat er tegenover u een zodanig weten, een zodanige beheersing van de krachten van het denken enz., dat u daar als enkeling, zelfs als groep, moeilijk daar tegenop komt. Maar wanneer dergelijke krachten geen voedsel krijgen, verdwijnen zij vanzelf. De beste wijze om iets te doen is het probleem te negeren, zover als het bestrijding en strijd inhoudt en het voor onszelf op te lossen door ons eigen denken en ons eigen leven. Voor elke mens die ophoudt zich mee in een dergelijk schimmig spel te wagen, komt er minder energie. Wanneer een dergelijke demon dan toch met gelijke energie zou moeten reageren, betekent het dat hij bloedarm wordt, dat hij krachten verliest. Er is één ding wat voor het ontstaan van dergelijke dingen buitengewoon dienstig is: dat is het weigeren verantwoording te aanvaarden, wanneer je ze een ander op de hals kunt schuiven. U zult zeggen, dat dit in strijd is met wat ik zoeven heb gezegd, maar dat is toch niet waar. Elk mens heeft een eigen taak. Elk mens heeft een eigen leven. Elk mens moet die taak volgens zijn inzicht volvoeren, moet zijn leven indelen op zijn manier, strevend op zijn wijze. Op het ogenblik dat je de normen van anderen als beslissend beschouwt, of je beroept op hetgeen anderen hebben gedaan of gezegd, om zo jezelf te verantwoorden, dan heb je jezelf overgegeven aan de massa en uit die massa komt die ziekte voort. Want niet het individu op aarde is ziek: het is de massa die ziek is. Het is de ziekte van de massa, die de individualiteit, die elke persoonlijkheid dreigt aan te tasten en te vernietigen. Vraag: Een vraag over gebed. Antwoord: Als ik het perfecte gebed zou moeten omschrijven, dan zou ik zeggen: leven in overeenstemming met het beeld dat je hebt van God. Dat is het meest perfecte gebed. Vraag: Dat is altijd aan de gang. Antwoord: Niet alleen dat het altijd aan de gang is, maar het stelt de perfecte relatie tussen God en de mens. De mens wordt als uitvoerder van de Goddelijke wil, als volbrenger van de Goddelijke wil in zijn leven vanzelf tot een steeds meer bewust deel van het Goddelijk plan. Door zijn bewustzijn neemt hij steeds juister zijn plaats in het Goddelijke plan in, en wordt steeds onaantastbaarder voor alle factoren die niet met dit plan volledig in overeenstemming zijn en noodzakelijk zijn voor die mens op zijn plaats, gezien vanuit een Goddelijk standpunt. Vandaar, dat dat het beste gebed is. Vraag: Je mag God toch om bewustzijn vragen? Antwoord: Dat is een volkomen foute opvatting. Het is een mooi gebed. Dan kan ik ook wel zeggen: "God, laat uw geld in mijn zak rollen, dan zal ik het wel uitgeven." Zo breng ik het op
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
een ietwat ander niveau, maar het gebed blijft qua inhoud eigenlijk gelijk. Neen, mijn gebed moet niet er een zijn van: "God, geef mij........" maar het moet zijn: "God, zo ken ik U en volgens de kennis die ik van U bezit, leef ik." Een vaststelling van verhouding, meer niet. Vraag: Wij hebben in ons de wens om goed te zijn, in harmonie te zijn met onze omgeving, daarom vragen wij daarom. Antwoord: Ja, ik kan u begrijpen. Als je de tijd die je aan het gebed besteedt gebruikt om een betere harmonie met anderen te scheppen, kom je verder en vervul je zeker de Goddelijke wil en de Goddelijke wet van harmonie beter, dan met bidden. Vraag: Maar geeft God dan ook werkelijk antwoord? Antwoord: Wanneer een mens bidt, antwoordt hij zichzelf. Dat wil zeggen, dat het gebed wordt geboren uit het menselijk bewustzijn en dat elke beantwoording daarvan moet liggen binnen het menselijk bewustzijn, zodat zo al een kenbaar antwoord komt, dat uit het onderbewustzijn stamt en zo geen direct kenbaar antwoord ontstaat uit het gebed, de realisatie van het probleem en de opsomming daarvan, de oplossing ervan in ieder geval in de hand werkt. Vraag: En het Onze Vader dan? Antwoord: Neen, je vraagt niets voor jezelf. Je vraagt niet: Geef míj heden míjn dagelijks brood. Dat is het wonderlijke van het gebed. Men ziet het wel eens verkeerd. Men denkt dat "ons" als "wij" behoren bij een groep mensen, bij familie, bij een gemeente, maar dat is niet waar. Jezus heeft gezegd: "Het dagelijks brood", niet om de boterham, maar om de behoefte van leven en levenskracht aan te duiden. En als zodanig is dit gebed zeker in zijn "geef ons heden ons dagelijks brood" een realisatie van de behoefte die wij allen hebben om te leven uit God. Hetzelfde is: "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan hen die schuld hebben ten opzichte van ons". Dan wederom: "En verlos ons van het kwade". Het duister dat in ons woont. Het is geen persoonlijke bede. Daarom is het een van de mooiste gebeden die er bestaan. Het is alleen jammer dat zo weinig mensen begrijpen hoe universeel dit gebed is. Zelfs "Uw Koninkrijk kome in de hemelen, zowel als op de aarde". Waarom "kome"? Is dat er dan niet? Wat is het Koninkrijk Gods? Het bewustzijn van God. Het God kennen in jezelf. Dat "Gods Koninkrijk kome op aarde, zowel als in de hemel". Dat wil zeggen dat werelden en sferen in een bewustzijn van God gezamenlijk zijn geworden tot de volmaaktheid, bewust belevend datgene waartoe God hen heeft geschapen. Vraag: Zit er geen werking in het uitzenden van liefde ten opzichte van die schillen? Antwoord: Voor de demon op zichzelf niet. De demon zelf is niet vatbaar voor liefde. Liefde wekt ook daar slechts haat. Alleen degene die liefde uitzendt, maakt zichzelf en allen die hij in deze gedachte beroert, dus dit gevoel in zich kan opwekken, onaantastbaar t.o.v. de demon. Maar als u soms het boeddhisme aanhaalt, dan wil ik hier één stelregel aanhalen die in dit kader wel heel goed past: overwin in vrede en niet door geweld, want wie geweld stelt, doet geweld ontwaken. Dat is een uitspraak van een van de leerlingen van de Boeddha en zij is o.a. door de Mahatma Ghandi in politieke zin ook tot uiting gebracht. Ook door zijn volgelingen gebeurt het heden ten dage nog. Je hebt nog bepaalde leerlingen die in liefde de rijken beroven, enz. Ja, u lacht daarmee, maar die mensen overtuigen de rijken dus, dat zij geen recht hebben op hun rijkdom, daarom beroven zij hen van hun bezit. Gelijktijdig scheppen zij daardoor rechtvaardigheid en vreugde, zowel in degenen aan wie zij het geroofde geven, als in degenen die zij beroofd hebben. Op deze wijze dus niet met geweld te strijden, maar met een voortdurend in rechtvaardigheid en aanvaarding in liefde de wereld te benaderen, kom je het verst. Wie strijdt, doet strijd ontwaken. Iemand die voor het goede strijdt, zal in zijn strijd ongetwijfeld ook het kwade doen ontstaan. Zodra je het naar buiten toe uitdraagt, komt er geweld. Mensen die het heel goed bedoelen, doen soms de meest wrede dingen, omdat zij het zo goed bedoelen. Dat kun je alleen voorkomen dus door nooit geweld te gebruiken. Dat is misschien wel de beste les, die overigens zowel de Hindoeleer als het Boeddhisme voor ons hebben. Vraag: En de Chinezen van het ogenblik? Antwoord: Zij zijn op het ogenblik zover van die stelling verwijderd, dat hier weinig over te zeggen valt. Ik heb juist de Hindoes en de Boeddhisten genoemd, omdat dezen als religieuze
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
gemeenschappen, niet als rassengemeenschappen dus - er bestaan namelijk ook heel veel Boeddhisten in China - deze beginselen in de praktijk brengen op een wijze die heden ten dage nog kenbare resultaten opleveren. De grote filosofen van China zijn tegenwoordig ook al verboden, soms worden de klassieken verbrand. Het is niet de eerste keer dat dit in China gebeurt. Indien alle vragen beantwoord werden, vrienden, neem ik afscheid van u en geef ik het woord aan de tweede spreker met een onderwerp naar uw eigen keuze. Goedenavond.
DE NIEUWE WERELDLERAAR
Goedenavond, vrienden. Wat is uw onderwerp voor hedenavond? Reactie: De nieuwe wereldleraar Antwoord: Ja, daar wil ik wel wat over zeggen. Zoals u weet, is er op het ogenblik dus een nieuwe, hoge incarnatie op aarde werkzaam geworden. Dat is een Meester, een leraar, die een aanpassing brengt a.h.w. van de oude wijsheid, van de oude waarheid aan deze tijd en aan deze mensheid. Die Meester heeft zijn tochten al gemaakt in een groot gedeelte van het Midden-Oosten en hij bevindt zich op het ogenblik, na omzwervingen, zelfs in de buurt van Yemen, een heel oud staatje. Hij is daar omdat zich daar verschillende belangrijke bewijsstukken en boekwerken bevinden en enkele daarvan, om zijn stellingen en erfrecht te bewijzen a.h.w., binnenkort aan de openbaarheid moeten worden prijsgegeven. En wel speciaal in de landen van de Islam in het Midden-Oosten en het Verre Oosten. Zijn leer is er één, die de meeste mensen op het ogenblik erg onaangenaam in de oren klinkt, want het is de leer van de individualist. De leer van de mens die persoonlijk tot God gaat. De mens, die persoonlijk en zonder een beroep te doen op anderen, zijn wegen gaat en die op deze wegen anderen helpt, waar hem de gelegenheid wordt geboden, niet voor die anderen, maar alleen om daardoor voor zichzelf de bevestiging te krijgen van de band met de mensheid. Hij leert daarbij o.a. - en dat is hier en daar nogal slecht ontvangen - dat elk verschil van godsdienst een illusie is, omdat elke godsdienst slechts leidt tot God. Zolang men God erkent en er naar streeft die God te dienen en die God te leren beleven, is de overeenkomst zó groot, dat elk verschil weg moet vallen. Dat heeft zelfs een paar imams verleid om hem een klein beetje op zijn plaats te zetten. Men heeft o.a. tegen hem gezegd: "Weet gij dan niet, dat Allah slechts één profeet had? Mohammed, aan wie hij zijn woord en zijn wet gaf voor alle tijden?" Het antwoord was: "Dit geloof ik graag, maar zo Mohammed de wet werd gegeven, hoe hebt gij ze gehouden en bewaard?" Een antwoord, dat een heel klein beetje doet denken, toen Jezus tegenover de Farizeeën stond. Hij heeft zeer zeker - en dat vind ik heel prettig - gevoel voor humor. In sommige gevallen vertelt hij werkelijk, wat je zou kunnen noemen een aardige grap. Zoals hij een ogenblik bv. de opmerking maakte: "Waarom hebben ze luidsprekers staan op de torens van de moskee?" Toen was het antwoord: "Ja, dat is, omdat men dan meer mensen kan bereiken". "Ik denk eerder dat het een begin is van de mechanisatie", antwoordde de nieuwe Meester. "Binnenkort zetten zij wel een bandrecorder neer die de oproep tot het gebed doet en de ander steekt de stekker in het stopcontact en laat zijn apparaat het gebed afdraaien". Een tamelijk scherp oordeel natuurlijk over deze maatschappij. Zo zijn er nog een paar andere punten. U weet, dat in het oosten de olie-industrie nogal wat veranderingen heeft gebracht. Toen men hem dan een grote reeks van voorwerpen liet zien en zo'n winkel, die men daar had geopend, maakte hij deze opmerking: "Is het vele dan beter dan het goede?" Toen zeiden zij: "Maar alles
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
wat hier ligt, is goed, Meester". Hij antwoordde: "Hier zijn groenten bedorven met geldzucht." Het waren groenten in blik. "Hier zijn voorwerpen gemaakt om het gewin maar ik vind niets waarin eerlijkheid en arbeidsvreugde ligt. Als een mens zich omringen en voeden moet met dingen die de weergave zijn van een zuiver materialisme, hoe kan hij dan nog geestelijk voedsel vinden bovendien?" Hij is dan ook als voorstander bekend geworden, een klein beetje, van de z.g. huisindustrieën, waarbij hij dus probeert om de mensen aan hun verstand te brengen dat zij niet hun producten van vroeger nu terzijde moeten gooien, omdat een katoentje goedkoper is, of omdat je makkelijker een emaille pan koopt, dan dat je een houten vat snijdt. Ook daar ligt weer een bepaalde gedachtegang aan ten grondslag. Datgene, wat de mens maakt en waar hij zijn wezen in legt, dat geeft iets weer in de wereld: een zekere schoonheidszin, een zekere beleving. Die beleving, die individualiteit, die ook in het product ligt, is noodzakelijk wil een ieder daarmee volledig beleven. Wil de schoonheidszin, begrip voor vorm, voor lijn, voor volmaaktheid, die je geestelijk ook zo nodig hebt, in de wereld nog uitgedrukt blijven. Ik denk dat de Amerikanen het niet erg prettig zouden vinden, wanneer zij hoorden wat hij over hun wagens zei. Hij zei: "Het is een kermis in blik en chroom, gemaakt voor dwazen die zich haasten om hun tijd te verknoeien, wanneer zij aangekomen zijn". Het was natuurlijk wel een klein beetje overdreven, maar het kwam, omdat men hem vroeg, waarom hij nu niet met een grote wagen reed. Hij rijdt wel in een jeep hoor, modern genoeg. Waarom hij dat niet deed, waarom hij soms liever ging lopen, of met een karavaan, of te paard gaat, dan dat hij dat met een auto doet, of met een trein, of met een vliegtuig. Daarom gaf hij dat antwoord. Het is ook duidelijk. Een hele hoop mensen heeft haast om vrije tijd te krijgen en als zij dan die vrije tijd krijgen, weten zij niet wat zij ermee moeten doen, anders vervelen zij zich. Verveling kan leiden tot een reeks van handelingen die niet verantwoord zijn. Niet verantwoorde handelingen leiden tot berouw. Berouw kan leiden tot vermindering van prestatievermogen en zo tot grotere haast om het werk af te maken, een grotere wroeging, een grotere verveling. De nieuwe Meester probeert juist dat op de wereld een beetje te vernietigen. Hij leert de mens ook nog iets anders. Dat je alle dingen mag aanvaarden, maar dat dát slechts waard is om te behouden, wat zijn nut voor jou heeft bewezen. Laten wij eerlijk zijn. Er zijn een hele hoop mensen die willen allerhande dingen hebben, net zoals een neger een wekker, omdat het mooi is en niemand anders er een heeft, maar zij weten niet wat zij er eigenlijk mee moeten doen. Als die neger in plaats van die wekker een mooie speer had gehad, dan had hij er tenminste iets mee kunnen doen. Zo zijn er veel mensen die zich luxe aanschaffen, die feitelijk geen zin heeft. De mensen die zich allerhande weelde veroorloven, die absoluut onredelijk is. In het oosten is dat vaak nog veel meer dan in het westen. Daar draagt men soms sieraden die in feite een belasting zijn, een kwelling, alleen maar om te laten zien dat men rijker of beter is dan een ander. Dat is zinloos. Een vreemd punt voor velen is misschien, dat de nieuwe wereldleraar niet de nadruk legt op het verwerpen van al het stoffelijke en het afstand doen van alle bezit, zonder meer. Hij zegt: "Dat kunnen de mensen toch niet, dus waarom zou ik het vragen?" Maar hij meent dat elke mens die afstand kan doen van het overbodige, rijker wordt. En dat de grootste rijkdom is om zo weinig mogelijk behoeften te hebben. Hij meent, dat degene die weinig stoffelijke behoeften heeft, daardoor niet alleen rijk is onder meer aan tijd, aan vreugde, maar ook aan geestelijke inhoud. Want slechts wie het weinige beschouwt, leert het waarderen. Wie het weinige waardeert, vindt de kracht waaruit het is voortgekomen. Er is over de nieuwe Meester heel wat te vertellen. Overigens heeft hij ook al eens een paar wonderen gedaan. Maar hij doet zijn wonderen als een technicus. Daarvoor heeft hij natuurlijk ook zijn scholing. Wanneer er dan bovennatuurlijke krachten bij te pas komen, dan demonstreert hij dat toch niet al te opvallend. Men heeft hem eens een keer gevraagd, waarom hij zijn geestelijke krachten niet wat meer gebruikte. Per slot van rekening, zijn leerlingen weten dat hij o.a. levitatieverschijnselen vertoont, uittredingen, transporten, e.d. "Meester, waarom doet u dat niet meer? Dat is voor de mensen toch zo imponerend". Toen gaf de Meester dit antwoord: "Wanneer men mij dat ziet doen, nodigt men mij uit voor een kermis. Maar er is in
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
deze zoveel – bedrog bedoelt hij waarschijnlijk – dat ik niet het echte wil vernederen door het naast het valse te stellen." Er is ook wel wat voor te zeggen. Daarom is hij ook geen prediker van een godsdienst. Als hij een godsdienst zou prediken en het zou de ware godsdienst zijn, zou je die nog altijd naast een andere godsdienst moeten stellen, een zekere gelijkwaardigheid, omdat ieder recht heeft om God te volgen op zijn manier. Daarom sticht hij geen godsdienst, maar een leefwijze. Nu spreekt ook hij over duivels en demonen. Wij zijn niet de enigen. Het is altijd prettig als je van een andere kant ook de goedkeuring krijgt voor een reeks van dingen, of lezingen. Hij zegt dit: "de demon is dat deel van de Goddelijke krachten, wat door ons wordt misverstaan". Je zou zeggen dat een demon toch een heel onplezierig ding is. Zeker. Hij zegt dat het niet aan de demon ligt, maar aan ons. Wij moeten de waarheid kennen en als wij de waarheid kennen, bestaat er voor ons geen demon. Er bestaat geen duivel. Hij zegt niet tegen de mensen dat er geen geesten zijn. Als zij hem vertellen dat er spoken zijn in de woestijn, of in de bergen, dan zegt hij, dat die er zijn. Hij zegt: "Geen spook, geen geest, geen demon kan u benaderen, zij het met uw wil". "Ja, maar er zijn toch heel wat mensen, die door spoken vermoord zijn?" Dan gaf hij het antwoord: "Dat zijn zij die door hun angst zich hechten, want angst brengt haat. Haat en liefde zijn gelijk. Zij trekken beiden aan en binden." Zo probeert hij de mensen duidelijk te maken, dat je eigenlijk een beetje onverschillig moet zijn tegen die dingen die je niet aangaan. Ik vertel eigenlijk veel en weinig over de Meester. Maar ik probeer u een beeld te geven van hem en wat hij is. U moet zich iemand voorstellen die er helemaal niets op tegen heeft om in een van de beste hotels te logeren. Dat heeft hij bv. in Aden gedaan. Een gewone burger, maar die aan de andere kant er ook helemaal geen bezwaren tegen heeft om in de open lucht te kamperen, of ergens in een armelijke hut te slapen. De ene keer nestelt hij zijn rug tegen het graf van een of andere maraboe, het volgende ogenblik gaat hij rustig verder en komt in de weelde van het westen. Hij gaat overal als een normaal mens. Hij is als het ware nog één met de achtergrond, maar bij elke achtergrond blijft hij zichzelf. Zó overtuigt hij iedereen in zijn eigen wereld en in zijn eigen milieu van een redelijkheid van zijn denken. Wanneer hij uitzonderlijk werd, zou hij een van de vele kunstenmakers zijn, zoals er zoveel zijn. Je hebt bv. de westkust van Amerika, bij Californië. Daar wemelt het van de extravagante swami's, wonderdoeners en priesters en zo meer. De een ziet er nog gekker uit dan de ander en ziet er nog buitenissiger uit als het maar kan, om de aandacht te trekken, of omdat zij menen dat het zo hoort. "Neen", zegt deze Meester. "Fout, je moet niet willen verschillen van anderen. Je moet niet de nadruk leggen op het verschil dat je met de wereld hebt, of de overeenkomst die er bestaat, maar jezelf te blijven met je eigen begrip van leven en van wat hoort, voor wat je wilt en toch alles te accepteren, dat is de enige juiste houding". Vraag: Is hij een Arabier? Antwoord: Neen, hij is geen Arabier. Vraag: Hoe is hij gekleed? Antwoord: Hij is o.a. gekleed geweest in een Indisch kostuum, dus lange jas en zo'n nauwe witte broek. Hij is dan ook gekleed geweest in een normaal goed, Engels kostuum van tweed. Hij draagt op het ogenblik een half Europese, half Arabische kleding, ongetwijfeld door de buurt waardoor hij zich beweegt. Hij schijnt op het ogenblik, als ik het goed heb verstaan, o.a. jodhpurs te dragen en een gewoon overhemd en daarover dan wel een soort boernoes. Hij reist heel wat af. Vraag: In verband met Tibet, komt nu niet al het kwaad op hem af? Dat kan toch niet? Ik denk hierbij aan die demonen uit Tibet? Antwoord: U moet eens even de levensgeschiedenis van de Boeddha lezen. Dan zult u zien, hoe hij, ontwakend, zittend op de lotus van het bewustzijn, onder de bekende boom der wijsheid, alle demonische krachten op hem af kwamen stormen en hij dezen viermaal versloeg, voordat de Vorst des Kwaads hem als zijn meerdere erkende. M.a.w.: daar, waar het goede fel aanwezig is, komt het kwade fel uit. Waar de krachten des Lichts zijn, volgen de demonen. Het is de wet van evenwicht. Het blijft met elkaar in balans. Vraag: Is zijn naam bekend?
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Antwoord: Zijn naam is niet bekend gemaakt. Omdat voor de pers deze mensen niet belangrijk zijn. Onthoudt u een ding: Jezus was voor de wereld een van de belangrijkste figuren die er was. Flavius Josephus heeft over iedereen geschreven, behalve over Jezus. Zo gaat het met de pers ook. Dergelijke figuren moeten eerst een beetje exotisch aan gaan doen om werkelijk wat voor de mensen te betekenen. Bovendien, dit is iets, wat voor de pers niet geschikt is voorlopig. Vraag: Zullen de mensen hem aanvaarden, zoals zij eens Christus aanvaard hebben? Antwoord: Ik geloof niet dat de mensen vroeger de Christus aanvaard hebben. Dat is een misrekening die ontstaan is door allerhande kerkelijke opvattingen. De mensen hebben de leer van Jezus aanvaard. Dat was heel wat anders. En pas toen de leer van Jezus een bezit was geworden en een macht, begonnen degenen die in deze macht de bevelhebbers wilden zijn er een Christusverering van te maken. Toen heeft men dat met allerhande oude godsdiensten a.h.w. samen gevoegd. Maar dat heeft niets te maken met de leer. Zolang als deze Meester leeft en waarschijnlijk nog daarna, zal men dan ook niet hem willen zien als een Christus, zelfs niet als een groot profeet. Daar gaat het ook niet om. De leer die hij brengt, dringt door bij vele mensen die op het ogenblik volkomen blind zijn voor elke waarheid. Het geeft een nieuwe hoop aan mensen die hopeloos zijn geworden. Het geeft een nieuw inzicht aan hen die met problemen zitten te worstelen. Zijn leer is niet de leer van een reeks dogma's en leerstellingen. Zijn hele leer is: mens, leer leven! Hij helpt iedereen die daar hulp bij nodig heeft om te leren leven. Waarom hij dat doet in het oosten op het ogenblik, dat heeft men u al eens verteld, omdat daar de toestanden zó zijn, dat die leer daar het meest nodig is en deze daar ook het best vaste voet kan krijgen. In het westen zou hij waarschijnlijk of in een gekkenhuis terechtkomen, of hij zou bij de een voor kapitalist en bij de ander voor communist worden uitgekreten. In Java is ook een man opgestaan, een Islamiet, die heeft grote bekendheid gekregen; er is over hem een boek geschreven. Mag ik opmerken dat er in het zuiden van Azië alleen al op het ogenblik ongeveer een 300 bekende leraren zijn, waarvan er een drietal zelfs een eigen stad gebouwd hebben? Dat over vele van hen in meerdere talen boeken zijn verschenen. Over deze leraar zult u nog geen boeken lezen en van deze leraar zult u weinig direct horen, voordat het een jaar of tien verder is. Dan pas zal alles zover zijn doorgedrongen, dat ook het westen hieraan niet meer kan ontkomen. Dan is het westen waarschijnlijk rijp voor die leer. Vraag: Hoe brengt hij zijn nieuwe leer? Antwoord: Niet direct door prediking, als u daarmee verstaat een soort massabijeenkomst, zoals Billy Graham, Osborn e.d. Hij spreekt over het algemeen voor kleine groepen. Hij heeft hier en daar ook wel eens een stukje uit de Koran voorgelezen bij Islamieten. Hij heeft discussies gehad met Jaïnpriesters. Hij spreekt met de mensen. Vooral, wanneer zij zorgen hebben. Het typische is, dat hij geen waarzegger is. Hij probeert ze uit de moeilijkheden te helpen door ze te laten zien, waar de fout is. Hij leert de mensen a.h.w. te leven. Dat wil zeggen, dat bij hem het persoonlijk contact een grote rol speelt. De mensen, die van hem en de leer iets begrepen hebben, gaan anderen helpen op dezelfde manier. Dat is het enige wat hij van ze verlangt. Als er op de 100 die hij helpt, nu maar vijf zijn die elk weer 100 anderen helpen, dan krijgen wij een sneeuwbalsysteem, waarbij de gedachtengang dus is dat de wijze van leven, de levensbeschouwing, zeer snel vorderingen maakt, overal terecht komt en veel verder gaat en veel sneller dan u ooit met prediking zou kunnen bereiken. Hij heeft uiteindelijk een veel groter gebied. Jezus had een betrekkelijk klein gebied. Galilea. Dat was eigenlijk zijn hoofdterrein, waar Hij werkte. Deze mens werkt in een terrein dat bijna zo groot is als heel West-Europa. Dat is zijn terrein, daar moet hij op het ogenblik helpen. Juist, omdat hij dat moet doen, werkt hij niet alleen met predicaties en zo, ofschoon het niet lang zal duren, of er zal wat gepredikt worden. Hij geeft ook wel beschouwelijke toespraken. Vergelijkend bijvoorbeeld met de toespraken die Krishnamurti in het begin gaf of de toespraken die de Boeddha vaak gaf in het Klooster van de Drie Bomen. Dan zat hij gewoon te praten over wat dingen. Op deze manier geeft hij ook toespraken. Vraag: Is hij de verwachte Messias? Antwoord: Laten wij niet zeggen dat hij de verwachte Messias is, want dan denkt men weer aan een bepaalde figuur. Wilt u "Messias" verklaren als de komende, dan is er op het ogenblik weer een andere Messias die in deze verwerkelijkt is. Want steeds weer komen uit God krachten die de aarde op hun tijd verder brengen. Dan hebben de Boeddhisten het heel wat beter gezien. Zij
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
hebben beseft, dat er steeds een nieuwe Meester en een nieuwe openbaring is. U moet dus goed begrijpen; wat deze wereldleraar doet, is niet het stichten van een leer of godsdienst, of een prediking in de algemeen aanvaarde zin van het woord. Het is het léren leven en als zodanig is hij de figuur die uit de Meesters ter aarde is gekomen. De naam van deze Meester is bekend. Zijn geestelijke naam. Zijn stoffelijke naam niet. Maar wij mogen nu nog niet daarover spreken, omdat wij samenwerken met anderen, uiteindelijk met de Witte Orde. Wanneer de Witte Broederschap ons zegt dat het tijd is, dan zullen wij u alles vertellen wat er te vertellen is. Tot die tijd geven wij u graag zo'n beschouwing erover en dan hopen wij dat u daarmee genoegen neemt. Nu kunt u pauzeren. Ik wens u een gezegende avond.
ESOTERISCHE BESCHOUWING OVER DE INNERLIJKE MENS
Goedenavond, vrienden. Omtrent de esoterie wil ik graag van mijn kant nog een paar punten naar voren brengen, omtrent de innerlijke mens en alles wat daarmee verbonden is. Wanneer wij als levende wezens tegenover die grote wereld staan, dan hebben wij vaak de indruk dat wij door een stroom van gebeurtenissen worden meegesleurd. Het lijkt ons of wij volledig machteloos zijn. Al snel beginnen wij onszelf te beklagen omtrent al hetgeen ons overkomt, al hetgeen ons gebeurt. Daarbij vergeten wij ongetwijfeld een van de belangrijkste punten van de Schepping en van ons eigen bestaan. Mens, geest, alle leven, wordt geregeerd door Goddelijke wetten. Het zijn deze wetten die bepalen in hoeverre wij vrij zijn, die bepalen welke oorzaken en welke gevolgen in ons leven een rol kunnen spelen. Maar wat wij van de wereld zien is in feite slechts het antwoord van de kosmos op ons eigen wezen en op ons eigen denken. Vóór wij in de huidige fase terecht kwamen, hebben zich zeer vele andere fasen afgespeeld, waarin ons wezen nu dit heeft geleerd, dan dat misschien verworpen. Wij hebben dus zelf een keuze gedaan. Door deze keuze ontstond een bewustzijn, aansprakelijk voor ons huidig bestaan, voor ons huidig leven. Dit geldt voor stof en geest gelijkelijk, want een ieder verwerpt door zijn bewustzijn plus zijn begeren, zijn wereld, zijn plaats daarin en het gebeuren dat deze wereld voor hem mogelijk maakt. Wanneer wij alleen de uiterlijke kwesties blijven bezien, dan blijft ook tevens voor ons gesloten dit geheimzinnige, innerlijk wezen, dit diep begraven zijnde, wat men ziel noemt. Nu kunnen wij er ons makkelijk van af maken door te zeggen dat onze ziel een deel van God is en dat deze God Zich in ons openbaart. Ongetwijfeld is dat waar, maar bij datgene wat wij ziel noemen, zit meer verborgen. Daarin zit het bewustzijn, waarvoor wij in het heden zijn gekomen. Daarin bevindt zich het totaal van problemen die wij thans op moeten lossen. Daarin bevindt zich de totale kennis van Goddelijke wetten die wij tot op heden hebben opgedaan. Er is in de gehele kosmos geen enkele onrechtvaardigheid. Alle onrechtvaardigheid is schijn, ontstaan door onbegrip van wetten en werkingen. Al, wat ons overkomt, is rechtvaardig. Het komt uit ons voort. Dit begrijpende, zullen wij trachten door te dringen tot ons eigen wezen. Het is noodzakelijk dat wij, zoekende naar innerlijke waarheden, allereerst de vraag stellen: wat weet ik over die God, waaraan ik geloof? Wat weet ik zeker omtrent mijzelf, zoals ik hier in deze wereld meen te staan? Slechts door antwoord te geven op deze vragen naar ons beste vermogen, krijgen wij een begrip van wat dit leven als mogelijkheid in zich sluit. Wij hebben een vrije wil, maar die wil is niet onbeperkt. Wij hebben mogelijkheden, maar deze mogelijkheden zijn vaak zeer beperkt. Hoe komt het dat wij juist deze mogelijkheden hebben? Hoe komt het dat wij juist nu zó bestaan?
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Het antwoord hierop is een eerste ontwaken op de weg der zelfkennis. Wij moeten wel begrijpen dat ons eigen wezen identiek is met een deel van een volmaakte Schepping. Elke onvolmaaktheid die voor ons ontstaat, vloeit voort uit ons onbewustzijn van de volmaaktheid. Hoe meer wij dus weten omtrent onszelf, hoe meer wij ook weten omtrent de mogelijkheid zelf te beleven. Er zijn geen wetten dan Gods wet. Wij weten dat de grote wet voor ons allen is: harmonie. Wees harmonisch met de kosmos. Wees harmonisch met schepselen en Schepper, en de volmaaktheid wordt u geopenbaard. Maar een strenge vorm van deze wet, geeft ons evenwicht. Daar, waar wij goed doen, wordt niet slechts goed - volgens ons standpunt - maar tevens kwaad geboren. Daar, waar wij kiezen, zal de keuze steeds een tweeledige werking hebben, ook wanneer slechts een voor ons realiseerbaar is. Altijd blijft het geheel zichzelf compenseren, zodat het geheel van de Schepping te allen tijde en onveranderlijk bestaat, ongeacht de verandering, die de delen ervan voor zich menen te constateren. Gods wet zegt ons, dat elke oorzaak zijn gevolg moet hebben. Maar dit gevolg hoeft niet, zoals menigeen veronderstelt, te liggen in ons leven, of ons volgend leven. Het gevolg ontstaat in ons zelf als een realisatie. Het is deze realisatie die bepaalt hoe wij verder gaan. Hoe meer wij ons nu dus bewust worden van onze huidige norm van goed, van ons eigen leven, onze eigen drijfveren, hoe vrijer wij zullen zijn bij onze keuze van een volgend gebeuren, van een volgende wereld, hoe verder wij zullen kunnen doordringen in de oneindigheid. Het is volkomen fataal voor ons eigen bewustzijn en ook voor onze innerlijke vorming, wanneer wij besluiten slechts de weg van een ander te gaan. Wij hebben onze eigen weg, wij hebben onze eigen taak. Deze is in ons wezen gegrift. Zij is uit ons bewustzijn voortgekomen en blijft ons te allen tijde beheersen, ongeacht ons pogen in andere richtingen. Laat ons dus wel beseffen, dat wij onze eigen weg moeten gaan, maar volgens de kennis van ons eigen wezen, volgens het bewustzijn dat in ons sluimert. Wanneer wij onszelf eenmaal hebben erkend uit het gebeuren, dat de wereld ons toont en zo ook geleerd hebben oorzaken en gevolgen te wekken, volgens ons eigen inzichten van het Goddelijke en niet door schijnbare toevalligheden, dan zullen wij achter de sluier van waan voor het eerst de grote werkelijkheid zien oprijzen. Deze werkelijkheid is zo tweeledig in zijn waarde, dat voor een normaal mens deze werkelijkheid waanzin lijkt. De leugen daartegen is de waarheid, de waarheid een leugen, omdat elke uitdrukking op zichzelf een differentiatie betekent van het volmaakte en alomvattende. Het is een werkelijkheid, waarin goed en kwaad met elkaar verwisseld kunnen worden, zonder dat er iets gebeurt, omdat én goed én kwaad beiden uit het Goddelijke voortkomen en beiden gelijkelijk leven in het schema der volmaaktheid. Wij zullen beseffen, dat de gang van ons leven in feite een innerlijke gang is en niet een uiterlijk bestaan. Wij zullen beseffen dat fase na fase en incarnatie na incarnatie wordt bepaald door onze eigen aanvaarding van het Goddelijke, volgens ons beste weten. Wanneer wij dan uiteindelijk de kern van ons wezen beseffen, begrijpen, hoe wij een vaste factor zijn in een Goddelijk bouwwerk, dat zich nog aan ons bewustzijn en begrip onttrekt, dan zullen wij waarschijnlijk voor de eerste maal kunnen leven zonder problemen en zonder vragen, want het antwoord op alle vragen ligt in onszelf. Het roepen naar God zal ons niet helpen, maar het streven naar het kennen van God, zoals Zij zich in ons openbaart, is de oplossing van elk probleem. Hiermede geef ik het woord over aan de laatste spreker, die deze bijeenkomst voor u zal besluiten. Goedenavond.
HET SCHONE WOORD
Als de Dronkaard zijn Schoen verliest, doordat hij in een Tuin tegen een Steen stoot, dan is het donderen.
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
DE SCHOEN De tong hangt uit de mond, de veter is versleten, het leer is doorgeperst. En in het vocht ligt weggesmeten de schoen, zijn dienst volbracht. Toch werd hij eens vol trots en krakend nieuw naar huis gebracht en heeft men hem wel zeer geroemd. Men heeft hem beste leest genoemd en leer van eerste kwaliteit. Daar ligt hij in het slijk, als teken van vergankelijkheid. Dat komt, omdat die schoen, niet is een idee voor de mens, maar een omhulling in de stof uitgedrukt, en daardoor is het eeuw 'ge principe van de schoen haast mislukt. Maar schoenen zijn er door de eeuwen en te allen tijd geweest. En gewapend met het leder, schreed men onbevreesd over wegen, over stegen. Want, kunnen wij ideeën lenen? Dan vinden wij oneindigheid. Het idee is machtiger dan tijd, maar stof knelt en gaat teloor. Daarom stel ik u: wenst g'een schoen, het volgende nu voor: Leer te denken en vat de idee, het principe, waar het om gaat. Dat neem je naar een andere wereld mee, dat is iets, wat voortbestaat. Maar wat is in stof en vorm gebonden, laat dat met rust, dat slaat namelijk wonden, het is waardeloos en gaat teloor. Spaar jezelf liever maar daarvoor. TUIN Zomermorgen, dauw en geuren, groen, wat gelig nog gaat kleuren, en toont een zomers nieuw fatsoen. Een bloemkelk, pas herboren, steekt zich in zonnegloren. Een melodie werpt vrede in het hart. De wereld lijkt wel van fluweel en niet meer hard, graniet, waarop verbrijzeld wordt het bestaan. Integendeel, het lijkt of een baan van zonnestraal
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
voert tot licht en zonder grens. Je voelt je een gelukkig mens. Je verlaat de tuin en staat in het leven en bent het sprookje al vergeten, met vogelzang en uit kleur geweven, met licht tot eeuwigheid gemaakt. Maar wie de tuin in het "Ik" steeds draagt, die kent steeds vogelzang en geur, die kent steeds kleur en levenskracht. Men heeft u toch een tuin gebracht? Weet u: in een ver verleê? Het was Eden, als ik mij niet vergis, of heb ik het misschien wat mis en is dat Eden niet gemeend voor allen? Gij droomt toch van een ideaal? Gij droomt toch van een vredige plaats, van licht en rust? Gij droomt nog van dat eeuwig zijn, waarin het wezen wordt gekust, gekoesterd door een ongekende eeuwigheid? (Verkort.)
14
De nieuwe wereldleraar
Datum:
03-02-1963
Soort:
lezing
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep I > Zondaggroep (I) 1962-1963
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Zondaggroep I, 3 februari 1963. Goedenmorgen, vrienden. Ik zou deze keer graag eens spreken over onze
Zondagochtendkring
NIEUWE WERELDLERAAR
Ik hoop, dat u daartegen geen bezwaar hebt, ook al is dit misschien niet zo’n erg wijdingsonderwerp. Wij weten n.l. dat de Meester, de wereldleraar, nu zijn laatste periode van werkzaamheden is ingegaan en daarbij blijken dus ook zijn stellingen, zijn leringen anders en duidelijker geformuleerd te zijn. En juist in een kleine kring kun je er eens over praten en proberen duidelijk te maken wat er eigenlijk allemaal aan de hand is. Om dat goed te doen geloof ik dat het beter is eerst nog eens even te schetsen wat nu precies onze wereldleraar blijkt te doen te hebben. En dan wil ik een parallel trekken. Wij hebben - wanneer we het Christendom zien - te maken met - ik zou haast zeggen - de gelijkenis tussen Mozes en Jezus. Mozes voert de mensen uit de slavernij van Egypte. Iets, dat ze allemaal helemaal niet prettig vinden, want het is een hele kwestie om zo 40 jaar door de woestijn te lopen zwerven, weg van de vleespotten dus. Hij zuivert a.h.w. het volk; en daarna moet dat volk eerst weer zijn nieuwe gestalte vinden. In die nieuwe gestalte ontwikkelt het zich. Uit die ontwikkeling zal ten slotte de geboorte van Jezus voortkomen. Onze nieuwe wereldleraar kunnen we geloof ik gemakkelijk vergelijken met een soort Mozes. Niet dat hij zo onbewust is als Mozes misschien in zijn jonge jaren is geweest, maar aan de andere kant blijkt uit zijn werk zeer sterk, dat hij een zekere voorbereiding voor de mensheid betekent. Hij is een lange tijd bezig geweest met tamelijk ingewikkelde leerstellingen; en deze waren voor een groot gedeelte ook geestelijk. Nu blijkt in de laatste periode van zijn werk zijn aandacht zich nog sterker dan voordien op de materie te richten. En zijn leringen zou je kunnen zien als een poging de mens los te maken uit het materialisme. Zoals eens de Israëlieten uit Egypte trokken, zou de moderne mens moeten uittrekken uit het overigens met vleespotten overladen land van het materialisme. Wanneer ze zover zijn, dan is er een tijdlang zijn leer om hun steun te geven. Daarna zullen ze echter weer een nieuw verbond moeten vinden en krijgen we te maken met de grote Leraar van de Aquariusperiode, die - zoals we nu kunnen overzien - nog wel enige tijd op zich laat wachten, ook al is dat niet meer een kwestie van eeuwen. Het werk van de wereldleraar heeft zich hoofdzakelijk afgespeeld in gebieden, die zeer roerig zijn. Dat weet u zelf ook wel, als u eraan denkt dat hij Irak, Iran, India, Pakistan, Egypte, Arabië, dus hoofdzakelijk de Arabische staten, als werkterrein heeft uitverkoren, dan kunt u zelf zien, hoe daar de materiele spanningen toenemen, hoe daar de zaak aan het veranderen is. In het begin hebben wij gemeend, dat hij - de leiding volgend van de grote Broederschap toch misschien al de eindoplossing zou geven voor deze wereld. Het blijkt nu, dat dit niet helemaal het geval is. Hij geeft wel de oplossing voor de mens; de aanpassing aan de nieuwe tijd. Hij geeft wel de oplossing ook voor de eigen geesteshouding: de aanpassing aan de nieuwe tendensen, aan God in Zijn hernieuwde openbaring van deze tijd, maar hij gaat niet zover, dat hij dus de totale weg verandert. Dit is ongetwijfeld ook mede aansprakelijk voor het sterk aanleunen van zijn stellingen bij die van de Boeddha en van Jezus. Een punt dus, waarover je werkelijk wel eens even kunt nadenken. En dat doe je in de geest misschien nog gemakkelijker dan in de stof. Wanneer ik probeer te analyseren wat zijn werk is, kom ik tot de volgende formulering: De mens is uit een wereld, waarin het geestelijke veel sterker en veel meer sprak, te komen tot een wereld van menselijke redelijkheid. De instinctwereld, die bij de ouden nog veel sterker was, de gevoelswereld, die een lange tijd domineerde in alle geloofszaken, heeft ook in het ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR 1
Orde der Verdraagzamen materiele leven moeten plaats maken voor een computerachtige methode van logica. Deze logica is voor de zuiver stoffelijke structuur wel bruikbaar, maar niet voor het daarin onberekenbaar element mens. Zijn taak is nu, voordat de mensheid zich geestelijk begint systeem, een nieuw geestelijk systeem te scheppen dat de een groot gedeelte kan behouden en toch de mens weer vrijheid, de geestelijke verbondenheid geeft, waarin hij ontplooien. aan te passen aan haar stoffelijk bereikte stoffelijke waarden voor de individuele en de geestelijke ook zijn geestelijke gaven kan
Ik hoop, dat dit alles begrijpelijk is gesteld? En dan wordt het nu geloof ik ook tijd om eens even aan de leer zelf te denken. Zijn oude leer was er een van vrijheid, van persoonlijke verantwoordelijkheid. Wij weten, dat hij dit steeds heeft gebracht met de nadruk op de stoffelijke aspecten maar toch tegen een achtergrond, die met het Christendom wel zeer verwant was. Nu echter zijn uitspraken feller worden (mogelijk zullen deze fellere uitspraken zo dadelijk ook de reden zijn van zijn afscheid van deze wereld), ontdekken we toch nog een ander karakter. Ik wil proberen u dit te demonstreren door verscheidene spreuken eenvoudig aan te halen; dan zal ik er dadelijk wel over spreken wat dat volgens mij allemaal te betekenen heeft. Hij zegt: "Gij, die u bindt aan de wetten van de stof en meent dat het beter is te eten dan te bidden, gij vergeet dat stoffelijk voedsel vergaat en geestelijk voedsel blijvend is." En een eindje verder roept hij tegen een organisator uit: "Uit uw getallen meent ge mensen te kunnen vormen. Maar ik zeg u: De mens zelve zal de getallen vernietigen, waarop ge betrouwt. Gij zijt gerechtvaardigd in uw logica, maar in uw wezen zijt gij verdorven, want gij gelooft niet aan datgene, wat gij predikt en gij leeft voor uzelve anders dan ge van anderen eist. Zo zeg ik u, dat ge zult ondergaan aan uzelve." Ik kan me begrijpen, dat de heer in kwestie (een Indiër met een betrekkelijk hoge rang) daarover erg gekwetst was, vooral omdat een paar van zijn collega's al de woestijn zijn ingestuurd als zondebokken en hij misschien aanvoelt, dat de profeet of de Eishi - zoals ze hem ook wel noemen - voor hem een zelfde lot voorspelt. "Alles," zo zegt de Meester, "wat gij zijt in de stof dient om uw geestelijk wezen uit te drukken. Wanneer in de mens de geest van het bewust menszijn ontwaakt, zo zal hij de stof beheersen. Thans beheerst het stoffelijk systeem de menselijkheid en drijft de mens tot het dierlijke. Ik zeg u, zo gij u slechts houdt aan de stof, gij zult worden tot dieren, al verheft gij u op uw redelijk menszijn." Nog niet zo lang geleden (ik meen dat het een week of vier is) heeft hij ook weer een ontstellende uitspraak gedaan, tenminste voor velen. Hij roept daar tegen iemand uit, die het heeft over het feminisme, de emancipatie van de vrouw, de vaste vorm van een sociale structuur, gelijkwaardigheid voor iedereen; hij is nog niet direct een communist maar driekwart communist met socialistische bijtonen: "Gij dwaas, meent ge wat geschapen is te kunnen veranderen? Zolang gij de wetten van mensen leeft, gaat gij ten onder. Zolang gij echter leeft de wet, die in uzelf leeft, vindt gij nieuwe wegen en paden en voeren uw voeten u tot het bewustzijn. En het bewustzijn is eeuwig.” “Uw menselijke orde is een wankel gebouw, dat op instorten staat." Zo schiet hij zijn bittere pijlen ook af op staatslieden; en dat is misschien wel een van de gevaarlijkste dingen, die hij op het ogenblik doet. Maar we kunnen er weer iets van zijn eigen leer, van zijn denken uit proeven. Hij roept uit: "Gij, staatslieden, vereert uwe afgoden, die gij noemt: staat, eer, belangrijkheid, trouw, noodzakelijke macht en welvaart. Hen aanbiddende verloochent gij uzelve, de mensheid van uw volk, de waarheid van de liefde, de kracht van de vrede, ontkent gij de schoonheid van de wereld en maakt gij alles onderdanig aan uw waan. Indien gij zoudt geloven aan de goden, die gij aanbidt, ik zou u zeggen: Gij, arme, gij gelooft niet in hetgeen gij zelf volbrengt. En daarom zeg ik u: Gij, huichelaars, gij speelt met de ondergang, geestelijk en materieel, van de volkeren, die gij regeert." Ja, het is goed dat hij het niet in Nederland heeft gezegd, want dan zou hij een spreekverbod krijgen en over de grens worden gezet. Als Nederlands staatsburger zou hij ongetwijfeld onmiddellijk binnen de B.V.D. vallen. Maar goed, zijn uitspraken - zoals 2 ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
dat hier dus blijkt - zijn agressief geworden, en zijn agressie keert zich in hoofdzaak tegen het systeem van menselijkheid, zoals men dat thans ontwikkelt. Hij zegt: "De mens zelf verschilt van het dier en wel doordat hij denkt. “De mens, denkende, is bewust. In zijn bewustzijn is hij onafhankelijker dan het dier; hij wordt niet gedreven door een vast gedragspatroon. En omdat de mens die onafhankelijkheid heeft, moet hij juist boven het dierlijke uitstijgen. Maar de mens (misschien in zijn angst voor de persoonlijke verantwoordelijkheid, dat laat hij hier en daar in het midden) begint langzaan maar zeker juist het dierlijk element weer aan te kweken. Hij begint de hordegeest langzamerhand om te vormen tot een soort bijenstaatidee met een gemeenschappelijk bewustzijn, waarin het individu wel kan leven en zich kan gedragen, maar geen persoonlijke rechten heeft." Dat schijnt hem toch wel het ergste te zijn, dat er kan bestaan. Hij vreest, althans hij zegt dat wij moeten vrezen voor een geestelijke dood, die onvermijdelijk is, indien de mensheid voortgaat, zoals zij dat thans doet. Nu zult u zeggen; Ja, maar hoe dan? Want we proberen het allemaal zo goed en we doen het allemaal zo goed. Misschien is hier het antwoord op zijn plaats, dat hij geeft aan een werker van de - ik meen - De Rode Maan, een soort Rode Kruis. Hij komt helpen in een gebied waar hongersnood heerst en ziekte; en deze werker zegt dan tegen hem; "Ja, wij zijn eigenlijk aan elkaar verwant, want wij beiden helpen." Dan maakt de Meester een opmerking, die me eerst wat hoofdbrekens heeft gekost. "Ik zal dan ook de verklaring erbij geven, die ik meen te hebben gevonden. "Wij zijn niet aan elkander verwant, maar aan elkander tegengesteld. Want gij zijt slechts de verwerkelijking van een veelheid, waaruit gij meent goed te kunnen zijn. Ik echter ben goed uit mijzelve en zonder mij te beroepen op wat achter mij staat of wat mij vooraf is gegaan." Hierover nadenkende kom ik tot de volgende conclusie: Die mens, die Rode Maanwerker, was ongetwijfeld goed; maar hij had een ding: hij leefde uit een organisatie. Hij werd door die organisatie geholpen en gesteund en zijn taak was afgebakend in overeenstemming met wat men vroeger in dergelijke gevallen ook had gedaan. Daardoor was deze mens innerlijk misschien buitengewoon goed, maar hij was niet zichzelf. Zijn inspiratie, zijn persoonlijke mogelijkheden gingen verloren in het systeem, waarvan hij deel uitmaakte. Daaruit kon hij misschien veel stoffelijke voordelen putten, maar aan de andere kant kon hij niet doen wat werkelijk noodzakelijk was. We weten allen, hoe dat met een organisatie gaat, nietwaar? Je weet bij wijze van spreken: de ene mens is arm en de andere is arm. Maar de een heeft genoeg aan brood en de ander moet biefstuk hebben. Uit een organisatie kun je dat niet doen. Dan moet je zeggen: Ik heb voor jullie allebei brood en voor allebei een stukje vlees. Maar niet de een het goede en de ander het slechte. De Meester komt; en hij werkt op zijn manier. Hij werkt met geestelijke troost. Hij werkt met hulp, met genezing; maar hij doet het van uit zichzelf. Hij helpt selectief uit eigen verantwoordelijkheid. Hij is niet gebonden. Wanneer hij zegt: "Dit dorp heeft mij niet meer nodig," dan gaat hij rustig naar een ander dorp toe en moet hij niet eerst vragen, of dat wel kan en of dat organisatorisch juist is. Hij is. Hij werkt van uit zichzelf. Hij verwerkelijkt de goddelijkheid, die in hem is, als mens. De ander is echter een systeemmens. En dan kan hij goed zijn, maar zijn goedheid is niet de goddelijke goedheid, die zich door hem openbaart. Het is de goddelijke goedheid, die zich via een grote groep mensen lauwtjes openbaart, daar wordt georganiseerd, in die organisatie een menselijk bezielende kracht krijgt en zich uit in het systeem, waarvan de Rode Maan of Rode Kruiswerker de vertegenwoordiger is. En dit verschil schijnt een verschil te zijn - althans volgens de Meester - in oprechtheid. Nu kunnen we natuurlijk niet zeggen dat iemand, die in een systeem werkt, onoprecht is menselijk standpunt uit beschouwd. Maar wanneer de Meester werkt, dan werkt hij uit grote geestelijk bewustzijn. Hij werkt samen met anderen (de Witte Broederschap en alles daarbij behoort), maar hij is niet aan hen gebonden, hij is vrij. Door zijn vrijheid kan hij zijn persoonlijke behoeften en noodzaken veel beter verwerkelijken dan een ander. Hij ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR van zijn wat dus kan 3
Orde der Verdraagzamen veel meer tot stand brengen en daarbij is God bij hem in alles aanwezig. En dat God aanwezig is in plaats van het voorschriftenboekje, maakt voor het bewustzijn een enorm verschil uit. Zoals u weet, heeft onze Meester ook veel leerlingen en volgelingen. Hun geeft hij dan ook leringen, die weer op een ander terrein liggen. Ze zijn meer abstract en lang niet zo fel als die hij op het ogenblik "en plein publique" verkondigt. Maar in die leringen kunnen we geloof ik toch de gedachtegang wel weer terugvinden. Hij zegt o.m. tegen die leerlingen: "Ik zeg u, zo gij leeft uit de kracht, die u beweegt, zo zijt gij een met deze kracht en daaruit put gij; en in die kracht zijt ge sterk en toch uzelve. Doch zo gij een kracht zoekt om u te ondersteunen, zal zij uwe krachten nemen en ge zult niet zelve zijn. Wees steeds uzelve en leef uzelve. Bevrijd uzelve van de banden, die u knellen. Wees uzelve en volg de God, Die in u leeft. Dit is de weg tot wijsheid. Hierin is het licht geborgen, dat alle duister kan verdrijven." Ja en dan zijn wij misschien geneigd om dat alles weer een beetje praktisch uit te drukken. Wees vrij en wees uzelf en trek u van de hele bliksemse boel geen pest aan, zou je zeggen. Maar dat bedoelt hij kennelijk niet. Hij bedoelt niet, dat je nu maar alles overhoop moet gooien. Je bent gebonden aan een plaats in de maatschappij, aan begrippen omtrent wat je nodig hebt, begrippen omtrent wat wel hoort en wat niet hoort en wat er allemaal menselijk bestaat; en daardoor wordt je persoonlijkheid heel vaak gekluisterd. Je zou, heel anders willen. leven en je erkent geestelijk en ook vaak stoffelijk heel andere mogelijkheden, maar de kerk of het geloof zegt: Dat mag je niet denken. En een ander zegt, dat dat tegen elk begrip van fatsoen en eer is. En weer een ander zegt, dat dit niet in overeenstemming is met ons streven naar een groter geluk voor de mensheid. Op die manier lopen we vast. We moeten onszelf zijn. Als we onszelf zijn, dan kunnen we net zo goed met anderen meewerken. Misschien kan ik het het gemakkelijkst weer met een voorbeeld duidelijk maken. Je kunt denken als een socialist en handelen als een socialist; dus je hele wezen geven om de gemeenschap te dienen. Maar dan doe je dat op jouw manier. En wanneer je meent, dat het socialisme als zodanig niet meer beantwoordt aan de behoefte om de gemeenschap te helpen, dan voel je je dus vrij om - al is het maar voor een korte tijd - over te stappen naar een ander, op een andere partij te stemmen of je aan te sluiten bij een andere groepering van werkers of wat dan ook. Je bent vrij. Maar als je socialist "pur sang" bang, dan voel je je ook verplicht, wanneer je ontdekt dat het socialisme als zodanig begint te falen, het socialisme te verbeteren; en dan zou je het van binnenuit willen doen, maar dat kun je niet. Je kunt de wereld verbeteren zolang je jezelf bent, maar je kunt niet de mening van een hele massa met haar eigenbelang en de rest veranderen, terwijl je je blijft onderwerpen aan de regels en de wetten, welke die massa zelf heeft gesteld. De vrijheid, waarop onze Meester dus wijst en de oprechtheid, waarop hij ook altijd weer terecht komt, zijn dus niet bedoeld om de mensheid nu eens even helemaal uit haar verband te rukken en alle stoffelijke samenhangen en ideeën nu maar ineens opzij te zetten, maar ze zijn bedoeld om de mens ervan vrij te maken. Je kunt die dingen aanvaarden, maar je moet je er niet aan gebonden achten. Jij bent verantwoordelijk. Jij moet leven. En wanneer je leeft, dan is je leven een deel van het Goddelijke. Dat hebben wij ook al vaak gezegd. Wanneer je nu in de geest bent en je werkt met het licht, dan ontdek je vanzelf hoe fantastisch sterk en groot die kracht is; dan kunnen er wonderen gebeuren. Maar je kunt die wonderen nooit laten gebeuren op een manier, die strookt met een menselijk voorschrift. De eeuwige kracht en de eeuwige wetten werken voor zichzelf, niet volgens voorschrift of vorm maar krachtens hun wezen. God werkt in ons krachtens Zijn wezen en niet krachtens ons voorstellingsvermogen of krachtens de maatschappij, waarin wij leven of de groep waartoe we behoren. Het is natuurlijk aan een kant jammer, dat de stellingen van onze Meester die kant uitgaan, want u begrijpt wel dat nu de weerstanden in vele kerkelijke organisaties steeds sterker worden. Hij ontkent het recht en het gezag van de priester. Hij ontkent het recht en het gezag van de sociale leider en hij verwijt zelfs de regeerder, dat zijn utiliteitspolitiek in feite een leugen is. Hij zegt, dat die oneerlijk is en dat hij zich daardoor schuldig maakt, ook al bereikt hij schijnbaar door zijn leugen iets goeds. Zijn misleiding voert vanzelf alles wat hij doet tot niets; het maakt het tot kwaad.
4
ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Nu weten we allemaal dat het in de wereld niet zo erg prettig is, want huichelarij is er meer dan genoeg; vaak met een goede bedoeling en een heel goed doel, maar ergens klopt het niet. Ergens is er iets niet in orde; en dat is n.l. de bewegende kracht. Nu ik heb geprobeerd duidelijk te maken wat de Meester bedoelt, zou ik graag daaraan een eigen beschouwing willen vastknopen. Elke mens een begrip van zijn eigen grootheid en eigen waardigheid. Dat is wel eens erg lastig; want het beeld, dat je je van jezelf maakt, is meestal niet 'gebaseerd op wat je innerlijk bont of bezit, maar op wat je uiterlijk lijkt. Een mens meent b.v. dat hij van goede stand is, dat hij door zijn opvoeding de meerdere is van een ander, of dat zijn bezit het verschil uitmaakt. Hij wil dus een aantal verhoudingen scheppen, die niet op zijn innerlijk wezen zijn gebaseerd. Wanneer een mens dat doet, moet hij een groot gedeelte van zichzelf prijsgeven om te beantwoorden aan de maatstaf, die hij zelf stelt. Wanneer hij b.v. rijkdom of kuisheid e.d. beslissend stelt voor zijn plaats in de wereld zoals onze vriend Henri kort geleden zei: "Er zijn mensen, die menen, dat ze alleen omdat ze een bepaalde menselijke functie tijdens hun leven niet vervuld hebben, recht hebben op een eeuwige levensfunctie, hij daardoor dus zijn hele wezen meent te kunnen afsluiten voor de rest van het bestaan, Wanneer je denkt dat rijkdom belangrijk is, dat geld in de plaats kan komen voor innerlijk bewustzijn, voor stand, dat het je het recht geeft te decreteren wat waar is en wat niet waar is (en hoeveel mensen zijn er niet, die dat denken), dan ga je geld leven; dan is je hele wezen eigenlijk gebaseerd op je bezit, je bezit, je bezit! En in dat bezit gaat de innerlijke kracht, je innerlijk wezen verloren. En wanneer ik zeg, dat ik alleen door mij op een bepaalde manier te gedragen (vroeger was dat veel erger, tegenwoordig durft men nog wel eens onbeleefd te zijn, maar vroeger was dat haast dodelijk), dat bon maintien de enige methode is om je stand te bewijzen, dan ben je op den duur een regel van gedragsvoorschriften, dan ben je als mens niets meer; want wat jezelf bent, dat gaat erin teloor. Een mens, zoals wij die leren kennen, vooral bij de beschouwing na het verlaten van de stof, is een zeer samengesteld wezen. Wij komen tot de ontdekking, dat die complexiteit in de mens wel degelijk evenwichtig is. Een mens, die natuurlijk leeft, is evenwichtig. Zijn belangstelling is niet meer gericht op dingen, die eenzijdige belangstelling oproepen. Een gezond mens b.v., denkt niet aan de dood. Of je nog 10 jaar leeft of nog 100 jaar, dat maakt toch geen verschil uit. Hij leeft; en in dat leven is hij gelukkig. Dat geluk wil hij voor niets prijsgeven. Vele moderne mensen kunnen zich niet voorstellen, dat er wilden zijn, die met een gemiddelde leeftijd van 30 tot 35 jaar, zeggen: "Blijf in godsnaam weg, jullie blanken, met al jullie systemen van genezen, van levensverlenging, van psychiatrisch onderzoek en verpleging. Blijf alsjeblieft weg. Ik wil niet oud worden, ik wil mezelf zijn!" En toch zal die evenwichtige mens, die zichzelf leeft, in zijn korte levensspanne meer bewustzijn opdoen, meer geluk kennen, meer intense emoties doormaken dan die ander, in de 150 jaar, die hij door zichzelf te beperken met kunstmiddelen verkrijgt. En daarom is het zo moeilijk om precies uit te leggen wat ik bedoel, want u denkt ten slotte van uit uw stoffelijke waardering. En als ik u zeg: Wat wilt u doen? Wilt u vrij zijn en over 10 jaar sterven of 150 jaar leven, maar dan een beetje meer gebonden zijn aan voorschriften dan nu, dan denk ik dat een hele hoop mensen beginnen te zeggen: "Wij willen vrij zijn." En als ze dan een jaar geleefd hebben, zeggen ze: "Kunnen we niet nog overstappen op die andere proef, want de dood komt zo dichtbij." Dit evenwichtig zijn kan alleen maar bestaan, wanneer je je dus niet meer baseert alleen op het redelijk of op het menselijke of op de wereld of de mensheid, maar als je je in de eerste plaats baseert op je eigen begrip van een hogere kracht. En of je die hogere kracht nu voorstelt als een of ander Zoeloebeeldje of als een oneindige en abstracte Godheid, dat maakt geloof ik weinig verschil uit. Het is de voelbare band met de hogere kracht, waarin je je stabiliteit vindt. Maar die band kan niet aan voorschriften zijn gebonden. Wanneer je een geloof aanvaardt dat zegt: Je moet aannemen dat Jezus God is. En je zegt: Nu ja, het zal wel zo zijn, dan heb je Jezus al verworpen en een deel van je God buiten je wezen gesloten. Pas wanneer die God helemaal in
ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR
5
Orde der Verdraagzamen je wezen leeft, leef je oprecht, leef je werkelijk. Onze wereldleraar heeft dus heus wel reden te spreken, zoals hij doet. Wat me dan verder opvalt in de complexiteit van de meng is, dat hij over het algemeen een deel van zijn wezen onderdrukt. De ene keer is dat het idealistisch deel. Dan zegt hij: Ik mag niet zo idealistisch zijn, want dan komt de praktijk in gevaar. Een andere keer onderdrukt hij een deel van zijn praktische mogelijkheden: Ik zou beter golf kunnen spelen dan de baas. Maar als ik het doe, wordt ik ontslagen, of hij vindt me geen aardige jongen meer, dus moet ik verliezen. Daardoor ga ik werkelijk slechter spelen en op de duur kan ik niet anders meer. Hij beknot zichzelf in zijn leven heel vaak door te zeggen: Ja, maar ik heb mijn verantwoordelijkheden. En als ik nu die verantwoordelijkheden heb, dan kan ik toch niet proberen iets geheel anders te beginnen. Dan moet ik me toch wel houden aan de sleur, waarin ik leef. Zo'n mens beknot zichzelf dan ook weer. Nu weet ik wel, dat er redelijk gezien alle argumenten zijn voor dat betoog en dat de mensen dat zo voelen. Maar dit gevoel is niet de werkelijkheid, het is niet het Goddelijke, het is het materiele patroon, waarin het hele denken wordt gevormd. En als wij dus zien, hoe dat eigenlijk in elkaar zit, hoe de mensen eigenlijk met onzinnigheden en onbenulligheden zichzelf en anderen ongelukkig maken, in onvrede met zichzelf leven, zich gepasseerd voelen, in hun keuze niet consequent durven zijn, omdat ze en het ene en het andere willen hebben, ja, dan zeggen wij ook tegen onszelf: Wat moet je daar nu aan doen? En dan proberen we leringen te geven, waardoor een synthese van al die dingen mogelijk is. De wereldleraar echter zegt: Neen, die tijd is er een klein beetje geweest. Je moet op het ogenblik werkelijk een keuze maken. Je moet zeggen: Dat ben ik innerlijk; en wat ik innerlijk ben, dat ga ik leven. En dan wil ik met alle anderen vrede houden en ik wil mij beperken waar het voor mijzelf niet belangrijk is, maar mijn wezen zoals het is moet geuit worden. En dat schept natuurlijk heel wat conflicten, dat begrijpt u wel. Aan de andere kant - en nu ga ik praten over de consequenties ervan - geloof ik dat de leer van de Meester op het ogenblik toch ergens weerklank vindt. Vooral in de gebieden, waar hij werkt, is dat heel begrijpelijk en heel goed mogelijk. Want er zijn b.v. mensen, die hun hele leven op de goden hebben vertrouwd. Ze waren betrekkelijk arm, zeker volgens westerse begrippen, maar ze waren redelijk gelukkig. En nu worden ze dus geconfronteerd met de noodzaak om zich te veranderen. Ze moeten in de industrie gaan werken; ze moeten zus, ze moeten zo; en ergens wringt dat. De harmonie, de geleidelijkheid, de vreugde van hun bestaan is voorbij. De tijd, dat ze zeiden: "Ik ga een paar weken rusten, ik heb geld genoeg" die bestaat niet meer, dat mag niet meer. Die mensen zijn in opstand; en ze gaan natuurlijk, wanneer ze de leer horen die allereerst materieel in praktijk brengen. Wat is het gevolg ervan? Dat bepaalde organisatiesystemen, zoals die op het ogenblik - vooral in Pakistan - zeer sterk zijn, worden gefrustreerd. Nu kan men zeggen, dat het juist de armere mensen zijn, de minder intellectuelen. Maar ofschoon men dat nu nog niet inziet, zijn het juist de eenvoudige mensen, waardoor intellectualiteit, wetenschap en alles mogelijk is. Een mens begrijpt dat niet altijd. Men zegt b.v. dat de huidige wereld alleen maar mogelijk is dank zij de wetenschap. Het is echter anders. De huidige wetenschap is alleen mogelijk dank zij de mensheid en het bestaan van die mensheid. Wetenschap is een luxeproduct. Voor wetenschappelijk onderzoek, voor een poging om je plaats te vinden in de wereld heb je pas tijd, wanneer er meer wordt geproduceerd dan nodig is en iedereen meer heeft dan hij eigenlijk behoeft te hebben. Dan kan er altijd tijd af, dan is er materiaal beschikbaar om zo iets te doen. Nu heeft de wereld de laatste tijd onnoemelijk veel meer geproduceerd dan ze nodig heeft. Dat klinkt misschien gek in een tijd dat er overal nog hongersnood kan zijn, dat ze in Rotterdam half zeewater drinken enz., maar het is waar; want de mens produceert b.v. onnoemelijk veel voor zuiver vermaak. Hij produceert (en dat is bijna een derde van de wereldproductie) voor oorlog (dus wapens e.d.) en dat zijn allemaal producten, die overbodig zijn, dat zijn allemaal luxe dingen. Al die zaken kunnen dus wegvallen. En heel veel van uw bioscopen, koffiebars en wat er nog meer is kunnen verdwijnen zonder dat het essentieel waardevolle van de mens of van de mensheid wordt aangetast. Wanneer zo’n leer begint door te dringen, dan zal dat allereerst gebeuren bij de armsten, bij de onderdrukten, bij de meest gebondenen, zoals het Christendom in het begin ook een 6 ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
slavengodsdienst was, dat waren ook de onderdrukten. En als die armen nu gaan zeggen; Wij vertikken het. Wij gaan ons niet meer binden aan een bepaald werk en aan een bepaalde werkplaats, dan valt het hele systeem, waarop dus de wetenschap, de vorming, de sociale welvaart is gebaseerd, uiteen. En toch is het geen anarchisme, want het is geen poging om iets te vernietigen maar een poging om de mens terug te brengen tot hetgeen voor hem waardevol is. Nu mag iedereen natuurlijk erover denken, zoals hij wil. U heeft nu veel meer dan de mens had b.v. in het jaar 800 in deze zelfde streken, maar kunt u meer genieten van dat "meer"? Wanneer je een maaltijd geniet bestaande uit 70 verschillende gerechten, dan kun je van alles een klein hapje eten; en dat hapje is dan zo klein dat je de smaak ervan niet eens goed proeft. Je kunt natuurlijk ook met twee of drie gerechten een maaltijd samenstellen en dan kun je van elk gerecht een behoorlijke portie nemen en dan weet je hoe het smaakt, je geniet het vollediger en beter. Het is rustiger, want je moet niet elke keer van bord, van bestek, van gerecht verwisselen. Er is veel minder werk voor nodig. Begrijpt u waar ik naar toe wil? Een mens in het jaar 800 leefde dan misschien in wat u stallen zou noemen en zijn grootste vermaak was dan misschien een dansje op de wei bij muziek, die in uw oren meer kattengejammer is; in die tijd werden er ook nog fluiten (een soort doedelzak) gebruikt en verder slaginstrumenten en rammelinstrumenten. Maar nu is het alleen maar de vraag, of die hartverscheurende en oorverdovende muziek van 800 in de oren van de mensen toen niet veel moderner was dan het Concertgebouworkest in de uwe. Het was een eenvoudiger gerecht, maar ze wisten het vollediger te genieten. De arbeid van vroeger was niet iets, dat je zo gauw mogelijk volbracht om dan je vrije tijd te gaan gebruiken. De arbeid was vaak gelijktijdig ontspanning. Het was een vreugde om het bos in te gaan om daar hout te hakken, bij wijze van spreken en meteen eens te kijken naar alle dieren, je bezig te houden met de voortekenen van de winter en desnoods eens even te rusten; je had overal tijd voor. Tegenwoordig niet meer. Nu kan men wel zeggen, dat de wereldleraar een terugkeer naar een chaotische toestand helpt bevorderen, maar van uit het menselijk en vooral het geestelijk standpunt zou je ook kunnen zeggen, dat hij probeert de mens zover te brengen dat hij - in plaats van het vluchtige achtereenvolgende genot dat op het ogenblik de essentie uitmaakt van het bestaan - de mens weer wil brengen tot het volbeleefde ervaren, de levenvervullende genieting. En dat is dan voor de moderne maatschappij met al haar goede bedoelingen niet prettig. Het was ten slotte voor de priesters in de Tempel ook niet prettig toen Jezus vertelde dat je aan God moest geven wat van God was, maar dat je verder zelf moest leven en dat je God overal kon aanbidden, want God was overal en het Koninkrijk Gods was niet in de Tempel maar in je hart. Toen zijn ze ook ontzettend nijdig geweest en hebben ze gezegd: "Ja, maar hoe moet onze godsdienst en onze staat verder bestaan, als Jezus zijn zin krijgt?" En dat zullen ze nu ook wel weer zeggen. Toch had Jezus gelijk en niet de priesters.” En zo is het met de wereldleraar ook. Hij heeft gelijk en niet wij, als we ons gaan bezighouden met: Maar we moeten toch het bestaande instand houden en ontwikkelen. We kunnen toch niet zo maar alles achterlaten en aan iets nieuws beginnen? Dat is dus de kwestie van de nieuwe wereldleraar en zijn openbaar leven. Ik wil er niet te ver op doorgaan. Ik heb u eigenlijk het essentiële wel verteld. Ik heb een beschouwing van mijzelf daaraan toegevoegd om duidelijk te maken hoe ik dat zie. Ik zou u alleen dit willen vragen: Hoeveel dingen zou u willen doen en doet u nooit, ofschoon u er steeds weer van blijft dromen? Hoeveel mogelijkheden laat u voorbij gaan, omdat u denkt dat het dwaas zou zijn of omdat het niet past? Hoeveel malen houdt u zich vast aan verplichtingen, terwijl u innerlijk vol verzet bent? Hoe vaak in het leven hebt u terwille van positie, financieel gewin, zekerheid e.d. uw werkelijke mogelijkheden en uw wezen verloochend en dan maar aanvaard, dat u in een toestand kwam, die misschien jaren lang in uw leven heeft door gevreten? Als u op die vragen antwoord geeft, dan zult u tot de ontdekking komen, dat er heus wel iets te zeggen is voor de stellingen van de nieuwe wereldleraar. Ja, wat moet ik verder dan nog vertellen? Het is nu niet direct wijding geweest misschien, maar het is ongetwijfeld weer eens iets, waarover je eens moet nadenken. Ik geloof, dat ik het erbij ga laten en dan kunnen we het tot slot nog als volgt formuleren: ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR 7
Orde der Verdraagzamen Bedenk goed, dat de geestelijke vernieuwing, die de wereldleraar brengt in de materie, maar die over de hele wereld doorwerkt, mede door de Witte Broederschap, door vele ingewijden, door een heel geestelijk netwerk dat over de aarde ligt, geen invloeden zijn die uw wereldje beschermen of helpen vormen of uw idee van goed en welvaart helpen bevorderen, want uw ideeën zijn vastgegroeid aan maatschappelijke en redelijke beelden, die niet beantwoorden aan uw innerlijk. Wat wordt bevorderd en wat in de komende tijd steeds sterker zal worden bevorderd door andere krachten, dat is de innerlijke ervaring, de innerlijke verbondenheid met God, de innerlijke vrijheid, waaruit alleen een gezonde en bewuste mensheid kan ontstaan. Nu en daar kan ik het bij laten. Vrienden, ik geef het woord over aan een tweede spreker, die nog kort voor u kan improviseren aan de hand van uw eigen onderwerp. GELOOF Een geloof is iets, dat je in jezelve draagt. Het is een weten, dat in strijd schijnt te zijn met alles rond je, dat wat je wezen beheerst. Geloof is eigenlijk de uitdrukking, die de mens in zichzelf vindt voor een band.tussen hem en de onbegrepen Godheid. Uit duizenden krachten kan hij kiezen, maar er is maar één kracht, waarin hij werkelijk gelooft. Er is maar een kracht, die hij in zijn wezen waar kan maken. Jammer genoeg beseft de mens niet dat geloof en leven voor hem identiek behoren te zijn. Wat je gelooft dat is de wet, waaruit je bestaat. Dat is de kracht, waaruit je zelf leeft. Wat je gelooft dat is je werkelijke wezen; en pas wanneer dat werkelijke wezen wordt geuit kan het geloof zich verrijken. Men zegt wel: ik geloof. En in wezen zou men willen geloven. Maar men twijfelt, men aarzelt, men kan niet aanvaarden, want het werkelijk geloof is vaak klein. Een mens zoekt naar een groot geloof, naar een grote God en een grote eeuwigheid met grote krachten en wonderdadige manifestaties. Maar zo is het Geloof niet. Het geloof is in ons als net zaad, waaruit eens de lotus van bewustzijn opbloeit, die zich kan richten naar de maan en stervend in de zon kan opgaan. Wij zijn klein in ons geloof. En wanneer wij ons dit realiseren, dan blijkt dat er maar heel weinig is, waaruit wij verder kunnen leven, waaruit wij kunnen werken, Maar dit tot werkelijkheid maken in onze wereld betekent het zaad uit zijn steriele beslotenheid nemen, het uitzetten in de modder van uw vijver in de wateren in het land. Een geloof dat op de proef wordt gesteld in de werkelijkheid, dat kan pas leven. Een geloof dat in het "ik" besloten blijft niet; want onze band met God moet duidelijk en kenbaar zijn, wil zij in onze ervaring opgaan. En pas wanneer onze ervaring ons geloof bevestigt, zoals wij het kennen of het wijzigt, groeien wij naar de werkelijke band toe, die wij hebben met de Oneindige. Als ik weet dat ik leef, dan kan Brahma’s nacht komen, dan kan alles duister worden, maar als ik weet dat ik leef, zal ik leven. Maar zou ik slechts willen geloven dat ik ben en dat ik leven kan, zo zal ik aarzelen en het duister zal mij overspoelen en ik zal uitgedoofd zijn. Wanneer ik geloof dat mijn leven zin hoeft, dan moet ik mij niet afvragen, hoe groot mijn invloed is op het leven. Misschien beteken ik maar een zeer kleine zin, een kleine invloed in het leven, een verandering in het lot van een enkele mens, een nieuw besef of een verplichting met tegenzin aanvaard, waaruit ik iets voortbreng. Wanneer ik besef dat het kleine dat ik tot stand breng, even belangrijk is als het grote waarvan ik droom, dan zal ik proberen mijn geloof juist in het kleine waar te maken en daaruit zal het kunnen groeien en zich ontwikkelen, totdat het mijn wezen werkelijk in contact brengt met de oneindigheid Gij mijne vrienden, wilt geloven. Geloof wordt altijd uitgedrukt in de grote termen van: Wij geloven in een God. Wij geloven in een taak, een zin, een doel in de scheppin, maar meestal zijn dat woorden. Ik geloof ook. Ik geloof in mijn leven dat oneindig is, want ik kan het mij niet anders denken en daarom leef ik. Ik geloof dat mijn wezen invloed heeft op de wereld rond mij, al is die invloed nog zo onbelangrijk, maar ik geloof dat er iets uit geboren wordt. al ken ik het niet. Daarom heb ik invloed en daarom is mijn bestaan een werking in het Al. Ik geloof dat ik mens kan zijn of geest, dat ik duizend verschillende vormen kan bekleden., dat ik mij in duizenden 8 ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
lichamen kan doen verzinken om daarin te leven zonder ooit meer of minder mijzelf te zijn. Daarom ben ik mijzelf in alle vormen. Geloven is niet het grote. Het is het hele kleine, maar dan ook het onwrikbare, waarop je alles durft zetten. Een geloof, waaraan je een wereld durft wagen en jezelf. Een geloof, waarvoor je alles riskeert, zonder te beseffen dat er een risico is, omdat je geloof zelfs het begrip risico uitsluit. Het geloof is een zekerheid, die ver buiten alle redelijkheid ligt, buiten alle godsdienstige lering. Het geloof is het besef van een oneindigheid in jezelf. Die kleine beperkte oneindigheid, die voor jou niet anders kan zijn en daarom de drijfveer is van je leven, van alles wat je bent en doet. Dit geloof te bezitten is een groots, een wonderbaarlijk iets. Wie met het weinige geloof dat hij bezit werkt, verwerft misschien eens een groter geloof, een grotere zekerheid, maar niemand weet hoe, wanneer of waar. Daarom is het noodzakelijk uit te gaan van het kleine dat in je leeft, van de zekerheid die je innerlijk draagt en eens zo op te bloeien tot een bewuste, wie het ware licht van de Schepper is gevangen.
ZI 630203 – DE NIEUWE WERELDLERAAR
9
De wereldleraar
Datum:
11-08-1963
Soort:
lezing
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep II > Zondaggroep (II) 1962-1963
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Zondaggroep II, 11 augustus 1963 Goeden morgen, vrienden.
Zondagochtendkring
We beginnen zo dadelijk met het laatste onderwerp van de laatste bijeenkomst. Ik hoop dus dat u een onderwerp weet te stellen, dat passend is. We hebben j.l. vrijdag gehoord dat onze Wereldleraar is heen gegaan. Nu is er een vraag gekomen, of het misschien mogelijk is om de meest belangrijke punten van zijn leer naar voren te brengen. In de tweede plaats is er gevraagd te spreken over: de ware esoterie in verband met het onderwerp van de vorige vrijdag, toen er werd gesproken over het persoonlijk zegel. Laten we maar eerst beginnen met
DE WERELDLERAAR
dan kunnen we dadelijk zien, of we nog tijd over hebben om op het persoonlijk zegel terug te komen. Dat is n.l. een tamelijk technische kwestie en ik geloof niet, dat dat zo eenvoudig is uit te leggen. De nieuwe Wereldleraar staat aan het begin van een nieuwe ontwikkeling, dat zult u allen wel begrepen hebben. Nu zou ik daarover graag eerst een paar saillante feiten geven, opdat u kunt begrijpen wat hij eigenlijk is. We gaan uit van het standpunt, dat de ontwikkeling van de wereld plaatsvindt in een aantal z.g. rassen. U leeft b.v. op het ogenblik in het 5e wortelras en in de zoveelste evolutie daarvan. Elke evolutie in een ras staat onder toezicht van een grote lichtkracht. Men heeft die eens met de naam van een grote wetgever Manu genoemd, maar dat is een willekeurig gekozen naam. Nu is de kracht, die een bepaald ras ontwikkelt, ook de kracht die de aarde mede regeert gedurende de tijd, dat dat ras bestaat. Wanneer daarin (in dat ras dus) op een gegeven ogenblik een vernieuwing ontstaat, dan zien we hoe dit ras langzaam maar zeker op uitgekozen plaatsen rijpere lichamen (d.w.z. voertuigen bestemd voor rijpere geesten) produceert. Wanneer er dus voldoende van die evoluties in de lichamelijke structuur hebben plaatsgevonden en er zijn voldoende entiteiten rijp voor een volgende fase van bestaan, dan komt er meestal een wereldleraar. Deze is a.h.w. degene, die de kern moet scheppen voor een ras. Die kern wordt in de eerste plaats geschapen door een leer; dus het kweken van een mentaliteit, die het scheppen van juiste lichamen a.h.w. bevordert, in de tweede plaats door een geestelijke instelling, die rijp maakt voor het vrij komen van alles wat er tot nu toe was, opdat men een nieuwe wet, een nieuw bestaan, een nieuwe wijze van denken en leven aanvaardbaar gaat vinden. Pas wanneer dit alles is gebeurd en dat is soms een betrekkelijk langdurige kwestie kunnen er in kleine centra (meestal afgezonderd en heel vaak ook nog levend onder bijzondere wetten) groepen mensen komen, waarin dus de werkelijke geesten (de bevoertuigde geesten) van zo’n nieuwe cyclus (de 6e of de 7e cyclus) gaan leven. Onze Wereldleraar heeft dus eigenlijk met zijn leer gelijktijdig datgene wat was tot een apotheose moeten maken. Zijn werk is een synthese van alles wat is geweest. Gelijktijdig moet hij echter regels en wetten ontwerpen, die het mogelijk maken om zo dadelijk (en dat "zo dadelijk" kan honderden maar ook duizenden jaren zijn) een aantal centra te stichten, waarin de ingewijden van deze tijd langzaam maar zeker gaan optreden als de ouders van het nieuwe ras. Dit alles bij elkaar genomen verklaart dus, waarom de wereldleraar niet zo openlijk en in het openbaar werkt, zodat de hele wereld ervan hoort. Dat heeft geen zin. Hij werkt in een bepaald milieu, waarin die verandering het gemakkelijkst kan gebeuren. Hij bereidt een ontwikkeling voor, die zo dadelijk (over een paar duizend jaar kan het ook zijn) haar hoogtepunt zal hebben, vermoedelijk in Zuid Amerika. Hij heeft daarvoor nu gewerkt op plaatsen, waar de mogelijkheden tot inwijding groot genoeg zijns plaatsen waar zijn leer vaste ZII 630811 – DE WERELDLERAAR 1
Orde der Verdraagzamen voet kan krijgen en waar gelijktijdig een onevenwichtigheid en een onrust heersen, die zijn stellingen aanvaardbaar maken in de eerste plaatsen in de tweede plaats de gebondenheid, aan oord en bodem minder maakt. Dat is vroeger ook eens zo geweest. Er was toen ook zon Meester, die zijn leer heeft gebracht. Hij behoorde tot de restanten van de Atlanten, de Atlantische priesters, die zijn weggetrokken. Uit hun gezelschap trokken toen (men zegt dat het de voorvaderen van de Ariërs waren) de voorvaderen van dat ras naar de Gobi. In de Gobiwoestijn vormden zij die bekende priesterbeschaving, waar inderdaad de hogepriester een soort incarnatie was, die steeds terugkeerde en Manu werd genoemd, de grote wetgever. Die wetten zijn ook het begin geweest van het Hindoestelsel. Enfin, er zat van alles en nog wat bij en het was doelbewust gericht op een zekere selectie van voertuigen, waardoor dus een nieuw ras kon ontstaan. Op dezelfde manier zullen we dat in de toekomst weer krijgen. Ik wil niet zeggen, dat ze weer naar een Gobi zullen trekken (die overigens in die dagen nog zee was), en ik wil ook niet vertellen, dat ze zich nu plotseling helemaal zullen gaan afzonderen. Het verloop van zo’n ontwikkeling wordt steeds aangepast aan de wereld en aan de tijd, waarin men leeft. Maar om die ontwikkeling mogelijk te maken moest er dus een leer worden geschapen, die aanstonds, wanneer het noodzakelijk is, kan worden tot de wet van een nieuw onderras. Nu ik dit allemaal heb gezegd, hoop ik dat u de citaten, die u volgens uw verlangen nu zult krijgen, beter kunt interpreteren. Wat is, dat is eigenlijk een beetje onbelangrijk geworden. Het heersende ras van deze tijd of ze het nu willen aanvaarden of niet is over zijn hoogtepunt heen. Deze golf van evolutie is practisch voorbij. Wat we nu krijgen, is een langzaam afzakken van de hogere rassen; en uit die hogere rassen het ontstaan van het nieuwe. Dan beginnen we allereerst maar eens met een paar stellingen van de Wereldleraar, die u bij ons ook vaak hebt aangetroffen, omdat ze voor deze tijd belangrijk zijn. "Er is geen band die bindt, behalve de kracht die ge in uzelve erkent. Wees vrij in alle dingen en beperk u niet, maar vervul uw wezen. Want slechts uit deze vervulling van uw wezen, volgens uw innerlijk aanvaarden van dat wat goed is, zult ge komen tot een waar bereiken in geest, en stof." Dat klinkt allemaal een beetje, of hij wel heel erg vrijzinnig is. Ik geloof niet, dat we de nieuwe Meester vrijzinnig mogen noemen, maar wel mogen we hem de Meester van de persoonlijke verantwoordelijkheid noemen, van de grote vrijheid. Zo zegt hij b.v.: "Heb uw naasten lief door hen de vrijheid te geven, die zij voor zichzelven eisen en hun uw hulp en steun niet te onthouden, waar en wanneer ge hun die verantwoord kunt geven." Dat is zo heel eenvoudig gezegd. De grootste liefde, die je kunt hebben, is iemand vrij laten. Dat is gericht tegen alles wat op het ogenblik aan bindende krachten, bindende werking bestaat. Hij zegt b.v. ook: "De dood is het leven, dat terugkeert tot zijn ware oorsprong." Hij wil niet spreken over een hemel of een hel. Voor de nieuwe Wereldleraar was dat ook niet belangrijk. Hij wist hoe hij dit alles moest zien. Hij was zelf bewust van alle werelden en hij kon de mens dus alleen maar duidelijk maken: Kijk eens, dit is een terugkeren tot je bron, tot je oorsprong. Zo zei hij b.v. tegen een Boeddhist, die zich heel erg druk maakte over zijn zoveelste incarnatie, op een gegeven ogenblik: "Indien de vlieg zich druk maakt om haar vleugelslag, hoe zal zij vliegen? Indien de bloem zich bezighoudt met het aantal harer meeldraden, hoe zal zij bloeien in de juiste kleur? Niet toeven met de gedachte bij de verhevenheid van dit zijn, maar het bestaan beleven in volledige harmonie met het "ik", is de juiste erkenning van de Schepper en de scheppende kracht in ons." Hij bezemt daarmee al die mooie bedoelingen en mooie bestrevingen naar de hemel a.h.w. over boord. Hij wil helemaal niet horen van mensen, die geestelijk zo verheven zijn. Je zou kunnen zeggen dat deze, een hoge geest in zich dragende mens, eigenlijk probeert om stof en geest samen te voegen. En wanneer u nu bedenkt wat ik zo even heb gezegd, dan ziet u ook waar dat naar toe gaat. 2 ZII 630811 – DE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Wat de Meester probeert te doen, dat is de mens losweken van zijn idee dat hij gebonden is aan een milieu, aan een wet, aan een plaats. De hele wereld staat voor hem open. Het hele leven ligt voor hem. Hij heeft maar één plicht; te beantwoorden aan de geest, die in hem leeft; dus eigenlijk aan zichzelf. Alleen op die manier kan zo dadelijk een hogere geest incarneren op aarde en daar een zekere vrijheid kennen. Alleen op die manier kan het nieuwe zich ontplooien; en dat is dus de voornaamste reden, dat hij de vrijheid en de persoonlijke aansprakelijkheid voortdurend predikt. Natuurlijk heeft hij daarnaast heel veel gebracht dat meer esoterie is, en daarbij spreekt hij heel vaak (hij heeft gewerkt in het Nabije Oosten en het Verre Oosten) in de wat bloemrijke taal van die streken. Hij leert ons b.v.: "De bron, die uit de aarde welt, vraagt niet: Vanwaar ben ik gekomen. Doch ziet, zij brengt vruchtbaarheid langs haar oevers en de stroom, die zich voortzet, is een vreugde voor mens, plant en dier. Weest gij als een bron; niet vragende: Vanwaar kom ik; niet vragende: Waarheen zal ik gaan, maar zeggende: Ziet, ik leef; en in mijn leven ben ik een vreugde voor al het zijnd." Dat is echt zijn idee. Je leeft a.h.w. om het leven tot een harmonie te maken. In deze tijd is de harmonie teloor gegaan. En wil men komen tot een nieuwe evolutie, tot een verbetering van de menselijke structuur, maar ook van de entiteit die in zo’n verbeterde structuur kan incarneren, dan moet men uitgaan van harmonie. Een zeer groot gedeelte van zijn leringen gaan uit van harmonie, zowel de innerlijke als de uiterlijke harmonie. Wanneer ik b.v. denk aan hetgeen hij leraart aan een groep Moslims: "Indien gij in uzelve Allah erkent, zo zeg ik u: Ga tot Hem. En zoals de Profeet opsteeg tot de zevende hemel, gaat gij in uzelve tot de zevende hemel, opdat gij moogt weten wat gij dient. Doch zo gij spreekt met de letter van uw wet, doch zo gij uitgaat van uw eigen gerechtigheid, hoe zult gij ooit uw God aanschouwen?" En dan gaan we heel rustig meteen een stap verder. Hij is in hetzelfde milieu bij de Ipaki geweest; "Alle rijkdom is in uzelf gelegen. Dat wat gij aanschouwt en beleeft is uw eigen, ook wanneer gij het nimmer meer zoudt aanschouwen. Doch datgene wat gij wegsluit als uw bezit, datgene wat gij niet erkent in zijn werkelijkheid, zal nimmer tot u behoren. Verrijk zo uw geest, opdat ge uit de rijkdom van uw geest moogt leven in waarheid, verrijk niet uw stof, opdat uw stof niet in haar rijkdom verstikke en de geest ontneme de mogelijkheid te rijzen tot het licht." Veer een heel eenvoudige filosofie. Jezus zei: "Geef al uw goederen weg aan de aarde." De nieuwe Meester zegt: Neen, dat is niet direct nodig, maar bind je nu alsjeblieft niet teveel aan die begrippen van rijkdom, van geld en alles wat erbij behoort. Als je dat alles zo beziet, dan zul je je onwillekeurig gaan afvragen nu we zijn taak zo’n beetje hebben bezien: Wat wil eigenlijk deze Meester? Wat is het belangrijke in zijn leer? Nu kan ik dat samenvoegen in citaten en dan zijn we morgen nog bezig en weten we nog niets. Daarom wil ik proberen nu hij is heen gegaan (u zou zeggen: is vermoord) een heel eenvoudige samenvatting te geven. Alles, wat je in het leven bent, moet worden uitgedrukt in de volledige harmonie van alle delen van je wezen. Jezelf te ontzeggen dat wat innerlijk voor je noodzakelijk is, is dwaasheid. Datgene uiterlijk te aanvaarden, wat innerlijk niet in je leeft, is dwaasheid. De mens, die eerst in zichzelf harmonisch is, kan zijn God op de ware wijze dienen. Hij moet dit doen met een volledige aansprakelijkheid voor alles wat hij tot stand brengt. Hij mag zich nimmer beroepen op het gezag van anderen, noch mag hij anderen dwingen in de naam van het gezag, dat hij zelf denkt te bezitten. In een volledige vrijheid levende, moet de mens vreugde voor zichzelf scheppen. Want harmonie is niet een lijdzaam ondergaan van het leven, maar een actief deelnemen eraan. Die ZII 630811 – DE WERELDLERAAR 3
Orde der Verdraagzamen activiteit moet worden beleefd in overeenstemming met dat wat je bent. En dat wat je bent, daarvan geeft hij ook zijn definitie, die we om heel lange en differente beschouwingen kort te maken misschien het best zo kunnen formuleren. Wanneer je op aarde wordt geboren, dan wordt door de erfelijkheid bepaald wat je lichaam is; dan wordt door astrale verhoudingen bepaald wat het karakter is en door je geest wat het doel is van je leven. Het is je taak om die drie zo samen te voegen, dat het bereiken van het doel een vreugde is voor de waarden, die je zowel astraal als zuiver stoffelijk bezit, Het is de grote taak van de mens niet om zichzelf te maken tot wat hij niet is maar om de volmaaktheid te bereiken binnen het kader van wat hij is. Op deze manier moet hij zoeken naar een harmonie, die innerlijk een weerkaatsing vindt, verdergaande dan zijn eigen wereld. Het geluk, dat je in jezelve kent, mag niet alleen maar .zijn: het geluk van een leven in je wereld dat je bevredigt, maar het moet als het ware de innerlijke bevestiging zijn dat dat leven goed is. Daarop komt alles neer. Dan geeft hij daarnaast een groot aantal esoterische leringen en wetten, waarvan misschien een van de voornaamste wel is: "Zo gij in uzelve keert, zeggende: ik wil mijzelve kennen, vergeet gij uw God. Doch zo gij in uzelve tracht uw God te kennen, zult gij door uw God uzelf aanschouwen, en daaruit zult gij de weg vinden, die gij waarlijk moet gaan. Want het is niet voldoende uzelve te vinden of uw God te vinden. Gij zult moeten beantwoorden aan de weg, die ligt tussen uw wezen en uw God, en deze gaande, kunt gij zeggen; Ik heb bereikt, datgene wat noodzakelijk is." Dus de esoterie van de Wereldleraar is de esoterie van de mens, die zichzelf voldoende leert kennen om tot zijn God te gaan in volledige waarheid. En naarmate je meer tot die God gaat, zul je dan vanzelf jezelf wat beter leren kennen en zul je meer beantwoorden aan de goddelijke werkelijkheid. Maar totdat het zover is, moet je niet denken, dat je volmaakt bent en dat je alleen met het kennen van jezelf klaar bent. Op deze manier heeft hij dus bouwsteentje na bouwsteentje aangedragen, waarvan u in de loop der tijden ongetwijfeld steeds meer zult gaan horen, zowel via ons nog als via vele andere bronnen, want dit begint nu te werken. Dan zult u dus zelf zeggen: Ja, ik ga nu begrijpen wat deze Wereldleraar heeft gedaan. Hij heeft een synthese geschapen van al het goede en al het lichtende, dat is geweest. We vinden in hem de Boeddha en Jezus terug. We vinden de grote leraren van de oudheid, de vele grote filosofen terug, de grote ingewijden; en dit alles tezamen heeft hij in een nieuwe verhouding gesteld. Hij heeft dit gemaakt tot een nieuw begrip, een nieuw denken. Dit heeft hij nu voorzichtig aan zijn leerlingen en zijn volgelingen gegeven, opdat dezen door dit nieuwe denken ten slotte een vrije menselijke gemeenschap zullen scheppen. En daarmee heb ik dan wat dit onderwerp betreft wel een redelijk duidelijk beeld gegeven en meer zoudt u op deze dag toch ook niet van mij mogen verwachten. Dan blijft er nog het 2e onderwerp over: Een persoonlijk zegel Dat ik die onderwerpen nu samenvoeg, is niet alleen, omdat u dat hebt gevraagd, maar omdat het zo heerlijk bij elkaar past. U hebt uw persoonlijke wet. Elke mens leeft vanuit zichzelf met een bepaalde bestemming. Uw leven op aarde is niet alleen maar een toevalsproduct, het is de directe vervulling van een taak. Aan een deel van die taak kunt u zich niet onttrekken, omdat zij toch ondanks al uw streven en tegenstribbelen wordt volbracht. U hebt een vaste waarde voor de buitenwereld. Gelijktijdig hebt u in uzelf ook een vaste waarde, want uw eigen "ik" erkent God en ook de taak op een bepaalde manier. Dat is niet de volledigheid van het zijnde. Het is niet de grootse openbaring van alle dingen, maar alleen het erkennen van een bepaald deel van het Goddelijke, dat voor u van kracht is. Die wet kennen, betekent voor jezelf een volledige harmonie scheppen tussen je innerlijk streven en je uiterlijke bestemming. Je krijgt dus een harmonie, waarin de geest zich a.h.w. vertegenwoordigt zowel in de sferen, in God, als in de aarde (het stoffelijk lichaam) en daarbij 4 ZII 630811 – DE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
door de stof wordt gesteund, door het vaste scheppingsplan, waarbinnen de stof dus een zekere betekenis moet hebben en daardoor een innerlijke voldoening ondergaat. Nu kunnen wij natuurlijk zeggen; Dat kunnen we uitbeelden in een zegel, een persoonlijk zegel of stempel. Maar wie zal het zegel schrijven? Wie zal u zeggen wie ge zijt? Voor sommigen is het leven een heen en teruggaan. Voor hen zal het zegel in lijnen te tekenen zijn. Het is een gaan tot het hogere, een terugkeren tot het lagere, in het lagere zich bevestigen, weer teruggaan tot het hogere en ten slotte een terugkeer b.v. naar het beginpunt. Voor een ander is het persoonlijk zegel eerder een verhouding van krachten, die op hem inwerken. Want u staat natuurlijk, wanneer u leeft, temidden van allerhande invloeden. U hebt uw eigen denken, eigen wensen, eigen behoeften. Maar die behoeften en wensen worden voor een gedeelte opgeheven door de wereld buiten u. Die zegt maar: Er moeten andere behoeften of wensen zijn. De wet van de wereld en de innerlijke wet ontmoeten elkaar in het "ik" en daarin moeten ze tot een compromis komen. Soms heffen ze elkaar volledig op, dan hebben we de amorele mens, zoals men zegt. Soms versterken ze elkaar en hebben we iemand met een onbegrijpelijke rechtzinnigheid, die meestal niet in staat is te begrijpen dat, wat voor hem geldt, niet voor de hele wereld kan gelden. Zo kunnen we ons voorstellen dat er misschien honderden verschillende invloeden zijn, die samenkomen. Een persoonlijk zegel zal altijd een uitdrukking moeten zijn van deze invloeden en van de manier, waarop ze ontstaan. Zo’n persoonlijk zegel kan natuurlijk worden uitgedrukt in symbolen. Dat is heel eenvoudig, omdat een symbool veel meer kan zeggen dan men ooit met letters of cijfers kan uitdrukken. Maar in andere gevallen zal men toch ook moeten berekenen; en dan doet de doorsneemens hot verstandigst om voor een persoonlijk zegel uit te gaan van twee dingen: het symbool van datgene wat je het meest begeert het symbool waaraan je het meest gelooft. Dat zou voor iemand dus kunnen zijns een kruis en een ring b.v. Stel deze beide in verhouding tot elkaar en laat uw geloof, uw stoffelijke begeren a.h.w., ietwat domineren. Erken verder daarbij altijd wat uw getal is. Een getal is ook weer zo moeilijk. Je kunt dat natuurlijk kabbalistisch berekenen. Maar het getal van de mens is a.h.w. de levenscyclus, waartoe hij behoort. Het is geen rangorde. U kunt niet zeggen: Iemand, die het getal 8 of 9 heeft, staat hoger dan iemand, die het getal 5 of 6 heeft. Het getal 5 of het getal 6 drukt een totaal andere instelling in het leven uit dan b.v. het getal 8 of 9. Wanneer je zon persoonlijk getal hebt berekend (doe het desnoods op kabbalistische manier, dat klopt meestal heel aardig; je kunt het natuurlijk ook berekenen aan de hand van de heersende planeet plus het getal van de heersende planeet en de ascendant), dan voeg je dat aan je persoonlijk zegel toe. Vervolgens moet je voor jezelf nog iets uitdrukken; de relatie tussen het hoogste dat je in jezelf kent en het laagste. Een aardig voorbeeld hiervan is b.v. het persoonlijk zegel van Salomo. Daarin vinden we n.l. een streepje dat de hemelen aangeeft (de goddelijke wereld), waaruit een bliksemschicht naar beneden, naar de aarde, schiet. Daarmee drukt Salomo eigenlijk uit; Ik mag nu wel goddelijke wijsheid hebben, maar in mijn wezen vergt deze een voortdurend doordringen in de stof. Hij geeft dus aan, dat hij a.h.w. zijn leven verdeelt (dat mag misschien niet worden gezegd, maar het is toch waar) tussen de materiele lusten des levens en de innerlijke hoogten van goddelijke wijsheid en bezinning. Daarom is hij ook magiër. Dat hij dit plotseling doet, drukt hij uit met de bliksemschicht: de onmiddellijke ontlading van het goddelijk geweld. Zo zal men duizend voorbeelden kunnen vinden van de manier, waarop een persoonlijk zegel is geconstrueerd. En hoe men dit verder wil construeren (in een achthoek of een vierhoek, in een cirkel of in een driehoek) dat maakt niets uit. De vorm van het zegel is altijd de vorm van de wereld, die je kent. Een mens, die bang is voor het leven en die zich wil omringen me.t de onsterfelijkheid, de oneindigheid, zal altijd een cirkel kiezen. De mens, die zijn wereld nauwkeurig begrensd wil zien in lijnen en regels, ach, die zal een rechthoek of een vierkant kiezen. De mens, die wil opstijgen naar het hogere, ach, die kiest al heel gauw een piramidesymbool. En zo kan men verdergaan.
ZII 630811 – DE WERELDLERAAR
5
Orde der Verdraagzamen Het symbool is een uitdrukking van je persoonlijkheid. Want een persoonlijke wet is de uitdrukking van de synthese stof geest in je eigen wezen onder het dominerend goddelijk scheppingsplan. Het persoonlijk zegel is de uitdrukking van de eenheid van innerlijke en uiterlijke waarden, zodanig samengevoegd dat ze het evenwicht, waaruit men leeft, weergeeft. De mens zelf staat dan a.h.w. in het centrum van het zegel; hij is alle delen ervan. Maar zijn werkelijk wezen, dat tot uiting komt, is de synthese van alle delen, die in een geheel naar buiten treden, Zo bezien zou je kunnen zeggen, dat het misschien wel goed is een persoonlijk zegel te hebben, want dat is ergens de spiegel van je eigen persoonlijkheid. Maar het is geloof ik toch belangrijker om de innerlijke wet te kennen. Die innerlijke wet (en nu keer ik even terug naar de lering van onze Wereldleraar.) is mijn wet; en de innerlijk erkende taak is mijn taak. Wanneer ik aan die wet gehoorzaam en wanneer ik die taak vervul, dan is de wereld mijn appel. Ik kan hem plukken en eten, zoals ik wil. Ik heb níets te maken met anderen; mijn taak alleen stelt de verhouding tussen mij en anderen. Die verhouding mag ik nooit overtreden, want mijn wet dat. is God, zoals Hij spreekt in mij. Ik moet anderen ook dezelfde vrijheid laten, die ik heb; ook voor hen is de wereld hun appel, die ze kunnen eten of wegwerpen, zoals ze willen. Want ook zij zijn vrij, ook zij worden geregeerd door het goddelijk scheppingsplan, dat in hen tot uitdrukking komt. Ook zij worden geregeerd door hun erkenning van het Hogere en hun beleving van de hogere kracht. Dat houdt in, dat de doorsneemens dit op het ogenblik zal verwerpen, zoals hij ook de stelling van de Wereldleraar, dat elke mens vrij moet zijn, ongetwijfeld zal verwerpen. "Want," zo zal men uitroepen, "moet iemand dan vrij zijn om te moorden, te stelen of te roven?" En het antwoord is: Ja, zoals een ander vrij moet zijn om zijn bezit te verdedigen of zijn leven te beschermen. Want een ieder leeft volgens de krachten, die in hem bestaan. Misschien mag ik daar iets bij vertellen, dat wel interessant is. Er werd eens gedebatteerd over de wet. Toen maakte onze nieuwe Wereldleraar deze opmerking; "Gij, mijn vriend, wilt de harmonie beschermen door de wereld te verdelen in vakken en de vakken te verdedigen met afrasteringen. Maar vergeet niet, dat elk hek dat er staat de mens uitnodigt om eroverheen te klimmen; dat elke schutting, waarachter ge iets wilt verbergen, de nieuwsgierigheid prikkelt en daardoor de aandacht vestigt op datgene, wat ge aan het kennen wilt onttrekken. Hoe meer gij verbiedt, des te meer gij het zondigen bevordert. Hoe meer gij tracht zekerheid te scheppen, des te groter de onzekerheid, die ge veroorzaakt." Misschien is het wel aardig om dat even erbij te vermelden, al is het dan niet een intrinsiek deel van de Wereldleraar, maar eerder een idee van zijn reactie op de wereld en de plannen van de wereld. We moeten dat eens goed bekijken. Het is voor onszelf precies gelijk. Zolang wij onze eigen wet leven, maar dan volledig eerlijk en overtuigd, zonder uitzonderingen te maken voor onszelf en zonder anderen aan die wet te binden, dan staat de wereld open. Ze is vrij, je kunt erin leven en dan is je eigen wezen ook uit te drukken in een vaste structuur, je wordt niet van buitenaf beëngd en benauwd. Je leeft in het goddelijk scheppingsplan op de plaats, die je is gegeven. Je leeft jezelf uit, zoals het jou is gegeven je uit te leven: eerlijk, innerlijk overtuigd dat je goed doet. Onthoudt u dat erbij. Dan vallen de hekjes wegen onze Wereldleraar acht dat van groot belang. Want hoe kan een mens ooit het hogere bereiken? Hoe kan ooit de mensheid veranderen door een betere, een juistere vorm van leven en bestaan, als zij niet eerst vrij is om zichzelf te zijn? Hoe kan de menselijke geest zichzelf vervullen, indien ze zich gebonden ziet aan stoffelijke vooroordelen en beperkingen, waardoor ze haar werkelijk lot en haar leven niet kan vervullen? Hoe wil ze haar karma aflossen, indien het haar onmogelijk wordt gemaakt door de wetten en de regels van de wereld? Wanneer ze a.h.w. half begraven wordt in het zand der conventie en ze half doodgeknuppeld wordt door de zedenmeesters en door de wetten ten goede van allen, die het haar onmogelijk maken om zichzelf te zijn, om haar eigen lot te beleven, om geestelijke en stoffelijke waarden te scheppen, die een verbetering, een vooruitgang zijn? Je kunt de zaak niet tot stilstand brengen. Een persoonlijk zegel is de uitdrukking van dat, wat je moet zijn. De innerlijke wet is de uitdrukking van datgene, wat jouw leven is, jouw taak en jouw mogelijkheid. Het is a.h.w. de 6 ZII 630811 – DE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
lijn van experimenten, die in het leven zijn toegestaan. Wanneer je erkent; het is het experiment, waardoor ik rijper moet worden, waardoor ik mij moet losmaken van allerhande illusies misschien, waaraan ik gebonden ben geweest, waardoor ik mij kan losmaken van allerhande voorstellingen die dwaas waren, waardoor ik mijn leven kan vullen met een voortdurend intenser deelhebben aan de wereld, zonder dat ik ooit die wereld probeer te regeren of te beheersen, dan kun je zeggen; Ja, hier kan de nieuwe mensheid worden geboren. Wanneer je je naaste lief hebt met de kwezelachtige liefde, die alles zozeer in de watten wil leggen, dat ze de mensen verstikken onder de goede zorgen, dan kun je niet verwachten dat daaruit iets wordt geboren, nietwaar? Ware naastenliefde dat is iemand, die een ander de mogelijkheid geeft om zich in gevaar te begeven, om te riskeren, om bijna onder te gaan en die dan zegt; "Ik geef u de vrijheid om die ervaring op te doen en ik zal mijzelf, mijn leven, mijn krachten en mijn wezen riskeren om u eruit te halen, warmeer het te erg wordt. Ik zal u beschermen tegen het ergste ten koste van mijzelf, maar ik laat u de vrijheid onruw eigen mislukkingen te ondergaan, om uw eigen successen te behalen." Kijk, dat is hetgeen onze Wereldleraar heeft nagestreefd. Hij heeft getracht het eerste zaad te planten voor een vernieuwing. Geestelijk gezien zijn we gekomen (ook wij in de Orde) uit het tijdperk van de vijfpuntige ster in dat van de zespuntige ster en dat heeft een heel grote betekenis. Het is niet alleen maar een kwestie van symmetrie of van de uitdrukking van micro en macrokosmos. Neen, het is een stap voorwaarts, omdat de eerste krachten, de eerste zielen, de eerste geesten aanwezig zijn, die voldoen aan de waarden van een komend geslacht, van een komende vooruitgang in de mensheid. Alles wat hieruit voortvloeit, vrienden, kunt u zelf verder nagaan, wanneer de mensheid erin slaagt zich iets meer te bevrijden van die voortdurende beëngende dwang, die haar tot verzet en tot razernij brengt. Want de mens ingesloten in wetten en grenzen is soms als een roofdier, dat probeert zijn kooi te vernielen en anders alleen zoekend naar voedsel nu in staat zou zijn een hele stad uit te moorden, alleen om zijn eigen spanning te ontladen. Wanneer de mensheid kan komen tot een zekere ontspanning, dan hoeven we heus niet te denken dat al die mensen nu ineens rijp zullen zijn voor een nieuw ras (bovendien leven de rassen vaak gemengd op deze wereld) en hoeven we heus niet te denken dat de nieuwe evolutie plotseling en volledig geopenbaard zal zijn, maar dan is er de periode van rust, van ontspanning, die men in de legenden kent als het Duizendjarig Rijk, als de gulden tijd; de periode, waarin dat wat oud is in de rust nog zichzelf vervult; en uit die rust steeds meer de ingewijden, de nieuwgeborenen van de komende tijd voortkomen, steeds meer de grote en lichtende krachten, Meesters en geesten, die in de stof leiding kunnen geven, totdat de mensheid zichzelf heeft vernieuwd. En terwijl de steunende aarde haar vormen en lijnen aanpast aan de noodzaken van de nieuwe tijd, vergaat dan misschien het oude, maar het nieuwe herrijst: een vernieuwde, geestelijk hoger staande mensheid, een verjongde en gelouterde phoenix uit het vuur der loutering, ontvloden tot nieuwe vlucht langs de hemelen. Kijk, vrienden, dat is alles wat ik er vandaag over wil zeggen, of ik zou eigenlijk moeten zeggen: in deze kring op het ogenblik over wil zeggen. Hier heeft u twee schijnbaar verschillende onderwerpen, die toch weer samenkomen in een geheel. En aan het einde van deze reeks bijeenkomsten, die voor ons en waarschijnlijk ook voor u niet volledig hebben beantwoord aan de gestelde verwachting, kan ik dan alleen nog dit toevoegen: Begrijp, dat uw leven nimmer kan zijn een vergroten van tegenstellingen. Het is het zoeken naar een synthese van alle waarden van geest en stof in uzelf; en dat ge moet streven op een harmonische, vreugdige wijze. Alle grote lessen en leringen samengevat zijn vaak een enkele eenvoudige waarheid; maar dan een waarheid, die je metterdaad tot uitdrukking kunt brengen. Wees niet bang voor het leven. Zeg niet: "ik ben te jong" of: "ik ben te oud". Zeg niet: "ik ben te dom" of; "ik ben te wijs". Besef, dat leven zelf belangrijk is en dat het scheppen van een volledige eenheid van alle waarden in dat leven het meest belangrijke is dat je kunt bereiken.
ZII 630811 – DE WERELDLERAAR
7
Orde der Verdraagzamen En dan zult u misschien ontdekken, dat er meer ingewijden, meer licht in de wereld is dan u vermoedt. Dat er meer wegen zijn om te komen tot een innerlijke erkenning, een groter geluk, tot een beschermen a.h.w. van jezelf tegen het lagere en gelijktijdig een bereiken van het Hogere dan denkbaar zijn. Wees niet bang voor de materie, wees niet bang voor de geest. Voeg ze samen tot een geheel. Leef uw ware wezen uit, zonder ooit iemand daardoor te willen schaden. Begrijp, dat ge niet het leven van een ander kunt leiden, maar alleen uw eigen leven. Dan vrienden, zult ge misschien uw persoonlijk zegen vinden, dan zult ge zeker uw persoonlijke wet erkennen; en ge zult bewust of onbewust beantwoorden aan datgene wat ook de nieuwe Wereldleraar heeft gepredikt, datgene wat hij de wereld heeft gegeven, voordat hij moest sterven onder het schot van iemand, die feitelijk in verweer was tegen een staat en een sijsteem, tegen zijn eigen armoede en zijn eigen onvermogen: en die niet kon begrijpen, dat zelfzijn het beste is, dat voor een mens bereikbaar is. Vrienden, het ga u goed. We zullen elkaar nog wel eens ontmoeten, het zij in deze wereld of in een andere en we zullen gezamenlijk het eind der evolutie zich zien voltrekken, waarover we vandaag hebben gesproken. Laten we hopen, dat we allen daarin actieve delen mogen zijn, die de vreugde van het leven putten uit de vervulling van hun bestemming.
8
ZII 630811 – DE WERELDLERAAR
De wereldleraar en zijn toekomstige betekenis
Datum:
10-09-1965
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1965-1966
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- De wereldleraar en zijn toekomstige betekenis
- Het beantwoorden van vragen
Geloof en waarheid
Datum:
17-07-1959
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1958-1959
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
GELOOF EN WAARHEID
17 juli 1959 Goedenavond, vrienden. Wij zijn niet alwetend, of onfeilbaar. Daarom ligt het in de lijn dat u zelfstandig nadenkt. Vanavond zou ik willen spreken over: GELOOF EN WAARHEID Geloof is iets dat je niet bewijzen kunt. Op het ogenblik dat je het bewijzen kunt, houdt het op geloof te zijn. Wat is waarheid? Waarheid is datgene dat te allen tijde onveranderlijk blijft, zichzelf steeds gelijk is en geen enkele verandering kan ondergaan. Een waarheid is eeuwig en kosmisch tegelijk. Kan een geloof een kosmische waarheid omvatten? Ik geloof het niet. Wanneer wij het geloof zien bij de mens, dan valt ons onmiddellijk op, dat hij dit geloof probeert aan te passen aan zijn eigen bewustzijn. Hij voelt natuurlijk wel een deel van de kosmische waarheid aan, maar het moet passen in zijn eigen wereld en in zijn eigen levensconcept. Geloof kan nooit de gehele waarheid zijn. Maar het kan wel een deel van de waarheid zijn. Je zou zelfs zover kunnen gaan, dat je stelt, dat elke vorm van geloof een deel van een kosmische waarheid omschrijft op een voor de mens nog aanvaardbare manier. Dat is wel prettig en leuk, maar dan is geen enkel geloof een absolute waarheid, dan is elke geloofsvorm een fragment van de waarheid. Dat klinkt zo te vreemder, omdat menigeen denkt dat waarheid alleen in wetenschap is te vinden. Wetenschap is het onderzoek van waarden op een beperkte basis, met een beperkt begrip en met een beperkte vaststelling van verschijnselen. Dat houdt in, dat wetenschap een poging is een waarheid te benaderen die nooit geheel vervuld zal worden. Er blijft altijd een raadsel bestaan dat niet-weten is. Het niet-weten in de wetenschap wordt tot these, tot theorie en de theorie is in feite niets anders dan een geloof, dat dan gebaseerd is op gekende feiten. Wij kunnen hierin ook wel de wetenschap betrekken, maar juist in dat deel waarin zijzelf zich onzeker voelt. Wij staan tegenover grote raadselen. Wij spreken over God. Maar wie van u durft mij te zeggen wat God is? Wie kan mij dat zeggen? Er zijn er onder ons die daar studie van hebben gemaakt. Niet enkele jaren, maar enkele eeuwen lang. Zij zijn uiteindelijk zover gekomen dat zij in een theorie iets van hun godsconcept durven vastleggen. Maar uiteindelijk geven ook zij toe: het wezen Gods blijft voor ons een geheim. Toch is er iets. Dit "toch is er iets" is eigenlijk de basis van ons geloof. Ondanks alles is er iets. Iets onbegrensbaars, iets onkenbaars. Iets waar je geen raad mee weet. Juist dat iets heb je nodig. Is dat waarheid? In dat wezen zal ongetwijfeld een waarheid schuilen. Maar wij kunnen geen waarheid beoordelen. Als je als mens op de wereld leeft, dan kun je als één enkele flard misschien iets als een waarheid in jezelf ervaren. Een flard, een kort ogenblik. Als je gewoon als mens leeft, probeer je die waarheid wel te vinden, maar je kunt ze nooit vinden, want ze ligt veel te ver van je af. De waarheid-zoeker zal dit op den duur gaan beseffen. De mens die een waarheid geopenbaard wil zien, begrijpt op den duur dat hij buiten hem niet gevonden kan worden. Het is juist hier dat het geloof zijn sterkste werking vertoont. Geloof, werkelijk geloof, gaat gepaard met een absoluut vertrouwen. Je neemt voor zeker aan, ook al kun je niet bewijzen. Met dit geloof gaat hij in zichzelf zoeken, uit zichzelf krachten puren. Met dit bewustzijn probeert hij in zich God te vinden. Dan komt het geloof hem te hulp op een zeer wonderlijke wijze, niet door zijn begrip van de wereld aan te vullen, maar door langzaam maar zeker delen van zijn voorstelling omtrent zichzelf uit te vagen. Als hij begint met het Ik-begrip, dan is het omvangrijk, vol van kwaliteiten en eigenschappen, van opdrachten en taken, van belangrijkheid. Dan komt het ogenblik dat het geloof je zegt:
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
maar dit kan niet belangrijk zijn...... op het ogenblik dat je begint te begrijpen: ja, wanneer het er werkelijk op aan komt en ik wil in mijzelf vrede houden ik wil in mijzelf gelukkig zijn, dan moet ik mij eigenlijk als een soort pion laten verzetten op het schaakbord der eeuwigheid, terwijl ik de speler niet ken. Ik vóél dat ik dingen moet doen, maar ik weet niet waarom. Maar als ik ze niet doe zal ik niet gelukkig zijn. Daarmee begint dan de ontluistering van de menselijke voorstelling van het Ik. Maar gelijktijdig krijgen wij in de plaats van het klatergoud de kermisfaçade, die de normale mens zijn eigen Ik noemt, het edele goud, de flonkerende diamant van geestelijke kracht, de zacht glanzende parels van bewustzijn, zodat zich de schat die in het Ik is gelegen, kan openbaren. Op dat ogenblik wéét je niet meer. Zo complex is je wereld geworden, dat al de verschijnselen buiten je, die zin móeten hebben alhoewel je die niet beseft, terzijde worden gelegd. Je accepteert ze en je gelóóft dat alle dingen zin en rede hebben. Op het ogenblik dat je dat gelooft, ben je dichter bij de waarheid. God schept een volmaaktheid. Alles is volmaakt. Elk gebeuren is volmaakt. Elke placering van persoonlijkheid, wezen, in tijd en ruimte, is volmaakt. Het is deel van Gods schepping. Een geloofspunt. Maar als dat zo is, dan hebben alle gebeurtenissen hun zin. Dan moeten de sporen der oneindigheid, die elkaar hier in deze wereld voor u en voor onze wereld ons kruisen, dit niet zinloos doen, of door het toeval, zelfs alleen maar door een karma. Elk gebeuren, hoe klein en onbelangrijk ook, is een intrinsiek deel van de eeuwigheid. Kun je dit geloven, dan begrijpt u ook dat het niet gaat om wat er buiten je gebeurt, maar om wat er in je gebeurt, de wijze waarop jij reageert op de buitenwereld. Je kunt niets veranderen. Het enige dat je veranderen kunt, is je zelf. Je kunt voor een ander mens niets doen. Je kunt alleen die mens leren om zichzelf beter te zien, om meer tot zichzelf te komen, om meer vrede in zichzelf te winnen misschien. Dat is het enige dat je werkelijk kunt doen. In al het andere wordt je gedreven. In al het andere zul je steeds weer moeten ontdekken: ho, men drijft mij en ik weet niet waarom. Want gisteren wilde ik dit en toen kon ik niet. De dag daarop zal ik het misschien weer willen en ik zal het misschien weer niet kunnen. Maar nu op dit ogenblik wil ik het niet, maar ik moet het doen… Haast onbewust word je zo geleid en gestuurd. Dit begrip van de al-belangrijkheid van het gehele leven, tot de kleinste gebeurtenis toe, is nu eigenlijk het eerste begrip, het eerste lichten van de waarheid. Het begrip van je eigen taak daarin. Bewust zijn van jezelf is een geloof, dat tot een zekerheid wordt en zo op den duur tot een weten. Daar hebben wij eigenlijk de hele verhouding, vrienden, ten voeten uit. Geen enkel geloof op zichzelf kan een waarheid zijn. Het is een deel. Wanneer ik een deel van een geheel uitgeef, is het een leugen. Wanneer ik vijf maten uit een symfonie geef, ik speel ze en ik zeg: dit is het kunstwerk van Beethoven...... dan heb ik gelogen. Dan heb ik juist de climax weggelaten, of ik heb het zachte adagio weg laten smelten en daarvoor in de plaats alleen de laatste gewelddadige akkoorden gegeven. Op dezelfde manier werken wij, wanneer wij spreken over waarheid. Wij zien wel iets dat reëel is, maar wij zien het niet in verhouding. Wij begrijpen niet waarom. Dan zeggen wij: dit is ons geopenbaard....... Natuurlijk, het is ons geopenbaard. Maar als wij nu geloven dat dit de enige waarheid is. Als je gelooft dat vijf maten "Die Unvollendete" is van Schubert, of de 5de van Beethoven, ben je dan eigenlijk niet dwaas? Wij hebben allemaal een fragment van de waarheid, dat wij in ons geloof bevestigen. Met dit geloof zouden wij moeten zoeken naar een grotere waarheid. De meesten van ons doen echter niets anders dan in dit geloof hun eigen onfeilbaarheid, hun eigen meer-wetendheid, een betere status in de wereld te verdedigen. Dat is dwaasheid. In het geloof kan de waarheid sterven op het ogenblik dat men de geloofswaarde maakt tot het enig-zaligmakende, het alleen bestaande. Het geloof kan een stuwende kracht zijn, als wij van daaruit op kunnen groeien tot een steeds verder reikend geloof, een steeds dieper inzicht in onze eigen verhouding t.o.v. een Goddelijk en raadselachtig wezen dat wij niet begrijpen. Te beseffen wat je zelf bent dat is waarheid. U zult mij voorwerpen dat er hier in de wereld toch heel wat waarheid wordt gesproken. Is dat wel waar? U spreekt de waarheid zo goed als u ze kent. Als ik zeg dat het warm is, heb ik relatief gelijk, iemand anders zal misschien zeggen dat het een normaal lekkere temperatuur is en dat het tamelijk koel is vandaag. Wat u zegt is misschien voor uzelf op dit ogenblik waar, maar het is niet alomvattend. Het geeft geen kosmische relatie of verhouding aan. U zegt, zoals men misschien vroeger heeft gezegd: deze mens is een misdadiger...... over een paar honderd jaar
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
zal men zeggen: deze mens was een heilige: Jeanne d'Arc..... Wie sprak nu de waarheid? Wat is er nu waar? Is Jeanne d'Arc de heilige, of is zij het opgeschoten boerenmeisje dat als een misdadigster zich verzette tegen de koninklijke macht van Engeland en tegen de wil van de kerk? Wat is waar? Napoleon was een groot krijgsman. Ook zeggen wij: Napoleon was een beul. Wat is nu waar? Het kan allebei waar zijn. Het een maakt het ander niet minder waar. Wij zijn in onze eenzijdigheid steeds maar weer genoopt tot het erkennen van één aspect van de zaak. U hebt allemaal wel een munt in uw zak, een kwartje, of een gulden. Houd deze nu eens aan één kant voor u en zeg dat dat een gulden is. Als dat waar is, kan ik u van alles voorgoochelen wat precies diezelfde tekening en glans vertoont, tot een kartonnetje toe. Er moet nog een achterkant aanzitten, er moet een bepaalde legering van metaal zijn. Dan pas is het echt. Zo is het nu met alle gebeurtenissen op aarde en ook met elk geloof. Wij zien één kant. Daar naar kijken wij. Misschien dat wij ook op den duur leren het tegendeel, de tweede kant te zien. Als wij nog wat verder gaan, dan leren wij ook nog het randschrift te lezen, om de jaarteling te zien. Verder komen wij niet. Wij kunnen ons nog niet realiseren, waaruit de munten van het leven worden geslagen. Wij weten niets af van energieverhoudingen. Wij kunnen ons niet voorstellen wanneer wij op aarde zijn, dat zuivere energie een levend en denkend wezen kan zijn. Nog minder kan men zich voorstellen, dat het schijnbare Niets een levende en werkelijke persoonlijkheid is. Omdat men het zich niet voor kan stellen, gelooft men het niet. Men zal soms zeggen het te geloven, terwijl men in werkelijkheid hoopt dat het waar is, of meent daardoor anderen te kunnen overbluffen. Maar het is voor ons niet waar. Er zijn veel mensen die zeggen dat zij niet bang zijn om te sterven. Maar van hoevelen is het werkelijk waar, wanneer het er op aankomt? Er zijn mensen die zeggen dat zij altijd het goede willen doen. Maar hoe vaak is het waar? Er zijn mensen, die zeggen: ik geloof in God als een liefdevolle Vader. Hoe vaak is dat waar? Hoe vaak houden zij dat geloof ook, wanneer zij tegenslag hebben, wanneer zij ellende hebben? Daar heb je nu eigenlijk het gehele geval. Waarheid moet eeuwig zijn en onveranderlijk. Waarheid is misschien een ander woord voor God, Alomvattend, aldoordringend, niet gebonden aan tijd, gebonden niet aan grenzen. Geloof is onze methode, om dat, wat wij vaag aanvoelen over de werkelijkheid, een uitdrukking te geven die voor ons past, meer niet. Elk geloven is een stap op de weg naar een mogelijke waarheid, meer niet. In het leven zelf, vrienden, bestaat er geen absolute waarheid. Er bestaan alleen gedeeltelijke waarheden die je als mens en als geest soms ver kunt samenvoegen op een meer betekenend geheel, maar die je nooit tot een alomsluitend geheel kunt samenvatten, zodat ze je God doen kennen. Daarom wil ik aan de hand van dit onderwerp de stelling poneren: zonder een geloof kun je niet leven. Je geloof is de uiting van je zoeken naar de waarheid. Maar elke waarheid die je vindt, sluit een deel van een grotere waarheid in. Ik geloof dat dit voor uw wereld en voor de onze waar is. Ik gelóóf het; zeker weten doe ik zelfs dat niet. Vraag: U zei zo-even: "voor uw wereld én de onze". Is dat in uw wereld ook zo betrekkelijk? Antwoord: Natuurlijk, anders zou ik dat niet zeggen. Zo lang als wij werken, hier in Nederland, hebben wij er steeds op gewezen dat wij niet alle dingen weten. In 1919 gebruikten wij daarvoor de zin: "Bedenk wel, slechts wat voor u waar is, kan u verder helpen op uw pad." En rond 1930 gebruikten wij de zinsnede: "alleen Gods stem in u is de absolute waarheid." Tegenwoordig zijn wij nog wat redelijker geworden en zeggen wij: "bedenk wel, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn." Wijst dat er niet op, dat ook wij nog moeten zoeken? Zeker, wij weten vaak veel meer dan u, dat geef ik graag toe. Maar wat hebben wij aan louter feiten? Het gaat niet alleen om de feiten, het gaat om een inzicht. Wanneer dat inzicht van ons dan groter is dan het uwe, dan zijn wij er ons toch zeker van bewust dat het onvoldoende is. Wij moeten verder en hoger. Zelfs degenen die ons leiden, zijn voor ons alleen zuilen van wit Licht. Die kennen nog niet een absolute waarheid. Een gedeeltelijke waarheid ja, maar nog niet absoluut, nog niet alomvattend. Dat zeggen zij ons ook. Daarom zeg ik: voor uw wereld, zowel als voor de onze. Voor onze wereld, zowel als voor de uwe is waarheid een betrekkelijk iets, dat langzaam groeit, totdat wij waarheid bij waarheid bij waarheid voegen, een steeds grotere waarheid in onszelf
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
dragende, misschien eens komen tot een absolute waarheid, waarin wij niet slechts onszelf, maar ook de Schepper en schepping gelijkelijk kunnen erkennen. Vraag: Alles wat voor onze zintuigen waarneembaar is, is dat waarheid? Alleen ons bewustzijn is a.h.w. zo betrekkelijk, dat de zintuigen die waarheid niet kunnen omvatten. Dus met het groeien van bewustzijn zullen wij meer de waarheid kunnen beleven. Antwoord: Daar kan ik met mee gaan voor een heel groot gedeelte. Wij mogen rustig zeggen: de waarheid die zijn sterfelijk woord erkent, is een illusie, waarachter een werkelijkheid schuil gaat. M.a.w. alles wat u waarneemt - zintuigelijk - wat u beleeft, wat u doet, is werkelijk. Het is waar in de zin dat het behoort tot de Goddelijke Schepping, tot een kosmisch geheel. U kunt de betekenis daarvan niet begrijpen. U kunt niet begrijpen waarom het zo is en waarom u zo moet reageren. Hier komt de vraag bewustzijn naar voren. Nu wil ik stellen dat niet alleen het bewustzijn, maar zelfs het vermogen tot zintuigelijke ervaring te beperkt is om iets van de inhoud van een gebeuren te begrijpen. Om dat te kunnen doen zou je micro- en macrokosmos gelijkelijk moeten kunnen beleven en zien. In feite leeft u tussen beiden. De kleine wereld is te klein en de grote te groot. Uw zintuigen nemen maar een zeer beperkt gebied waar. Juist omdat dat het geval is, heeft de mens van het begin af aan getracht de onverklaarbare verschijnselen te verklaren door het geloof. Het geloof is de verklaring van iets, dat je als waarheid erkent, maar wat in redelijke redeneringen niet passen kan. Ongeacht de Goddelijke waarheid, die buiten ons geopenbaard is en door ons zintuigelijk kan worden waargenomen, is er slechts één benadering van de waarheid feitelijk mogelijk. Dat is: in onszelf, waar niet de limiteren gelden van zintuigen, van wereldbeperking en waarin je, door jezelf a.h.w. kunt gaan langs alle werelden, tot in de grootste Goddelijke kracht Zelf. Opmerking: De waarheid ligt in onszelf en neemt geen oorsprong in uitwendige dingen. Er is een innerlijk middelpunt in ons hart, waar de waarheid in volheid leeft. Antwoord: Dan hoef ik niets meer te zeggen, want dat hebt u voor mij gedaan. Dank u. Voor de mens is dit een doel en dit doel is in redelijke mate bereikbaar. De mens kan dus tot erkenning komen van zijn innerlijke waarheid en zijn innerlijke kracht. Dat wil nog niet zeggen dat nu alle geloof plotseling overbodig is en daarvoor in de plaats een kosmisch weten komt. Het wil alleen zeggen dat daardoor het mogelijk wordt tot een erkennen van de waarheid op een ander vlak over te gaan. Eerst wie zichzelf kent, zal de waarheid omtrent de wereld kunnen ervaren. Slechts wie zichzelf kent, weet hoe hij moet handelen. Uit het onbegrip van zijn eigen persoonlijkheid bouwt de mens zijn afgoden. Hieruit kunt u begrijpen dat de strijd tot zelfkennis niet als een feitelijke kennis, maar als een begrip voor de mens nodig is. Ik geef graag toe dat lang niet iedere mens dat begrijpen zal. In vele gevallen zal de mens ofwel té redelijk willen streven, dus te wetenschappelijk, dan wel té veel op het geloof afgaan en daardoor zichzelf steeds misleiden. Er komt een ogenblik dat de mens het begrip omtrent zijn innerlijke kracht met zeker weten omtrent zich en de wereld kan vereenzelvigen. Dan vinden wij de steen der wijzen, de bron der eeuwige jeugd, de boom des levens. Dit erkennen verjongt de ziel. Brengt de ziel bewust dichter bij het Goddelijke. Het geeft aan het geloof een nieuwe inhoud, die een veel grotere zekerheid is dan hij voor de doorsneemens kan zijn. Er zijn van dergelijke mensen op aarde geweest en er zijn er nog. Men noemt ze meesters. Men noemt zo ingewijden. Zij doen soms wonderen, soms scheppen zij een kunstwerk van onvergelijkelijke grootte. Maar altijd weer is het vreemde, dat zij geest en stof samen weten te brengen in een harmonie die iedereen kan erkennen; alleen begrijpt men niet hoe en waarom, men kan alle regels mathematisch berekenen, men kan alle melodieën volgen en toch is het niet mogelijk, om alleen met die gegevens de bezieling te herscheppen die zij in hun werk hebben gelegd. Het is mogelijk om precies te verklaren hoe men door ingrijpen, of suggestie, een mens kan genezen van een dodelijke ziekte. Zover is men. Maar men kan het niet, omdat de wetenschap op zichzelf niet voldoende is, er is een bezieling nodig. Die bezieling kan alleen voort komen uit een grote zelfkennis, waardoor je in staat bent op de juiste wijze de waarde van je geloof uit te drukken in de stof. Dit is niet alleen mógelijk voor de mens, maar haast noodzakelijk. Want indien hij dit niet bereikt in één leven, zo zal hij terug moeten keren. Wanneer hij het bijna, maar nog niet geheel bereikt heeft, dan zijn er werelden van vormen,
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
waarin hem gelukkig en vrediger vaak iets van het stoffelijke wordt herhaald, waarin men dan dit bewustzijn kan vinden. Maar, zoals een groot denker zei: eens komt voor ons het ogenblik dat wij staan voor de zwarte kloof der tijd. Wie de moed geeft zich in deze stroom te storten, hij ontwaakt in het Rijk dat ligt buiten alle werelden en dat als naam draagt: Waarheid. Het is eigenlijk ook een geloofsbelijdenis. Zover ik kan gaan, is zij waar. Eerst wanneer wij de wereld van vormen verlaten en in het vormloze onze eenheid zoeken uit te drukken met God, worden wij beter van onszelf bewust; begrijpen wij, hoe klein het deel der waarheid is dat wij tot op dat ogenblik bezaten en zijn daardoor in staat steeds meer waarheid uit de kosmos toe te voegen aan de beperkte waarheid die wij omtrent onszelf reeds kennen. Vraag: Is het niet zo, dat bij het voortschrijden der ontwikkeling, elke geloof langzaamaan tot bijgeloof wordt? Antwoord: Het is niet zo, dat bij het voortgaan van de ontwikkeling, geestelijk, stoffelijk, het geloof zonder meer verandert in bijgeloof. Over bijgeloof spreekt namelijk alleen degene die geen begrip heeft voor de beperkte innerlijke waarheden van de primitievere mens. Er bestaat geen bijgeloof. Alleen geloof bestaat er. Geloof, dat een onvolledige verklaring en uitdrukking geeft aan iets van eeuwige, of onzichtbare waarden, door het Ik ervaren. Als u zout morst, heeft dat bijgeloof zeker zijn redelijke gronden. Het heeft ook zijn magische gronden. Het is het zout dat wijdt. Het is het zout dat reinigt. Het is het zout dat de band van vriendschap bindt, omdat het wordt opgenomen in het menselijk lichaam op een zo absolute wijze, dat zij, die van hetzelfde zout gegeten hebben, zichzelf zouden schaden, wanneer zij de ander zouden kwetsen. Dat is niet alleen bijgeloof. Het is wáár. Er zijn banden, materiële en minder materiële, die ons binden. Het bijgeloof is een uitdrukking daarvan. Hetzelfde bv. als het onder de ladder doorgaan. Je zult zeggen: "het is toch maar een heel simpel bijgeloof...." Zeker. Maar de basis daarvan is een geloof. Het geloof namelijk aan de hemelladder, die weer een vertekening is van de wereldboom, of levensboom. Degenen die achter die ladder gaat, ontmoet niet wat opstijgt, maar wat afdaalt. Door dus onder de ladder des levens door te gaan, kom je terecht in stromingen die voor jouw bewustwording negatief zijn. Degenen die dit vroeger ervaren hebben - heus niet alleen omdat er spatten van boven vielen - hebben gedacht dat het demonen waren. Zij hebben niet begrepen dat het een negatieve vorm van bewustzijn was die zij ontmoetten. Toen zij daarin gingen geloven, waren zij dus beter in staat die werkingen, die niet van de ladder afhingen, maar van hun eigen instellingen - dus een geestelijk contact met hogere sferen - te bemerken. Zo heeft elke bijgeloof - zoals men het noemt - een achtergrond, die vaak heel ver ligt van hetgeen men op het ogenblik denkt. Veel bijgelovigheden zijn, gezien de kennis van de mensheid, zinloos, tenzij wij ons realiseren dat zij slechts symbolen zijn van een ander geloof, dat eerst heeft bestaan. Daarom zou ik het anders uit willen drukken. Wanneer de mens zichzelf wijzer acht verwerpt hij waarheden uit het verleden. Maar hij kan zich van die gebruiken niet bevrijden en zo schept hij uit geloof, bijgeloof, en maakt hij, uit wat eens een bewustzijn was, een dwaasheid die hij zelf schouderophalende begaat. Vraag: Hetgeen nu voor ons abstract is, wordt toch eens voor ons realiteit? Antwoord: Een abstractie is iets wat in de huidige vorm en volgens het huidig bewustzijn, niet als een kenbare en tastbare waarde gerealiseerd kan worden. De enige werkelijke abstractie die er bestaat is ons eigen wezen. Ons wezen is namelijk een theorie en een voorstelling, die op de duur teloor gaat in de erkenning van waarheid, deelgenootschap in de Schepping, deel zijn van de Goddelijke kracht. Alle andere abstracties komen tot een zekere mate van werkelijkheid. Niet zoals wij ze kennen, maar zoals zij in de kosmische wetten zelf zijn uitgedrukt. Misschien is het wel goed dat abstractie een zekere correctie ondergaat, voordat zij werkelijkheid wordt. Stelt u zich eens voor hoe verschrikkelijk het zal zijn, als abstracte schilderijen, zoals van Ouborg, plotseling tot werkelijkheid zouden worden. Dingen die tastbaar zijn, maar die in hun ideeën abstract zijn. Die een weerkaatsing zijn van een onbegrepen werkelijkheid bij de kunstenaars en daarom nooit anders kunnen zijn dan een weerkaatsing van een stemming, die hen beheerste.
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Vraag: Wij hebben het woord "geloven" in onze taal. Maar als een soort tegenstelling "weten". Dat weten, moet ik dat nu zien als een vorm van geloven en niet als een werkelijk weten? Antwoord: Een werkelijk weten, een kosmisch weten, staat boven geloven en groeit op den duur uit het geloof. Maar datgene wat men geloof noemt, voordat men tot geloven komt, is de eigen vermetelheid, waarmee men waarden van de eeuwigheid verwaarloost om daarvoor in de plaats zijn eigen beperkte conclusies te stellen. Veel van het weten is slechts een misvorming van het geloof. Het is geen geloof, alleen een misvorming ervan. Wij moeten ook vaststellen dat het beperkte weten als instrument het middel is tot bevestiging en verdieping van het geloof en als zodanig heeft het dus wel zin. Weten wordt over het algemeen verkeerdelijk gebruikt, namelijk als een vaststelling van een waarheid, i.p.v. als een basis, van waaruit men naar een nieuwe waarheid kan zoeken. Vrienden, het was mij een genoegen, u kunt nu pauzeren. Goedenavond.
DE NIEUWE WERELDLERAAR
Goedenavond, vrienden. Eigenlijk staat er op het programma esoterie. Maar er zijn enkele punten die niet zo erg belangrijk zijn, doch waarover ik toch ga praten. Een tijd geleden hebt u gehoord over de nieuwe wereldleraar. Het wordt tijd dat wij u weer eens gaan herinneren aan zijn bestaan en zijn werken. Het is op het ogenblik dan de periode dat deze nieuwe wereldleraar langzaamaan bewust gaat worden van eigen zending en taak. Tot op dit ogenblik heeft hij meer gehandeld als een meer ingewijde. Hij heeft leringen verzameld, hij heeft gewerkt. Op het ogenblik schijnt hij in retraite te zijn. Wij nemen aan, dat hij voor zich daaruit grote kracht zal winnen en dat hij dus sterker en meer openbaar zal gaan leven als vóór die tijd. Dat kan nog wel een maand of zes duren, maar wij vonden het toch wel even prettig dat te vertellen. Wij vinden het vooral prettig dit te vertellen, daar wij op het ogenblik te maken hebben met heel andere dingen dan alleen maar esoterische werkingen op aarde. Er is een hele tijd een zware strijd aan de gang geweest tussen Licht en Duister. Het is op zichzelf niets nieuws. Dat komt regelmatig voor. Maar slechts zelden heeft een dergelijke strijd hoogtepunten bereikt, als in de laatste 50 jaar. Nu op het ogenblik drijft alles weer naar een hoogtepunt toe. Dit jaar zelf - 1959 - begint tekenen te vertonen van een steeds toenemende spanning, die niet alleen ligt op sociaal, politiek, of economisch terrein; zij ligt overal. Vergroting van prikkelbaarheid, wisselvalligheid van humeur en van handelen zijn op de hele wereld steeds toegenomen. De irrationaliteit van denken neemt ook toe. Dat wij daarnaast - gelukkig - geestelijke werkingen hebben, waardoor meer inzicht en bewustzijn wordt verworven, is niet in staat dit alles te neutraliseren. Nu kunnen wij heel prettig tegen elkaar gaan zeggen: ja, dan zijn wij zeker degenen die meer geestelijk bewust worden, want wij voelen toch, dat wij geestelijk een eindje verder komen. Daar komen wij niet mee. Daarom wil ik eerst eens erover praten, hoe deze dingen in elkaar zitten. Ik wil u erop wijzen dat wij al verschillende dagen hebben gehad van buitengewone ongelukken. Dat wij vele, volkomen irrationele daden hebben gezien van mensen. U kunt op een geven ogenblik horen: een politieman pleegt een roofoverval. Jongelui stichten brand Zo gaat het verder. Man en vrouw benemen zichzelf het leven. Kinderen vermoord... Overal hoor je die gekke dingen. De hele wereld is er vol van. U hoeft niet alleen daar naar te kijken. Gaat u eens kijken naar de Tour de France. Het is een zeer interessant gebeuren voor de heren. Al die mannetjes op fietsen, die de ene col op en de andere col afgaan. Als u nu eens kijkt wat daar gebeurt, dan zien wij, dat de samenhang tussen de ploegen, die daar vroeger de zaak goed liet lopen, die het een spannende race maakte, plaats heeft gemaakt voor een egoïsme. Wij zien hoe goede kansen van de goede renners eenvoudig worden verprutst door de tweederangs renners, die voor zichzelf een paar punten meer eruit willen trappen.
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Dan kunt u naar Indonesië kijken. Er zit een zekere generaal; hij wordt op het ogenblik achterbaks aangeklaagd voor alles wat hij heeft misdaan. Diezelfde generaal heeft, ofschoon het niet gepubliceerd is, reeds een moordaanslag achter de rug. De opstandigheid neemt overal toe. De minister-president, met zijn nieuwe volmachten, heeft reeds enige politiemaatregelen laten afkondigen die buitengewoon onsympathiek zijn. Wat op het ogenblik nog onderdrukt wordt, maar wat vandaag of morgen door de censuur heen zal breken. Chiang Kai-shek gaat ook weer werkzaamheden vertonen. Ook daar begint het weer te gisten. In Tibet is de opstand niet onderdrukt, maar hernieuwd uitgebroken, zelfs in grotere mate. Zij breidt zich thans ook uit naar Russisch gebied. De onlusten in de Ver. Staten nemen toe. Arbeidsonlusten, rassenonlusten zijn in verschillende staten reeds op het ogenblik te zien. Stakingen, allerhande ongelukken door nalatigheid, sabotage, worden ook daar geconstateerd. In Afrika worden de acties in het noorden en zuiden weer fanatieker. Dat zijn de invloeden die op het ogenblik op de wereld werken. Invloeden, waar u - voor uzelf persoonlijk ook mee te worstelen hebt, zoals iedereen. U denkt nu, dat u zo heerlijk gezellig zit en dat u volkomen rechtvaardig bent en dat u volkomen het recht hebt een ander eens op zijn nummer te zetten. Of misschien wilt u - met een dienstvaardige glimlach - proberen een ander duidelijk te maken dat hij het toch niet helemaal juist heeft. Maar daarmee handelt u precies heel vaak net zoals die andere, op een onredelijke wijze, u reageert niet meer redelijk. U eist soms meer dan redelijk is, op andere ogenblikken vraagt u veel minder dan redelijk is. Uw gedrag is in zekere mate irrationeel geworden onder de invloeden die uw wereld op het ogenblik beheersen. Als je dat nu ziet, dan zul je met jezelf toch wel overeen kunnen komen, dat hier op een of andere manier een grens aan moet worden gesteld. Het heeft geen zin hier allemaal te zitten en te zeggen, wij zijn allemaal goede jongens en wij zijn nu geestelijk en vol van bewustwording, en de wereld ondertussen naar de maan laten gaan. Wij kunnen ook wel heerlijk op een wolkje met een harpje gaan zitten als engeltjes, i.p.v. ons af te zwoegen om hier op de aarde te helpen. Dan kunnen wij de naastenliefde er ook wel een eindje bij laten zitten en ons met goed doen in een lagere sfeer tevreden stellen. Als wij dat doen, vrienden, gaat de wereld eraan. Niet alleen de wereld, maar dan gaat onze hele bewustwordingscyclus eraan. Dat is voor ons niet zo erg, wij komen er toch wel, maar voor u is het heel erg. Voor ons zou het erg zijn, omdat wij dan het gevoel hebben, dat wij tekort zijn geschoten tegenover u. Het is daarom, dat ik dus allereerst de aandacht wil vragen voor die omstandigheden en ook het optreden van de nieuwe wereldleraar. In deze grote spanning, dit steeds toenemen van strijd, zal hij binnenkort optreden. Dan zult u misschien horen over de een of andere waanzinnige leraar die daar in India optreedt. U zult horen over een paar mullahs die in Arabië en Turkije plotseling met een soort hervorming van de Islam tevoorschijn komen, met alle gevolgen van dien, opstanden ook. Ruzie, vechten. U zult waarschijnlijk zeggen: gelukkig, wij zijn wijzer en beschaafder... . U zult niet begrijpen, dat het hier gaat om een nieuwe richting die belangrijk is, ja, misschien beslissend in drie, of vier jaar. Wij kunnen niet van u verwachten dat u al die dingen au sérieux neemt; ook wanneer het in de krant staat. Dan krijgt u het zo verwrongen en vertekend, dat u er toch niets van hoort. Wanneer het al doordringt, dan hoort u in het begin niet de ware leer. Dan hoort u alleen maar een vertekende versie ervan. Het is daarom, dat ik zo brutaal ben, gezien deze strijd tussen licht en donker, gezien deze irrationaliteit, die als een wolk over de wereld ligt en ook u mee beïnvloedt, alvast enkele stellingen aan zou willen halen, die door de nieuwe wereldleraar tot op heden reeds heden gegeven zijn. Het zijn misschien erg praktische leerstellingen en zij worden ten dele ook in gelijkenissen bekleed. Hij zegt ons: "De mens die zichzelf gerechtvaardigd acht, begaat een onrechtvaardigheid tegenover de mensheid. De mens die in plaats van te betrouwen op God, rekent op zijn verstand, komt bedrogen uit. Wij moeten voortdurend waakzaam zijn, omdat de Goddelijke kracht ons voortdurend benadert. Op het ogenblik dat wij echter insluimeren, gaat Hij ons voorbij en wij blijven eenzaam en ledig achter."
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
En: "De krachten van God Zelf, het Licht van alle geestelijke Groten, daalt sterk op deze wereld neer. In deze wereld leeft op dit ogenblik reeds een uiting van Gods wil, de openbaring van Zijn Kracht." Hij, de wereldleraar, zegt dit alles niet ten onrechte. Nog weet hij niet, of ternauwernood, welke grote rol hij er zelf in vervullen moet, zoals Jezus dat ook niet geweten heeft, zoals Hij het ook langzaam moest ontdekken, voordat Hij in Zijn openbaar leven Zijn zending kon volbrengen. Maar hij zal het weten. Zo geeft hij ons een gelijkenis die als een soort "bon mot" in vele bazaars van het oosten op het ogenblik verteld wordt: Er waren drie mensen die met een karavaan mee wilden trekken. De eerste kocht zich voor geld een plaats en meende: "Nu ik zo goed betaald heb, zal men mij waarschuwen." Men vergat hem echter en hij bleef achter, verarmd, omdat de karavaan verder ging met zijn geld en zonder hem. De tweede had zich een plaats verworven als kameeldrijver. Hij dacht: "Op die manier kom ik onder de bescherming van de karavaan tóch waar ik wezen moet en ik zal voor de rest geen last hebben." Alleen had hij vergeten, dat hij niet getraind was in het lopen. Na enkele dagen was hij zo moe, dat men hem achterliet. Hij was in de woestijn en ternauwernood slechts kon hij een oase bereiken, waarin hij verder kon leven, zij het zeer karig. De derde had van tevoren uitgemaakt waar hij heen wilde gaan. Hij had zich getraind, elke dag. Hij betaalde een zekere som, zij het geen grote, om mee te mogen gaan. Hij verzekerde zich, in geval van vermoeidheid, een plaats op een dier. Het grootste deel van de dag liep hij echter met de dienaren van de leider van de karavaan en kwam zo, gesterkt en gehard, aan in de plaats waar men hem bewonderde, waar hij door deze kracht en dit uithoudingsvermogen zich een baan wist te veroveren van buitengewoon groot belang en nu is hij een man die betekenis heeft. Wat moet eigenlijk zo'n verhaal betekenen? Het is nog niet zo ver dat u moet kiezen, u kunt op het ogenblik nog rustig verder gaan en u kunt in uw stoeltje gaan zitten dommelen en gaan slapen. U kunt op het strand gaan liggen en u heerlijk bruin laten braden. Er is niets wat u zou hinderen. U kunt romannetjes lezen over typistjes die met miljonairs trouwen, en chauffeurs die er met miljardaires van door gaan. U kunt zich amuseren zoals u wilt. Maar als u zich niet beheerst, wanneer u niet op het ogenblik traint om uzelf te beheersen, wanneer u zich niet traint om juist te reageren, wanneer u vóór alles niet probeert om in uzelf de zaak te verwerken en het niet aan anderen op de hals te schuiven, dan komt het ogenblik dat u achter gelaten wordt. Dan zegt u misschien: ik ben geestelijk rijp. Maar die rijkdom is niet voldoende. Die rijkdom kan alleen door de daad worden ondersteund en dan heeft ze betekenis. Dan gaat het u als de man die in de karavaanserail lag. Die rustig in slaap dommelde en die de karavaan zonder hem zag vertrekken. Als wij zeker zijn van ons geestelijk bezit, dan komen wij nergens terecht, zeker niet in tijden als deze. Wij kunnen misschien ook menen dat wij beperkt, zo genoeg zijn en dat wij kunnen gaan beginnen zonder ons te oefenen, zonder dag in dag uit een ogenblik van onze kracht te richten op het Goddelijke, zonder dag in dag uit ons te trainen in beheersen, zonder dag in dag uit voor onszelf uit te maken: wat is belangrijk en wat moet er gedaan worden? Je valt halverwege uit, je komt misschien een eindje mee, maar als de grote verwarring komt over deze wereld, dan komt u niet meer mee, dan weet u niet welke kant u moet kiezen en wat u moet doen. Dan weet u niet eens hoe u geestelijk, of stoffelijk, een ander bij moet staan. Alleen wanneer u nu reeds vanaf dit ogenblik - hopelijk is u er al eerder mee begonnen - dag in dag uit uzelf oefent om mee te komen, u oefent op de omstandigheden die er thans nog niet zijn, die omstandigheden die het voor u nodig kunnen maken om, als een laatste redmiddel alleen maar de Goddelijke kracht te nemen, en uit die kracht te leven, wanneer al het andere faalt, dan voorkomt u een verkeerd uitkomen. Wanneer u zich niet vandaag aan de dag in de beheersing traint, dan zult u morgen in uw gevoel van rechtvaardigheid een paar woorden spreken, die voor u ondergang kunnen betekenen. Dan zult u schade ondervinden, in plaats van goed, door uw idee van recht door te zetten, i.p.v. u eerst af te vragen: wat is hier juist? Wat is de goede, wat is de Goddelijke kant die in de zaak zit. Hoe kan ik die naar voren brengen? Vrienden, het is tijd op aan deze dingen te gaan denken. Onze nieuwe wereldleraar is niet op deze wereld gekomen omdat het zo gezellig is, omdat wij nu allemaal aan een 1000 jarig rijk
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
gaan beginnen. Hij is gekomen op deze wereld van verwarring, van spanning, van oorlog, omdat het noodzakelijk is, dat in de geestelijke omwenteling een kern wordt gevormd van een nieuwe mensheid. Zodat het noodzakelijk is die mensheid voor te bereiden, opdat zij niet zo dadelijk i.p.v.in een wereld die technisch de mogelijkheid heeft om zó te leven, dat je tijd overhoud voor een geestelijke bewustwording, terugzakt tot het jachtgebied, levend in kleine stammen, zoals dit eens in het stenen tijdperk bestond. Het is belangrijk dat deze dingen zo nu en dan eens gezegd worden. Over het algemeen vinden wij het goed. Wij spreken over het geloof, over de waarheid, over de esoterie, over de inhoud van het leven en de werkelijke wetten en betekenissen. Wij houden ons bezig met de kringloop van de ziel. Ja, ook wij, niet alleen jullie. Wij ook. Maar op den duur zijn wij geneigd om te vergeten, dat het hier op het ogenblik niet alleen maar gaat om: hoe worden wij bewuster, maar dat het erom gaat om nu en in deze wereld ons voor te bereiden op de moeilijkheden die komen. Vergeet niet, dat het voor ons allemaal - ook voor ons in de geest - erom gaat, om nu de kracht te verzamelen die wij dadelijk nodig hebben, de beheersing. Als het tussen Licht en Duister gaat, vrienden, dan is het niet zo simpel en eenvoudig als u denkt. Als het tussen Licht en Duister gaat, dan wordt er gestreden en niet alleen met stoffelijke wapens. Dan wordt er gestreden met de verwarring en de verdeeldheid in jezelf. Dan zul je moeten beslissen, of je voor of tegen je vader of je moeder bent, je broeder, je zuster, je kinderen. Dan zul je moeten beslissen, hoe je kiest. Voor de kerk, of voor een dictatuur. Dan zul je moeten beslissen, hoe je kiest: voor je medemensen, of voor de waarheid. Dan zul je moeten kiezen, wat je wilt zijn. Die keuze is moeilijk. Er zijn zoveel factoren die je kunnen misleiden, vrienden. Je meent misschien het beste te doen van de hele wereld, maar je hebt er nooit echt over nagedacht, wat de werkelijkheid is. Je kiest averechts verkeerd. Misschien wil je dan terug, misschien zou je willen veranderen, maar dan kun je niet meer. Je zult misschien de zaak een beetje anders willen stellen. Je zou voor jezelf zeggen: nu ja, ik zal dan toch in ieder geval doen wat recht is. Je zult je eigen leven en dat van een ander in de waagschaal stellen. Je zult de geestelijke kracht uitgooien daar, waar zij geen nut heeft. Je zult niet redden, wat niet te redden is. Je zult niet de waarheid brengen, daar waar de waarheid noodzakelijk is. Jezus zei ook al: "Gooi geen paarlen voor de zwijnen....." Het is geen esoterie, vrienden, maar de droevige waarheid. Het wordt tijd dat wij vandaag hiermee beginnen. Je zult zeggen: waarom spreek je niet in een volle zaal...? Dat zullen wij ook nog wel doen, maar het is nodig dat wij elke keer weer er de nadruk op leggen. O, de wereld vergaat niet; maakt u zich geen zorgen. Er blijft geen grijze woestenij over, omringd door de acht lichtende wolken van atomair geladen lucht. Zó erg wordt het niet. Stoffelijk niet, maar geestelijk wel. Geestelijk moet een keuze gedaan worden. Dat is een keuze die soms heel moeilijk is. Het zal een keus zijn tussen welvaart en vrijheid. Het zal een keuze zijn tussen waarheid en geborgenheid. Het zal een keuze zijn tussen plicht en vaak verlangens. Het zal een keuze zijn tussen de geestelijke waarheid die je in je draagt, en het heerlijk wegsuffen in een stoffelijke verdoving. Met al die strijd en al die dingen zult u het misschien wel merken. Misschien zult u zo over een maand of tien wel te horen krijgen, dat er overal zo ineens veel verdovende middelen worden gebruikt. Misschien zult u dan horen, dat de mensen allemaal zo suf zijn, dat zij geen interesse meer hebben voor wat anders, dan goedkoop vermaak. Dan zult u misschien in de kritieken lezen, dat al die klassieke werkjes zo mechanisch worden volvoerd. Men zal kraken of breken, waar men kan. Als dat dan gebeurt, dan moet u niet meelopen met die massa, dan moet u voor uzelf proberen om de geestelijke waarde en het geestelijk Licht erin te vinden. Zeg nu niet dat u dat niet kunt. Begin nu in 's Heren naam niet te vertellen dat het zo moeilijk is om tegen een massa in te gaan, want dat weet ik veel te goed. Vertel niet dat je op aarde je eigen meester bent, want ook dat weet ik. Ondanks deze dingen is alles wat ik u zeg, noodzakelijk. Ondanks alles wat u kunt aanvoeren, ter verontschuldiging van uw eigen lauwheid, uw laksheid, al datgene dat u kunt aanvoeren om uw eigen beheerstheid misschien te verklaren, blijft het precies wat ik gezegd heb: een keuze tussen leven en dood. Niet stoffelijk, maar geestelijk. Een keuze tussen een lichte en vrije wereld, een mensheid die terugvalt tot barbarisme en primitiviteit. U hebt de keuze, nog steeds.
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Er is een nieuwe leraar gekomen om de mensheid de laatste kans te geven. Een leraar die zo dadelijk, bewust van zijn macht, op zal treden en dan de wonderen zal gaan doen die niet meer ontkend zullen worden, zoals de kleine wonderen, die hij tot nu toe deed. Over wie u zult horen. Iemand, om wie zich volksmenigten zullen groeperen. Als u vindt, dat dit allemaal heel mooi klinkt, maar dat u geen bewijs hebt, dan kan ik alleen maar zeggen: wacht u. Binnen zes maanden zult u hiervan horen, zoals het in de kranten geschreven staat. Lees het en hoop dan, dat u niet te laat begint met uw training. Ik hoop, dat u niet te laat bent begonnen met het zoeken naar beheersing. Hoop dan, dat u toch nog de weg vindt tot het innerlijke Licht dat je nodig hebt, wanneer de hele wereld je in de steek schijnt te laten. Zo, dat was een boodschap. Nu zouden wij eigenlijk nog een klein beetje aan esoterie gaan doen. Deze dingen moesten gezegd worden. Het leven gaat verder. Wij hopen dat u zich eraan houdt. Wij gaan over tot de orde van de dag. Zo is het altijd in het leven. Zo is het zelfs in de esoterie. Je kunt wel zeggen: ach, ik wil in mijzelf die kennis verwerven, dat bewustzijn, waardoor ik God a.h.w. in het gelaat kan zien...... Maar het leven gaat verder. Het laat je soms de tijd niet om je zover uit je eigen wereld terug te trekken. Je kunt natuurlijk wel vertellen dat je, als je de kans maar had, geestelijk wel bewuster zou worden. Maar de wereld laat je er de tijd niet voor, vrienden. Daarom mag ik misschien toch nog een paar opmerkingen plaatsen, voordat ik het woord aan de laatste spreker overgeef. U hebt 1000 keer gehoord, dat in elk ding en in alles wat u doet, in alles wat u beleeft, iets van de Goddelijke waarheid schuilt. U hebt ook gehoord, dat u ernaar moet zoeken. U hebt echter misschien nog niet gehoord, hoe u het in de praktijk moet brengen. Het is heel normaal, dat je zo nu en dan dingen moet doen die je niet prettig vindt. Het is heel normaal dat je moppert, wanneer je die dingen moet doen. Het is heel normaal dat je soms geboeid wordt door zuiver stoffelijke belangen en dat je soms in de materie wel eens het zuiver geestelijke vergeet. Het zijn niet deze dingen die een geestelijke ondergang kunnen betekenen. Het zijn niet deze dingen die u weg voeren van de esoterische bewustwording. Er zijn andere dingen. Als je voor jezelf voortdurend probeert goed te doen, dan ben je al een heel eind op streek. Wanneer je verder je steeds je realiseert al is het maar aan het einde van elke dag, wat je nu eigenlijk verkeerd hebt gedaan. Je kiest elke dag één of twee fouten uit en je het onrecht van je eigen wezen hebt erkend, om dit déze dag definitief niet te doen, één dag maar, dan kom je verder, want je leert jezelf beheersen. Door deze beheersing zul je bij elk aspect dat je op die manier tracht te onderdrukken, ook een andere reactie zien van de omgeving. Die reactie zal niet altijd een prettige zijn. Heel vaak zal het u lijken of men, nu ja, of u een extra last gaat betekenen, wanneer u bijvoorbeeld wat verdraagzamer bent. Wanneer u zich dan gaat realiseren hoe dit beantwoordt aan een behoefte in een ander, dan zult u het toch misschien kunnen verdragen, dan leert u meer en meer begrijpen van anderen. Zo vreemd als het moge klinken: wanneer wij anderen leren kennen - ook in de stof - dan leren wij daarmee iets omtrent onszelf. Ik heb een aardig sprookje over: DE MENS DIE EEN WONDERSPIEGEL HAD Deze wonderspiegel liet hem iedereen zien, zoals hij werkelijk was. U begrijpt, dat hij steeds probeerde iedereen in dat spiegelbeeld te vangen en te bekijken. Eens kwam er een plechtig gepijde monnik voorbij. Hij keek in de spiegel en zag een vos die waarschijnlijk net op weg was om de passie te gaan preken. Hij zag een mooie vrouw voorbij gaan. Hij keek in de spiegel en zag de dood zelf die voorbij ging. Want zij had alle hoop en Licht verloren. Zo keek hij dag in dag uit. Nu eens zoekend naar een zakenman die soms achter zijn welgedaan uiterlijk iets van een asceet bleek te hebben. Dan weer naar een sportman die soms een geleerde was, soms een hersenloze machine.
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Zo ging hij verder. Hij leerde, dat de uiterlijkheid van de mens veel onverwachte dingen verbergt. In hem was steeds de nieuwsgierigheid gegroeid: Wat zal ík nu zijn? Wat zal in mijn wezen zijn? Eindelijk kon hij zich niet langer bedwingen. Hij greep de spiegel en zag erin. Weet u, welk beeld hij zag? Hij zag de monnik met het vossengelaat. Hij zag de vrouw die de dood was. Hij zag de onaanzienlijke die een levenbrengster was. Hij zag de man die achter zijn zakelijk uiterlijk het gezicht van een asceet bleek te hebben. Hij zag de geleerde en de machinemens. Hij zag de dofheid en de ellende, allen tezamen. Toen, verpletterd door dat gezicht, wilde hij de spiegel breken. Maar een geheimzinnige kracht greep hem vast en dwong hem te zien en nog eens te zien, zeggende: "Ziet, al wat u zag in de wereld, bent u zelf." Juist dit je één dag bedwingen om niet een enkele fout te begaan - let dan maar niet op de rest, begin maar met één enkele fout - dat heeft zin, want op het ogenblik dat je dat doet, ga je je wat realiseren van de omgeving. Je gaat andere mensen beter zien. Als je nu maar begrijpt dat al die fouten die je in een ander ziet, eigenlijk ook fouten van jezelf zijn, dat de dwaasheid van een ander, op een ander ogenblik bij jou precies zó wordt geuit. Dan ben je al een heel eind verder, dan kom je tot zelfkennis die je weer kunt gebruiken om in de wereld zo goed en zo nuttig mogelijk te leven. Voor de esoterie is deze zelfkennis belangrijk, niet omdat zij u verder helpt tot andere werelden en andere sferen. Maar omdat zij u in uw ware vorm doet ontstaan in uw eigen wereld. Zij geeft u de achtergrond, waardoor u uw eigen verhouding tot God gaat beseffen. Niet kosmisch misschien, maar alleen als functie in een enkele wereld, of in een enkele sfeer. U doet uw werk. Aan de ene kant doet u het misschien graag, aan de andere kant met ergernis. U studeert. U doet het met vreugde en toch met verontwaardiging over sommige stellingen. Zie uzelf daarin. Zoals u reageert op deze dingen, zo reageert de wereld op u. Bedwing uzelf daarin en de wereld zal u zelf anders gaan zien. De wereld bestaat uit een aantal mensen die gezamenlijk de mensheid uitmaken, die volmaakt kan zijn, wanneer de mensen voor zich de volmaakten beter nastreven. God openbaart Zich in alles wat de volmaaktheid benadert, kenbaar. De realisatie van het Ik wordt dan geboren uit het gezamenlijk bereiken. Daarom wil ik u dan de praktische raad geven: u moet eens proberen elke dag één fout, die je de vorige zo erg gemaakt hebt, niet te begaan, maar dan ook werkelijk niet begaan. Koste, wat het kost. Dan ook eens opletten, wat anderen doen. Als je die gewoonte maakt, dan zul je ontdekken, dat de wereld meer voor je gaat leven. Hoe meer je je isoleert, hoe minder je je bewust wordt. Hoe meer je de wereld erkent, in de wereld leeft en voor de wereld leeft, maar dan met een eerlijk erkennen van jezelf en anderen, hoe dichter je staat bij de eeuwigheid. Ook uw wereld is deel van de eeuwigheid. Ook zij heeft haar vaste plaats in het eeuwig bestel. Nu woont u hier, morgen in een andere wereld. Maar wat u hier achterlaat aan bewustzijn, dat bouwt u in deze wereld verder voort. Het is u in een andere wereld vaak het innerlijk weten, waardoor u ook daarmee kunt bouwen de realisatie van de volmaaktheid door alle schepping. Het is maar goed zo nu en dan, dat wij onze leraren hebben. U hebt misschien wel gemerkt dat ik zo-even haast heftig was, of misschien wel helemaal heftig. Gelooft u mij, mijn heftigheid vindt zijn oorzaak in mijn eigen onvolkomenheid. Net zo goed als datgene wat ik in de wereld zie. U mag er rustig over oordelen. U kunt het mooi, of lelijk vinden, u kunt het afkeuren, of goedkeuren, maar onthoudt één ding: wat u in mij hebt gezien, dat leeft in u. Dan mag ik blij zijn dat ik in u, zoals wij hier bij elkaar zitten, toch iets van Licht zien. Zoals ik in u Licht zie, zo moet het ook in mij wonen. Daar ben ik erg gelukkig mee. Ik hoop dat u op die manier Licht zult kunnen vinden in de wereld rond u en u zo bewuster kunt worden van het Licht dat in uzelf leeft. Vrienden, het woord is nu aan de laatste spreker die voor u met "Het Schone Woord" gaat sluiten. Ik dank u voor uw geduld en ik wens u een prettige en zegenrijke avond.
HET SCHONE WOORD
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
HET DRAAIORGEL Het tinkelt als een carillon, het strooit zijn gouden klanken, die mengen, zich met zon de wegen in de vreugd van het zijn, ons wezen tot een baken vol leven. Dansende melodietjes, die huppelend vlieden. Centen, die vallen met koperen klank, één woord, door de melodie gemengd, dat spreekt van daad en verder vraagt. Een melodie, die stil aan het wezen knaagt en soms het de benen moeilijk maakt om rechte gang te gaan; "wij zouden willen dansen, en moeten stille staan!" Ach, draaiorgel, in de eeuwigheid klinkt soms een zonnig lied; een mens, die het horen kan, voelt zich getroffen en geniet. hij zou in zonnig zijn, al dansend door de wereld willen gaan. Maar het is niet goed fatsoen, een mens moet stille staan en plechtig zijn, met lang gestreken geestelijke verworvenheid, erkennend niet de vreugd, maar sombere verdorvenheid en zo vergeet men d 'engelenzang. Maar als een orgeltje u zingt, of groter soms een carillon zijn liedje door de luchten zingt, laat dan je hart maar dansen gaan. Geniet de vreugde van het bestaan en dank je God voor al, wat jou gegeven. De eeuwigheid vind je juist, wanneer je steeds kunt leven. MOERAS Een moeras is een heel verraderlijk iets. Het verraderlijkste is een moeras altijd, als je het ziet. Het is zo mooi groen. Er staan mooie bloemen in. Het is net of het daar prettiger te rusten zal zijn dan ergens anders. Maar o wee, als je één stap doet. Plomp! En je bent gelukkig als je nog stinkend uit de modder komt. Groene velden, riet, dat wiegelt in de zomerlucht, lokkend, belovend vrede. wonderlijke klucht van het menselijk heden misschien?
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Kijk in de wereld, kijk naar het vertier, kijk naar het lokkend, lachend plezier, het staat als een licht aan de hemel geschreven: kom, drink, lach en dans, dat is pas leven. Striptease! De grote revue! Gij zijt onder dames: toutes nues! Kom, de balletjes draaien, het wervelende rad! Je hebt toch vroeger geluk gehad? Gooi op je geld, je ziel en je leven en hoopt, dat het misschien wat winst zal geven. Of zoek je misschien een verguld lekker klussie om te gokken, neem dan maar een lot van s.u.s.sie…. Maar weet dat op al dat klatergoud, het moeras van het leven is gebouwd, al die vrolijkheid is maar schijn. Het dooft de geest, wat je moet zijn, het gaat wel daarin teloren. Neen, beter is de stilte dan, waarin je nog kunt horen de stem, die roept, de werkelijkheid. Beter als het moeras, dat steeds je maar misleidt, naar het spel, zijn drank, zijn revue, begoocheling, gemaakt voor u, om daar het leven te vergeten. Moeras, het ziet er zo zonnig uit, zo licht, zo zonnig en zo groen. Je zou er willen rusten, zo lustig je slaapje er gaan doen. Maar waag je je op dat schemerende vlak dan breek je door de schoonheid heen. Je valt in de modder, je stikt, je vergaat en je blijft met je ellende alleen. Zoek niet al het schone, dat lokt en dat roept, blijf op een basis van werkelijkheid, ook als je zoekt naar geestelijk licht, naar stoffelijke vreugde, of naar eeuwigheid. Want met ons gelach, onze spot, onze joel vergeten wij vaak
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
de wetten ons in de ziel gegrift, de ervaring door het leven, lang geleden in ons reeds geschreven. Wij nemen een droom van zijn, in plaats van de werkelijkheid, in plaats van streven, dat voert tot bewustzijn, tot eeuwigheid. Ja, dat lokt, dat moeras. Wie de wegen weet, wie de wegen kan gaan, kan de beproevingen van het moeras, en de verlokking ervan weerstaan. Ken je die weg niet, sta stil en wacht, tot dat je een gids vindt. Dan wordt je vanzelf, veilig naar het andere einde gebracht. Moeras is een deel van de wereld, van het leven. Zonder dat is het niet werkelijk compleet; maar de gids die je past, en die je voert door die dreven tot zijn wereld en zijn realiteit, dat is God die het leven zelf heeft gegeven. Zijn kracht is het, die je draagt tot een eind wanneer je voor de verlokking niet zwijgen wilt. Als je dit weet, duurt het wachten niet lang, omdat weten om God, is een vreugd in jezelf. Je denken en je wezen verstilt, tot er vrede is zonder eind. °°° Wie kan lachen als een kind, wie kan blij zijn als een kind, leeft als een geest in werkelijkheid. 't Kinderlijk aanvaarden van leven en God is de overwinning op het lot, dat de rede vaak geeft. De lach van een kind, is de ziel van een mens, die nog in het bewustzijn van Goddelijke werelden leeft.
14
Kan er een nieuwe wereldleraar zijn
Datum:
09-01-1959
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1958-1959
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
KAN ER EEN NIEUWE WERELDLERAAR ZIJN?
9 januari 1959 Goedenavond, vrienden. Aan het begin van deze bijeenkomst moet ik u er allereerst op wijzen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Na de pauze kunt u algemeen vragen stellen, mits dezen niet van persoonlijke aard zijn. Er wordt de voorkeur aan gegeven - mede vanwege de verwerking van de verslagen dat u deze vragen schriftelijk indient, hoewel aanvullende vragen mondeling gesteld kunnen worden. Dan ga ik spreken over punten die gerezen zijn aan de hand van uitspraken op Tweede Kerstdag. Degenen onder u die deze bijeenkomst bijgewoond hebben, weten misschien dat wij toen gesproken hebben over een nieuwe wereldleraar. Dit heeft hier en daar aanleiding gegeven tot commentaren. Een daarvan was als volgt: Staat er niet geschreven, dat in die dagen velen zullen zeggen: "De Meester is hier, of de Meester is daar, doch dat allen valse profeten zijn." Ik geloof dat het nuttig is, wanneer wij dit onderwerp toch nog even nader bezien, zodat ik u voor vandaag over deze vraag spreek: KAN ER EEN NIEUWE WERELDLERAAR ZIJN? Ik wil wijzen op het feit, dat ook het christendom erkent, dat er gedurende tijden van grote spanning en verdrukking stemmen Gods, profeten opstaan. Het Oude Testament is grotendeels uit de uitspraken van dergelijke profeten opgebouwd. Ik kan niet aannemen, dat alleen de komst van Jezus voldoende is geweest om alle verdere verbinding tussen de leidende krachten, de hoge geesten en de mensheid te verbreken. Integendeel, wij menen te kunnen aantonen, dat ook nadat Jezus is gestorven, reeksen van ingewijden, net als de oude profeten, hun werk hebben voortgezet. Sommigen van hen zijn eigenaardige figuren, anderen grote ingewijden. Hun herinnering wordt levendig gehouden door het contact, dat zij nog steeds hebben met thans op aarde werkzame groepen. Ook dit is niet in tegenspraak met de christelijke leer. Ook daar neemt men aan, dat Jezus voortdurend in verband en in verbinding zal staan met allen die op aarde in Zijn Naam vergaderd zijn. Ook is het helemaal niet zo zonderling, dat bepaalde daarvoor uitverkoren figuren op aarde kunnen terugkeren. Althans van twee personen is dit in de Bijbel uitdrukkelijk gezegd. Wij kunnen dus gevoegelijk aannemen, dat deze reeksen van ingewijden, meesters, of profeten, hun taak op aarde niet slechts hebben vervuld, maar - zoals de Comte de Saint-Germain - in voortdurend contact zijn gebleven met die wereld, of met bepaalde delen ervan. Wanneer dit het geval is, dan is het helemaal niet vreemd, dat er ook weer een nieuwe leraar, of meester, opstaat, die tracht in de huidige sombere situatie, een nieuw Licht te brengen. Wij weten nu, dat de leer van velen van deze ingewijden in het verleden is overgeheveld naar bepaalde esoterische groepen en genootschappen. Ik denk daarbij evenzeer aan bepaalde stromingen binnen het christendom, als groepen, die het christendom voor haar leden niet als voorwaarde stellen. Wij vinden openbaringen en leringen van Meesters o.a. in de theosofie, bij de Rozekruisers, wij vinden bestudering van geschriften van ingewijden in de maçonnerie. Wij vinden bestudering van esoterische geschriften in bepaalde christelijke orden, o.a. in de z.g. roomse orde van de Dominicanen. Dit is schijnbaar wel voor iedereen aanvaardbaar. Want daartegen heb ik weinig of geen protest horen rijzen. Maar nu de stelling komt of er een nieuwe wereldleraar is die een voor alle mensen bestemde nieuwe leer brengt, dan komt men in verweer. Zoals men overigens meestal in het geweer meent te moeten komen tegen alles wat de oude, gewende gang van zaken bedreigt. De toestand van deze wereld beschouwende, met zijn grote geestelijke én in vele streken ook zeer
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
grote stoffelijke noden, deze wereld met zijn fantastisch gevaarlijke proefnemingen en experimenten, en zijn nog niet helemaal beheerste wetenschap, dan komt men tot het besluit, dat deze wereld wel degelijk behoefte heeft aan een nieuwe boodschap. Behoefte vooral aan een herbeleving van hogere waarden, die, wanneer wij de kern bezien, door alle leraren en meesters gelijkelijk worden verkondigd. Daarom durf ik, eerlijk en overtuigd, te zeggen: het is mogelijk dat er een wereldmeester geboren is en reeds werkzaam is op deze wereld. Zelfs in dit ogenblik. Tweede punt. Men merkte op: ze zeggen dit nu wel, maar het is altijd in onbekende en veraf gelegen gebieden. Ook wij verlangen naar waarheid. Waarom komt die wereldleraar dan niet hier? Waarom werd Jezus niet geboren in Rome, of in het heilige Jeruzalem? Waarom Bethlehem? Omdat diezelfden, die in de tempel voortdurend God smeekten hen de Messias, de bevrijder te sturen, deze bevrijder zouden willen doden. Dit antwoord is voor deze christelijke maatschappij duidelijk genoeg. Een nieuwe leraar in deze streken zou worden neergeslagen met nietszeggende theologische argumenten en voor het behoud van zeden en geloof gedoemd zijn, zijn leven te eindigen in een gevangenis of een gekkenhuis. Zulks is echter niet de bedoeling van hen die komen om deze wereld lering te brengen. Een leraar, een meester, wordt op die plaatsen van de wereld geboren, waar een zeer grote behoefte aan zijn werk bestaat. Maar bovenal een plaats, waar ook de mogelijkheid bestaat die leer, dat werk, uit te dragen. In deze tijd kan dit niet een te westers denkende staat zijn. Dit denken is te eenzijdig. Maar het kan ook geen zuiver oosters denkende staat zijn: daar bestaat te weinig geestelijke daadkracht voor een werkelijke vernieuwing. De plaats waar de leraar nu werken kan, moet een plaats zijn, waar deze beide invloeden samenkomen. Want waar strijd is, kan een openbaring het grootste nut hebben, zoals blijkt uit het verleden. Om u een paar voorbeelden te geven: de grootste profeten van de Joden zijn opgestaan in tijden, dat het joodse volk in verbinding of strijd was met andere volkeren. Denk aan de klaagzangen van Jeremias. Herlees de klachten die worden gesproken door de profeten wanneer de Joden in gevangenschap verkeren als in Egypte, of het heidense Babylon. Jezus wordt geboren in een periode dat de Griekse, de Romeinse en ettelijke Arabische beschavingen – eigenlijk semitische beschavingen - elkaar in Israëls rijk en de omgeving ervan ontmoeten. De meester die bekend werd onder de naam Comte de Saint-Germain, trad eerst op in het oosten. Wij zien hem vervolgens in laat-Byzantium, in Polen tijdens de grootste bloei en strijd van dit land. Hij verschijnt in Frankrijk op het ogenblik, dat een eerste verzet zich reeds gaat openbaren, een tijd waarin het denken en de rede bloeien, en alle landen naar Frankrijk opzien, terwijl vooral geestelijk een hervorming dringend noodzakelijk is. Ik kan zo voortgaan. Met deze enkele voorbeelden wilde ik slechts aantonen, dat er klaarblijkelijk een noodzaak bestaat voor meesters en leraren om te werken, ja, geboren te worden op een plaats die het hen mogelijk maakt - door daar bestaande spanningen en mogelijkheden - een nieuw wereldbeeld aan de mensheid te geven. Een volgende opmerking: "Wanneer zij dat zo goed weten, waarom gaan zij die wereldleraar dan niet helpen?" "Wanneer zij zo goed zijn als zij zeggen, zouden zij bij een wereldleraar toch een waardiger taak kunnen vinden." Mag ik u in verband hiermee, er aan herinneren dat het christendom gelooft en in vele legenden belijdt, dat Jezus' geboorte door geesten en vele uitzonderlijke verschijnselen over de gehele wereld werd aangekondigd? Mag ik u er verder aan herinneren dat wij, alleen al in Nederland gedurende meer dan 40 jaren, maar over de gehele wereld gerekend reeds meer dan 100 jaren, bezig waren deze nieuwe grootmeester van het Licht, deze nieuwe wereldleraar aan te kondigen en diens taak zover mogelijk voor te bereiden? Door leringen, commentaren en lezingen, zowel als in het verleden, ook het veroorzaken van bepaalde fenomenen, zijn door ons pogingen ondernomen zijn pad op de wereld te banen, vooral ook in die gebieden waar zijn eigen persoonlijkheid waarschijnlijk niet tot uiting zou komen. Want juist daar zal het door hem gebrachte woord toch ook moeten kunnen doordringen tot de zielen van de mensen. Wij kunnen de vraag, die ik als titel boven mijn betoog stelde ongetwijfeld met ja beantwoorden. Indien wij deze vraag echter uitbreiden en zeggen: Is er een wereldleraar die voor mij kenbaar is, dan wordt het antwoord wat moeilijker. Want, vrienden, het werk van een wereldleraar wordt op 3 vlakken gelijktijdig uitgedragen. Juist dit is iets, wat men wel eens vergeet.
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
In de eerste plaats hebben wij te maken met de kosmos. De kosmos zelf geeft de openbarende en verlossende krachten weer in alle werelden. De goddelijke werkingen zijn overal gelijk en gelijktijdig. De kosmische krachten zijn echter zo overweldigend groot, dat zij niet onmiddellijk kunnen worden ontladen op één enkel individu. Daarom waarschijnlijk zien wij de goddelijke kracht door middel van de kosmos op bepaalde tijden en in bepaalde delen van de ruimte trillingen van lagere potentie uitzenden, die een wereld, of meerdere werelden, kunnen pro-conditioneren of voorbereiden op de ontvangst van een wereldmeester. De gedachte die de wereldmeester op die bepaalde wereld of werelden uit zal dragen, is in deze meer beperkte trillingen mede bevat. Een tweede, ongetwijfeld even krachtige werking, gezien vanuit een menselijk standpunt, is de werking binnen de levens of zielekracht. Een principe als bv. de christusgeest kan niet alleen leven in één enkele mens, noch kan dit bestaan als een vage gedachtereeks die over de wereld gaat. Een dergelijke invloed is tevens een essentieel deel van een bepaalde grote geestelijke entiteit. Nu kunnen wij over de geaardheid van een dergelijke entiteit ongetwijfeld van menig verschillen. Naar ons inzien echter is een dergelijke persoonlijkheid voor de aarde een deel van de kracht die op het ogenblik de wording van de aarde beheerst. Hij is dus niet een onmiddellijke uiting van de grote Godheid zelf. Wij zouden Hem beter kunnen noemen, de tijdelijke Heerser van de planeet aarde. Deze geest, werkende met een volledige kracht en een volledig bewustzijn, doordringt zelfs het mentale gebied. Maar vooral is hij merkbaar in de zielsof levenskracht, die de essentie is van alle zijn en bewustzijn dat u allen in u draagt. De meeste mensen zijn blind voor dergelijke impulsen. Zij zijn te zeer gebonden aan de materie, aan vormen en beperkte gedachtegangen. Zij zullen daardoor aan de levende kracht van de wereld voorbijgaan, wanneer die slechts in deze vorm optreedt. Zij hebben een meer materiële, een meer stoffelijke werking nodig. Dit is dan ook het derde terrein, waarop de werking van een wereldleraar tot uiting komt. Wanneer wij nu - met onze ongetwijfeld onvolledige kennis - dit alles trachten te beschrijven, dan toont zich de komst van een dergelijke meester of leraar op de volgende wijze reeds tevoren door: a. Oude wegen tot inwijding en bewustwording worden afgesloten. Dit is logisch, de nieuwe meester brengt een nieuwe leer. De oude paden van inwijding zijn dus in de bestaande vorm niet meer nodig. Men heeft dus ook geen redenen meer daaraan nog verder grote geestelijke krachten te wijden. Het denken van de mensen moet echter te voren nog eenmaal veranderd worden. Men weet dit o.m. in de theosofie: in I896 werd, zoals men daar weet, een bepaalde weg reeds afgesloten. b. Na het zich enigszins terug trekken van de tijdelijke meesters uit de periode zien wij een spel van levende krachten, die opeens op de wereld aanstormen. Laat ons zeggen dat deze krachten de wereld in dezelfde periode - dus van 1890 tot 1900 - bereikt hebben. Wat gebeurde er dan? In elke oude leer ontwikkelen zich op de duur gedachtenbeelden, die door de veelheid der aanvaarding als demonisch, zelfstandig en scherp getekend bestaan in de geestelijke en astrale atmosfeer van de wereld. Deze verdraaiingen van kosmische wet en waarheid brengt met zich, dat de mens, hierdoor alleen reeds, zal trachten het werkelijk Lichtende van zich af te wijzen. Dit Lichtende, dit ware, is de mens dan te zwaar. Het past niet in zijn maatschappelijke, religieuze en economische concepten. Op deze wijze ontstaat een strijd tussen door de mens geschapen demonen en de nieuwe Lichtende krachten. Dat deze strijd op het ogenblik in ruime mate wordt uitgevochten, zal een ieder wel duidelijk zijn. Al, wat het duister mint, al, wat houdt van bekrompenheid, van letterzifterijen, egocentrisch en egoïstisch denken en redeneren, ook aan de geestelijke zijde, heeft zich achter deze demonen geschaard. Zo ontstaat er een periode van duisternis. Deze wordt door een soort voorhoede van Lichtende krachten hier en daar doorbroken. Wij zien dan ook, eerst met zeldzame fenomenen - de verkenners - later ook met meer redelijke middelen, de aankondiging van de nieuwe tijd reeds tijdens de heerschappij van het duister geschieden. Dit laatste geschiedt meestal vanuit de geest. In deze tijd bv. door middel van bepaalde spiritistische verschijnselen, wonderen, het optreden van profeten en heiligen, het ontdekken van geneeskrachtige plaatsen, en dergelijke. Hierdoor drukt het paranormale een steeds sterker stempel op de onwillige wereld. Vooral, waar
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
het gebied van het paranormale verschijnsel evenzeer als strijdmiddel kan worden gebruikt door de kracht der demonen, en dus niet alleen gereserveerd is voor het Licht. Vreemd genoeg zal dit alles geheel blijven bestaan, ook na de komst van de nieuwe meester, tot deze werkingen niet meer mogelijk, dan wel niet meer noodzakelijk zullen blijken. Volgens onze vaststellingen zullen de mogelijkheden om op aarde op deze wijze te werken en in te grijpen tot praktisch nul beperkt worden rond 2200 n.Chr. Het wenselijk zijn van dergelijke verschijnselen kan echter reeds veel eerder ten einde zijn. Dan zullen dus alle Lichtende krachten zich reeds op het eerste ogenblik van niet wenselijkheid terugtrekken. Nu zult u begrijpen dat een optreden van dergelijke krachten de bedoeling heeft, bewustzijn te wekken, geloof te versterken op de juiste wijze en vertrouwen in de toekomst te geven. De grootste machtsmiddelen, die door de demonie op de wereld gebruikt zullen worden, zijn over het algemeen de begeerte en de angst. De begeerte naar bezit, maar ook naar een zalig-zijn, een verheven zijn boven alle andere mensen. En de angst voor duister, dood en lijden. Wanneer u zich de moeite getroost na te gaan, hoe het christendom de laatste 500 jaren voornamelijk werd uitgedragen, dan zult u ontdekken dat hierbij zeer sterk is gespeculeerd op dood en verderf, de angst voor een zelfs eeuwige ondergang, of een eeuwig lijden. Tegenover de vrees voor hellepijnen stelt men dan de begeerte naar het hemelse Jeruzalem, het eeuwige geluk. Een dergelijke verkondiging vinden wij niet alleen in het christendom, want soortgelijke opvattingen krijgen in dezelfde tijd de overhand in het boeddhisme. Een geloof of levensleer, die oorspronkelijk geheel niet over een hemelsfeer spreekt. Gelijksoortige stellingen maken deel uit van de Islam, terwijl ook in de Hindoewereld het geloof aan kwelling en straf, beloning en vreugde in het hiernamaals aanmerkelijk wordt verstevigd. De gedachten van zelfverantwoordelijk zijn is verslapt, ten onder gegaan. Het is duidelijk dat men in de eerste plaats hiertegen in het geweer moet komen. Er moet een begrip worden gewekt van een rechtmatig en rechtvaardig voortbestaan, gebaseerd op de daden van het stoffelijke wezen, zijn leven, dat, wat het is en heeft gedaan of nagelaten. Zeker niet belangrijk is wat anderen zeggen, wat men heeft gedaan. Dit is ook nu gebeurd. Wij mogen wel zeggen dat deze taak al redelijk volbracht was in de jaren 1928 - 1930. Daarna treedt een volgende fase in. Wij vinden plotseling nieuwe tendensen in de wetenschap. Maar gelijktijdig vertonen zich nieuwe tendensen in het geestelijke bestaan. De dweperij van bepaalde groeperingen wordt langzaam maar zeker aan banden gelegd. Wetenschappelijke priesterorden, in het verborgene levende, doen hun invloed steeds sterker op de wereld gelden. Dit heeft zich afgespeeld rond 1940. Ondertussen worden de krachten der demonie voortdurend zowel als deze van het Licht tegen elkaar in het veld gebracht. Dat hierdoor vernietiging, strijd, ondergang voor velen - stoffelijk althans - het gevolg zijn, hoeft niemand te verwonderen. Het gaat hier om de greep, die het misleidende, het duistere, op de mensheid heeft. Verder om het zelfbedrog, waarmee de mens tracht zichzelf te vervreemden van God en zijn eigen grootheidsdroom en droom van zekerheid te versterken. Deze moeilijkheden worden overwonnen door bepaalde esoterische genootschappen en groeperingen, plus geheimscholen, die een nieuwe tendens doen ontstaan, een meer algemeen uitdragen van de belangrijke punten die in zeker zin een voorbereiding zijn van de komende tijd en het komend werk. Daarnaast ontstaan sekten, die zich in verzet tegen deze openbaringen, sterker tot de letter van de wet, de letter van de openbaring, wenden. De orthodoxie is het directe wapen van het duister tegen de Verlichte, die komende is. In deze sfeer kan dus een Meester reeds geboren worden, maar ook hij moet rijpen. Eerst moet het lichaam volgroeid zijn tot een besef van de problemen van de wereld, moeten de lichamelijke cellen a.h.w. geheel afgesteld zijn op het geestelijke werk, voordat er wat gebeuren kan. In die tijd echter is de kosmische kracht, maar ook de geestelijke, of zielekracht van de mens volledig reeds onder die ban en invloed. Wij kunnen u die Meester niet laten zien. Wij kunnen niet zeggen: "komt u maar even mee, wij weten waar hij vanavond is, wij weten ook, waar hij heen trekt." Het heeft geen zin. Wel kunnen wij u dit zeggen: de mens, die in zichzelf streeft naar bewustwording, kan op een gegeven ogenblik juist dit Lichtende ervaren, kan door impulsen, later door meer bewuste gedachten, deelgenoot zijn aan dit grote bevrijdingswerk, aan deze vernieuwing van de wereld.
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Dan is ons in een andere kring verweten dat wij de uitdrukking gebruikten: "...... want Sheba zal huwen". Dit gebeurde tijdens de prognose. Misschien dat voor enkelen van jullie die term niets betekende. Kort gezegd is zij ontleend aan een overlevering, waarin gesteld wordt dat Salomo begeerde de Koningin van Sheba te huwen. Zij was met hem verloofd, toen zij de tempel bezichtigde. Haar ontdekking, dat niet Salomo, maar de bouwmeester van die tempel de meester was van alle arbeiders, dus van al hetgeen daar geschapen was, bracht haar ertoe te weifelen en te wankelen, wie van beide zij zou kiezen. Door de strijd, uit Salomons jaloezie geboren, die tussen beiden ontstond, viel geen beslissing en keerde zij terug naar haar land. Dit verhaal is symbolisch. Wij kunnen hier spreken van de krachten van het z.g. licht, of het z.g. duister. Degenen die werken met het weten, a.h.w. de feiten van de wereld smedend in het vuur der bewustwording, en degenen die zich houden aan het geloof, de magische kracht die als een regen uit de hemel neerdaalt. Pas wanneer deze beide vereend zijn, kan er een huwelijk plaats vinden en kan de mensheid als geheel en de mensenziel toegang vinden tot het werkelijke rijk Gods. Uit deze overlevering hebben wij deze zinsnede gelicht, uitroepende: "Het huwelijk van Sheba is nabij!" Wanneer er geen nieuwe wereldmeester was, dan zouden wij dat woord zeker niet gesproken hebben. Maar wat is het geval? De nieuwe wereldmeester bezit academische graden. Hij is gevormd volgens de wetenschap, maar gelijktijdig een intens geloofsmens. Hij bezit in zich de twee factoren die noodzakelijk zijn om de tegenstellingen van deze wereld te verenigen. In zijn leer is de wetenschap niet het alleen zaligmakende, maar het is de redelijke controle en tevens de toepassing van datgene wat uit het geloof verworven wordt: het kennen van God en het kennen van de wereld moeten samengaan. In zijn leer brengt hij dat steeds weer naar voren. Hij wijst de mens - zelfs deze avond dat hij spreekt, spreekt nu, in verre uren van de nacht zelfs over de eenheid die verkregen kan worden, wanneer de menselijke ziel uitgrijpt tot God, de menselijke geest zich openstelt voor het totaal van alle krachten, die de wereld omringen en het gelijktijdig stoffelijk in de praktijk brengt met stoffelijke kennis en redelijk overleg datgene, wat hij geestelijk beleeft en in zijn ziel ervaart. Zijn stelling is: de mens is het instrument Gods en het werktuig waarmee stuk na stuk voor het gehele bewustzijn - degenen die in deze periode een bewustwordingsgang zijn aangevangen de volmaaktheid wordt opgebouwd. U zult begrijpen dat deze leer in het begin veel smaad zal ondervinden. De Farizeeën zijn nog niet uitgestorven, die met sluikse en slinkse frasen proberen de waarheid ertoe te brengen zichzelf te verloochenen. U zult in de komende tijd steeds weer horen uitroepen: "Is dit dan wetenschap, of is het geloof? Zeg ons, wat is dit?" Volgens de opvatting die bij de mensen geldt, is hetgeen die wereldmeester brengt en hetgeen zal leven, sterker en sterker, tot het heerst in deze maatschappij, geen van beide. Het is een weten, aangevuld door het ervaren van het goddelijke. U zult de strijdkreten horen van hen die als eens de Zeloten, zeggen: "Het oude, het gewaardeerde, gaat teloor." Als eens te voren, maar nu gericht op de godsdienst, zult u de roep horen weerklinken: "Rome dreigt onder te gaan" of "men verraadt Jezus, onze meester". Zoals anderen eens zeiden: "De tempel wordt ontheiligd, wanneer de Galileeër er met zijn volgelingen binnen dringt." Maar dat zei men eerst, toen Jezus de wisselaars de tempel uit had gejaagd. Dit was de reden. Maar dat vergeet men meestal liever erbij te zeggen. Laat ons dan nog enkele woorden van deze nieuwe meester hier kort naar voren brengen. "Geen priester, geen geestelijk leraar heeft recht op een verdienste in overeenstemming met zijn werken. Zijn recht is de vrije gave van de mensen volgens zijn behoeven te aanvaarden. De mensheid echter is verplicht naar eigen kunnen de leraar te onderhouden, opdat deze zijn werk voort kan zetten. Daarom zullen leraar en priester geen eigen bezit mogen hebben. Want wie de goederen der aarde bezit, is blind voor veel waarheid die in de stof geborgen ligt en verdedigt met zijn geloof niet alleen de waarheid, maar zijn bezit." Dit geldt natuurlijk ook voor kerken en dergelijke. Juist daarom heeft deze uitspraak hem reeds nu veel bittere vijanden verworven. Waar dit ook kerken betreft, kunnen wij gevoegelijk aannemen, dat in het westen de tegenstand nog veel sterker zal zijn.
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
De wereldmeester heeft gezegd, sprekende over de waarheid van deze wereld: "Velen noemen zich deskundig en regeren de volkeren, maar hun onwetendheid is groter dan die van knapen die ternauwernood de schoolbanken verlaten hebben." Ook dit wordt als een belediging gevoeld, zelfs waar hij nu is. Het zou mij dan ook helemaal niet verwonderen, wanneer hij vandaag of morgen uitgewezen werd wegens belediging van een staatshoofd. Maar een meester of leraar kan niet gevangen worden zonder zijn eigen toestemmend dulden. Men kan zeker zijn waarheid niet belemmeren om als een geestelijk Licht door te dringen over heel de wereld. Ik heb u deze punten opzettelijk genoemd, om u duidelijk te maken hoe groot de strijd zal zijn, die zal ontstaan. Nog is deze strijd niet openbaar. Nog staat de wereldleraar aan het begin van zijn werk. Hij heeft zeker zijn "Bergrede" nog niet gehouden. Toch heeft hij reeds een woord gesproken, dat ik als een aangename boodschap aan het einde van mijn betoog wil plaatsen. "Gelukkig degenen die streven naar de waarheid, niet vragende voor zich, noch verwerpende voor zich. Ondergaande de Goddelijke openbaring in alle verschijnselen der natuur, zowel als in eigen wezen, zij zullen de waarheid kennen." Daarmede wil ik dan besluiten. In de eerste plaats heb ik mij getracht te verweren tegen opwerpingen die nog niet eens zo sterk zijn op dit ogenblik, omdat zij zouden kunnen ontaarden in een poging ook u er toe te brengen, deze boodschap te verwerpen. Ik hoop althans dit hiermede voorkomen te hebben. In het tweede gedeelte van mijn betoog ben ik aanmerkelijk verder gegaan dan een aantonen, dat het optreden van een wereldmeester in deze tijd mogelijk kan zijn. Ik heb zelfs - zij het zeer vrij vertaald - enkele woorden van hem geciteerd. Ik heb dit gedaan in de hoop dat uw belangstelling voor deze Meester hierdoor gewekt zal worden. Niet in staat zijnde langs meer stoffelijke weg nu reeds zijn leringen te vernemen, hoop ik, dat u in uzelf zult zoeken naar het contact met deze zielekracht, dit groot-geestelijk vermogen, dat nu op de wereld begint overwinningen te behalen op de demonen der duisternis, die de mensheid heeft geschapen, of die werden aangetrokken door de onvolmaaktheden van het menselijk beleven. Ik dank u voor uw aandacht. Goedenavond.
ESOTERISCHE BESCHOUWING
Goedenavond, vrienden. Nu komt uw eigen onderwerp aan de beurt. Indien u het goedvindt, zou ik gaarne een paar punten van meer esoterische geaardheid aan willen snijden. Heb ik hiertoe uw toestemming? In het menselijk wezen en in het menselijk bestaan zijn vele der kosmische waarheden verhuld. De beperkingen, waarin je leeft als stoffelijk voertuig, kunnen misschien met veel moeite en strijd overwonnen worden. Maar voor de doorsneemens ligt deze weg niet open. Hij heeft daarvoor geen tijd en geen gelegenheid. Aan de andere kant spreekt toch in elke mens een invloed die van een vreemde en zoekende geaardheid is. Een verlangen misschien, een droom, of een ideaal. Iets, wat verder gaat dan de wereld en de logische mogelijkheden van een stoffelijk bestaan. Wanneer u deze dingen in uzelf ondergaat, hebt u hierdoor het contact gekregen, dat u bewust niet zou kunnen bereiken. De onbewuste krachten, die in de mens leven, openbaren telkenmale weer zijn binding met de oneindigheid. Zij dwingen hem a.h.w. steeds zich te realiseren, dat er iets anders is, iets hogers en iets beters. Soms kwelt u een vage herinnering aan een geluk, dat u bij goed nadenken, in uw eigen beleven nog nooit hebt gevonden, ervaren. U verbindt het misschien met beelden die reeds wat verbleekt zijn en tot idealen kunnen worden gemaakt. Maar dat betere verleden, waar de mens
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
van droomt, is in feite een verleden dat ligt ergens diep in zijn geestelijk bestaan. Want de scheppende kracht bestaat in iedere mens, iedere mens kan uit die geestelijke kracht voortdurend putten. De Goddelijke kracht, geopenbaard als het geestelijk Licht, is in staat méér te doen dan krachten te geven. Het kan ook plotseling inzicht betekenen, waardoor je - ondanks je onvermogen om door studie en lange werkzaamheden te komen tot een begrip - toch in enkele flitsen en flarden een beter inzicht kunt krijgen in die werkelijkheid, waaruit de vage herinneringen en begeerten stammen. Wij allen streven op onze manier naar volmaaktheid. Sommigen streven naar een zekerheid van voortbestaan, omdat zij bang zijn voor de dood. Anderen zoeken een zekerheid van meer stoffelijke geaardheid misschien, die zij door het aanhoren van deze lezingen en leringen menen te kunnen bevorderen. Zo zijn er duizenden en miljoenen op de wereld. U kunt ze in elke kerk vinden, bij elke seance, bij elke lezing van esoterische, mystieke, of godsdienstige geaardheid. Maar al denk je nu dat je uiterlijke belangen dient, in feite moet je er toch iets voor over hebben. Het kan niet alleen het stoffelijke zijn, wat je hiertoe brengt. Het is meestal een grote innerlijke onzekerheid, die de mens doet grijpen naar het intens religieuze, naar het intens occulte, of mystieke. Onzekerheid, die geboren uit het bewustzijn van tijdelijk bestaan, is het grote geheim van het leven, maar gelijktijdig ook de grootste angst voor dood, verlies. Juist door je te realiseren, welke rijkdommen je geestelijk bezit, kan die angst verdwijnen. Als je je die rijkdom niet kunt realiseren, dan zoek je tenminste naar iets wat erop lijkt: een geloof, een overtuiging, of een mening. Er zijn bepaalde dingen die je eenvoudig niet kunt geloven. Er zijn bv. mensen, die seances bezoeken, ofschoon zij niet geloven in het fenomeen dat daar plaats vindt. Dat hindert helemaal niet, wanneer zij in dat bezoek toch iets vinden, wat antwoord geeft op hun innerlijke honger. De uiterlijkheid die geschapen is, of zo u wilt, de wereld van waan en schijn, heeft de mens en met de mens menige geest ertoe gebracht om de zaak te belangrijk te vinden hier, een overwaardering voor vele, op zichzelf onbelangrijke, stoffelijke aspecten brengt de ellende. Dit is een pantsering die om uw eigen wezen heen ligt. Pas de mens die zich weet te ontzeggen, die afstand kan doen en die toch bezitten kan, zonder voor het bezit te vluchten, dringt hier achter deze wal door en vindt daar dan de raadselen des levens. U moet eerst over de stoffelijke wereld heen zijn. Je moet wat vrijer staan. Je moet vrijer zijn door niet bezitszucht met liefde te verwarren, of met verplichting tegenover derden. Je moet vrij zijn geworden van de gedachte dat bv. eer en eerbaarheid betekent het beantwoorden aan de publieke opinie, enz. Niet door kwaad te doen, maar door in staat te zijn die dingen terzijde te leggen en er niet over na te denken. Als je dan naar die geestelijke wereld toekomt, dan vinden wij daar ook voor onszelf zo problemen. Misschien mogen wij het filosofische problemen noemen. Er zijn veel vragen die een antwoord vergen, waarop geen antwoord kan worden gegeven, als bv.: Waar is God? Wie is God? Wat is leven? Wat is de zin van het leven? Wat is het doel van mijn bestaan? Bedenk wel: het geloof lost deze dingen op. Maar wanneer je doordringt in de kern van het geloof, kom je voor diezelfde vragen te staan. Je moet eerst voor jezelf een doel in het leven vinden. Je moet de doelmatigheid van je eigen bestaan a.h.w. erkennen in een God, Die voor jou leeft, voor je verder kunt gaan. Dan, met een antwoord op de meest dringende vraag en een berusting in raadselen, die nog niet kunnen worden opgelost, vind je de nieuwe weg van het geestelijk zijn. Een weg, die je ongetwijfeld ook leed brengt en soms ook grote inspanning, maar die je aan de andere kant aanspoort tot een steeds groter begrip en tot een steeds grotere verdraagzaamheid en liefde, omdat juist daarin je een Licht wordt geopenbaard, waarvan je meent dat het van buiten komt. Eerst het beleven van dit Licht en het vele malen beleven ervan maakt het mogelijk te erkennen, dat het in je is. Dan kom je heel vaak terecht op hét terrein van de magie. Eerst ga je zoeken naar het slangenvuur, naar het geestelijk vuur. Je houdt je bezig met de open geplooide chakra's. Je droomt over geestelijke contacten van ongetwijfeld wonderbaarlijke schoonheid. Dan komt er ook een ogenblik dat je a.h.w. daarvoor een zekere terughoudendheid gaat vertonen. Het is je niet meer noodzakelijk, dat je reist tot in de Lichtende sferen, dat je uittreedt, of dat je raad krijgt van een zeer hoge meester. Je gaat ook dit geestelijk aspect en deze kracht accepteren: het is er en omdat het aanwezig is hoef je er geen beroep meer op te
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
doen. Het weten, dat God bestaat, is meer waard, dan het zien van God. Dat zien van God verblindt je, wanneer je niet bewust bent, maar het weten dat God bestaat, is je een steun in elke fase en op elke trap van het bestaan. Nu ga je zoeken: niet meer naar het geestelijk contact zonder meer. Niet meer magisch of wetenschappelijk. Maar je gaat zoeken naar een stroming, die overeenstemt met wat je in jezelf voelt als noodzaak. De handeling wordt geboren wederom uit deze fase van innerlijk bewustzijn. Een streven dat soms wordt voortgezet in vele sferen en soms gedurende vele levens. Want je moet soms zeer ver gaan om te komen tot het punt waarbij het Licht schijnt in je, dat ook het Licht wordt, dat naar buiten straalt. Het duurt lang, voordat je in de plaats van een daad om je wezen uit te drukken, alleen maar kracht van het Goddelijke naar buiten hoeft te stralen om te zijn: Lichtbrenger. Als je die fase hebt gevonden, dan zul je, door het Licht dat je zelf uitstraalt, voor het eerst waarheid kunnen zien in al datgene wat rond je ligt. Dan sta je geconfronteerd met de Schepper Zelf, uitgedrukt in de Schepping die Hij als een volmaaktheid rond jou heeft gebracht. Dan kun je lang in bewondering staan. Maar er komt een ogenblik, dat zelfs dit verbleekt. Wij bewonderen God niet meer en wij aanvaarden God niet meer, maar wij zijn, door een volkomen prijsgeven van al hetgeen wat tot nu toe persoonlijkheid heet, het directe werktuig van Zijn hand, de directe uitdrukking van Zijn wil en Zijn gedachte. Dat is dan het einde. Want: een hoger trap bestaat er niet, tenminste niet zover wij weten. Al datgene wat u nu hoort over een nieuwe wereldleraar, wat u leert in esoterische scholen, of in de meest oude priesterschappen, is uiteindelijk een weerkaatsing van wat ik u hier zo kort heb beschreven. Het is altijd weer het zoeken naar deze eenheid, deze uitdrukking van het Goddelijke door het Licht en het Goddelijke, dat in je bestaat. U zou kunnen zeggen: de kracht Gods in je moet naar buiten treden en de specie worden, waardoor je tot een onverbrekelijk geheel wordt verbonden met de volmaakte Schepping, die dan kenbaar is. Misschien, dat u zeggen zult, dat het zo lang duurt! Wat geeft het, wanneer wij eeuwen hebben, ja, een eeuwigheid. U kunt zeggen, dat het zo weinig onmiddellijke hoop op vreugde geeft! Elke overwinning, die je doet op geestelijk terrein, elke stap voorwaarts, is méér vreugde, dan een hele Christelijke eeuwigheid in een voortdurend hemels geluk zou kunnen betekenen. Want het ontdekken van een nieuw facet in het Goddelijke en in jezelf, het vinden van een nieuwe harmonie, is een vreugde, die ver alle dingen te boven gaat. Vraag daarom niet aan jezelf: op welke trede sta ik? Vraag jezelf af: hoe kan ik verder gaan door God openbarend, zoals ik Hem in mij ken, door alle werken en daden, indien mogelijk evenzeer door mijn geestelijke krachten. Voeg daar dan bij: en laat mij in mijzelf niet verlangen naar deze kracht die mij draagt, maar laat mij door mijn streven trachten de kracht die mij gegeven is, ook al besef ik ze niet, waardig te dragen, opdat ik in mijn onbewustzijn, zelfs niet door een wanbegrip alleen, iets verloochen van de volheid, die de Schepper in mij heeft gelegd. Dit wilde ik u dan voorleggen. Ik verwacht niet van u, dat u het allemaal in de praktijk gaat brengen. Dat vraagt jaren en jaren. Maar ik hoop, dat u ook de zin hebt gevonden van het zoeken naar een weg en één waarheid, of het nu de weg is van de nieuwe wereldmeester, of van Jezus, of van een oude profeet. Wanneer je God in jezelf zoekt, dan is elke weg goed, mits hij tot het doel voert. Wanneer je God tracht te verwerkelijken, dan ben je één met alle leraren en meesters, die ooit geweest zijn, of nog zullen komen: deel van de volmaaktheid. Daarmee ga ik u dan verlaten en hebt u de gelegenheid om te pauzeren. Na de pauze kunt u vragen stellen. Ik voor mij in ieder geval: ik ben heel erg dankbaar, dat u zo stil en zo beleefd naar mij hebt geluisterd. Verder wens ik u een zegenrijke avond toe, met een groeiend bewustzijn van de kracht, die in uzelf schuilt. Goedenavond.
VRAGENRUBRIEK
Goedenavond, vrienden.
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Eerste vraag alstublieft? Vraag: Waar moet onze houding op gebaseerd zijn: medelijden of mededogen? Antwoord: Medelijden is dwaasheid. Door te lijden met anderen kan men hun lot niet verbeteren. Mededogen is wijsheid. Het impliceert begrip voor het lijden van anderen en schept daardoor de mogelijkheid hun lijden te verminderen. Vraag: Ik kan mij een toestand indenken, waarbij personen zó gebonden zijn, dat medelijden onvermijdelijk is. Antwoord: Ik ben volkomen met u eens, dat in het menselijk leven deze omstandigheid kan ontstaan. Maar deze is niet te wijten aan de goedheid van het medelijden, maar aan de onvolmaaktheid van de mens, die een sterkere binding met een medemens ondergaat dan met de Goddelijke volmaaktheid, van waaruit hij uiteindelijk zijn levenswerk dient te volbrengen. Vraag: Waaruit zullen de genoemde nieuwe transistors bestaan? Antwoord: Dit is gebaseerd op een glasachtig smeltproduct door raffinatie uit eenvoudig zand verkregen. De eigenschappen ervan doen enigszins denken aan het metaal germanium. Er zijn enkele voordelen aan verbonden zoals een mindere omzettingstraagheid, waardoor grotere trillingsontlading mogelijk is, terwijl het bij een ietwat mindere versterking een gemakkelijker aaneenschakeling zonder schadelijke gevolgen kan gebeuren. Deze transistors zouden moeten werken op een gelijkspanning van ongeveer 3 volt, zodat over beide einden een spanning van 3 volt dient te staan. Vraag: De eerste spreker zei dat er reeds twee leraren teruggekeerd zijn. Welke? Antwoord: Er is niet gezegd dat twee leraren zíjn teruggekeerd, maar dat er een tweetal terug zou keren en in de bijbel iets dergelijks wordt aangeduid. Ik ben niet zeer bekend met de bijbel, maar ik meen dat de één de profeet Eli was, terwijl de andere de broeder van Mozes, namelijk Aaron zou zijn, die ook terug zou keren. Ik weet helaas niet zeker, of dit laatste juist is. Vraag: Op Tweede Kerstmorgen gedroeg de laatste spreker zich als een oude man op aarde. Is dit te verklaren door zijn contact met die aarde op het moment van optreden. Ik dacht dat lichamelijke moeilijkheden in de sferen wegvielen? Antwoord: Dit laatste is waar. Doch om een stoffelijke uitdrukking te vinden, vooral met een verwantschap met het taalgebied waarin men werkt, is het vaak eenvoudiger de laatste fase van het vorige bestaan volledig te herleven. Dit impliceert dat de persoonlijkheid sterk naar voren kan komen, gelijktijdig echter, dat tijdelijk de lichamelijke beperkingen en ongemakken van deze laatste verschijningsvorm, mede weer vertoond zullen worden. Dit laatste is niet noodzakelijk, maar een wegvallen ervan betekent een vermindering van de mogelijkheid om eigen persoonlijkheid juist en goed te uiten. Vandaar, dat enkelen onder ons inderdaad gaarne bepaalde eigenschappen, die persoonlijk zijn, mede uiten. Vraag: Acht u de rijpheid van het mensdom en daarmee de tijd nog ver, waarin het mogelijk zal zijn om het van geesteszijde gesproken woord door een medium via de radio wereldkundig te maken? Antwoord: Wanneer de mensheid zó rijp wordt, dat zij besef krijgt van de werkelijke betekenis van deze dingen, zal zij waarschijnlijk de behoefte van moderne lawaaiapparatuur als radio ontwassen zijn en daarvoor in de plaats een persoonlijk geestelijk contact met andere sferen leren beleven, hetzij rechtstreeks, hetzij door mechanische middelen, die op het ogenblik reeds geprobeerd en uitgevonden, nu nog niet de voldoende volmaaktheid bezitten. Vraag: Iemand zegt dat de geest beweerde: liefde tot de naaste houdt niet in, dat men iedere naaste met liefde tegemoet treedt, maar tegenover ieder verdraagzaam moet zijn. Degenen die hij niet mag, beschouwt hij dan ook niet als zijn naaste. Antwoord: Dit doet mij denken aan de spitsvondigheid van sommige filosofen. Maar om dit simpel te zeggen: de ouders die tegenover hun kinderen steeds liefdevol en verdraagzaam staan, zonder ooit een correctie aan te brengen, zullen onder de kinderen lijden, zoals de kinderen zullen lijden onder dit verkeerde gedrag van hun ouders. Iemand met liefde tegemoet treden is juist in de zin van de naastenliefde niet altijd aanvaardbaar. Uw grote Meester Jezus heeft Zelf verschillende malen bittere woorden gesproken. Hij heeft dit gedaan tegen de
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Farizeeën met felle verwijten, die dus zeker niet een in Hem met liefde tegemoet treden betekenden. Hij heeft de wisselaars uit de tempel gejaagd en heeft verschillende malen uitspraken gedaan, die zeker gerekend waren op het vooral het voor anderen met liefde tegemoet gaan. Ook waren deze handelingen niet verdraagzaam in de algemeen aanvaarde zin. Daarbij moeten wij rekening houden met het feit, dat Hij, juist door Zijn zeer grote liefde, in staat was anderen wakker te roepen, met een felheid, die Hij ten opzichte van de feiten kon ervaren, zonder ze op de persoon over te dragen. De fout in het gestelde geval ligt dus niet in het feit dat men wel eens onverdraagzaam tegenover iemand is, of niet iedereen in liefde tegemoet treedt, maar dat men zich hierbij niet laat leiden door het welzijn van anderen, maar door eigen gevoelens tegenover anderen. Daarin heeft de fout gelegen. Vraag: Op 21 november jongstleden hebt u over de Adventstijd gesproken en gezegd dat elk der 4 weken, welke deze tijd vormen: ten eerste, 4 perioden vertegenwoordigen, welke aan de geboorte van Jezus op aarde vooraf zijn gegaan. Ten tweede: een situatie op aarde vertolken. Kunt u hierover iets zeggen? Antwoord: Bij de perioden aan Jezus' leven voorafgaande, moet worden gedacht aan: Eerste fase: Abraham en zijn volk. Tweede fase: Gevangenschap. Derde fase: Het rijk der Koningen. Vierde fase: Hernieuwde onderdrukking. Vier fasen, waarin de behoefte aan een Messias steeds duidelijker tot uiting kwam en uit de duisternis van het heidendom een bewustzijn opbloeide, dat in staat was de Verlosser te ontvangen. Anders uitgedrukt en gaande vanuit het standpunt der zogenaamde heidenen: wij moeten ons realiseren dat er vier scheppingsperioden zijn. De eerste houdt in het ontstaan van de wereld, genoemd de tijd der wolken, of in het Germaans: Nibelungenzeit. Daarnaast de periode van de krijgers, de bewusten. Men gelooft namelijk dat na de fase waarin de nevel de wereld beheerste en het bewustzijn moest ontwaken, eerst de krijger werd geboren. Uit de tijd van de krijger wordt dan geboren de tijd van de mens. De tijd van de mens is de periode waarin de zon, ofwel het geestelijk licht, nog steeds verschijnt en verdwijnt, de dood op aarde heerst en als zodanig nog geen feitelijke bevrijding op aarde heeft plaats gevonden. De vierde periode: die van het priesterlijk bewustzijn, brengt het erkennen van de wederkeer van het Licht en het kennen van de kracht, die het Licht onderdrukt. Wanneer dit alles vervuld is, zal (Germaans) Shura, de God, in oosterse opvatting onder meer de draak van het westen, komen en de vlag der vrijheid, of de herboren zon met zich brengen, bedoelende, dat vanaf deze periode het geestelijk Licht voor een ieder in gelijke mate zal bestaan. In beide duidingen herkent u dus wel: de gedachte aan een voorbereiding voor verlossing. In het christendom wordt gesteld dat deze voltooid is, althans dat door de komst van Jezus de laatste fase is ingetreden. In het heidendom gelooft men in vele landen ook nu nog dat deze periode gevolgd zal worden door een priesterlijke, die men dan vaak vergelijkt met het 1000-jarig rijk van openbaring en dat eerst na dat 1000-jarig rijk de openbaring van het Licht voor allen gelijkelijk mogelijk zal zijn. Vraag: Stof en geest zijn de twee uitersten van hetzelfde verschijnsel, dat wij materie noemen. In uitersten beleef je. De tegenstelling maken het bewustzijn mogelijk en de verschillen, welke wij in onszelf bewaren, zijn het bewustzijn. Ik begrijp het woord "verschillen" hier niet. Ook zegt u, leven van de stof zonder geest is niet denkbaar. Zou men de materie niet leven kunnen noemen? Antwoord: Ik zou op willen merken dat bedoeld wordt, dat stof en geest beide behoren tot hetzelfde vlak, trillingsveld, dat in zijn grovere vorm materie is. In zijn fijnste vorm: de allerhoogste geest. Wanneer een van beide uitersten zou bestaan zonder het andere, zou er stilstand zijn. Het zijn de spanningen van tegendelen die het bestaan mogelijk maken. Wanneer geen tegengestelde werking in een atoom zou bestaan, zou het geen atoom zijn. Wanneer in de mens geen organiserend hoog trillend principe zou zijn, zou de stoffelijke structuur geen zin hebben en als zodanig dus niet beschikken over de kracht die de organisatie in stand houdt.
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
De mens kan wel een levende cel scheppen, maar geen werkelijk leven. Hij beschikt niet over de hoge velden, die noodzakelijk zijn om leven te geven. Hieruit blijkt wel, dat beide verschijnselen noodzakelijk zijn en dat er zeker in bedoelde redevoering geen sprake was van een feitelijke tegenspraak. Gaarne wil ik toegeven dat uiteenzettingen van sommige sprekers ingewikkeld kunnen zijn. Wanneer u het ernstig meent, is dat een groot voordeel, want dan zult u ook ernstig over het probleem nadenken, terwijl een eenvoudig gesteld probleem door u wordt voorbij gelopen. Verder wil ik opmerken, dat bewustzijn en bewustzijnsmogelijkheid begrensd worden door de voertuigelijke mogelijkheid. D.w.z., ook al deelt u het gehele verschijnsel van stof tot hoogste geest in trillingsbanden in, u daarmee nog niets hebt gedaan omtrent de werkelijke vaststelling van het wezen. U hebt slechts vastgesteld dat er verschillende verhoudingen tussen nul negatief a.h.w. en nul positief bestaan, waartussen een groot gebied ligt. De ervaring kan slechts datgene wat door de voertuigen wordt begrensd, inhouden. Het bewustzijn kan dus ook niet verder doordringen. Dat naast deze vorm stof - geest een ander bestaan mogelijk zou zijn, is m.i. niet te bestrijden. Het is echter niet in stoffelijk denkbare, kenbare termen uiteen te zetten. Hiermee geloof ik duidelijk gemaakt te hebben dat bewustzijn beperkt wordt door de mogelijkheden en dat het verschil van fase van bewustzijn, of van gelijktijdig uit het totaal gebied omvattend bewustzijn, geen verschil uitmaakt in het totaal van de mogelijkheden. Als zodanig behoort een ieder, geest of stof, in welke sfeer hij ook verkeert, tot hetzelfde levensgebied en zal hij uiteindelijk dezelfde mogelijkheden hebben. Ook wanneer het evenwicht tussen de meest grofstoffelijke invloed en de meest fijnstoffelijke invloed bij hem anders is uitgedrukt dan bij voorkeur bij een mens. Het probleem is ingewikkeld genoeg om zo nodig daaraan een onderwerp te wijden. Vraag: In de prognose maakt u geen melding van contacten met ruimteschepen en bewoners van andere planeten of zonnestelsels. Antwoord: In het westen heeft men een zegswijze: schijn bedriegt. Een ingrijpen door technisch of ethisch hogerstaanden op dit ogenblik, zou slechts de op aarde bestaande controversen verscherpen en eventueel resulteren in gemeenschappelijk de haat uitdragen tegen het nieuwe en machtigere, om - bevrijd ervan - onderlinge strijd verscherpt voort te zetten. Dit is niet wenselijk en hiermede wordt rekening gehouden door degenen die eventueel met deze wereld ook stoffelijk contact op zouden kunnen nemen. Waar geen belangrijke ontwikkelingen te verwachten zijn, anderzijds op een vaak dwaze en sensatiezoekende wijze wordt gespeeld met de gedachte van de ruimtemens die op aarde zal komen, hebben wij gemeend, aanduidingen daaromtrent terzijde te laten en hebben wij de vraag, daaromtrent gesteld, dan ook ietwat afwijzend beantwoord. Vraag: Hier werd gezegd, dat de homo sapiens c.a. 125.000 jaar geleden ontstaan is. Het menselijk ras vertoont zich op aarde sinds 3 miljoen jaar. Als wij onder homo sapiens verstaan de mens, die zichzelf kan doordenken, hoe moeten wij ons dan het denken en het bewustzijn van hun voorgangers voorstellen? Vallen wij dan niet terug tot het dierlijk bewustzijn dat zich wel van zijn omgeving bewust is en van ervaringen ontstaan door de werking van de paren van tegendelen, maar niet van zichzelf. Hoe is dit te rijmen met de Atlantische beschavingen tot 700.000 jaar v.Chr. volgens de helderziende onderzoekingen van A. Besant. Reeds 200.000 jaar v.Chr. leidde zwarte magie tot de tweede grote ramp van Atlantis, waardoor de eilanden Ruta en Daitya werden gevormd? Antwoord: De jaartallen zijn niet fictief, maar zover ik weet enigszins foutief. De tweede Atlantische ramp ligt slechts 8.000 v.Chr. dus ongeveer 13 duizend jaar geleden, terwijl de eerste ramp van Atlantis 80 duizend jaar oud is. Het kan ook 82.000 zijn. De titel homo sapiens is gegeven aan een bepaald mensentype, een bepaald mensenras. Dat deze naam, gegeven door de biologen, betekent niet, dat de daarvóór bestaande menstypen, ofschoon anders gevormd, niet over een gelijk, of misschien zelfs groter verstandelijk vermogen beschikten.
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Verder zou ik op willen merken dat gedurende de eerste periode van Atlantis sprake was van een mensenras, dat beide hersenhelften gelijktijdig en volledig gebruikte, terwijl homo sapiens hoofdzakelijk de linkerhelft gebruikt en de rechterhelft eerst langzaam weer begint te ontwaken. Dit pleit dus niet voor de verstandelijke vermogens van de homo sapiens. Ik maakte deze opmerking, om u aan te tonen dat het bewustzijn en het menselijk bewustzijn zich op een andere trap dan die van het huidige ras kan bewegen, zonder minderwaardig te zijn. Overigens kan ik wel opmerken, dat in de eerste periode van Atlantis sprake is geweest van een bijna nog instinctief leven, waarbij de intelligentie van de mens van toen, aan huidige toetsingen onderworpen, ongeveer gelijk zou komen aan dat van chimpansee. Hij had echter andere kwaliteiten die hem veel hoger deden staan, o.a. een groter vasthoudendheid, een beter herinneringsvermogen en daardoor uiteindelijk de mogelijkheid meer doelbewust te handelen en te streven. Er zijn simpeler en eenvoudiger menstypen geweest, die bijvoorbeeld in geestelijke bindingen vonden, wat men thans in de materie zoekt. Ook zij waren vóór-typen van de homo sapiens. Men gaat tegenwoordig vaak van de foutieve veronderstelling uit, dat men over flatgebouwen, televisie en centrale verwarming moet beschikken om intelligent te zijn. Geloof mij, met een stenen bijl kan een mens intelligenter zijn, omdat hij bij een bescheidener levensruimte en levensgebruik een grotere wijsheid en inzicht in het leven kan bezitten. Geestelijk gezien is dit laatste belangrijker dan technisch vermogen, of ingewikkelde beschavingsvormen. Vraag: De antroposofen stellen dat de vroege mens een andere vorm had dan wij heden bezitten, o.a. in verband met kosmische straling. Antwoord: Wanneer u een ogenblik nadenkt, zult u begrijpen, dat althans in een openstaan als een kelk een dergelijke stelling onjuist moet zijn. De kwetsbaarheid zou dan zó groot zijn, dat een dergelijke mensensoort niet zou kunnen voortleven. Wat wel aangenomen kan worden is dit: dat gedurende een periode, maar dan moeten wij vóór Atlantis zijn, de beginperiode van het Lemurische tijdperk, dat wij dan kunnen vinden een mens, die door zijn niet oordelen, of paradijstoestand, open staat voor het Goddelijke en dan hoeft deze geen mensvorm te hebben. Gaan wij verder kijken bij de wisselingsperiode, waarbij Lemurië pas ontstaat, dan vinden wij denkende - althans voor de normen van die tijd - denkende wezens, die eerder een robachtige vorm hebben dan een mensachtige, waarbij de plaatsing van de ogen anders is, waarbij de ademhaling nog op andere wijze geschiedt. Dit laatst ook zelfs nog in de eerste Atlantische periode. Er zijn dus vele verschillen van bouw mogelijk. Het ligt er maar aan hoe wij "mensen" definiëren. Wanneer wij zeggen dat een mens iemand is met een bepaalde schedelbouw, handen en voeten met elk vijf uitsteeksels, plus een neus in zijn aangezicht, dan moet ik zeggen, dat er onder de dieren meer mensen rondlopen soms, dan onder de mensen. Ik zou echter niet graag een dergelijke bewering voor mijn verantwoording nemen en moet dus wel stellen, dat het begrip mens moet worden gezien als gescheiden van een biologische aanduiding als homo sapiens. En namelijk gedefinieerd moet worden als degene, dat bij een voldoende wereldkennis in staat is te komen tot een beschouwen van eigen verhouding tot die wereld en een beoordeling van zichzelf te midden van die wereld. Indien wij dit zo stellen, dan kunnen wij begrijpen, dat vele vormen - ook voordat er ooit sprake was van het huidige ras mens - op deze aarde zijn geweest en nog kunnen komen, die op dit predicaat evenzeer aanspraak kunnen maken, ofschoon zij misschien stammen uit het geslacht der insecten, misschien zelfs bestaan uit vormen die u gas zou noemen. Dit laatste zou uiteindelijk wel eens mogelijk kunnen zijn. Vraag: Die intelligentie uit de Lemurische en Atlantische periode was dat de verdienste van het individu, of was dat nog overheerst door een groepsgeest? Antwoord: Praktische geheel Lemurië werd door een groepsgeest overheerst met enkele kleine uitzonderingen te na. In Lemurië vinden wij namelijk het priesterlijk besef. D.w.z.: de mogelijkheid van enkele individuen, maar niet van allen, om voor een Godheid, of entiteit te treden en daarmee een meer direct contact te hebben. De gehele periode kentekent zich verder door een onderworpenheid aan de groepsgeest en de groepskrachten, waardoor bv. seksualiteit in de maatschappij geen waarde heeft, behalve in bepaalde perioden onder
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
beheersing van geestelijke krachten. Pas in Atlantis maakte men zich vrij en krijgen wij dus een nieuwe verhouding, waarbij de mens zelf de instincthandelingen redelijk gaat overzien en de voornaamste levensfunctie dan ook zelf gaat bepalen. Vraag: Voor het contact met die groepsgeest was daar dan het gebruik van de rechter hersenhelft voor? Antwoord: Het staat er wel mee in verband, maar noodzakelijk is het niet, om de reden dat één ras- of groepsgeest zijn werking heeft door het gehele zenuwstelsel en niet alleen via de hersenen. Maar de ontwikkeling van deze hersenen om een meer bewuste reactie mogelijk te maken is inderdaad in overeenstemming met al hetgeen wij hebben kunnen vaststellen. Vraag: Dus het toenemend gebruik van de rechter hersenhelft houdt verband met de evolutie van het huidige mensenras? Antwoord: Inderdaad. Vraag: Ligt de overgang van Lemurisch naar Atlantisch ras op 700.000 jaar? Antwoord: Indien u de overgang van Lemurië in de eerste fase van het eerste Atlantische ras wilt zien - er zijn namelijk meerdere rassen geweest, ook in Atlantis - dan vermoed ik, dat wij terug kunnen gaan tot ongeveer 1 miljoen 200 duizend jaren; overgangsperiode 800.000 jaar geleden Atlantis in volledige en individuele ontwikkeling. Vraag: In het boek "Man: Whence, How and Whither" wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van het leven op de maan in de tijd dat de aarde nog niet was. Er zouden planten en dieren op de maan geleefd hebben. Ook half dier, half-mens. Kunnen deze maanmensen enigszins worden vergeleken met de mensen, zoals wij die kennen na de beëindiging van de zeven levenscycli op andere planten gereïncarneerd? Moet de voorstelling van zake als onjuist worden gesteld, of is dat waar. Hoe lang geleden heeft zich dat dan afgespeeld. Hoe was het leven op de maan mogelijk bij het ontbreken van een dampkring? Antwoord: Mag ik stellen dat men van een symboliek gebruik maakt, niet alleen astrologisch, maar ook magisch en zelfs esoterisch, waarbij bepaalde functies en persoonlijkheden en planeten ook aan zon en maan worden toegeschreven, die niet feitelijk zetelen in deze planeten binnen dit zonnestelsel. U kunt het zich misschien makkelijker zo voorstellen: de entiteit, die thans de zon regeert, heeft een periode doorgemaakt als planeetgeest. De entiteit die thans de zon dient en de maan regeert, is een entiteit die eens geleefd heeft als ingewijde op een andere planeet. Zo kunnen wij verder gaan. De beschrijvingen worden zeer plastisch gegeven omtrent deze planeten en kan ik moeilijk ernstig opnemen. Daarbij komt nog, dat Luna eerst door de aarde werd ingevangen, nadat deze wereld reeds gevormd was, zodat de huidige maan niet geheel tot dit zonnestelsel behoort. Dit zal men ontdekken wanneer men eens letterlijk naar de maan gaat, en daar, naast zeer vele vulkanische producten, enkele isotopen zal vinden, die in vrije vorm niet voorkomen op aarde. Hieruit zal blijken dat Luna geen deel van de aarde is geweest, zoals vaak wordt gesteld. Hieruit volgt tevens dat de gestelde theorie niet geheel juist kan zijn. Mij dunkt, dat dit berust op een verkeerde interpretatie, waarbij men mogelijke andere levensvormen en voorwaarden eenvoudig heeft geprojecteerd op de planeten om zo te beantwoorden aan het gekende oude systeem, waarbij invloeden worden vereenzelvigd met planeten, met zon en maan, zodat men er toe komt om de Koning van de Maan, Arcan Rex, te zien als een werkelijke heerser, i.p.v. een geestelijke entiteit, wiens werkingen echter astrologisch bv. enigszins te vergelijken zijn met de maanfasen, de doorgang van de maan door de huizen van de horoscoop. Daarbij moet men zich realiseren, dat deze zelfde Arcan de z.g. dienende genius van de zon is, zodat dan zo een persoonlijkheid in twee plaatsen tegelijk zou moeten zijn. Dergelijke verschijnselen komen meer voor. Ik geloof hiermee duidelijk gemaakt te hebben, dat hier niet van een volledig juist zijn en zeer waarschijnlijk van een misbegrip van wijsheid van hoofdzakelijk oosterse-magische oorsprong sprake moet zijn. Hierdoor wordt een beeld gegeven dat, ofschoon wel juiste beelden weergevende, deze in een geheel onjuiste samenhang heeft gebracht, zeker zover het de feitelijke ontwikkelingen binnen het zonnestelsel betreft.
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Vraag: Indien Luna door de aarde werd gevangen, kan daar geen leven bestaan. Maar heeft er voordien misschien leven bestaan? Antwoord: Op Luna heeft indertijd inderdaad leven bestaan. Maar dit leven is wel hoofdzakelijk een insectenleven geweest. Luna was oorspronkelijk sterk vulkanisch en is nooit tot een zo volledige afkoeling gekomen als de aarde. Hierdoor waren dus de meer samengestelde levensvormen van deze aarde daar niet mogelijk. Wat er wel kon ontstaan was een soort insectenrijk. Deze wezens verschilden echter nog zeer van hetgeen u insecten noemt. Zij waren zwevers, die zelden op de bodem rustten. Zij voedden zich met elkaar, dan wel met chemische stoffen. Dit is echter reeds zo lang geleden, dat wij de laatste fase van dit soort leven rustig voor Luna een 100.000.000 jaren terug kunnen plaatsen. Waarschijnlijk zelfs meer. Vraag: Was Luna een planeet van de zon, of kwam zij uit de ruimte? Antwoord: Luna was, wat u noemt, een dwaalster. Zij werd dit door verandering in het zonnestelsel, waartoe zij oorspronkelijk behoorde. Dit was een z.g. dubbelster systeem, een dubbelster, waarvan de grootste ster instabiel werd. Deze explodeerde. Luna, in een baan, die betrekkelijk ver van de sterren aflag, werd wel gasvormig hierdoor, maar kreeg als massa een zodanige versnelling, dat zij van het zonnestelsel onafhankelijk werd. Zij kwam op haar baan in ons zonnestelsel. Daar passeerde zij de zon betrekkelijk dicht, maar met een zo grote eigen snelheid, dat zij niet in de zon viel, maar door de massa van de zon werd geremd en van haar baan werd afgebogen. Op de terugweg, die vanaf de zon kwam, werd zij door de aarde ingevangen. Vraag: Het binnenste van de maan is nog altijd vulkanisch? Antwoord: Ik zou niet graag zeggen: vulkanisch. Indien u hiermede echter bedoelt dat er in de maan nog altijd chemische reacties en werkingen plaatsvinden, zou ik dit wel kunnen bevestigen. Maar deze reacties zijn niet van een zodanige omvang, dat i.v.m. de ontwikkelde hitte, van een werkelijk vulkanisch uitbarsten sprake kan zijn. Wanneer er toch vulkaanuitbarstingen plaats vinden, dan zou dit alleen een gevolg kunnen zijn van een ingrijpen door anderen. Hierdoor zou het mogelijk worden dat chemicaliën, die op het ogenblik in een rustend evenwicht zijn, met elkaar weer in contact komen. Hierdoor zou een, zij het zeer tijdelijke, grote verhitting, een explosieve warmteontlading kunnen ontstaan, waarbij het fijne maanstof verpulverd steen dat op de maan grote oppervlakten bedekt - mee wordt uitgestoten. Hierdoor ontstaat de illusie van grote vlammen, die met een geelrode gloed hoog de hemelruimte zouden inschieten. Door de samenstelling heeft dit stof bij verhitting een betrekkelijk grote gevoeligheid, mits de temperatuur hoog genoeg is. Het vertoont dan niet alleen gloed, maar zelfs hoge eigen activiteit. Het dooft echter snel, omdat het in de wereldruimte ver beneden het kritieke punt wordt afgekoeld. In Life spreekt men van een uitbarsting van magma. De theorieën die men hoort, zijn vaak zeer verbluffend. Wij moeten echter een ding onthouden. Hoe verder het onderwerp van een theorie van de controleerbare werkelijkheid verwijderd blijft, hoe meer zij waar is in de ogen van de mensen. Vraag: Zal de Russische raket die de maan passeerde en nu in de aantrekking van de zon komt, het evenwicht van het zonnestelsel niet verstoren? Antwoord: Wanneer een vlieg op een globe gaat zitten, zal de globe dan omvallen? Op zich kleine factoren hoeven het evenwicht niet te verstoren. Dit wordt duidelijker, wanneer men zich realiseert, dat in het zonnestelsel en op de zon zelf, meteoren en meteorieten doordringen, wier gezamenlijke massa per dag aanmerkelijk meer is, dan het eigen gewicht van de bedoelde kunstmaan. Daar het projectiel reeds een hoge eigen snelheid heeft, die door de aantrekking van de zon nog wordt verhoogd, terwijl het niet op de kern van de zon is gericht, is de waarschijnlijkheid groot, dat zij door middelpuntvliedende kracht rond de zon zal zwieren. Wanneer de baan die thans waarschijnlijk is, daarbij inderdaad geheel wordt gevolgd, zal de satelliet na ongeveer 10 jaren worden ingevangen door Saturnus of Jupiter. Helaas ben ik op het ogenblik niet in staat u zekerheid of een juistere datum te geven, daar dit ingewikkelde berekeningen vergt. Vraag: Is het verongelukken van die 100 kinderen bij een brand te Chicago nu karma of niet? Antwoord: Naar mijn inzicht kan het karma zijn voor elk der kinderen afzonderlijk, in de zin dat oorzaak en gevolg - ook eigen wil en bewustzijn - de brand in kwestie, plus de aanwezigheid
14
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
daar ter plaatse veroorzaakten. Hun eigen gedrag, beheersing, gehoorzaamheid, heeft ongetwijfeld mede de toestand veroorzaakt, waarin zij door de brand kwamen te verkeren. Was het gevolg de dood, dan hebben zij hierdoor in de stof ongetwijfeld voldoende doorgemaakt, dat aanleiding is voor verdere geestelijke werkzaamheden. Wij kunnen dus zeggen dat hun leven ondanks dit ongelukkige einde - niet voor niets is geweest. Vraag: Kan men een overledene in de eerste fase na de overgang helpen, door gedachten naar hem uit te sturen? Antwoord: Mag ik een andere vraag hier tegenover zetten? Wanneer de kandidaat zich voorbereidt op de beproeving in de examenkamer, acht u het dan dienstig naar hem toe te gaan en tijdens zijn werk met hem te spreken? Neen, nietwaar? Het beste, wat wij voor zo iemand kunnen doen is zorgen, dat de werktuigen die hij nodig heeft, aanwezig zijn, inkt, papier, penseel. Verder is het het beste, te zorgen dat er rond hem een rust bestaat die hij alleen door eigen wil hoeft te verbreken. Zo is het beste, wat u in de eerste periode na de overgang voor de overgegane kunt doen: hem met liefde te herdenken, doch niet door overmatige betuigingen van rouw en leed hem tot u trachten terug te roepen. Het is voor hem namelijk zeer nadelig, wanneer wij trachten hem op te roepen, of op een andere wijze lastig vallen. Alle pogingen om zich kenbaar te maken van de kant van pas overgeganen kunnen echter met redelijke dankbaarheid worden aanvaard. Dit onder het voorbehoud, dat zij zichzelf voldoende kunnen identificeren. Vraag: Maar de krachten van Licht dan, die hen helpen bij de beproevingen, die zij in de geest ondergaan? Antwoord: Wie zich in de wereld van de geest bevindt, bevindt zich tevens in een wereld, die veel nader staat aan de Lichtende sferen, dan mogelijk is voor iemand die nog gebonden is aan de stof van de aarde. Ongetwijfeld zal de kracht die u wilt geven als een betuiging van genegenheid, zijn waarde hebben. De vraag is echter, of zij dit ook zal hebben, als kracht. Mij doet een dergelijke handelwijze denken aan het dragen van emmers water naar de Niagara-falls. Maar dit is mijn eigen standpunt in deze. Ik geloof dan ook, dat ongetwijfeld alles wat u tracht te doen voor hen die overgegaan zijn in liefde, welwillendheid en genegenheid, ergens en te enigerlei tijd aan iemand ten goede zal komen. Het is echter lang niet zeker dat de gegeven kracht ook inderdaad de resultaten zal bereiken die u er van verwacht. Zegt de wijsgeer niet: "De hoffelijke glimlach en het gaan van de juiste weg zullen door alle tijden de krachten van Tao bevorderen in heel de wereld." In dezelfde zin kunnen wij zeggen: "Zal niet ons pogen om goed te doen - ongeacht redenen en doel - niet bijdragen tot het totaal van de goede en Lichtende krachten in alle werelden?" Indien u meent een overgegane te kunnen helpen, laat u dan door niets weerhouden uw krachten uit te zenden. Eis daarvoor echter niets in ruil en verwacht ook niet, dat deze kracht alleen gebruikt zal worden voor het doel, waartoe zij in eerste aanleg door u bestemd werd. Dan zal alles goed gaan. Vraag: Bent u het er mee eens dat een gedachte die door één enkel individu wordt uitgezonden, in heel de eeuwigheid onmiddellijk zijn doel bereikt? Antwoord: Dit is waar vanuit het standpunt der goden. Helaas is het niet tastbaar waar vanuit het standpunt van de mensen. Hoe rijkelijk zouden anders de prijzen van de loterijen moeten vloeien. Hoe vol van vrede zou de wereld moeten zijn. Maar ook, hoeveel mensen zouden plotseling, door ongeziene krachten geslagen, niet dood op de aarde neervallen. De kracht der gedachte heeft inderdaad een waarde, die eeuwig is. Voor de schepper is deze waarde verwerkelijkt in de zin, dat elke gedachte-mogelijkheid reeds bestaat. De gedachte schept dan ook een band van harmonie met toestanden die niet voor de denker, maar elders wel bestaan. Dit blijft echter vanuit menselijk standpunt het enige. Van een werking overal kan geen sprake zijn, omdat de verwerkelijking nu eenmaal niet op hetzelfde vlak kan liggen met de gedachte. Vraag: Welke redenen hebben geleid tot de laatste pauskeuze? Antwoord: Wij kunnen niet alle redenen openbaren. Ook hier moeten wij de rechten van anderen respecteren. Enkele redenen echter mag ik u wel noemen. 1. De meer democratische instelling van de huidige paus, gepaard gaande met redelijke werkkracht en een grote besluitvaardigheid. Dit is aanleiding tot een vergroting van de invloed van de Curie.
15
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
2. De neiging van de huidige paus, reeds eerder getoond, om zich uit sociaal streven terug te trekken en daarvoor in de plaats te stellen een direct godsdienstig streven met alle aanvaardbare middelen. 3. Volgens een meerderheid in de conclaaf van kardinalen zijn de eigenschappen en wensen van de huidige paus in overeenstemming met de behoeften van de kerk in deze tijd. 4. Deze en andere overwegingen brachten de kardinalen er toe, te aanvaarden, dat het Gods wil is, dat deze mens de volgende jaren het godsdienstige leven binnen deze grote instelling op deze wereld zal leiden. Dit laatste is niet mijn eigen mening. Een behoorlijk groot aantal leden van het college van kardinalen werd er echter door verschillende redenen toe gebracht, dit als juist te aanvaarden. Vraag: Is het voor een westerling raadzaam de orakels van "Het boek der veranderingen" te raadplegen? Antwoord: Orakel is niet juist. In het kleine kunnen wij echter een aanduiding vinden van het verloop in de grote wereld. De mentaliteit, die voor het raadplegen van een dergelijk orakel nodig is, zal bij een westerling niet vaak voorkomen. Daarom heeft dit weinig doel. Goedenavond.
16
Leerstellingen van de nieuwe Wereldleraar
Datum:
13-09-1959
Soort:
lezing
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep II > Zondaggroep (II) 1959-1960
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Groep II, 13 September 1959 Goeden morgen, vrienden.
Zondagochtendkring
Zoals u weet is op het ogenblik dus de verhouding enigszins gewijzigd van onze kant. U krijgt elke zondag - zoals u dat al meer hebt gehad - een meer afgesloten geheel en we zullen proberen om elke keer, voor zover dat mogelijk is, een bepaald onderwerp van verschillende kanten te belichten en af te handelen. Nu is er natuurlijk bij deze zondagmorgens ook een zeer rijke keuze van materie en we zijn zeker niet blind voor de mogelijkheid, dat u zelf weet wat u op zo’n zondagmorgen bijzonder graag behandeld zou willen zien. Na het beginnen van Groep I hebben we daar nog eens over gepraat - tenminste wat wij dan praten noemen - en wanneer u de moeite wilt nemen om bij het bestuur uw wensen daaromtrent kenbaar te maken en het bestuur ons dit wil voorleggen voor het begin van de z.g. “Geestelijke bijstand”, dan zullen wij daarmee rekening houden. En nu mag ik aannemen dat we allemaal voldoende gekalmeerd zijn en bijgekomen en kunnen we dus beginnen met datgene waar het om gaat en wat dan ook meer voor een eventueel verslag bestemd is. Voor deze zondagmorgen heb ik geprobeerd om een begin te vinden, dat klinkt als een klok. Het is me helaas verboden om te spreken over
DE NIEUWE WERELDLERAAR
Wat ik wel kan doen is trachten iets van zijn leerstellingen, die ons dus bekend zijn, weer te geven. Ik mag dit echter niet doen onder referentie aan zijn uitspraken. Toestemming daartoe hebben we nog niet gekregen. Deze onvolkomenheid moet u me dus vergeven. Het weten omtrent het lot van de mensheid brengt met zich mede, dat men onmiddellijk wil trachten maatregelen te nemen. Want al is in de eeuwigheid het pad der ontwikkelingen vastgelegd, we kunnen toch zeggen dat de mensheid zelve de wijze waarop dit pad wordt gevolgd in zeer grote mate kan beïnvloeden. Er zijn omwentelingen, die absoluut vredig plaatsvinden. Ik denk hierbij b.v. aan de omwenteling, die plaatsvond in de gemeenschap Atlantis, toen voor het eerst deze staat begon om te zwenken van een zuivere landbouwstaat naar een oligarchisch geregeerde industriestaat. Dit ging volkomen geruisloos. Er was helemaal geen behoefte om revoluties en oorlogen te ontketenen. Deze omwenteling werd a.h.w. geboren uit het gezamenlijk streven der mensen. Nu is het gezamenlijk streven der mensen iets, dat buitengewoon belangrijk is, ook voor het geestelijk leven van elk individu, dat binnen de mensheid bestaat. In deze nieuwe tijd doen zich verschillende verschijnselen voor die wijzen op een komende eruptie. We zijn a.h.w. gekomen aan de grens van de thans bekende wereld en voor ons ligt een zee van kokend magma, waaruit zich elke willekeurige wereld zou kunnen kristalliseren. Als we niet uitkijken en niet nadenken, dan zullen we die wereld binnengaan zonder zelf daaraan vorm te geven. Het wordt dan een kale wereld, vol van vulkanische as, met weinig water, veel vuur. Een wereld waarin kou en hitte elkaar onophoudelijk afwisselen in grote felheid. Maar indien we onze eigen wil kunnen laten gelden, indien we zelf mede vorm kunnen geven aan wat er gebeurt, dan blijft de aarde inderdaad een groene zee, die rond een zon wervelt, een verborgen paradijs waarin de strijd langzaam maar zeker sterft en daarvoor in de plaats komt de perfecte harmonie, die voor de mens de weg naar de sterren mogelijk maakt, die de aarde zelf een nieuwe inhoud geeft. In theorie lijkt het natuurlijk allemaal erg prettig. Wij kunnen allen nagaan dat een perfect Christendom maar ook een perfect communisme of een perfecte democratie de mens de mogelijkheid zal laten om te komen tot een perfecte ontwikkeling. Theorieën echter schieten te kort. Of moet ik misschien zeggen; de mens schiet te kort bij het ten uitvoer brengen van de theorie. Wij weten allemaal dat alleen in samenwerking, in een harmonisch samengaan van ZII 590913 – LEERSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WERELDLERAAR 1
Orde der Verdraagzamen machten zowel als mensen, een oplossing kan worden gevonden voor de problemen, die deze wereld op het ogenblik belagen. Wij kunnen allen telkens weer constateren, dat deze harmonie verstoord wordt, ondanks het ernstig streven van de mens om zijn medemens te begrijpen, ondanks het zoeken van de machten naar een vergelijk, blijven de spanningen in de wereld bestaan. Nog voortdurend hangt als een duistere droom over de mensheid de nachtmerrie van overal oprijzende paddestoelvormige wolken, die de aarde kaal maken en de mensheid uitblussen, die al het bereikte met een slag zullen uitvagen. De fouten waaruit dit alles voortkomt zijn betrekkelijk eenvoudig aan te duiden. In de eerste plaats gaan wij over het algemeen van een zeer eenzijdig standpunt uit in onze benadering van de wereld. We gaan uit van ons eigen wezen, onze eigen gedachten, onze eigen lusten en vreugden, ja, zelfs van onze eigen superioriteit. Goed begrijpend wat de mensheid betekent, moeten wij echter stellens er bestaat geen enkele vorm van superioriteit. Er bestaat slechts een absolute gelijkheid achter de betrekkelijk kleine hoeveelheid uiterlijke verschijningsvormen. Dit wil zeggen dat elke mens gelijkwaardig is en dat elke mens geestelijk zowel als stoffelijk dezelfde mogelijkheden bezit. Het maakt niet veel verschil uit of je jaagt met een elektronisch machinegeweer of met een pijl en boog. Het verschil tussen deze beide is hoogstens gradueel en behoort tot de uiterlijke vormen. Belangrijk is het wel of je wanneer je al doden móet alleen doodt omdat het een, noodzaak is of dat je doodt om je eigen wil door te zetten, om desnoods je eigen bloeddorst te verzadigen. Het is niet belangrijk of je woont in een gat in de grond gedekt met wat takken of in een moderne wolkenkrabber van vijftig verdiepingen. Dit verschil is gradueel, beiden zoekt ge naar bescherming. Belangrijk is echter wel of gij in uw woning gastvrijheid wilt verlenen aan anderen, die niet beschermd worden, die niet de mogelijkheid hebben gevonden zichzelf te beschermen. Het is niet belangrijk wat uw opvatting.van recht is of van godsdienst. Belangrijk is wel of gij deze voor uzelve wilt uitoefenen, dan wel deze tracht als een wapen tegenover de wereld te hanteren. Te komen tot de innerlijke oplossing van: al deze dingen is het bereiken van een totaal nieuwe verhouding tussen geest en stof. De tijd is gekomen dat de mens rijp wordt en volwassen. Achter ons ligt de stormachtige puberteit van een menselijk ras, dat ternauwernood zijn eigen inhoud en waarde beseffen kan. Voor ons ligt de taakgebondenheid van een rijpe mensheid, die niet alleen stoffelijk maar ook geestelijk een opdracht gaat vervullen en van uit zichzelve door de geschiedenis onderwezen gaat scheppen dat, waarvan ze dromen kans een paradijs waar God regeert. De levende waarden die in onszelf moeten ontstaan, wil de mensheid uiteindelijk deze perfecte toestand kunnen bereiken, zijn eveneens eenvoudig weer te geven. Wij allen hebben een plicht tegenover de mensheid. Deze plicht is groter dan elk recht, dat wij aan ons deel-dermensheid-zijn kunnen ontlenen. Want wij zijn eenling en de veelheid, de menigte, is altijd belangrijker dan wij. Wij moeten dus voortdurend van uit onszelve trachten om die menigte, de veelheid der verschijnselen te dienen. Dit is onze plicht. Het enige recht, dat we hieraan ontlenen, is het recht om te dienen volgens ons beste kunnen en weten. Op het ogenblik dat wij eisen gaan stellen, hetzij aan geestelijke waarden en aan God of aan de wereld, verwerpen wij datgene, wat voor ons het meest belangrijke is; ons enig werkelijk recht, ons doelgenootschap. Op het ogenblik dat ge u stelt buiten een gemeenschap of buiten een wereld - zij het dat ge dit doet tezamen met een natie, met een bepaalde godsdienst of misschien als egoïstische eenling verwerpt ge al datgene wat leeft in de wereld. De oude volkeren geloofden aan vele goden. En in zekere zin zijn er vele goden, want de gedachten van de mensen, degenen die gestorven zijn, de krachten die de wereld hebben helpen vormen, zijn allen bij die wereld aanwezig. Of ge wilt of niet, zijt ge daarmee in voortdurend contact. Gij kunt uzelf natuurlijk buiten deze gemeenschap stellen. Gij zult dan geen beschikking hebben over het weten, dat in deze wereld bestaat en dat langzaam en onophoudelijk in iedere mens binnendringt, licht gevend omtrent eigen wezen en eigen relatie t.o.v. God evenzeer als t.o.v. de juiste levenshouding en al wat daaruit voortvloeit. Gij zult staan buiten een gemeenschap, die u het recht geeft bij elk eerlijk pogen te rekenen op de steun van alle menselijke en kosmische krachten, die rond u zijn. Gij zult niet meer het recht hebben u te beroepen op de geldende wetten en regelen, zelfs indien deze wetten uit God zijn of de grondstructuur zijn van een kosmisch bestel. Want ge hebt u buiten de gemeenschap geplaatst en door u buiten die gemeenschap te plaatsen, hebt ge elk recht binnen die 2 ZII 590913 – LEERSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
gemeenschap, elke mogelijkheid tot samenwerking met die gemeenschap, vernietigd. Het is daarom tijd dat ge, zowel in de geest als in de stof, de nadruk legt op de overeenkomst die ge bezit met andere dingen, met andere waarden en niet meer nadrukkelijk verkondigt wat u van anderen doet verschillen. Vrees de eenvormigheid niet. Want zolang gij uzelve zijt in het dienen van de menigte, in het dienen van het totaal goddelijk bestel uiteindelijk, zult ge uw persoonlijkheid behouden en ge zult niet zijn één, die gelijk is aan alle anderen, maar ge zult wel een eenheid vormen met alle anderen. De gelijkvormigheid van denken en streven kan het best worden bereikt, wanneer we afstand doen van de scherpe differentiatie tussen ras, godsdienst en sociale status. Ieder is gelijk, ieder heeft gelijke rechten. Erken dat uw broeder hetzelfde recht heeft op vreugde, op voedsel, op kracht, op lering als gijzelve. En tracht er naar uw beste weten toe bij te dragen, dat uw broeder dit verwerft. Dan zult ge weten wat vrede is; de innerlijke kracht. Beroep u niet op het nutteloze van uw streven. Zo vele malen zegt men: “Ziet, ik heb grondbezit en ik zou het gaarne aan de armen geven en verdelen, maar het zou een druppel zijn op een gloeiende plaat. Het zou maar een enkeling kunnen helpen en zovelen zouden toch onverzadigd blijven. Is het dan niet beter dat ik zelve behoud?” Het gaat er niet om, of ge een einde kunt maken aan al het leed op de wereld. Het gaat er om dat ge alles doet om dit leed te beperken zover het u mogelijk is. Gij zijt het, die verantwoordelijk is, niemand anders. Zeg niet; “Maar ik ken dan toch een waarheid, die zo kostbaar is dat ieder ander haar moet aanvaarden. Ik moet hun dit licht laten zien.” Zeg: “Krachtens het licht, dat ik in mij ken, zal ik trachten een ieder op zijn wijze tot het licht te brengen.” Er is geen verschil tussen de oudste leerstellingen der Brahmamen, de leerstellingen van oud en nieuw-Boeddhisme, de leren van Tao en de openbaringen van Jezus, Mohammed en anderen. Of ge spreekt over Rama Krishna of misschien over de modernste stellingen der wetenschap, het blijft al gelijk. Want alle dingen hebben dezelfde kern. En geheel de mensheid wordt gejaagd door dezelfde honger. Ik zeg u, broeders, oordeelt niet en veroordeelt niet, doch tracht met anderen tezamen te komen tot de eenheid, waaruit perfectie kan groeien. Ongetwijfeld zult u me toegeven, dat we deze stellingen al heel vaak verkondigd hebben. Maar misschien zult ge ook begrijpen, hoe belangrijk het is, dat de wereld die dingen gaat leren zien. En belangrijker misschien dan nog voor u is het voor ons in de geest. Ik wil proberen u duidelijk te maken waarom. Wanneer u bestaat in deze wereld en u hebt een idee dat u verschilt van anderen, het idee dat u de mindere of de meerdere bent, dat u wijzer bent of dat u een alleenzaligmakende waarheid bezit, dan zult u in de sfeer u afzonderen van anderen, misschien vindt ge de hemel, waarvan ge droomt, dat is heel goed mogelijk. Maar het zal een hemel zijn, die niet meer met de werkelijkheid in verband staat. Het is een reeks van spiegelbeelden, waarbinnen ge een tijdlang uw geluk en uw vreugde kunt vinden, maar die u gelijktijdig de mogelijkheid ontneemt om actief te zijn. Geestelijk gezien is de mens, die zich afzondert van de wereld en van de menigte een geest die hetzelfde zal doen, die niet mee zal helpen om de perfectie van stof en geest te vergroten. Het zal een rustperiode zijn. En die rustperiode brengt niet alleen mee, dat men niet actief werkt maar ook dat al de goede en waardevolle gegevens en belevingen, die in zo’n wezen besloten liggen, niet toegankelijk zullen zijn voor anderen. Wij weten zeer goed in de sferen, dat onze kennis beperkt is. Wij weten dat er nog zeer veel te veranderen valt, voordat we eenmaal in die grote eenheid precies de plaats gevonden hebben waar we passen en er geen verandering meer noodzakelijk is. Om die plaats te bereiken hebben we niet voldoende aan kennis zonder meer. Wij moeten voortdurend ons eigen wezen kunnen toetsen en testen. Wij moeten steeds door vergelijk met anderen, het ervaren van het juweel van wijsheid zoals het in anderen leeft, voor onszelf een zuiverder beeld opbouwen. Het zal duidelijk zijn, dat dit belangrijker is dan al het andere voor ons. Soms wordt er in gelijkenissen gesproken. En nu is deze gelijkenis wel niet van de wereldmeester, maar ze is toch betrekkelijk recent. Degene, die deze naar voren bracht, had het tijdens zijn betoog dus over de behoefte van de mensen om tot een zekere aanpassing te komen en hij zei het als volgt; “De mensheid was oorspronkelijk een rotsmassief. Geen individu heeft er bestaan. Toen zijn de krachten Gods gekomen, de scheppende wil Gods en heeft die rots verbrijzeld in vele stukken. En die stukken zijn naar beneden gevallen in de stroom van de tijd. Sommige waren licht en ZII 590913 – LEERSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WERELDLERAAR 3
Orde der Verdraagzamen zijn onmiddellijk meegespoeld, andere hebben nog een tijdlang gelegen misschien. Maar er zullen er zijn, die ook thans nog vastliggen te midden van die bruisende vloed van tijd. Maar al wat in die tijd staat, wordt afgeslepen zoals een steen in het water. Altijd weer zullen we iets verliezen van hetgeen niet bij ons hoort. Zoals de kiezelsteen zijn vorm en zijn afronding krijgt en daardoor in staat is te midden van vele andere stenen, met betrekkelijk geringe wrijving zich te bewegen, in staat is de vloed van water met zo weinig mogelijk verstoring van eigen evenwicht te verdragen, zo gaat het ons in de vloed van tijd. Er is echter een verschil; bij ons is het niet de differentiatie tussen ons wezen en al het andere dat beweging veroorzaakt; bij ons is het het voortdurend verliezen van datgene, wat niet eigen is aan onze persoonlijkheid en wezen, zodat de bouwstenen der eeuwigheid worden geslepen in de vloed van tijd. Wij kunnen daar zelf toe bijdragen, wij kunnen ons onthouden van elk ingrijpen, maar de werking van de tijd kunnen we niet verhinderen. “En eens” zo zeide deze spreker “zal elke steen geslepen zijn door de tijd met een perfectie, die nooit door het behouwen van een steen bereikt kan worden. Elke steen zal zijn perfecte afmeting hebben gevonden en zijn perfecte vorm. En ziet, in de plaats van het ruwe massief der beginnende schepping zal dan aan het einde van de tijd staan de voltooide tempel, waarin alle schoonheid van het Al in een gegeven volledig wordt geopenbaard.” Het is natuurlijk een kwestie van visie, Maar het idee lijkt me toch wel redelijk. Alleen als je die gelijkenis gaat gebruiken en je gaat haar doorvoeren, zoals ik van plan ben te doen, dan zijn er wel een paar opmerkingen te maken. Want het kan zijn dat blokken, die een tijdlang meegespoeld zijn, plotseling besluiten te blijven staan. Dan moeten ze door het water weggeslepen worden of vernietigd, we zien dat brokstukken, die een hele tijd meegaan, ineens vallen en uit elkaar barsten in duizend kleine stukken en hun wezen, hun persoonlijkheid verliezen. Dan geloof ik niet dat dat in de tijd verschil zal maken voor de tempel, die uiteindelijk ontstaat. Maar ik ben er wel van. overtuigd, dat het voor óns een heel groot verschil maakt. Het is een heel groot verschil of wij ten onder gaan aan onze eigen fouten, ons eigen te beperkt bewustzijn en wat er bij hoort, of wel mee kunnen gaan in de voortdurende ontwikkeling, ons voortdurend kunnen aanpassen aan hetgeen er op dit ogenblik van ons in de tijd a.h.w. wordt gevergd. Die aanpassing is een van de meest belangrijke elementen, volgens mij. Het is niet voldoende dat wij het goede bedoelen, dat we het goede doen. Het is belangrijk dat wij een eenheid bereiken met de wereld, dat wij in onszelf voortdurend reflecteren wat in die wereld als kosmische waarde en kracht bestaat. En pas dan kan ik er toe komen om met de wereldleraar te zeggen; “Moeten wij dienen?” Wanneer wij die wereld dienen zonder begrip, dan gaat het net als met het dienstmeisje, dat nog nooit gekookt heeft en een groot diner moet klaarmaken. Dan lijkt de consomme meer op thee met een beetje melk, de biefstuk op geschroeid vlees of zoollappen, de doperwtjes lijken eerder op groene knikkers en wat de aardappels geworden zijn, dat weten we eigenlijk zelf niet meer, wanneer we die kleffe pap zien. En zo gaat het ons ook. We kunnen als koks met weinig verstand proberen om die wereld nu eens eventjes in orde te brengen. Maar dan gooi je de zaak in het honderd. Ik geloof dat we een grondwaarde nodig hebben: een besef. En de wereldleraar zal ongetwijfeld proberen om die grondwaarde en dat besef steeds weer te vinden in de volksaard, in de gebruiken, levend in de bepaalde omgeving, waarin hij zijn uitspraken doet. Maar wat dat betreft, sta ik een beetje nadelig tegenover hem, want ik heb geen landaard en geen volksaard, waarop ik mij kan baseren. Ik moet mij baseren op het menszijn en wel hoofdzakelijk op het geestelijk menszijn. En daarom probeer ik dan logisch te zijn. Ik weet niet of het mij lukken zal. Maar ik weet wel dat het voor mijzelf de juiste oplossing is, Dan ga ik dit zeggen; Wij moeten passen in de tijd, waarin wij leven. Wij moeten passen in de gemeenschap, waarin wij leven. Wij zijn verplicht om tegenover die gemeenschap, zowel als tegenover de verschijnselen van de tijd een erkennende houding aan te nemen. Wij behoeven niet zonder meer goed te keuren, maar we moeten het verschijnsel erkennen. We moeten nooit proberen blind te zijn voor de werkelijkheid; zo goed als we onszelf moeten erkennen voor wat we zijn. Ook zelfkennis is een grote noodzaak.
4
ZII 590913 – LEERSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Je moet weten wat je bent, anders kun je nooit weten wat je kunt doen. Zo moet het met de tijd zijn en met alle andere dingen. En wanneer je uit dat geheel dan voor jezelf op de duur een levenshouding distilleert, voor jezelf een filosofie en een gedachtegang, die het je mogelijk maakt de wereld te dienen, dan geloof ik dat je bereikt hebt weer het om gaat. En nu wil ik u niet langer bezig houden. Ik heb geprobeerd, niet alleen om u zo maar eens een betoogje voor te leggen, maar om u inzicht te geven in iets van de geestelijke krachten, die op het ogenblik werkzaam zijn op de wereld. En ik geloof niet dat een dergelijk betoog compleet is, wanneer er geen tegenstellingen zijn. En daarom heb ik in samenwerking met degene, die de leiding van deze groep heeft, gezocht naar iemand, die een andere belichting zou kunnen geven. En die andere belichting menen we dan gevonden te hebben in iemand, die een hele tijd al van de aarde verwijderd is, die een achtergrond heeft van wat u bijgeloof en magie zou willen noemen en die toch op zijn manier ook die werkingen van de wereld bestudeert en ongetwijfeld zijn eigen mening heeft over het menselijk ras en al wat ermee samenhangt. Ik kan u niet garanderen dat zijn betoog in termen van uw tijd is vervat. Het zou dus mogelijk zijn dat u eens even over de beddeling moet nadenken en ik kan u ook niet garanderen dat wat hij zegt de enige, grote waarheid is. Ik kan u alleen dit zeggen; ook deze werkt in een bewust dienen van de kosmos en ongetwijfeld leeft in zijn denken en in zijn woorden evenveel waarheid als in de mijne of in de woorden, die ik aan een ander ontleen. Vrienden, ik dank u voor uw aandacht en geef dus het woord over aan onze gast voor deze morgen. o-o-o-o-o Het is moeilijk weer te geven wat in mij leeft ten opzichte van de wereld. Achter alle uiterlijke vormen verbergen zich krachten met eigen persoonlijkheid en eigen wezen. Al erkent de moderne wereld dit niet, er leven krachten en geesten in de aarde, in de planten, in de wateren en in de luchten. En al dezen hebben hun eigen begrip van de krachten, die uit de kosmos tot hen komen. Het heeft geen zin te spreken over het dienen der gemeenschap, wanneer wij niet kunnen komen tot een eenheid met de krachten, die ons onzichtbaar omgeven. Indien wij in strijd zijn met geestelijke waarden, met de persoonlijkheden van natuurgeesten, geesten van licht of duister, die rond ons zijn, dan zal deze strijd het ons onmogelijk maken een voortdurend contact te behouden met de krachten, die rond ons bestaan als stoffelijk, als kosmisch, als goddelijk wezen. . De beperking van de moderne mens is zijn verwerpen van het onzienbare. Men meent zich te kunnen beroepen op de wetenschap en zegt: Slechts in het ervaren kan ik een bewijs vormen.” Men roept u toe; “Wij willen graag geloven in alle krachten, als die zijns geestelijke meesters, dewelke die vormen invloeden en sferen,als ook zij die vormen de verdediging tegen ziekten of wetten, waaraan alle leven onderdanig is. Maar toon mij; hoe? Toon mij dat zij bestaan.” Deze vraag die redelijk lijkt, heeft echter een gebrek, zij is niet volledig. Uw menselijke wetenschap zegt; “Toon mij.” Maar zij bedoelt; “Toon mij het mechanisme, leer mij de beheersing.” Zij vraagt niet naar het erkennen van een verschijnsel, zij vraagt de ontleding van de totale reeks van waarden en gebeurtenissen, die in het verschijnsel gelegen zijn, zodat reproductie van het verschijnsel evenals experiment met de verandering der condities binnen dit verschijnsel mogelijk zal zijn. Zolang deze vloek bestaat, zal geen wereldleraar de wereld kunnen behoeden voor haar ondergang. Immers is zij in zich geboren tot ondergang door verwerping van werkelijkheid en het daarvoor stellen van eigen denkbeeld. Mijn overtuiging is dat geen volledige redding van de wereld mogelijk zal zijn, noch een verder tot bewustzijn komen van de geestelijke waarden in de mens, zonder een eerst aanvaarden van al hetgeen onzienlijk leeft met en rond de mens. o-o-o-o-o Goeden morgen, vrienden. Aan mij is dan de taak opgedragen om commentaar te leveren op voornamelijk natuurlijk de tweede spreker en eveneens op de eerste. Ik zal het proberen. Wanneer gesteld wordt, dat rond ons allerhande geestelijke waarden aanwezig zijn wanneer we in de stof leven natuurlijk dan is dat volkomen logisch, duidelijk en redelijk, want iedereen geeft onmiddellijk toe dat God leeft in alle dingen. Maar als God leeft in alle dingen, moet er in alle dingen een vorm van ZII 590913 – LEERSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WERELDLERAAR 5
Orde der Verdraagzamen weten zijn. Wanneer die vorm van weten een zeker onafhankelijk bestaan bereikt, dan hebben we te maken met wat de spreker noemde; onzienlijke invloed. Dat betekent dus dat - of je het nu gelooft of niet - de wereld vol is van dingen, die je spoken zou noemen, wanneer je ze zou zien. Je ziet ze niet, je bent je er niet van bewust. Maar zo goed als een spook op een gegeven ogenblik een lampetkan kan grijpen om u om de ongelovige oren te slaan, zo hebben al die geestelijke invloeden hun eigen vermogen tot reageren op de mens. En onzienlijke krachten als ze zijn - ze lijken een klein beetje op ons - hebben ze verder de mogelijkheid om vooral op het menselijk denken te reageren. Nu zal de mens, die gelooft in deze krachten, de kenbare verschijnselen vergroten. Wanneer u gelooft in een geest op een berg, die niet wil, dat u daar bent, dan zal een stenenregen gemakkelijker ontstaan dan wanneer je zegt; “Ze zijn gek. Een berg is een klomp rots en verder niks.” Maar de invloed die eerst stoffelijk kenbaar was, blijft toch bestaan. Zij grijpt geestelijk in. Zij bezorgt u ademnood, duizeling, doet u misschien vallen en veroorzaakt vele ongelukken. Slechts indien u geestelijk de sterkere bent; indien u geestelijk of wel tot een eenheid kunt komen met de entiteit, die u op die berg dus vermoedt, dan wel u succesvol daartegen kunt verzetten, komt u aan de top. Kijk, dat zijn dingen waar sommige rassen, die veel in de bergen leven, wel iets van af weten. Maar het is precies zo als je hier bent. U bent omringd door water maar ook door entiteiten, die in het water leven. Op een gegeven ogenblik bent u in strijd met die entiteiten. Het gevolg is dat het water vijandig wordt t.o.v. de mens, zich niet meer ernaar regelt. Op een ander ogenblik ben je in harmonie met dat water en dat water wordt dus voor jou vriendelijk en het redt je en helpt je eerder dan dat het je wat doet. Nu betoogt onze tweede spreker dan, dat het wel heel erg nodig is om je met die dingen bezig te houden, “want,” zo zegt hij, “zonder dat kan er geen absolute eenheid onder de mensen bereikt worden.” Vanuit het standpunt van de Orde is dit niet helemaal juist. Wij menen n.l. dat, wanneer de mens streeft volgens zijn beste weten, wanneer hij voortdurend zijn best doet om de mensheid te dienen, hij in feite een gedachte-uitstraling zal geven, die ook zonder zijn erkennen van die entiteiten als bestaande wezens, een zekere harmonie tussen hem en hen tot stand brengt. Maar aan de andere kant zijn er natuurlijk wel van die dingen, waarover we het toch wel eens zouden kunnen zijn met die tweede spreker. En dat is n.l. dit; Op het ogenblik dat een mens meent zijn eigen mening aan anderen te mogen opleggen, doet hij dit niet alleen aan de rond hem bestaande stoffelijke waarden, maar probeert dit ook te doen aan geestelijke waarden. En nu is een geest glibberiger dan een paling in een emmer met groene zeep, want daar heb je geen houvast aan, tenzij je je bewust bent van zijn bestaan en verder een zo sterke wil hebt dat je hem bovendien nog de baas kunt. Het gevolg is dat natuurkrachten en natuurgeesten bij een eenzijdig streven, bij een pogen om alles in het juiste patroon te zetten, heel vaak niet slechts ontsnappen aan je beheersing naar bovendien proberen te beletten, dat je nog ooit zult proberen ze te beheersen. En dat worden pijnlijke toestanden, vrienden. Wat de wereldleraar wil is het scheppen van een harmonie. In die harmonie zal een ieder zijn eigen bestemming moeten vinden. Die bestemming kun je op verschillende manieren zoeken. De tweede spreker deed dit in een stelsel, waarin alle geestelijke entiteiten en krachten op hetzelfde plan worden gebracht; je moet met die krachten net zo goed één worden als met de mensen. Maar ik geloof dat we het anders kunnen stellen: de krachten die werkelijk geestelijke betekenis hebben, natuurkrachten en zo, staan onder hogere krachten. De hogere krachten werken uit de Goddelijke Kracht en zullen als zodanig een uitdrukking zijn van goddelijke harmonie, ook voor ons. Zij zullen al wat onder hun bereik valt in de zin van die goddelijke harmonie beheersen en regeren. Zo goed als er grote krachten zijn, die de mens beheersen, nietwaar. Zoals wij onze broeders hebben, die ons lering geven en die sterker zijn dan wij, wanneer het nodig is, maar die ons nooit dwingen, dat zeg ik erbij. We zijn braaf genoeg om niet in de hoek te moeten staan. Kijk, wanneer wij in onszelf het nu met God eens worden, dan gooien we het vanzelf op een akkoordje met alles wat we kennen en wat we niet kennen, zou ik zeggen. En mij lijkt dan ook dat uit deze twee sprekers de conclusie kan worden getrokken; Mens, streef naar een voor jezelf te bereiken perfectie, waarbij je tracht alles wat je erkent in de kosmos te helpen en te steunen, dus daarin jezelf te uiten. Wanneer je dat voldoende doet, dan zul je één worden met God en in die éénwording met God dus dat steeds meer éénzijn met het Goddelijk Principe krijg je dan vanzelf wel de steun van alles wat rond je is. 6 ZII 590913 – LEERSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WERELDLERAAR
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Ik ben bang dat de tweede spreker, naar mijn idee, de fout heeft gemaakt, dat hij aan de loopjongen is gaan vragen of er geen klerk kan komen om hem bij te staan. Ik voor mij houd er meer van om, al kost het wat meer moeite, eerst naar de directeur te gaan, want dan krijg je niet een hulp, maar dan krijg je het hele departement ter beschikking. En nu weet ik wel, dat er sommigen zijn, die menen dat er in een departement niet hard wordt gewerkt, maar geloof me, als je een heel departement tot je beschikking hebt, kun je heel wat doen. En op die manier moeten wij proberen, geloof ik, om het geestelijk voor elkaar te brengen. En we moeten niet zeggen; “O, wat zijn we goed en wat zijn we heilig.” Maar we mogen heus wel eens een keer zeggen; “Nou, wat ik nu allemaal doe ten bate van de geest en van de stof, daar word ik zo nu en dan beroerd en melig van.” Dat mag je rustig zeggen. “Maar,” moet je erbij zeggen, “zolang het nodig is, blijf ik het doen.” Dan krijg je vanzelf op de duur de inhoud, die nodig is en als je die inhoud nu maar hebt, dan komt de rest vanzelf. Het is een automaat; gooi je goeie bedoelingen als een kwartje in de gleuf en beneden komt de beker met goddelijke genade eruit. Nietwaar, geef je wezen aan de mensheid en automatisch staat er voor je klaar de Graal, de stralende Kelk, waarin het scheppend Licht zelve, woont, die je dragen kunt, waarin je de vreugde vindt,” de perfectie en die je helpt om de absolute bewustwording te bereiken. Nou, en dan zal ik zo langzamerhand proberen om te verdwijnen. Het kost me altijd moeite, want per slot van rekening; ik ben geen perfect predikant, maar ik hoop dat ik wel even de zaak nog eens heb aangevuld en verduidelijkt. Hou, vrienden, ik zou zeggen, amuse er je. Maak er een gezellige zondag van.
ZII 590913 – LEERSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WERELDLERAAR
7