5. Oude Beschavingen
Atlantis, Lemurië en het Arische tijdvak
Datum:
09-09-1977
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1977-1978
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- Atlantis, Lemurië en het Arische tijdvak
- Beantwoording vragen
Bewustzijnsontwikkelingen in het prehistorisch tijdperk (cyclus)
Datum:
21-10-1955
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1955-1956
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen 0e Jaargang – nummer 05 28 oktober 1955 Goeden avond, vrienden, (Eerst volgt de gebruikelijke inleiding).
De Stem van Gene Zijde
Wij weten niet alles; wij kunnen falen. Denkt U zelf na gebruik Uw eigen verstand. Probeer, wanneer het U gelukt, om uit hetgeen wij zeggen, iets te vinden, dat Uw eigen leven harmonischer, beter en mooier maakt. Ik ga dan nu aan het kluifje beginnen, dat ik met ware vreugde ook U voorzet. Wij hebben n.l. op het programma staan een reeks van beschouwinkjes en lezingen ( 4 of 5) over bewustwording - en ook beschavingen natuurlijk erbij - in prehistorische tijden. Menigeen onder U zegt misschien; "Maar komen wij dan niet terecht op het gebied van de Bijbel? Adam en Eva, Kaïn en Abel en dan ineens Noë?" In het bijbelverhaal - al is het dan vaak wat eenzijdig en zéér kort op dit gebied - het werkt nu eens met beeldspraak, dan weer met feiten – zit echter juist in die korte overgang "eerste mensen- zondvloed" een zeer uitgebreide en grote beschaving verborgen, die ten onderging. Denk niet, dat ik U alleen wil gaan spreken over Atlantis. Het gaat veel verder. Allereerst zou ik willen wijzen op het feit, dat de mens niet altijd de "mens" is geweest in huidige vorm en kwaliteiten. Wij moeten ons wel degelijk realiseren, wanneer wij over de prehistorie spreken, dat "homo-sapiëns", dus datgene, wat U op het ogenblik bent, alleen reeds in de soort "genii homo", een stuk of 20 voorgangers heeft gehad. De eerste van die voorgangers waren zeker niet "mensen" volgens Uw uiterlijke indruk en opvatting. Maar van binnen zaten daar ook al waarden, waardoor zij de voorvaderen van het mensdom konden worden. Deze primitiefsten onder de mensen hebben eigenlijk een plotselinge periode van ontwikkeling doorgemaakt. Er zijn er misschien onder U, die mijn lezingen wel eens gehoord hebben, o.a. over Lemurië. Ik zal daar kort een paar punten van aanstippen, zodat wij een begin hebben. Ik heb toen de these geponeerd, dat de mens uit de zee is gekomen; daar krijgt U één van de volgende keren een meer technisch betoog over, hoe dat kon en waarom. Van mij moet U dat dan maar eventjes aannemen. De voorvaderen van de mens waren zeedieren, die langzaam door de omstandigheden op het vasteland gingen leven. Wat men Lemuren noemt, b.v. als vroegste beschaving, dat zijn eigenlijk wezens, die nog moerasdieren zijn. Er zit veel van het menselijke in, zeker. Zij bezitten klauwen, die al handachtig waren. Maar er is nog geen sprake van een reversibele duim. Zij hebben een hoofd, inderdaad. Maar dat ziet er wel een klein beetje anders uit dan het Uwe, De schedel is anders gewelfd, is veel dikker. De kaak is anders en draagt een aantal naaldachtige tanden, terwijl er van kiezen nog heel weinig sprake is. U ziet dus, het waren rare wezens. Toch waren die wezens al zó ver, dat zij geleid konden worden door de geest. Nu moet U zich dat "geleid worden door de geest" in 's hemelsnaam niet voorstellen als een soort dictatuur. Geloof mij, er bestaat een groepsbewustzijn, ook bij de mens en dus ook bij de Lemuren. Dit groepsbewustzijn wordt zó sterk uitgedrukt, dat wij op een bepaald moment vaste conventies krijgen; zó vast, dat elk wezen zich daaraan onderwerpt zonder aarzeling. U kunt dat nog zien in de zalmtrek, de palingtrek, de trekvogels, noemt U ze maar op. Zij kennen hun vaste wegen, hun vaste verzamelplaatsen, hun vaste methoden van bewegen. Wij kunnen rustig zeggen, dat ook zij hun schablonen hebben, waarbinnen hun leven past. Zo'n schabloon van leven nu is de leiding van de geest. Een leidende geest geeft dus a.h.w. zijn impulsen aan het groepsbewustzijn. Hij tracht daardoor dit groepsbewustzijn zó te leiden en te beheersen, dat op de duur de individuen zelf ontvankelijk worden voor de invloed van de geest. Wanneer dat bereikt is, dan krijgen wij eigenlijk de paradijstoestand, Dan wandelt de mens met God, beter gezegds met zijn God. Want voor hem is die geest God. Dat is alles. Deze fase treedt dan op in de tweede helft van de Lemurische beschaving. Ik zeg "beschaving". Er waren dorpen. Die hutten doen denken aan beverhutten, zoals zij die op hun dammen zetten. Hun altaren zijn niets andere dan trapvormige gebouwde kleihopen. Daarbovenop is een platvorm, waar eventueel vuur brandt, terwijl op de lager gelegen bordessen daaromheen de priesters en priesteressen, de tovenaars eigenlijk van het volk, hun
DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
1
Orde der Verdraagzamen bezweringen zingen. Heel primitief, geen werkelijke, geen werkelijke muziek maar iets, dat er al heel dichtbij komt. Sommige dieren kennen dat ook. Ik bedoel maar weer; U moet hier nog niet gaan zoeken naar een beschaving en cultuur in uw zin. Maar er is in deze wezens een bewustzijn, waardoor zij gemeenschappelijk komen tot een verering van hogere krachten die zij voor zich persoonlijk reeds als leiding en leider aanvaarden. Daar begint dan eigenlijk de geschiedenis van de menselijke beschaming. Vóór die tijd hebben er ook wezens op aarde geleefd. Die zijn volkomen vreemd aan het menselijk ras. Hier hebben wij de eerst onbewust denkende wezens, die - later wordend tot woud- en steppendieren - de soort genus homo onder hun nakomelingschap zullen tellen. Zeker, nog meer. De apen ook. Tot zelfs de verschrikkelijke sneeuwman, als je het goed nagaat. Maar daar wordt dan nog niet aan gedacht. Men vereert een God. Naarmate die God meer wordt vereerd en sterker wordt gezien als werkelijkheid, krijgt die God een persoonlijke relatie. Dat is een geestelijke leider, een geleidegeest. B.v. zoals Selenus een tijdlang geleidegeest is geweest voor een greep mensen. Van hieruit gaan wij zien naar een verdere ontwikkeling. Wat gebeurt er? De veranderingen in de aarde er op de aarde brengen voor deze wezens de noodzaak mee in de eerste plaats om dichter het land in te trekken. In. de tweede plaats moeten zij zich verdedigen tegen grote concurrenten. Dat weet de mens over het algemeen tegenwoordig niet zo goed, maar toen begonnen net de landdieren, de voorouders van het paard (leuke kleine dingetjes, kleiner dan menig schoothondje van tegenwoordig)? maar ook de hagedissen. Nu moet u zich niet voorstellen, dat die toon al zo groot waren, denkt U niet aan de Sauriër, maar toch reeds gevaarlijk en vraatzuchtig. Het formaat van een kleine kaaiman, of een varaan, Deze wezens - de Lemuren - vragen een verdediging. Als verdediging beginnen zij nu reeds meer op het land levende - zich te verdedigen; eerst alleen met een stok, een stuk hout, met een steen. Later meer en meer met speciaal daarvoor gebroken en geslepen houten werktuigen. Men leert het vuur, dat tot nog toe alleen door de natuur tot stand, werd gebracht en religieus in een tempelplatform werd bewaard, ook voor zichzelf te gebruiken. Nog steeds is er geen sprake van homo sapiens. Maar wel is er sprake van een soort mens, die reeds in verschillende rassen uiteenvalt. Elk dier rassen baseert zich nog steeds op het geloof van de Lemuren, de eerste God. Ieder interpreteert zijn God, zoals een ook tegenwoordig doet, naar eigen beeld en gelijkenis. Vandaar dat de verschillen in opvatting een hoe langer hoe zelfstandiger leven betekenen. Om een voorbeeld te geven uit die tijden. Er waren zulke intricate rituelen bij een huwelijk, zoveel formaliteiten, dat alleen daardoor al het aantal buiten de directe religieuze organisatie van de stam levenden steeds toenam. Hierdoor werd het persoonlijk handelen en denken sterk gestimuleerd. In deze tijd leeft in het gebied van de Stille Oceaan een ras, dat ik maar liefst homo giganticus wil noemen, de reuzenmens. Hij doet wat denken aan de figuren van de oude reuzen. Hij torent niet omhoog, zodat hij boven een huis uitkomt, maar hij kan een lengte van drie, vier meter bereiken. Deze zijn de eersten- ook al door hun grotere lichaamskracht - die komen tot het gebruik van zeer, ruwe slingers, steenslingers en steenbijlen, in zeer primitieve vorm. Van hieruit gaat het betrekkelijk snel verder. Van de ruwe werktuigen, steen en hout, komt de mens al langzamerhand tot de ontdekking, dat b.v. de z.g. donderstenen - ja, neem mij niet kwalijk, ik bedoel, die door de bliksem gemaakt worden, niet die anderen bruikbaar zijn, omdat die scherpe uitlopers hen geschikt maken. Men komt tot het vervaardigen van soms reeds zeer fijn afgewerkt benen gereedschap. Men leert het splijten van steen door middel van vocht en houten wiggen. Kortom, die beschaving gaat aardig onderweg. Nu weet U, dan gaan de sterksten altijd de baas spelen. Dit is altijd in een primitieve gemeenschap het eerste verschijnsel. Wanneer er een baas is, die zich op zijn kracht beroept, dan zien wij meestal heel gauw daartegen de concurrent opstaan. Die concurrent, dat is een tovenaar. Die heeft ook krachten. Die zitten niet in zijn spieren. Die zitten in zijn toverwoorden, de geesten, die met hem gaan. Hij beheerst de natuur. Hij weet waar het vee weidt. Hij weet, waar jachtbuit te halen is. Hij weet, wanneer de vis komt, wanneer de zon verduisterd wordt. Hij weet, wanneer de wolken komen en gaan. Zo hebben wij dan het begin weer een beschaving, zelfs reeds vóór het paleolythicum. Zij hebben n.l. stamverband, godsdienst en machtspolitiek, Dat zijn van elke beschaving eigenlijk de 2 DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
grondslagen. Grondslagen overigens, die de geestelijke bewustwording wel zeer sterk bevorderen. Want juist hierdoor komt in de kudde het verzet vaak op. Denkt U nu maar eens even aan een kudde, wat gebeurt daar? In het begin zie je, dat die dieren vechten om het leiderschap van de kudde. De jonge bokken meten zich met de oude leider en wanneer het afgelopen is, gaat de overwinnaar met de kudde strijken en de ander wordt uitgestoten, Zo was het in het begin ook. Maar er komt iemand, die zegt; "Kijk eens, winnen kan ik niet. Aan de andere kant wil ik toch regeren. Ik wil toch zelf vrijheid in keuze hebben" Die neemt een paar van zijn soortgenoten bijeen en die grondvest een nieuwe stam buiten de stam. Dus alweer: afvallen van de stam, verwerpen van stamgebruiken. Daardoor wordt men echter gedwongen zich veel te realiseren, wat in je stam nog verborgen blijft. Het gaat met U ook zo. Zolang U hier in Nederland bent, gelooft U de dingen wel. Maar komt U in het buitenland, dan gaat U over Nederland nadenken. Vooral, wanneer U daar lange tijd bent, U gaat vergelijkingen maken. U gaat zeggen: "Hoe kunnen wij dat nu het beste doen?" Ik neem direct aan, dat U veel van Holland houdt, maar toch, U moet vergelijken. U gaat zeggen; "Kijk, dat is nu toch eigenlijk niet zo goed. Daar heb ik nu altijd tegen opgespeeld en dat was wel goed." Zo zijn het steeds de uitgeworpenen a.h.w., die zich vrijmaken van delen van bijgeloof en die de machtspolitiek langzaam veranderen, totdat wij niet meer te maken hebben met enkele grote stammen, maar met groepen, die tezamen leven. Sommigen daarvan leven in de bossen. Anderen zien zich genoopt soms door de omstandigheden om meer naar de vlakte te gaan, - Vergeet niet, het boze in hun tijd zag er anders uit dan het Uwe. Dat betekent, dat voor degenen, die op de vlakte leven, de wisseling licht en donker, dag en nacht - de zon zagen zij toen niet al te veel - van heel groot belang werd. In het bos is altijd veel schaduw. Daar op die vlakten worden juist de perioden van halfduister belangrijk voor de jacht, voor verplaatsing enz. Overdag voedt men zich. Maar men trekt meestal tegen de avond. Overigens - voor degenen, die van Darwin houden -, van die stam komen uiteindelijk die apen af, waarvan, de mens zegt: "Het lijken net mensen". Terwijl de aap waarschijnlijk in zijn kooi zit en denkt: "Als zij nu een beetje mooiere vacht hadden, zouden zij best een aap kunnen zijn". Nu komt er een tijd, dat dus de groepsgeest, de massageest, de kuddegeest zó gebroken is, dat een geleidegeest niet meer in staat is om alle impulsen van zo'n gemeenschap te leiden. Wij zien dat allereerst, wanneer de paartijd begint te verschillen van groep tot groep, van stam tot stam. Wij zien het verder naar voren komen, wanneer de religieuze gebruiken gaan verschillen, wanneer de jachtmethoden veranderen. Om ...... nu ja, veel tijd heb ik wel niet, maar om een klein voorbeeld te geven dan toch. In de tijd, dat men al jaagde op de holentijger en de holenbeer, dus al heel wat later, toen zagen wij die eigenaardige verschillen in jachtmethoden, die kenmerkend zijn, ook voor deze eerste methoden. Ik neem twee methoden; De eerste noem ik methodes stam A; de andere stam B. Stam A ging uit van het feit, dat het dier ten allen tijde weer zijn leger, zijn hol opzoekt. Nu werd beren dat hol een grote muur opgestapeld van losse rotsblokken en stenen. Wanneer het dier naar binnen ging, dan gooide men deze rotsblokken naar beneden en hoopte dan, dat het dier ernstig gekwetst zou zijn. Wilde het uitbreken, dan werd het zoveel mogelijk met rotsen en stenen bekogeld en wanneer het dier dan voldoende verzwakt was door bloedverlies, dan probeerde men door het werpen van aangepunte houten spiezen het dier te doden. Dat is methode A. Groep B begon op ongeveer dezelfde manier. Maar i.p.v. een muur te bouwen, ging men met zo'n jachtgroep, die tien, twaalf, soms zelfs veertig man sterk, een zo groot mogelijke steen in wankel evenwicht brengen, Men liet deze vallen op het moment, dat men meende, dat men de kop van het binnengaande dier zou kunnen raken, of wel daarvóór. Men gooide dus liever te vroeg dan te laat. Dan had men aan de andere kant een omsingelende beweging gemaakt, dus men had geprobeerd eerst om daar verborgen plekken te vinden, waar men het dier niet te veel achterdochtig zou maken en vandaar begon on middellijk het aanvallen; ook weer hoofdzakelijk met steenslingers; kleine stenen, die geslingerd worden, zoals in David's tijd de herders nog deden. Daarnaast ook al weer spiezen. Maar die worden niet gebruikt als werptuig. Die worden schuin neergezet. Wanneer het dier dan niet gewond is, of dol van woede is, probeert men het door vluchten te lokken, zodat het zichzelve op die spiezen gooit.
DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
3
Orde der Verdraagzamen Twee verschillende methoden. De grondslag is oorspronkelijk natuurlijk hetzelfde geweest. Dat zien wij bij al die primitieve groepen over heel de wereld. Je kunt niet zeggen; dit ras is anders dan dat ras. Zij hebben zich uiterlijk anders ontwikkeld. De grondslag blijft gelijk. Langzaam veranderen de uiterlijke vormen. Ik zou natuurlijk hier een hele reeks van citaten kunnen gaan aanhalen uit deze primitieve tijden, Maar ik wil het niet doen. Ik wil U alleen een stukje primitieve filosofie een ogenblikje verklaren. Men ging uit van het standpunt, dat het beeld de geest weergeeft. Men zei dus; "Een mens is een soort geestelijke kracht". Zij hadden er andere woorden voor, maar daar kwam het op neer. "Wanneer ik de vorm van een mens zie, dan kan daar ook de geest van een mens inzitten. De geest van de mens spreekt tot de mens. Wanneer wij dus iets willen hebben, of het nu groente is, of dat het een dier is, dan gaan wij zo goed mogelijk daarvan een vorm maken. Die vorm geeft uiting aan de eigenschappen van de geest, die er in leeft. Dus zal die geest ook in die vorm komen. Nu moeten wij tegen die tijdelijk in een onbewegelijke vorm vastgebonden geest erg vriendelijk zijn. Dan zal die geest door zijn contact met de andere geesten ons vertellen, waar wij zijn soortgenoten kunnen vinden". Hier is dus eigenlijk sprake van een bewustzijn van een Alziel, zij het dan, dat die Alziel van ras tot ras wordt beschouwd. Men gelooft hier aan groepsgeesten. Men gelooft verder aan een sterke onderlinge band in elk ras afzonderlijk, Nu gaat die bewustwording natuurlijk al heel gauw verder. Wij komen al in een begin van een stenen tijdperk, Zo'n stenen tijdperk betekent, dat men oorspronkelijke gevonden schilfers en mooie stenen gebruikte voor een bepaald doel. Al heel gauw ging men zó'n steen geschikt maken. Uit de tijden, waaruit U nog wat kunt vinden b.v. - denk maar eens aan een vuistbijl, eensteelbijl -, kun je zien, dat heel voorzichtig zo'n steen is gekloofd en gespleten en geschuurd, totdat hij den scherpe kant heeft. Geloof mij, daar kun je vandaag aan de dag nog bomen mee vellen. Later hecht men zo'n soort vuistbijl, die wat langer is uitgevallen dan normaal, in een gespleten stok. Dan krijgen wij de steelbijl. Later zien wij, dat er hamers en knotsen worden gemaakt, allemaal van steen. Maar de één is daar niet zo handig mee dan de ander. En vreemd genoeg zien wij industrieën ontstaan. Er zijn stammen, die vlak in de buurt wonen van plekken, waar je werkelijk mooie stenen hebt en die blijven daar een hele tijd in die buurt jagen. Kom je tegenwoordig op zo'n plaats, dan zou je dat allemaal na kunnen graven en dan zou. je ook zien, dat je steeds weer plekken vindt vol met steenschilfers. Als je dan goed kijkt, merk jes daar hebben zij steenmesjes gemaakt. De scherpe scherven, waar je mee kunt snijden. Er zijn ook wel andere dingen gemaakt, maar die vindt je niet terug. De stam had er helemaal geen belang bij om die goedkope mesjes, die al heel gauw beschadigd waren bovendien, te fabriceren en mee te slepen. Maar wat deden zij wel? Zij maakten bijzondere stenen werktuigen en die werden verhandeld. Zo was er in die heel vroege tijd al handel. Ruilhandel, zeker. Maar een handel, die contact bracht tussen verschillende stammen, die ondertussen al heel verschillende gebruiken, denkwijzen, legenden en Godsopvattingen hadden ontwikkeld. Godsopvattingen in primitieve vorm, hoor. Heel vaak fetisjistisch. Nu kan door een uitwisseling van gedachten zo'n koopmansstam op de duur een beter inzicht krijgen in een gemiddelde, dat overal wel geldt, dan ieder ander, die in zijn eigen stam zit. Vandaar, dat het de handelsvolken zijn, meestal kleine stammen, die hooguit 100 man tellen in de betere tijd en wanneer het weer slecht wordt, zoveel leden verliezen, dat er uiteindelijk 5, 6 a 7 overblijven. Dat is tegenwoordig in sommige Eskimodorpen wel gebeurd, ofschoon men het ook daar tegenwoordig heeft getracht te voorkomen. Die stammen zijn het, die net hun Godsbegrip o.a. de reuzenmensen bereikt hebben. De reuzenmensen, die intussen al aardig aan het afzakken zijn. Zij hebben n.l. geen verstand, dat aangemeten is aan hun grote gestalte. Aan de andere kant hebben zij toch wel weer zeer eigenaardige opvattingen. Zij zijn Haan-aanbidders b.v. Vandaar, dat in de gebieden, waar zij geleefd hebben, ook nu soms nog wel eigenaardige bouwwerken te zien zijn, die hun vroegere maanvijvers waren. Cirkelvormige rijen stenen met daarin een verdieping. In die verdieping, die uitholling, werd water geworpen en daar moest de maan zich in weerspiegelen. Dan gooide men er een paar aardige vraatzuchtige beestjes in, die dan voor "mond van de maan" doorgingen. Dan maar offeren! Die reuzenvolken zijn o.a. voor de ontwikkeling van het Paaseiland aansprakelijk. Daar heb ik ook al eens uitvoerig over gesproken. Zij, de handelsstammen, vertellen over vreemde volkeren. Ondertussen ondergaat het aardklimaat de ene schokkende verandering na de andere. Een ijstijd zou voor U, moderne mensheid, lang niet zoveel betekenen als voor 4 DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
primitieven. Elke ijstijdperiode - en er zijn er een aardig stelletje - brengt, wanneer hij komt, sprongmutaties teweeg bij de menselijke rassen, die er het sterkst door getroffen worden. Die mutaties gaan niet alleen hun stoffelijk wezen aan. Zij gaan b.v. veel groter worden, De mensen, ook zelfs de eerste Atlanten waren zo groot als een tegenwoordige Bosjesman. De restvolken van het laatste van Atlantis, dat waren de kleine Kelten. Niet de grote Kelten, Maar de kleine Kelten, die zich ontwikkeld hebben door hun zwervend leven, zich steeds aangepast aan de omstandigheden en natuurinvloeden en een steeds groter ras voortgebracht hebben. U ziet, er zit een hele hoop aan vast aan dit onderwerp. Wat is eigenlijk: de kern van de zaak? Het geloof aan een God in de wereld. Het geloof aan een voortbestaan, ergens in het geestenland. Het geloof aan wonderen, paranormale gaven, gebeurtenissen en krachten bestaat practisch vanaf de eerste tijd der mensheid tot de periode, dat de eerste meer mechanische beschavingen hun intrede doen. Dat is de tijd, dat er sprake begint te komen van wagens} dat vuur vervoerd kan worden en men later reeds heel wat leert b.v. over de loop der sterren enz. Maar in die vóórperiode, vóór de Zondvloed zogezegd, ontwikkelt zich een beschaving, die veel primitiever is in menig opzicht. U moet niet denken, dat Atlantis een motor kende. Men kende methoden om te vliegen. Inderdaad. Men kende zelfs twee methoden. Eén pseudo-mechanische en één zuiver geestelijke. Men kende nog heel wat andere mogelijkheden. Men wist ook grote schepen te bouwen. Maar hun grote schepen waren ongeveer zo groot als een middelmatige prauw van tegenwoordig. Men denkt tegenwoordig zo graag aan dat oude Atlantis, als een rijk met heel grootse schepen, grootse paleizen. Dan denkt men b.v. voor een paleis aan Versailles. Dan denken zij aan een als de "Queen Mary". In de "Queen Mary" zou je een 20 vloten als die van Atlantis makkelijk kunnen opbergen in ruim 1. Wat die paleizen betreft, ik vermoed, dat men 3/4 van de paleizen van Atlantis wel met een gunstig stapelen in de Sint Pieter te Rome zou kunnen onderbrengen. Dus laat U niet misleiden. Het was een andere beschaving dan de Uwe. Een heel andere vorm. Maar een vorm, die voortbouwende op het fetisjisme van de ouden, op de vreemdsoortige Godsopvattingen van de oude mensheid moest komen tot een magische Godsverering. Deze magische Godsverering is - zij het dan via vele schijven - het erfdeel geworden van zelfs de mystici van Uw eigen tijd, Atlantis is voorbij gegaan. De grote handelssteden, die in de buurt van het tegenwoordige Gibraltar en Cadiz liggen, zijn allang tot het rijk der legenden verwezen. Het Middellandse Zee-bekken is één groot bekken geworden i.p.v. twee. De binnenzee, die een de Sahara vruchtbaar maakte is allang verdampt en afgevoerd door ondergrondse stromen. De tijden zijn voorbij en veranderd. Maar de gedachtegang is voortgegaan. De erfenis van Atlantis. is het, die de mensen weer brengt tot het schilderen van hun magische beelden, zoals nu de primitieven nog maken in de Sahara, zowel als in Nieuw-Guinea, Dezen zijn het, die - kunstzinnig als zij waren in Atlantis - na de eerste ramp als erfdeel laten aan de vele verwilderde stammen de kunst om een dier met enkele lijnen schitterend te typeren. Zij zijn het, die de kunst van het mengen van plantaardige kleurstoffen hebben gegeven, die nog niet verloren is gegaan op de wereld. Kijk, rijken gaan onder, rassen verdwijnen en blijft over en superieur Uw eigen ras; mens. De tijd rolt verder en voor je het weet, zit je in een tijd van wolkenkrabbers en atoom-motoren. Wat is eigenlijk dan het grote verschil? Het verschil is gelegen in de uiterlijke dingen, maar niet in de innerlijke. Zoals vroeger het "Tabu" van een stam ook vaak werd behouden door leden, die door omstandigheden nooit meer zo'n volk zouden terugzien; zoals elk volk zijn eigen interpretatie had van Goden en geesten, ofschoon uit alles van één punt uit oorspronkelijk is ontstaan, van één leidende geestelijke kracht, zo is het in Uw wereld, dat ieder bidt tot zijn God, roept over zijn waarheid, zijn vrijheid en zijn vrede. Al deze dingen zijn gekomen uit hetzelfde oerbeginsel. De mens jaagt geen holentijgers meer. Zijn slagveld is misschien de beurs of een bureau, of ergens diep in de mijnen. Maar die mens werkt daar ook nog met zijn zelfde bijgelovigheden, die hij uiterlijk ontkent. Die mens voelt zich nog even onverbrekelijk gebonden door het lot. Hoopt evenzeer als de ouden, dat een wonderdadige invloed hem plotseling in staat zal stellen het leven te veranderen. Ook al heette misschien in Indië eens die God; Fohi en heet hij tegenwoordig hier de 100.000. Men hoopt op het lot, op bovennatuurlijke machten. Men acht zichzelf beter dan een ander. Men meent, dat het respect voor anderen, zwakte wordt, wanneer zij het "IK" niet onmiddellijk DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK 5
Orde der Verdraagzamen op de voorgrond plaatst. Men droomde vroeger over een doelmatiger bijl en een lans met een harde spits. Tegenwoordig droomt men van betere wapens. Vroeger beperkte men de handel door roof, tegenwoordig door tarieven aan de grenzen. Er is wel wat veranderd. Wij zijn wat beschaafder. Maar qua bewustwording, wat is daar veranderd? De mens, die op deze wereld geboren wordt in Uw tijd, beleeft nog veel van dezelfde omstandigheden van vroeger. Alleen het uiterlijk is anders. Het spel van de kinderen onder elkaar draagt vaak in zich dezelfde strijdlust en strijdvaardigheid, die de primitieve mens kende in de jungle. Zij houden zich aan hun onderlinge kleine afspraken en opvattingen, zoals de menselijke kudden, die voor het eerst leefde temidden van de steppen en langzaam groeit die mens verder. De Goden en de stamgoden verdwijnen. Wat komt daarvoor in de plaats? Wel, Uw wereld biedt bewustwording langs een technische, een wetenschappelijke weg. De mens van heden kan indien hij dat wil - zó enorm veel leren omtrent de kwaliteiten en eigenschappen van de Schepping, dat een God hem ook verstandelijk aannemelijk wordt gemaakt. Wanneer een mens tegenwoordig; eerlijk en oprecht zoekt, dan vindt hij ergens de onverklaarbare en onzichtbare macht. Maar hij kan deze macht niet meer verwerpen, of omschrijven in zijn eigen vorm. Wie dat doét heeft niet goed gezocht. Die is eenzijdig. Vroeger kon dat niet. Het gehele verschil in bewustwording van de prehistorie en Uw tijd kan in twee woorden worden gezegd; Vroeger geloofden zij, tegenwoordig trachten zij te geloven. Het bewijs, dat deze tijd hen geeft, maakt het hen mogelijk om toch te geloven. Dat is een factor, die de mensheid van begin tot einde heeft samengebonden en samengehouden. Geloof! De behoefte aan bovennatuurlijke steun. De gedachte aan grote wijsheid. Wijsheid, niet van hen, maar geopenbaard, plotseling op de wereld gekomen. Wétten, die zó heilig zijn, dat niemand ze mag aantasten. Dat kent Uw wereld en dat kende de oudheid. Zoals dat door een filosoof werd samengevoegd in een paar zinnen: Een mens, die geen God heeft, heeft zichzelf verloren. Maar een mens, die een God vindt, vindt een geloof en een vaderland. Hij vindt zichzelf en een taak in het leven, Of die God in een hemel woont of op de aarde, een God moet een mens hebben. Want God is het doel van al, wat er leeft. Ik geloof, dat ik daarmee een aardige inleiding heb gehouden over het onderwerp, waar het mij werkelijk een plezier zal zijn U met verschillende experts op dit gebied kennis te laten maken. Mensen, die U vertellen, hoe het eerste leven ontstond en wat daar de bewustzijnsverschijnselen waren. Degenen, die U vertellen, hoe het was, toen Atlantis onderging en de primitieven hun eerste gang begonnen over de vaste landen, zowel van Afrika als Amerika. Degenen misschien, die U iets kunnen zeggen over de oude wijsheid en de nieuwe wijsheid van hun standpunt uit. Ik kan alleen maar zeggen; "Wat er ook geëvolueerd is en veranderd, het verlangen van de mens is hetzelfde gebleven. Omdat het verlangen van de mens hetzelfde is gebleven, zal zijn doel hetzelfde zijn. Ik voor mij kan dat doel niets anders zien dan; "GOD". Daar laat ik het dan voor vandaag bij, hopende, dat ik U niet te zeer verveeld heb met het onderwerp. wanneer het niet goed is, dan hoor ik het nog wel. Als het wel goed is, gaan wij rustig in dezelfde stijl verder de volgende keer Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Het tweede onderwerp is een onderwerp, wat U zelf kunt kiezen. Wanneer U iets hebt, wilt U mij vertellen, hoe dat luidt. Wij lezen en horen vaak over het Aquariustijdperk. Wilt U daar iets over vertellen? Dat is inderdaad wel een erg actueel onderwerp. Het Aquariustijdperk is een periode, die zoals U weet - wordt vergeleken met de indeling (sterrenbeelden), die nu eenmaal voor elke astroloog zo erg belangrijk zijn. Hoe komt het, dat deze sterrenbeelden dan die belangrijkheid hebben, zo zeer zelfs, dit wanneer een bepaald sterrenbeeld een tijdlang regeert, hierdoor een nieuwe tendens in ontwikkeling op de aarde verwacht kan worden? Want in de allereerste plaats; de zon beweegt zich mede in een grote spiraal langs de buitenkant van het Melkwegstelsel. Dat die snelheid zeer groot is, moet U geloven, want U merkt er zelf weinig van. Maar dat komt, omdat de afstanden zo enorm groot zijn.- Nu bevinden zich in het Melkwegstelsel, zowel als in de Ruimte daarbuiten bepaalde wolken primitieve materie. Deze 6 DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
primitieve materie wordt voortdurend geraakt door licht en wel in een bepaalde richting. Daardoor worden kleinste delen, door lichtdruk versneld, voortgeschoten in de ruimte en wij vinden hier dan verschillende sporen van primitieve elementen. Wanneer zo'n element nu een zon bereikt b.v., dan wordt daardoor het verbrandingsproces van die zon gewijzigd. Die wijziging kan soms zo erg zijn, dat een nova ontstaat, dat dus een plotselinge uitbarsting een héél zonnestelsel vernietigt. Het kan echter ook zijn, dat zij alleen op de eigen elektrostatische verhoudingen (in een zon is n.l. een zeer behoorlijke elektrostatische lading t.o.v. de omgeving) plus de magnetische wervelingen, die zich daarin voordoen, van invloed is. Het verbrandingsproces verandert iets, wordt iets getemperd, iets gestimuleerd; hierdoor verandert de straling, die zo'n zon afgeeft. De reflex van de planeten verandert. De loop van hun banen kan zelfs lichtelijk veranderen. Het resultaat is, dat zo'n bepaalde stroom dus alles, wat er door komt in de eerste plaats een aparte - laat ik zeggen - bijsmaak verleent, een aparte geur, U weet wel, men kan lucht blazen door een ruimte, waarin parfum is. Komt het er aan de andere kant uit, dan ruikt men dat. Nu is dat natuurlijk niet iets, wat U ruiken kunt, het is cosmische straling in verband staande met bepaalde kosmische afvaldeeltjes zelfs, die aan de buitenkant van de atmosfeer van de aarde ook zijn. Maar in ieder geval alles bij elkaar is dit voldoende om een sterke indruk uit te oefenen op de organismen van de mens, dier en plant. Wanneer zo'n periode begint heeft men berekend, staat er een sterrenbeeld zo en zo. Wij ontdekken, dat die invloeden periodiek voorkomen, naarmate de aarde zich rond de zon beweegt. Dus de stand t.o.v. de zon is mede bepalend voor wat er hier op aarde eigenlijk zo'n beetje gebeurt, welke invloed daar heerst. Nu heeft men gezegd; wanneer de zon zich gaat bewegen en in een bepaald deel komt, zodat dat overheersende invloed heeft, dan zal die invloed natuurlijk versterkt worden. Wat ik U hier vertel over die cosmische stromingen, weet men misschien nog niet. Maar als ze een jaar of 4 5 gelegenheid hebben gehad om de omstandigheden aan de uiterste grens van de stratosfeer, of zelfs - zoals zij dat noemen - in de ruimte te onderzoeken, dan zullen wij wel ontdekken, dat dit heel aardig klopt. Hierdoor is mens gekomen tot het nemen van sterrenbeelden. Die sterrengroeperingen betekenen dus eigenlijk richtingaanwijzers in de ruimte. Het is een plaatsbepaling in werkelijkheid. Uit die richting komt dat en dat. De sterrenbeelden zelf hebben er niets mee te doen. Dat men tegenwoordig Aquarius zegt, nu ja, dat komt, omdat deze manier van die richting aangeven nu op het ogenblik het meest populair is. De Chinezen hebben er een andere aanduiding voor. De oude Perzen hadden ook weer andere aanduidingen. In Griekenland had men weer een andere nomenclatuur. Ik bedoel: dat is maar een naam, dat Aquariustijdperk. U moet dus begrijpen: het gaat hier niet om een naam, of om een geest of een God, die daar invloed krijgt. Het is een toestand, die verandert, waarbij zon en aarde mee betrokken worden in een nieuwe werking. De nieuwe werkingen hebben een invloed o.a. op lucht-elektriciteit; o.a. op vochtigheidsgehalte, aardtemperatuur, maar ook op het doordringen van cosmische straling en daarmee het ontstaan van varianten in genetische waarden, Ja, zelfs de evenwichten in de mens, zijn secreties, zijn haargroei, zijn lichaamsbouw ondergaat hiervan mede een invloed. U heeft mij gevraagd; wanneer begint dat Aquariustijdperk? Het Aquariustijdperk begint ongeveer over een jaar of tien, twaalf dan, volgens de meest geldende berekeningen. In feite is de invloed van Aquarius reeds sterk toenemend in de laatste 100 jaar. Die periode kent nu nog de afnemende invloed dus van het vorige sterrenbeeld. Wij zitten a.h.w. tussen 2 punten in. Dat maakt het juist zo moeilijk. Twee gelijksoortige invloeden scheppen tegenstellingen. Die tegenstellingen openbaren zich in strijd, oorlog, onevenwichtigheden, rampen op de wereld enz. Het openbaart zich verder in een grotere intensiteit en periodiciteit van zonnevlekken en een aanmerkelijke verandering en vergroting van de corona van de zon b.v. Die periode beleeft U op het ogenblik, maar het gaat wel weer de goede kant uit. In zo'n periode komen een aantal crisisjaren voor. Dat zijn de jaren, waarin de invloed van de één óf de ander bijzonder groot is. - De baan van de zon is niet volkomen recht en ook de aarde zelf draait excentrisch -. De invloed van één der dier beelden is dan bijzonder groot, maar het andere beeld is wassend in invloed. Dat gaat steeds toenemen met zijn drang. Het resultaat, dat zo'n jaar dan een korte terugval kan betekenen op oude waarden; daarna een strijd, om daar dan de nieuwe waarden weer enigszins te condoliseren, DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK 7
Orde der Verdraagzamen Maar pas wanneer zo'n andere stroom - laten wij zeggen, dat wij het voorstellen met een koolstof - en waterstof stroom. Wanneer de waterstofstroom helemaal uit de buurt is en de koolstof stroom overheerst (koolzuurstroom, noemt U maar een naam, ik geef het alleen maar een naampje? voor mijn part is het helium ) alles daardoor wordt gefilterd, dan is die tegenstrijdigheid weggevallen. Zolang die samenwerken is er strijd. Wanneer U mij vraagt; wat betekent dus het Aquariustijdperk, dan kunnen wij zeggen; het is een wijze van aanduiden, dat esoterisch en ook astrologisch een nieuwe fase van veranderingen op de wereld is aangebroken. Men kan dat precies astronomisch berekenen, hoeveel tijd men daar nodig heeft om er door te gaan. Dat kunt U nauwkeuriger in een boek vinden, dan dat ik het U vertellen kan. Ik kan U natuurlijk erop wijzen, dat er steeds weer tijdperken zijn van ongeveer een 1400, 1500 jaar, waarin men komt van bijna gelijk tot bijna gelijk punt historisch, waarna dan een nieuwe ontwikkeling begint, die hoger ligt, sterker georganiseerd is, a.h.w. glorierijker, voller is dan de vorige, maar die dan toch weer eindigt met een soortgelijke of iets hoger liggend eindpunt, U kunt dus zeggen: het is eigenlijk een brug, die zo gaat ( het medium beschrijft halve bogen met de punten naar beneden gericht ) maar steeds iets hoger. Zo werkt langzaam maar zeker de mens zich toch wel tot een bepaalde hoogte op. Het Aquariustijdperk is, of beter; de periode, die daarvoor staat, een tijd, waarin in de mens de geestelijke tendensen sterker boven komen. Zoals U weet, er zijn tijden, dat iedereen naar waarzeggers loopt, of naar de kerk gaat. Er zijn tijden, dat niemand aan een waarzegger gelooft en niemand haar de kerk gaat. Zo'n periode dus, die primitief; gezien betekent "gaan naar de waarzegger en naar de kerk" is aangebroken. En wel zó, dat dit aspect het meest beïnvloede zal zijn én het meest beïnvloedende in de samenleving. Nu leert de ervaring ons, dat wij - gaan wij werkelijk aan die dingen geloven - of komen tot een cynisme, dat verwerpt, of - blijft de tendens aanhouden zoeken naar een redelijke verklaring. Wij zoeken werkelijk naar een verklaring, die voor ons het mogelijk maakt, dit geheimzinnige, of occulte, of hoe U het noemen wilt, te benaderen. Dit is een kenteken van dit komende tijdperk. Het betekent dus, dat geestelijke belangen meer en meer worden gesteld boven stoffelijke. U kunt er vandaag aan de dag al heel aardig wat uit zien. Vroeger werd de oorlog gevoerd om winst, hetzij economisch, of direct door het maken van buit. Tegenwoordig voert men oorlog om ideeën, om macht in de eerste plaats en komen de andere belangen steeds verder achterop. Waren ongeveer een 40 jaar geleden oorlogen nog een kwestie, waarbij munitiefabrikanten en wapenfabrikanten zeer sterk meespraken, tegenwoordig wordt er een zodanige winstbeteugeling toegepast, dat dergelijke fabrikanten geen reden meer hebben om oorlog te wensen. Zij willen veel liever een gewapende vrede. Dat is voor hen veel voordeliger. Toch zijn er steeds weer oorlogen, is er steeds weer strijd. Reden: de mens gaat strijden voor andere dan direct stoffelijke voordelen. Nu komt er natuurlijk een periode, waarin ook de strijd als te materialistisch tijdelijk terzijde wordt gesteld. Dat duurt nog wel enige honderd jaren. Rekenen wij zo'n tijdperk 2100 jaar, ik geloof, dat het 2272 is, dan krijgen wij natuurlijk een middenperiode, dat is een gouden tijdperk. Daarin is alle tegenstelling weggevaagd. Zodra wij weer wat verder naar de andere kant komen, krijgen wij weer reeds de nieuwe invloed, die sterker en sterker wordt, een hervorming en een omvorming teweeg brengt. Wat wij voor de wereld mogen verwachten hiervan, gezien de ogenblikkelijke toestand der dingen, moet ik enig voorbehoud in acht nemen. Er zijn nog enkele kritieke jaren te beleven, Volgend jaar, 1966, 1972. Wanneer men daar redelijk doorheen komt, dan voorzie ik een maatschappij, die in staat is alles ten volle te produceren, wat zij wenst, maar vanuit sterk gemechaniseerde levensidealen en levenswijze terug zal gaan naar de eenvoud, een zeer grote tijd voor geestelijke onderzoekingen, wetenschappelijke onderzoekingen terzijde zal stellen, grote resultaten zal kunnen bereiken op elk gebied van techniek en geneeskunde, maar dit alles steeds weer zal baseren op een wetenschappelijke filosofie en zo kan komen tot een kennis omtrent werelden en toestanden, die tot voor kort onmogelijk werden geacht. Een voorloper daarvan kunnen wij zien in b.v. Einstein en verschillende van de andere grote denkers en mathematici, die op het ogenblik a.h.w. filosofisch redenerend, hun filosofieën omzettende in vormen en formules, die aangepast kunnen worden bij de werkelijkheid, berekeningen maken omtrent in hun gedachten ontstane denkbeelden, schijnbaar denkbeeldige toestanden, die door middel van de berekening een mogelijkheid tot realisering bieden. Dus een uitbreiding van het perceptievermogen van de mens. De omstandigheden 8 DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
lijken mij verder gunstig voor een aanmerkelijke vergroting van de hersencapaciteit van de mens en als resultaat daarvan waarschijnlijk bepaalde kleinere mutaties, waarbij ik aanneem, dat b.v. telepathie sterker ontwikkeld zal worden, dat de reactiesnelheid van de mens aanmerkelijk nog zal worden verhoogd. Aan de andere kant daarentegen de lichaamsgroei volgens Uw opvattingen wat minder mooi wordt. Ik zou haast zeggen; wat magerder, wat simpeler, (gemompel in de zaal). Ja, neemt U mij niet kwalijk. Daar lacht iemand, die denkt; Mager, dat vinden wij toch tegenwoordig ook mooi? Dat ligt er maar aan, hoe mager. Maar ik bedoel brandhout, of talhoutmager. Dus ongeveer het Saturnustype? Ja, een klein tikje zo. Er zit wel iets in. Wanneer wij dit dan goed overwegen, dan zien wij verder, dat geestelijke belangen op de voorgrond komen. Wij kunnen dus verwachten, dat wanneer deze periode goed aan de gang is over ongeveer 4 a 500 jaar - de belangstelling voor de techniek, die in het begin een grote beschaving opbouwt, zal zakken. Men zal technisch ongeveer op gelijk peil blijven, langzaam verminderen. Maar aan de technische kwaliteiten van deze eeuwen en de daarop volgende voldoende hebben om nog een lange periode van rust, van vrede, zonder veel voor- of achteruitgang op stoffelijk gebied, te handhaven. Op de duur zal een stoffelijke verarming optreden, waar alle interesse voor het geestelijke langzaam maar zeker betekent; armoede in het stoffelijke. In die periode zal weer een verzet komen. De eersten, die zich weer tot het materialisme wenden, zijn degenen van het volgende tijdperk. Dit tijdperk houdt in, dat degene, die in of voor deze periode een geestelijke rijpheid bereikt hebben, dat i.v.m. karma- of reïncarnatietheorie, niet meer op deze aarde zullen terugkeren. Het is dus de beëindiging tevens van de levenscyclus voor zeer velen, die men dan "oude geesten" noemt. Dat zijn degenen, die zijn blijven zitten in de school van het leven dus. Ja, dan geloof ik, dat ik eigenlijk zo'n beetje alles er over heb gezegd. Maar als u over dit onderwerp vragen wilt stellen wil ik u met alle genoegen nog verder te woord staan. U had het over verandering van het genus in deze tijd. Kunt u een vergelijking trekken tussen het genus van de vorige tijd en van het a.s. Aquariustijdperk? Het vóórtijdperk richtte zich niet zozeer op de materie, als wel op de persoonlijkheid. D.w.z., dat persoonlijke kracht, persoonlijke moed en zo, zeer sterk bepalend waren voor de waarderingen in de wereld en meer golden dan goederen. Zo zal in de toekomst geestelijke grootheid veel belangrijker zijn dan iets anders. Vroeger was de bouw van de mens, het uiterlijk van de mens, het vertoon, dat hij maakte, van het allergrootste belang voor zijn plaats in de maatschappij. Deze waarden zullen in de Aquariusperiode betekenen; een verwijdering van de gemeenschap. Een ieder, die uiterlijk vertoon maakt, zal worden geminacht. De zenuwen van de vroegere mensen en dat kunnen zij zelfs nog zeggen in het Romeinse tijdperk - wij hoeven niet eens zo ver terug te gaan - waren wel zeer grof. Deze grofheid vinden wij in mindere mate b.v. weer in 1500 ongeveer. Op het ogenblik is het zenuwstelsel van de mens weer gevoeliger en fijner geworden - zij het dan ook, dat het gedeeltelijk verdoofd wordt door overbelasting -. Het Aquariustijdperk ziet een nog veel verfijnder zenuwstelsel, met groter gevoel nog voor pijn, maar ook een scherper perceptie en daardoor grotere vreugde. Een veel sterker emotioneel type, dat echter redelijk en daardoor beheerster is dan heden ten dage en zeker beheerster dan vroeger. Dan; vroeger waren de fantasie, het voorstellingsvermogen zeer grote waarden in de wereld. Zij fantaseerden er op los, vaak zonder enige reden b.v. Een ridder ging op stap. Hij liep toevallig tegen een schaap aan. Het beest viel om. Dan vertelde hij, dat hij een tovenaar had verslagen, die hem in een schaapsvacht tegemoet gesprongen kwam. Dat soort dingen werd vroeger geaccepteerd, dat werd tamelijk redelijk aanvaard, daar geloofde men wat in. Men maakte dus gebruik van deze fantasieën om soms tot aanzien te komen. Dergelijke dingen zullen weer voorkomen in het Aquariustijdperk, met één verschil. Dat het nu niet meer zal gaan om een fictieve waarde, die het schaap precies op de weg van de ridder doet komen, maar het gaat om een cosmische waarde, die deze twee wezens op dat moment samenbrengt. Ook hier zal men vooral in het begin zeer veel verhalen zien van een zuiver speculatief karakter. Verder overeenkomst tussen de oude tijd - het vorige geslacht - en het komende geslacht. Vroeger grote trots in handwerkschap, een zoeken naar originaliteit en een vaste waardering voor een groot aantal kleuren, metalen. stoffen, die speciaal pasten bij bepaalde rang of stand. Dit zelfde principe zal men in de toekomst weer zien, met dien DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK 9
Orde der Verdraagzamen verstande, dat het handwerk alleen dan waarde heeft, wanneer het naast de gebruikswaarde een symbolische heeft en zo gelijktijdig de beschouwer een geestelijk idee schenkt en een stoffelijk gebruiksvoorwerp. Fabricage en massaproductie zal waarschijnlijk al zeer snel afnemen - behalve voor wat men dan de levensnood- zakelijkheden noemt - (Dat is heel wat meer, dan U op het ogenblik zo noemt), maar behalve voor die levensnoodzakelijkheden zal men dan handwerk verlangen en een verachting hebben voor het massaproduct. Er moet dus gebruikswaarde en idee inzitten. En wel een voor elk voorwerp en elke persoon afzonderlijk juist gevonden idee, mee verwerkt in lijn enz. Wij hadden in de jaren 1500, 1600 en 1700 bij deze materialistische ingestelde mens toch een zeer grote bloei gekregen, zoals Goethe,Schiller, in de letteren, in de muziek enz. Was dit bedoeld als tegenwicht op dit materialistisch denken? Het is het resultaat ervan. Wij moeten niet vergeten, dat in de materialistische denkwijze, de esoterische wijsbegeerte wel eigenaardige vormen aanneemt, maar het blijft voortbestaan. De alchemist zoekt naar goud en naar de Steen der Wijzen, maar hij baseert dit op Oosterse wetenschap - ondanks de dwaasheden, die hij verder uithaalt -. Zo is een Goethe b.v. zeer zeker in vele opzichten een materialist, ook al zou men dat uit zijn werken niet zeggen. Maar zijn filosofieën zijn gebaseerd op de geheime waarden, die in zijn persoonlijk leven maar heel zelden naar voren komen. Wanneer wij op het ogenblik de wereld in grote bewondering zien opstaren naar Bach, dan denken wij wel eens een keertje aan het gezin Bach en het rommeltje, dat daar was, terwijl Papa er slordiger bijzat dan menig hedendaagse huisvader. Die juist door zijn ergernis vaak een variant maakte, die men tegenwoordig als origineel bewondert. Men zegt: grote schilderkunst. Inderdaad. Maar een naturalistische weergave. Zo kunt U dus zien, dat hier wel degelijk van materialisme sprake is. Maar dat de geestelijke waarden, ook in het materialisme een - zij het materialistische - uitdrukking gaat zoeken. Een materialistisch beeld, nietwaar? In de toekomst zal het precies omgekeerd zijn. Dan zal het materialisme een nevenverschijnsel zijn van het geestelijk streven. Dus het geestelijk streven in de door U genoemde tijd een nevenverschijnsel was van materiële zorg, U had het over perioden van 1500 jaar, waarin éénzelfde toestand op een iets hoger niveau weer optrad, terwijl U de cosmische maand schat op 2272 jaar. Doorkruisen deze perioden elkaar dan? Niet geheel. Want u kunt die 2272 verdelen in 3 x 750 en zoveel. Twee van die perioden zijn dan zo'n cyclus. Nu ligt één zo'n cyclus in het midden a.h.w. Zij liggen 700 jaar in het midden en dan is hier een overgangsperiode en daar is een overgangsperiode. Van dit punt naar dat punt geeft de gelijke toestand, van dit punt naar dat punt geeft de gelijke toestand. Nu, dan geloof ik, vrienden, dat U op het ogenblik kunt gaan pauzeren. Ik hoop, dat het onderwerp naar Uw genoegen behandeld is. Ik heb er in ieder geval zoveel over gezegd, als ik durfde te zeggen, mij baserende op datgene, wat ik er over weet. Goeden avond. o-o-o-o-o Goeden avond, vrienden, Vragenrubriek. Antwoord op vragen, mits niet persoonlijk, wordt door ons gegeven zover kennis daarvoor bereikbaar is. Eerste vraag, Zal men, wanneer men tot zekere hoogte van bewustwording is gekomen, daar bij latere reïncarnatie nog iets van merken? Toont men dan als kind reeds een bewustzijn, of openbaart dit zich eerst op rijpere leeftijd? Bestaat de mogelijkheid, dat het teniet wordt gedaan door invloeden van buitenaf? Of is de geest dan zo sterk, dat dit niet mogelijk is? Bewustzijn en dus ook bewustwording in de geestelijke zin van het woord, is een functie van de geest. Het kan dus niet verloren gaan door de dood en zal in elke volgende reïncarnatie weer tot uiting kunnen komen. De bewustwording leidt tot een bewustzijn van eigen toestand. Hierdoor zal de juiste keuze worden gedaan ten opzichte van tijd, plaats en punt van incarnatie. In de incarnatie zal het bewustzijn echter meestal niet tot uiting komen, vóórdat er sprake is van zekere stoffelijke vorming. Ik wil niet zeggen, rijpere of latere leeftijd. Maar over het algemeen vindt de eerste bewustwording van geestelijke bewustzijnswaarden plaats, wanneer het lichaam reeds of bijna reeds volgroeid is. Voor die tijd kunnen zich wel enkele aspecten der geestelijke eigenschappen reeds openbaren, mits hiervoor het juiste lichaam 10 DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
werd gekozen. Het kind kan dus onder omstandigheden een deel van het geestelijk bewustzijn reeds vroeg openbaren. Zelden echter het geheel. Bewustzijn gaat echter niet verloren, maar blijft ten allen tijd bestaan. Het kan stoffelijk geheel geopenbaard worden, wanneer de geest zo ver bewust is dat hij zich een lichaam kan kiezen, dat geheel in evenwicht en harmonie is met het geestelijk streven, dat de geest terug voert tot het stoffelijk bestaan. U zegt: juist kiezen. Er kan dus verkeerd gekozen worden? Inderdaad, Anders zou ik deze opmerking niet gemaakt hebben. De mogelijkheid bestaat n.l, dat men ofwel zichzelve, ofwel stoffelijke waarden verkeerdelijk waardeert en daardoor in stoffelijke omstandigheden komt te verkeren, waar de geest zich niet harmonisch mee kan gevoelen. Hierdoor ontstaat dan een innerlijke strijd, waardoor uiterlijk de bewustzijnswaarden niet tot uiting komen. Verder wordt bewustzijn verkregen en behouden en zo nodig zelfs vergroot; om dus nog eens heel duidelijk te zijn; uiterlijke omstandigheden kunnen het bewustzijn niet te niet doen. Zij kunnen wel de uiting daarvan belemmeren, of zelfs gedurende enige tijd geheel voorkomen. Krijgt men dan hulp om die verkeerde keuze te voorkomen? Men krijgt daar helemaal geen hulp bij in die zin. Men heeft de mogelijkheid om in een bepaalde tijd op een bepaald punt te incarneren. Er zijn meerdere mogelijkheden. Gedreven door eigen ongeduld kan men b.v. te vroeg incarneren, soms in een "fout" lichaam, omdat op het ogenblik geen "beter" lichaam beschikbaar is. Men kan natuurlijk zich altijd om raad tot anderen wenden. Maar het feit der incarnatie zelve, het zich wenden tot een wordend en ter beschikking komend lichaam, is een kwestie, die wordt beslist door de geest zelve. Het wordt geheel aan eigen krachten en oordeel over gelaten. Dit geldt alleen voor alle bewuste geest. Niet voor de onbewuste geest, die hierin door anderen leiding ontvangt. Hoe zit het dan met een 7-maand kindje? Keuze is conceptie heb ik begrepen. Ook astrologisch heb ik dat nooit goed begrepen. Astrologische vaststelling is gebaseerd op invloeden en niet op het een bepaalde tijd in het moederlichaam bestaan. Een te vroeg geboren kind kan incarnerende wel geen of te weinig aandacht geschonken hebben aan de omstandigheden, die er toe zullen leiden. Ofschoon deze invloeden door de geest redelijk te beredeneren en van te voren te overschouwen zijn. Het is dus niet noodzakelijk, dat de geest dit zo gekozen heeft. Er zijn omstandigheden, waarbij alleen reeds de tijd van eenheid met de moeder voldoende is om het gewenste bewustzijn te verwerven. In een dergelijk geval kan men zelfs te maken krijgen met een kind} dat dood geboren wordt, terwijl de geest dan toch reeds voldoende vruchten van het leven heeft geplukt. Hier zijn dus wel zeer vele mogelijkheden. Kan het leven van de moeder dan invloed hebben op het bewustzijn van de geest ook ten nadele? Neen, Het laatste is practisch onmogelijk. Het bewustzijn is geestelijk en kan niet worden veranderd door enkele stoffelijke omstandigheden, die optreden in het moederlichaam. Tenzij natuurlijk de gehele ervaringsbehoefte gericht is op deze ervaringen, terwijl men gebonden is aan de stofwereld en gelijktijdig beperkt is is in ervaring ten opzichte van de wereld van de geest. Dit is de enige omstandigheid, waarbij het bewustzijn van de geest in het moederlichaam zodanig kan veranderen, dat het voor de geest werkelijk meetelt, nuttig is voor het verdere leven. Hoe komt heb dan, dat men zich dan van deze dingen niets herinnert? Heel eenvoudig. Men heeft zoveel andere dingen, die de aandacht vragen, dat men geen tijd heeft hierover, of over vroegere incarnaties te denken voor de herinnering hieraan al zeer verzwak, of stoffelijk geheel teloor is gegaan. Zoiets als de melk, die U had opgezet, toen er visite kwam. U geraakte in druk gesprek en toen U terug kwam in de keuken was de melk een bruine korst. U had het helemaal vergeten. Zo vergeet U ook de vorige incarnatie, omdat vooral de jeugdjaren, die hierbij het meeste tellen voor U, een buitengewoon grote reeks van indrukken geven, die eerst moeten worden verwerkt. Daarna komt weer de strijd, om het dagelijks bestaan. Begint men er dan eenmaal over te denken, dan heeft men het reeds zolang vergeten, dat de geest deze gegevens niet ineens weer ter beschikking van het stoffelijk bewustzijn kan stellen. Soms kan men via het onderbewustzijn toch wel iets hiervan terug vinden, maar indrukken gebaseerd op huidig stoffelijk bestaan en waarden zullen dan toch het werkelijke beeld vertroebelen. Dit is goed, anders zouden vorige levens een te sterke invloed DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK 11
Orde der Verdraagzamen uitoefenen op het huidige leven, waar men dan geneigd zou kunnen zijn zich te veel te houden aan vroegere waarden en vroeger geleerde wetten, waardoor geen verdere en nieuwe bewustwordingen mogelijk zouden worden voor de geest. Eén der sprekers, sprekende over de huidige toestand, heeft de volgende uitdrukking gebezigd; Gezien de thans heersende negatieve tendensen enz. Wat bedoelt hij hiermede? Hiermede wordt bedoeld, dat men op het ogenblik niet geneigd is te bouwen, maar eerder bij anderen wil breken, terwijl men gelijktijdig het bij het "IK" bestaande wil handhaven. Een negatieve tendens kan ook zijn het zuiver persoonlijk, maar niet in samenwerking opbouwen. Wanneer een men of een bepaalde groep voordelen voor zichzelve vraagt ten koste van anderen en geen rekening houdt met de moeilijkheden, die daardoor zouden kunnen ontstaan, noemen wij dit een negatieve tendens, waar het hier tegen over het geheel der mensheid een brekend werk wordt verricht. Wanneer men meent politiek b.v. blind te mogen zijn voor bepaalde beschouwingen, opvattingen en gebeurtenissen, omdat deze niet passen in de kraam van degenen, die een bepaald ideaal nastreven, noem ik dit evenzeer een negatieve tendens. Wanneer een communist probeert zijn eigen leringen als onfeilbaar voor te stellen, ondanks het feit, dat de uitwerking van verschillende van deze instellingen, vooral in bolsjewistische zin, in Rusland negatief ten uiting zijn gekomen, dan is dit ook een negatieve tendens, omdat men daden niet, of verkeerd verricht en probeert daar dan maar woorden voor in de plaats te geven. Dit is in de wereld op het ogenblik zeer sterk. Niet alleen in de landen, waar de vrijheid der enkelingen werd weggenomen, maar ook elders én bij de gewone burgers. Als ik U te vlug spreek, dan zegt U het maar. Dan spreek ik iets langzamer. (Ja). Enkelen,die dit niet kunnen volgen? Kort gezegd, dan: Een negatieve tendens is elke tendens van handelen en denken, die fictieve, ofwel persoonlijke waarden stelt boven de reëel algemene toestand. Dat is dan kort gezegd. De rest moet U maar eens nalezen, of van anderen horen nog. Hoe komt het, dat edelstenen ongeluk aanbrengen? B.v. "de Hope". Edelstenen kunnen ongeluk aanbrengen, omdat zij krachtens hun structuur vatbaar zijn voor bepaalde trillingen van het menselijk denken. Wanneer een edelsteen voortdurend wordt omgeven door begeerten, wanneer zij - vaak hierdoor al - steeds weer in verband komt met ongeluk, diefstal en moord, dan zullen deze eigenschappen als gedachtekrachten op de edelsteen worden afgedrukt. Een persoon, die hiervoor gevoelig is, verkeert dan onder de indruk hiervan zolang hij of zij deze edelsteen in de nabijheid heeft of draagt. Wanneer de steen verder weg wordt geborgen is de invloed meestal gebroken, ondanks hetgeen men op grond van toeval, of uitzonderingsgevallen hierover vaak beweert. Het is hier dus vooral een gedachteracht, die innerlijke onzekerheid schept, hierdoor aanleiding geeft tot aarzelend, verkeerd of onoordeelkundig handelen, terwijl de begeerten bij anderen gewekt door de steen voor de bezitter natuurlijk nog bovendien grote gevaren met zich mede kunnen brengen. Speelt het begeren van de mens dan een hoofdrol? Ja. Het begeren van de mens speelt hier wel een hoofdrol, maar in dit geval toch niet de enige hoofdrol. De werkelijke hoofdrol wordt gespeeld door de edelsteen zelve, die krachtens haar structuur in staat is tot het scherp opnemen van begeerten en onrusttendensen en deze uitstraalt naar degenen, die weer in onmiddellijk contact staan met deze steen. Zij brengen dan dus niet alleen hun bezitters ongeluk aan, maar practisch iedere sensitieve persoon, die in de omgeving is. Is iedereen daar dan gevoelig voor? Niet iedereen, maar de meeste mensen toch wel. Hoe zal het conflict Egypte - Israël zich toespitsen? Hadden de staten wel het recht dit land aan de Arabieren te ontnemen? Hier kan ik U alleen mijn eigen inzichten geven. M.i. hebben de staten het recht dit land aan de Arabieren te ontnemen, waar zij voor deze Arabieren konden zorgen en volgens de oorspronkelijke verdragen aan deze Arabieren de gelegenheid zou worden geboden, om - zelfs in verbeterde omstandigheden – hun bestaan binnen de landsgrenzen voort te zetten. Waar uiteindelijk geschillen tussen Joden en Arabieren zijn gerezen: onteigeningen, onrechtvaardige strevingen, onderdrukking van Arabische minderheden in bepaalde gebieden etc. hadden m.i. de staten in moeten grijpen om de rechten der arabieren te waarborgen. Waar dit niet is gebeurd, acht ik dit een ernstige verantwoordelijkheid van alle staten, die mede voor het aanzijn komen van Israël als zelfstandige Joodse staat aansprakelijk waren.
12
DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
Verder kunnen wij opmerken, dat de politiek, die tegen de Joden wordt gevoerd, niet alleen tegen hen is gericht, maar tegen de Joden, al de vertegenwoordiger van de Westerse, merendeels koloniale machten. Deze worden zeer sterk gehaat door alle koloniale en vroeger koloniale gebieden. De houding van de Brit tegenover de inboorlingen is daarvan zeker niet vreemd. Ik meen, dat het zich voorlopig zal blijven bepalen tot kleinere gewelddadigheden, zonder tot directe oorlogshandelingen te komen. Toch zullen er heel wat slachtoffers vallen. Ook deze avond is er weer een kleinere gewelddadigheid gepleegd van Egyptische zijde. Wat is de sneeuwman voor een wezen? De verschrikkelijke sneeuwman. Er bestaan verschillende wezens, die zo worden genoemd. De één is een zoolganger. Beer. Deze behoort dus voor ons niet tot hetgeen wij zelve onder de sneeuwman willen verstaan. Het tweede type is een verwilderd wezen van oorspronkelijk menselijke oorsprong. Het heeft door het klimaat een harige pels gekregen, beweegt zich redelijk en overlegd en voedt zich voornamelijk door jacht. Dus geen planteneter. Schedel wijkt af van de menselijke door een laag voorhoofd. Puntig achterhoofd, dat doet denken aan bepaalde Egyptische beelden. Heeft het rede? Ja, maar dat hebben haast alle wezens. Waar komt hij voor? Hoofdzakelijk in de zoutwoestijnen, die ten westen van Tibet liggen. Komt ook schaars voor in bepaalde delen van het Krakorumgebergte, ofschoon steeds minder. Oorspronkelijk zijn het afstammelingen van primitieve stammen, die door de strijd in de Gobi in de bergen werden terug gedrongen en daar in vele honderden jaren volkomen vervallen zijn door o.a. inteelt. Ik heb het hier over de aapachtige, niet over de beerachtige sneeuwman. De laatste heeft een niet zozeer uitgesproken teenvorm, daarentegen scherpere en langere nagels. Niet zo groot. Andere vorm van kop. De mensen hebben hen wel eens gezien, maar de Sherpa's zijn over het algemeen niet erg gesteld op de verschrikkelijke sneeuwman. Sherpa's zijn de gidsen en reisleiders, die in de bergen het meeste lopen, werken en jagen. De boerenbevolking houdt zich nog veel meer afzijdig. Wanneer men daar een sneeuwman meent te zien, begint men onmiddellijk met veel lawaai een bezwering te houden, waarvoor de sneeuwman zich dan ook onmiddellijk terug trekt. Voor het lawaai. Het zijn, al zijn zij dan ook wel gezien, zeer moeilijk zijn dit wezen te benaderen. Op hulp van de inwoners van het land behoeft men niet te rekenen, waar dezen een afschuw hebben voor het wezen, dat hen zo zeer in vorm gelijk komt. Zij zien hen als zeer machtig en demonisch. Ook al om de grote spierkracht, die deze wezens bezitten. Waarom zoekt de geest in de stof bewustwording? (Onduidelijk). Er zijn twee cycli, die de totale ontwikkeling binnen het Goddelijke zover als wij deze kunnen overzien, gezamenlijk tot stand brengen. De één is geest, de ander is stof. Geest is bewustzijn. Bewustzijn zoekt vorm om zichzelf te kunnen realiseren, wat in het "IK" leeft. Stof daarentegen is vorm, die zichzelve zoveel mogelijk gelijkvormig in stand' tracht te houden om zo tot een zo goed mogelijke realisatie van eigen innerlijke structuur te kunnen komen. Wanneer de geest dus tracht zichzelve te realiseren in de stof, schept zij voor zichzelve een wereld van onveranderlijke waarden, waarin zij door moeite en arbeid zich uit, zichzelve haar innerlijke waarden realiserende door schepping. Scheppen in de materie betekent voor haat een uiting van haar wezen en dus ook een realisatie van de waarden, die in haar schuilen. Zo kan zij een - beter inzicht krijgen in haar wezen, haar geestelijk bereik vergroten, zelfs het totaal geestelijk bereik leren overschrijden en zo iets gaan begrijpen van de grondwaarde, die schuilt achter stof en geest, die wij God noemen. Ik zal het nog wel eens nalezen. Niet verstaan? Ik zal het langzamer herhalen. Twee grondvormen, die voor ons het Al opbouwen; Stof en Geest, Ziel is onkenbaar. Stof en geest zijn beiden realiseerbaar. Stof is vormbehoudend en tracht zich in de vorm de structuur schuilend achter de vorm te realiseren. Geest daarentegen draagt in zich de gedachte, die pas geheel te realiseren is, wanneer zij volledig buiten het "IK" wordt geprojecteerd. Deze zó te projecteren, dat ervaring met anderen objectief kunnen worden vergeleken, is voor haar slechts mogelijk binnen de stof. Zij komt in de stof om zichzelve daarin scheppend te uiten en zo een realisatie te vinden van de krachten, die in haar zelve leven. Zo tracht zij te komen tot een hogere bewustwording. Zo is het dan DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK 13
Orde der Verdraagzamen wel iets korter, maar naar ik hoop, langzamer en begrijpelijker. Leest U het verder zo mogelijk na en U zult zien, dat het heus goed in elkaar zit. Waarom is de Rooms-Katholieke kerk zo onverdraagzaam, o.a. in sommige ZuidAmerikaanse staten? Omdat zodra een levensbeschouwing tot godsdienst wordt, hieraan bepaalde machtsfactoren moeten worden verbonden. Een kerk als deze bestaat krachtens het gezag, dat zij heeft, zowel over haar leden als haar priesters. Het gezag o.a. van haar priesters, kan zij alleen handhaven, wanneer ook het wereldlijk gezag dit erkent in de landen, waarin zij werkzaam is. Zodra haar gezag wordt aangetast en gekleineerd door een dergelijke staat, acht zij dus veiligheid en zekerheid van haar geloof aangetast, terwijl zij het juist als haar zending beschouwt alle mensen te brengen onder haar banier, tot haar geloof. Zo is zij aan zichzelve verplicht zonodig door politieke strijd, of zelfs met soldaten en geweld de wereld te bekeren en zich te wenden tegen elk werelds bestuur, dat reëel of schijnbaar haar gezag aantast. Zij predikt naastenliefde, geen verdraagzaamheid. Dat prediken wij. De vorm van naastenliefde, die door vele Christelijke kerken en genootschappen wordt beleden luidt ongeveer als volgt; "Kom, mijn vriend, ik wil je ziel redden voor de hel. Kom bij ons in de kerk, of ik sla je dood. Dan kun je in ieder geval gaan kwaad meer doen." Dat is natuurlijk ietwat overdreven, maar tekent de opvattingen, die op dit gebied nogal eens bestaan. Wanneer men begrijpt, dat naastenliefde eigenlijk betekent, dat men de naaste volledig vrijlaat, doch hem met geheel het vermogen dient en tracht te leiden tot bewustwording, zonder enige dwang, zal er van werkelijk Christelijke naastenliefde sprake zijn. In een dergelijk geval heeft echter een dogmatische kerk geen zin meer. Maar dan mogen zij zich toch eigenlijk niet Christelijk noemen? Binnenkort zult U heel veel mensen zien, die zich Sint Nicolaas noemen. Zij hebben daarop ook geen recht. Toch worden zij gedurende een bepaalde periode als zodanig geaccepteerd. Het begrip Christelijk is tegenwoordig meer met kerken verknoopt dan met de leerstellingen van Jezus Christus Zelve. Men beroept zich wel op de uitspraak; "Dwingt ze om in te gaan". Is dat een foute interpretatie van de Discipelen geweest, of was dat werkelijk zo bedoeld? Spreuk, zowel als interpretatie stammen van Paulus, niet van Jezus. Hierover is later verwarring ontstaan. Overigens heeft Paulus wel meer vreemde dingen gedaan. Hij heeft o.a. in het begin eens een gemeenschap willen dwingen om eerst de Joodse besnijdenis te ondergaan, vóór hij hen als Christenen wilde erkennen. Dit werd na een bespreking met anderen, waaronder Andreas en Simon herroepen. Er is door Jezus nooit gesproken! "Dwingt hen om in te gaan". Wel heeft Hij gezegd: "Leidt hen, tot zij ingaan". Dat is heel iets anders dan; dwingt hen! Wanneer men iemand dwingt tot ingaan, vernietigt men de waarden, die in de mens zelve leven. U heeft het vanavond, men heeft het over reuzenmensen gehad. Zij leefden in de begintijd van het mensdom. Kwamen o.a. voor op Java, Sumatra, in het grotere land, dat tegenwoordig de Polynesische Archipel heet en nog gedeeltelijk bestaat. Een tijdlang kwamen zij ook voor Azië, maar slechts tot de hoogte van Nepal, Het waren tropenmensen en leefden speciaal in de tropische zone. Zij waren geen afstammelingen van de Lemuren, maar het resultaat van een reeds voordien begonnen aparte ontwikkeling. Zij waren de onmiddellijke voorvaderen van de mensheid, die nu bestaat. U sprak over de woestijn Gobi. Zal deze nog een rol spelen in de bewustwording der mensen, o.a. door ontdekking van oude waarheden daar? Men zegt wel: Wanneer het water van de zee weer bruist in Gobi, zullen de oude steden herrijzen. M.a.w. wanneer men overgaat tot het weer vruchtbaar maken van deze gebieden, zal men, wanneer het water daar weer komt en men daar weer gaat bouwen en ploegen, zullen daar nog heel wat oude dingen naar boven komen. Maar bepaalde bibliotheken, die daar nu nog begraven zijn, zullen dan wel verwijderd zijn door degenen, die nu nog daarvan weten, Onverstaanbaar. De kaballa stamt in primitievere vorm eigenlijk reeds van de zwart-magiërs en wichelaars van Atlantis. Het was echter nog niet de vorm, die men tegenwoordig daarvan kent. Zij werd later verder ontwikkeld In Azië door de vroege Chinezen. Deze cijferleer wordt nu nog daar gebruikt in de astrologie. Zij werd overgebracht naar het Zuiden, waar zij werd overgebracht naar de Chaldeeën. Dezen verspreidden de leer naar Perzië en Babylon, waar zij in groot aan zien was. 14 DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
In Babylon is het overgenomen door Joodse wetgeleerden, die het systeem toepasten als deel van hun eigen leer. In Salomo's tijd was het al een deel van de Joodse wijsbegeerte geworden. Salomo voegde de grote sleutels toe aan de kaballistische leer, zoals de Joden die kennen. Zij planten het dan voort over heel Noord-Afrika. Zo is zij ook een bezit geworden van enkele richtingen onder de tegenwoordige Moslims. Zij werd langs twee onafhankelijke wegen overgebracht naar Europa. De ene weg loopt via Tunis - Algiers naar Spanje. De andere route; Joden naar Byzanthium. Vandaar door Christenen naar het Noorden, o.a. Rusland, daar overgenomen door een Joodse school. Hierdoor twee Christelijke scholen in het Zuiden van Duitsland, o.a. Wurzburg en een Joodse school in Hamburg. Be oudste en meest betrouwbare geschriften hierover in Europa zijn afschriften van verklaringen in Granada gegeven en gecopieeerd in Parijs. Op welke theorie is het gebaseerd? Op de levensboom? De oorspronkelijke theorie, waarop het gebouwd is, gaat terug tot de Chaldeeën. Vroegere theorieën kenden niet de verdeling in positief, en negatief met elke weer een onderverdeling in verschillende stammen. De bedoeling der voorstelling is dit; Uit het Goddelijke gaat het leven uit; wortel. Komt vandaar tot levensuiting; de ene God openbaart Zich. Stam; de God deelt Zich. Uit het ene komt de veelvuldigheid; kroon. Deze bereikt de hemel, waarmee zij God wederom bereikt. De cirkelgang des levens wordt weergegeven in de rondgang van de Goddelijke krachten door de Schepping, God is Eén. Vragen over primitieve tekeningen o.a. in de Sahara. Er bestaan verschillende stammen die dergelijke tekeningen nu nog vervaardigen. Sommige der tekeningen zijn dan ook twee, drie honderd jaren oud, anderen zijn zelfs van nog recenter datum, De oudste tekeningen zijn gemaakt door een volk, dat bijna is uitgestorven en stamverwant is aan de meeste Kopten. Kopten; godsdienst, omvat een aantal negerstammen en hun gebieden. Ook de Massai kennen een dergelijke tekentechniek. Voordien vinden wij dit ook nog terug bij een ouder volks de dolmenbouwende negerstammen, die eens leefden in het Zuiden van Afrika. De tekeningen zijn dus wel zeer gemengd van afkomst. Een wonderkind, waar komt dat eigenlijk vandaan? Om te spreken met een Duits dichter; Man nennt ja vieles Natur, doch leider ist es oft Dressur. M.a.w. vele van de wonderkinderen danken hun begaafdheid aan een buitengewone scholing, waardoor ontwikkeling van bepaalde stoffelijke bekwaamheden, die erfelijk reeds aanwezig waren. In sommige gevallen kan een bewustere geest in het lichaam van een dergelijk wonderkind geïncarneerd zijn. In dergelijke gevallen krijgen wij een grotere rijpheid van uiting. Bij de meesten onder de kinderen was echter meer sprake van dressuur dan van natuur. Mozart componeerde reeds óp 4-jarige leeftijd, Mozart schreef een melodietje op 4-jarige leeftijd, dat door zijn vader werd gecorrigeerd. Wanneer U. zich de moeite getroost onbevooroordeeld de verschillende levensbeschrijvingen na te gaan, zult U het mij eens kunnen zijn, dat zeer veel van Mozart dressuur was, tot de maniertjes toe, die zelfs vorsten vertederden. Er was sprake van een begaafdheid, die door de ouders werd geëxploiteerd. Ik geef toe, dat ook de geest een zeker bewustzijn had. Toch moet men, niet vergeten, dat Mozart de eerste jaren van zijn optreden eerder vituoos is dan kunstenaar en componist. Dit werd hij pas op wat rijpere leeftijd. Wij kunnen dus aannemen, dat in dit lichaam een geest was geïncarneerd, die zocht op muzikale wijze uiting te geven aan zijn innerlijk, maar moeten bemerken, dat de opmerkelijke prestaties van Mozart liggen op de lichamelijke, reeds wat rijpere leeftijd van 14 tot 15 jaar. Wel baart hij op 9-jarige leeftijd reeds veel opzien doch zijn werken uit die tijd zijn later, grotendeels door hem zelf, herschreven en gecorrigeerd. In de jonge jaren ging het hen, zoals Uw kind, waneer het een aardig opstel maakt. U zegt dan: het is heel mooie, maar verander dit en dat er nog even in, dan klinkt het beter. U kunt dan beter tegen anderen zeggen; mijn kind heeft dit gedaan. Maar U heeft precies gezegd, hoe het dat moest doen. Het is dus eigenlijk niet origineel. Zo waren de eerste composities ook alles behalve origineel. Mag ik nog vragen, hoe het met Margaret van Engeland zou gaan? Haar verstand gebruiken; zij zal waarschijnlijk binnen 2 of 3 weken wel een beslissing nemen. Er zal wel veel over gesproken worden. Maar tot die tijd moet U Uw nieuwsgierigheid dan maar bedwingen. Aan het einde krijgen zij elkaar nog wel. Nu vrienden, moet U mij, gezien de tijd,
DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
15
Orde der Verdraagzamen verontschuldigen. Ik heb zoveel mogelijk vragen in zo korte tijd beantwoord. Ik geloof niet, dat ik er één onbeantwoord heb gelaten. Ik geef het woord over aan de laatste spreker. Goeden avond 0-0-0-0-0 Goeden avond, vriendenWij gaan nu besluiten met het Schone Woord. welke onderwerpen heeft U voor mij? ZEGEN, PELGRIM, ONTWAKEN PELGRIM Een heilig doel in het hart gedragen, Doch voeten, die zo moede gaan, Twijfel vaak; ' t zelve zich vragen, Of het doel wel kan bestaan» Telkens weer het leven wagen, Lijden, armoe, nood en leed, Met een doel, dat de pelgrim Zelfs in 't lijden nooit vergeet. ONTWAKEN Nog omwazen duis'tre dromen de dag Toch ervaart men reeds de eerste klank, Men weet: de dageraad gaat genaken. Men weet; 't is tijd om weer te ontwaken, In 't vreemde land, dat wereld heet. Ontwakend, blijde soms Ontworsteld aan de nacht Vindt men in zon, in wind en lucht Nieuwe, frisse kracht, Te ontwaken en te gaan in 't heden, 't Aanvaarden weer de taak der dag, Om te verlangen weer dan naar de wijle, Dat het lichaam slapen mag.
ZEGEN Een zegen is het, dat je niet alles weet, Een zegen is het, dat je veel weer vergeet, Een zegen, d at je steeds krachten weer krijgt, Een zegen, dat ons alles soms zwijgt, Een zegen, dat je leven na leven kunt strijden Om bewustzijn en kracht. 16 DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
© Orde der Verdraagzamen Een zegen, dat je eens door Gods Liefde Tot waar bewustzijn wordt gebracht, Want; Als pelgrims gaan wij door het leven, Kent gij zelve niet het doel, Wordt gij soms slechts voortgedreven Door een innerlijk gevoel, Dat U doet verder gaan, Eens komt gij voor een poort te staan, Waarop met vuur U staat geschreven? Poort naar waarder, ander leven. Wanneer gij dan die poort door schrijdt, Staat gij in een nieuwe tijd, Ja, aan de rand der eeuwigheid, Waarin gijzelve nog niet weet, Waar Uwe plaats is? Wat Uwe wereld is en hoe gij zelve daarin heet. Maar gij begrijpt in dit ontwaken, Dat in U leeft een nieuwe kracht, Gij voelt het vuur weer in U blaken, Dat reeds zover U heeft gebracht. Verder gaat gij, pelgrim, Verzadigd van een nieuwe kracht, Van poort tot poort, van sfeer tot sfeer, Gij weet; eens vind ik weer. Ik weet niet waar, waarom de vrede, Die mij voor ogen stond, Toen ik de pelgrimstocht begon. Uw weg is als een web, o, pelgrim, Dat het leven door het al U spon. Gij zult beroeren alle weten, Alle dingen, alle tijd, Want dit is de zegen van het levens De mens heeft GOD als Eeuwigheid, Hij zal in licht en weten leven, Streven noch verlangen meer. Een werd hij uit het huis verdreven, Het Huis van God, DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
De Stem van Gene Zijde
17
Orde der Verdraagzamen Eens keert hij weer. Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond. 0-0-0-0-0-
18
DH 00 05 531128 – O.A. BEWUSTWORDING IN HET PREHISTOSRISCH TIJDPERK
De Atlantische periode
Datum:
27-09-1990
Soort:
lezing Stem op eigen titel
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde IV (op eigen titel) > Stem van Gene Zijde 1990-1991
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
Lezingen gehouden niet onder ODV-paraplu (van Gene Zijde), maar op persoonlijke titel van de sprekers (vaak Henri) 27 september 1990
DE ATLANTISCHE PERIODE
Zo, goedenavond, vrienden. U weet dat ik voor eigen rekening moet spreken vanavond, à titre personel, als u het liever Haags hebt. En dat het aantal verbindingen dat ik op het ogenblik kan maken dus wat beperkter is dan u misschien in de tijd van de ODV gewend bent geweest. Alwetend zijn we nog steeds niet geworden, helaas. Onfeilbaar ook niet, geen papale neigingen. En dientengevolge moet ik u verzoeken om zelf na te denken. Wat betreft onderwerpen die u aan de orde wilt stellen, of het onderwerp, u kunt het zelf kiezen, dus zegt u maar, waar praten we over? De vraag is: DE ATLANTISCHE PERIODE (onder andere de machtsuitoefening in die tijd plus de invloeden uit die periode op deze tijd en eventuele parallellen: denk bijvoorbeeld aan de statenbond en de verenigde naties). Juist, we hebben dus een programma voor het komende jaar (gelach). Ik zal proberen om het heel summier te doen, dan kunnen we in ieder geval het onderwerp ongeveer afronden. Wanneer men spreekt over de Atlantische periode, dan zult u weten dat dit een sagenperiode is, waar heel veel verschillende overleveringen over bestaan. Wat er in feite is gebeurd, is dit: Er ontstonden mutaties, deze werden vissers. Ze waren in strijd met jagersvolken en zijn dus naar eilanden gegaan, die de anderen, niet zeevarend, niet zo gemakkelijk konden bereiken. Daar ontstond een vissers- en boerencultuur, landbouw. En daarin ontwikkelde zich langzaam maar zeker ook de mogelijkheid tot handeldrijven. Dat heeft zich uitgebreid tot handel werd gedreven zowel ver op de Middellandse zee bijvoorbeeld, die overigens in die tijd nogal gevaarlijk was, want ze was zeer vulkanisch, meer aktief dan nu. En daarnaast grote delen van Afrika, maar ook bijvoorbeeld delen van Engeland, vooral Wales, Ierland en aan de andere kant, zeg maar, alle eilanden daar en hoofdzakelijk het Zuid-Amerikaanse continent. Waar handel ontstaat, is bescherming nodig. Waar bescherming nodig is, daar heb je twee dingen nodig: een priester en een krijgsman. De krijgsman werd langzaam maar zeker een koning. En er is een tijd geweest dat Atlantis tenminste acht koningen had. Er is zelfs een tijd geweest van meer, maar die heeft niet zo lang geduurd, die onderling al een statenbond hadden. Een wet stond op gouden tafelen rond een kolom in het midden gegraveerd en dat was zoiets als het handvest van de verenigde naties. Iedereen kende het, iedereen spelde het nog een keer na, en niemand hield zich eraan. En het bovennatuurlijke. Dus.. ja, je hebt altijd shamanen gehad. Die waren er al in de tijd van de missing link, zeg maar. De tijd dat sapiens kwam, was dat al ingeburgerd. Een soort tovenaar. En dergelijke tovenaars hadden zich hier en daar tot wijsgeren ontwikkeld en in Atlantis was de gewoonte dat ze in het binnenland, wat meestal nogal heuvelachtig was, woonden. En dat ze op de toppen van die bergen dan de mensen eventueel adviezen gaven of zegenden. Maar als je steden begint te krijgen, wat in die tijd een stad was, is tegenwoordig een dorp natuurlijk - ik geloof de grootste stad in Atlantis heeft het in zijn beste tijd tot rond de 1517.000 bewoners gebracht, inclusief de slaven -, dan moet er dus een priester zijn die meer toegankelijk is. Er kwamen priesters in de steden. Deze priesters in de steden probeerden alles wat de wijsgeren als scheppingsidee, als erkenningsidee hadden verkondigd, om te zetten in praktijk. Ze waren niet alleen maar priesters en machthebbers en intriganten, daarnaast hadden ze ook allerhande studies en ze waren tot op zekere hoogte wetenschappers. Uit hún wetenschap zijn een aantal dingen naar voren gekomen. Het eerste zou je een vorm van oceanografie kunnen noemen, kennis van de stromingen, erg belangrijk natuurlijk. En de tempel tekende alle ervaringen op van schepen die daar binnen liepen en konden dus een aardig patroon geven van de te verwachte winden, stromingen en zelfs vaak nog stormpatronen. Daarnaast hielden ze zich bezig met vulkanen. De vulkanen brachten nuttige stoffen, dat hadden ze al gauw in de gaten: en daarnaast natuurlijk, ja, ze gaven hitte, ze waren iets onbegrijpelijks, iets bovennatuurlijks: ze waren voor vele doeleinden te gebruiken. Er is daarnaast nog een tijd geweest dat men zich bezig DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE 1
Orde der Verdraagzamen hield met de studie van wat men tegenwoordig het aardmagnetisch veld zou noemen, maar die studie ging wat verder. Men hield zich namelijk bezig met de verschillen in statische lading tussen de hoogste luchtlagen en de aarde. Men had er zelfs een systeem voor gevonden om die kracht, die elektriciteit, zij het inslagsgewijze dus, in steenmassa's te brengen: die steenmassa's konden dat dan weer op een bepaalde manier behouden en ook weer afgeven. Ze hebben ook een zeer beperkte vorm van luchtvaart gekend. Een combinatie van zweefvliegen en gebruikmaken van magnetische krachten. Dus alles bij elkaar, ja, het was een eigenaardige beschaving. Ze kenden eigenlijk weinig van metalen. Het enige wat ze veel gebruikten was dus zacht metaal, zoals tin, goud en later zijn er goudlegeringen gemaakt die dus een bijzondere hardheid hadden. Glasachtige lava, uitbraaksels dus van de vulkanen werd bewerkt tot wapens, tot offermessen, noem maar op. En die kun je het best vergelijken met de oxidiaanmessen bijvoorbeeld die je later terugvindt in Midden-Amerika en ook in Mexico, als daar de geschiedenis Azteken, Tolteken, eigenlijk de zaak overrompelt. Nou, dan krijg je dus dit: de koningen strijden om de macht. De aanleiding is eigenlijk onbelangrijk, maar niemand wil de minste zijn. Deze oorlog duurt aan en af bijna een eeuw en uiteindelijk komen er priester-ingenieurs, die zeggen: Wanneer we nu dus water toelaten in voldoende massa in een werkende vulkaan, dan moet dat aardbevingen geven en daardoor kunnen we de vijand als het ware kunstmatig in een natuurramp dompelen. Dat hebben ze inderdaad gedaan, de helft verdween. Waar lag het? Atlantis strekte zich uit in de Atlantische oceaan. Het dichtstbijzijnde punt was ongeveer 0-0, op Greenwich gemeten dus, dus op de evenaar, iets naar het zuiden, verder naar het noorden toe, Azoren zijn nog toppen ervan en strekte zich uit als een eilandenreeks, ongeveer in de richting van San Fernando de la Playa (of Praya). Een eiland dat nu voor de kust van Brazilië ligt. Ja, en dan zegt u: ja, wat moeten we daar nou van weten, van die priesterwetenschappen. Er waren er twee. De één was zeer materieel gericht en kan het best vergeleken worden met de wetenschappers van deze dagen. Mensen die allerhande dingen ontdekken en ze vaak proberen zonder dat ze precies weten wat ze doen. Aan de andere kant had je de priesters die zich voornamelijk met de kosmos bezighielden, de relatie innerlijke wereld-kosmos. En die hadden dat allemaal voorzien en die hebben zowel de eerste als de tweede Atlantische trek eigenlijk geleid. Een deel van hun school is later terecht gekomen in India en voornamelijk bewaard gebleven in het gebied van de Karakorus. Nou, dan zeg je: Wat zijn de parallellen die je kunt trekken? Ik geloof dat de beste parallel die je trekken kunt, deze is: Wanneer je je van een bepaalde techniek een machtsverhouding afhankelijk maakt, wordt je slaaf van de omstandigheden. En degenen die daarin een hoge plaats verwérven, zijn vaak te blind om te zien wat ze doen. Dat geldt in deze dagen net zo goed als in het verleden. En we moeten heel goed begrijpen bijvoorbeeld dat het optreden van Bush in het Midden-Oosten mee bepaald wordt door zijn behoefte nog een volgende ambtstermijn uit te dienen. Dat staat direct met elkaar in verband. Als je het binnenslands niet kunt redden, is een oorlog altijd het redmiddel als je die populariteit bij de eigen bevolking wilt behouden, wat ook Saddam Hoessein overigens al ontdekt heeft. Dus parallellen, ja, ze zijn er. De techniek van Atlantis was niet zo ver ontwikkeld en niet zo algemeen gebruikt, natuurlijk. En ze hadden geen vakbonden, ze hadden andere slaven. Dus als je het zo bekijkt, ja. Belangrijk was de economie. Waar handel komt, daar ontstaat een economisch geheel. En elk economisch geheel heeft de behoefte om zichzelf voortdurend meer te bevestigen en uit te breiden. En dat geeft dan aanleiding tot oorlogjes, tot twisten. In deze dagen zo goed als in het verleden. U ontdekt verder dat bepaalde zákelijke belangen, bijvoorbeeld de strijd tussen vestigingen in de Middellandse Zee, inclusief de vestiging in de buurt van het huidige Cadiz en de eigen, zeg maar de moederstad, het eigenlijke Atlantis, zoals u het noemt, de oorzaak zijn geweest van een hele hoop oorlogen en rampen en allerhande dwaasheden. En ze hadden elkaar zo goed kunnen hélpen, maar ze hebben het niet gedaan. Het resultaat is overigens wel geweest, dat een deel van de Atlantische economie, als ik het zo eens mag uitdrukken, werd overgenomen door Griekenland, onder andere de exploitatie van tinmijnen gebeurde op bijna dezelfde manier. En in lichtgewijzigde vorm vinden we dat ook terug in Wales en in een deel van westelijk Ierland. Wat de geestelijke krachten betreft, het is opvallend dat deze in Atlantis niet geïnstitutionaliseerd waren. En dat de geïnstitutionaliséérde geestelijkheid eigenlijk mede een groot gevaar was, omdat ze meespeelde in de strijd om macht. Ik ben bang dat het in de moderne tijd nog steeds niet anders is. Verder, in die tijd de gewone burger, en dan bedoel ik de vrije burger, want over slaven praatte je niet in die tijd, die geloofde iets of iemand, aan een koning, aan een krijgsman, aan bepaalde kapiteins bijvoorbeeld van de zeevaart of aan bepaalde priesters en luisterde niet naar anderen. Dat komt nog steeds voor. Ieder had zijn eigen godje en zijn eigen orakel. Heb je 2 DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
eigenlijk nog steeds. Zelfs in Nederland heb je van die orakels. Die komen dan zo nu en dan op de t.v. om uit te leggen waarom de dwaasheden die zijn uitgehaald, eigenlijk zeer wijs waren, omdat ze namelijk nieuwe mogelijkheden scheppen, die ook niet gebruikt worden. En dat zie je overal. Ja, ik hoop niet dat u vindt dat ik teveel kritiek uitoefen, maar ik probeer een enorme sprong in de tijd ook nog in parallellen te vertalen. En dan kom je als vanzelf terecht bij die vrije geestelijke waarden die Atlantis kende en overigens heeft uitgebreid. Bijvoorbeeld het eerste Troje was een vestiging van de eerste Atlantische trek, dus vlucht van een deel van de bevolking. En wanneer je dan zegt: Wat hadden ze eigenlijk gevonden? Dan zou ik zeggen: het belangrijkste wat ze gevonden hadden, was de relatie die er bestaat tussen geest en lichaam. Alleen noemden zij het anders, maar in onze termen zou je zeggen: Ze beseften dat je de aura kunt manipuleren en het lichaam genezen. Of dat je het lichaam kunt proberen te genezen, maar daarmee ook gelijktijdig de uitstraling van de persoon verandert. Verder hadden ze erkend dat kosmische banden mede te danken zijn aan de afstemming van vooral de buitenste laag van de eigen uitstraling. Dat er bepaalde paranormale mogelijkheden bestonden van gedachteoverdracht. Wij zouden het telepathie op afstand noemen. Dat ze suggestieve technieken hadden ontdekt. En die suggestieve technieken bijvoorbeeld zijn onder meer terecht gekomen in, Boven Egypte. En het is heel opvallend dat vandááruit eigenlijk eerst na de versmelting van de twee kronen, deze suggestieve vertoningen ook bijvoorbeeld in Thebe en dergelijke plaatsvonden. Men liet dan de mensen onder massasuggestie bepaalde dingen beleven, terwijl de god door de straten werd gedragen en zo. Alles bij elkaar zou u het erfdeel van Atlantis, zover het bestaat, eigenlijk moeten beschouwen in deze tijd als een soort inwijding. Een inwijding waarbij geleerd wordt dat niets afzonderlijk bestaat. Alles bestaat altijd als deel van een totale samenhang. Verder, het ik is wel een begrensde persoonlijkheid, maar kan zichzelve alleen uiten en beleven, wanneer het dus in overeenstemming komt met de krachten van het Al die hem omgeven. Nou, dat zijn allemaal dingen die worden op duizend en een manier geleerd. Verder gingen ze uit bij deze wijsgeren, nou ja, ze hadden veel tijd, ze zaten meestal in hun eentje op een steentje op een berg, hè, dus meditatietechnieken. Daarvan zijn er vele overgedragen. En sporen daarvan kunnen we vreemd genoeg nog vinden in India, waar bepaalde yoga-technieken, vooral de zaken als de raja-yoga en de karma-yoga, een samenvoeging zijn van technieken die de Atlanten eigenlijk op een lichtgewijzigde manier ook al hanteerden. De opvattingen van leven en dood waren in Atlantis eigenlijk betrekkelijk eenvoudig. Er bestaat geen dood voor degeen die vrij is. De slaven, die zag men dus wel als uiteindelijk dood gaan. Een soort eeuwig leven kon worden bekroond door een soort halfgodendom, dat aan wijzen en helden werd toegekend. Vergelijkbaar met bepaalde Hindoedenkbeelden, die we zelfs al terugvinden in oude sanskrietgeschriften. Er is een absolute verbondenheid tussen alle dingen. En pas wanneer men die verbondenheid beseft, niet alleen tussen mensen, maar tussen álle dingen, inclusief de mensen, is er vrede en dus geluk mogelijk. Een oude Atlantische stelling die ze vandaag aan de dag best eens zouden kunnen bestuderen. Want waar de aarde niet gezond is, zijn de mensen niet gezond. Waar de mensen niet gezond zijn, is de menselijke geest niet gezond. Waar de menselijke geest niet gezond is, ontstaan conflicten én met de natuur én met medemensen. Dus als je zo'n hele geschiedenis, ja in een nutshell, in een vingerhoedje probeert samen te proppen, dan moet je een paar conclusies trekken. De eerste is: Bepaalde kosmische waarheden en wijsheden, die ook nú nog worden gepredikt en beseft, zijn zó oud dat de bron daarvan al een legende is geworden, waar niemand het ware van weet. In de tweede plaats: de magische kennis, waarmee we geconfronteerd worden in rijken die mee beïnvloed zijn, zowel Irak, Iran, Arabië, zeg maar, Azië, het zuiden vooral, als in Egypte, maar ook bijvoorbeeld in oorspronkelijk de Andes en later ook in Mexico, ja, zelfs een aantal van de magische praktijken van zekere indianenstammen, blijken mee gebaseerd te zijn op de denkwijzen van Atlantis. De magische praktijken ontwikkelen zich afzonderlijk, omdat ze meebepaald worden door de aard van de mensen, de middelen waarover ze beschikken en al dat andere. De magie is in feite niets anders dan de erkenning van de volledigheid van de wereld en het wijzigen van een deel ervan, wat automatisch andere delen van het geheel tot een aanpassing brengt. Dit denken bestaat vandaag aan de dag nog en dat de mensen het langzaam maar zeker hebben gesplitst in witte magie en zwarte magie en natuurmagie en groene magie en noem maar op, ach, dat is alleen maar, omdat mensen alles graag in een vakje willen stoppen. Er is niets wat niet samenhangt met ál het andere. Wat men in de oudheid de kracht der goden of de zonnekracht noemde - in de Atlantische periode werden onder meer zon en maan al vereerd -, dat zien wij tegenwoordig eerder als yin en yang, als de levensstromen, de evenwichten en bepaalde conclusies eruit DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE 3
Orde der Verdraagzamen getrokken wijzen bijvoorbeeld op onevenwichtigheid in de energie, onevenwichtigheid in het sympathisch stelsel enzovoorts enzovoorts. Dan bestaat er verder in Atlantis het geloof dat helden, die dus halfgoden worden, wanneer omstandigheden ontstaan vergelijkbaar aan die waaronder ze geleefd hebben, weer op aarde terugkeren. Reïncarnatie is ook al zo oud, alleen het was vroeger alleen voor de elite, en tegenwoordig is het voor Jan en alleman. Dat kun je ook zien, er is een drukte op aarde als nooit tevoren... De conclusie die je kunt trekken, is of we het willen of niet, weten of niet: Een groot gedeelte van het gemeenschappelijk bovenbewuste of onbewuste is eigenlijk sterk beïnvloed door de gebeurtenissen in een rijk, waarvan het bestaan alleen nog een legende is. Wat in deze dagen elke keer weer naar voren komt, de statenbond, de manier waarop men met elkaar strijdt om kleine belangen, de koehandel die er bestaat tussen regeerderen en kerken en andere belangengroepen, het is allemaal zo oud als de weg naar Rome. En daarom zou ik, om deze samenvatting even te besluiten, het volgende willen opmerken: een van de grootste wijsheden die Atlantis heeft gekend, drukte een wijsgeer daar als volgt uit: 'Zoek ín jezelf tot je jezelf ervaart als vrede. Zoek dan uit jezelf de kosmos, tot je jezelf in de kosmos ervaart als vrede. En als je deze vrede gevonden hebt, streef niet naar méér, maar deel wat je hebt, omdat je meer bezit dan je ooit zult kunnen weggeven'. Ik denk dat dat een redelijk besluit is van een samenvatting die zoals u weet, gebaseerd is op een verlanglijst die bijna zo lang was als het onderwerp. Hebt u bepaalde punten waar u op in wilt gaan op het ogenblik? Dan wil ik die verder voor u uitdiepen. De taal. Er zijn sommige, ik heb daar toevallig over gelezen. Ik denk dat er resten van de taal te vinden is of bij de Gorichem(?) of Gran Canaria, inmiddels zo uitgesproken of het keltisch of het baskisch. Nee, de Atlantische taal in zichzelf was eigenlijk oorspronkelijk een omschrijvingstaal. Je sprak dus niet van een pook, maar van een ijzer dat het vuur oprakelt. Het is maar een simpel voorbeeld. En de verkortingen daarvan stammen voor een groot gedeelte van na de eerste Atlantische ramp. De beste analogieën van deze taal kunnen we terugvinden in het Oudegyptisch. Er zijn résten overgenomen. We kunnen het verder terugvinden in het Sanskriet, ongetwijfeld. In het Perzisch zijn ook nog bepaalde elementen bewaard en eveneens dus in de taal, de oorspronkelijke taal van de stammen die in de Kaukasus woonden. Daarnaast zijn de basken wel beïnvloed daardoor en zijn zelfs indirect deel van een slavenvlucht uit de tweede uittocht. We kunnen verder zeggen: ja, op de eilanden zullen ook resten van dit taalgebruik wel gebleven zijn, maar de behoefte van de mens om sneller en duidelijker zich te kunnen uitdrukken, heeft ertoe gevoerd dat elke vergelijkbaarheid met de oorspronkelijke taal teloor is gegaan. Vroeger nam je een half uur om jezelf voor te stellen. Dan wist iedereen precies waar je vandaan kwam, waar je naartoe ging, wie je verre voorvaderen waren, wat je beleefd had enzovoorts, enzovoorts. En tegenwoordig zeg je: Jansen, aangenaam. En ik denk dat je dat effect niet moet uitwissen en dat je dus niet moet zeggen: dit is de oertaal van Atlantis. Je kunt wél zeggen: hier zijn bepaalde klanksamentrekkingen en bepaalde vervoegingsgebruiken gebleven, die terug te voeren zijn tot de laatste Atlantische periode. Voldoende? Deze tijd, is dit de geschikte tijd voor entiteiten uit Atlantische periode, om hier te reïncarneren? Nja, het zal wel een geschikte tijd zijn. Ik kan me voorstellen dat een slaaf uit Atlantis, die misschien al een paar incarnaties heeft gehad, denkt: nou, deze tijd is ideaal, ik word nou vakbondsbons. En ja, voor helden is het niet zo ideaal. Ze hebben dan wel een paar wereldoorlogen gehad, waar ze dus zich in hadden kunnen uitleven misschien. Maar ik ben bang dat alleen de tweederangs helden zijn overgebleven in de incarnatie, zover ze van Atlantische oorsprong zijn. We hebben op het ogenblik wel een reeks Oudgriekse en vroeg middeleeuws Italiaanse incarnatiecycli dus, maar die zijn al zodanig, al kunnen ze atlanten geweest zijn, verder gevormd, dat je niet meer van een specifiek Atlantische incarnatiegolf kunt spreken. Voldoende? Is er werkelijk zo'n bewustwordingsverruiming in de mensheid sinds Atlantis? Ik heb niet het gevoel dat dat peil omhoog is gekomen. Is er geen progressie in de geestelijke ontwikkeling van de mensheid? Die is er wel, maar u moet één ding niet vergeten: elke periode schept zijn eigen moraliteit en elke moraliteit in zichzelf betekent een beperking van het uitingsvermogen van het werkelijk leven. En hierdoor is elke incarnatie een deelverrijking van beleving voor het geheel en hebben we dus geestelijk gezien wél een voortdurende ontwikkeling, - geen evolutie, maar een meestal 4 DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
schoksgewijs verlopende -, en dan zou je kunnen zeggen: bij de mensheid zelve herhalen zich voortdurend vergelijkbare aspecten, die door degenen die erbij betrokken zijn echter anders worden beleefd en verwerkt. Het ligt dus niet in de omstandigheden en aardse situaties, het ligt in de wijze waarop men ze beleeft en erop reageert. En ik denk dat die reactie inderdaad heel erg veranderd is. Want tegenwoordig durft iemand zijn leermeester te vragen of hij gelijk heeft, vroeger dorst een leerling zijn meester niet eens aan te zien, laat staan aan te spreken, dus er is wel veel veranderd. Maar je kunt niet zeggen dat de mensheid vooruit kan gaan tot een nieuw peil, wanneer niet de hele ménsheid verandert. Dus wanneer er een nieuwe moraliteit ontstaat, een nieuw innerlijk besef als het even kan, en vandaaruit een nieuwe geestelijke ontwikkeling. En het ziet ernaar uit dat we ons op het ogenblik in een dergelijke periode bevinden en dat de grote problemen waarschijnlijk allemaal opgelost zijn over anderhalf tot twee jaar. Welke oplossingen gekozen worden? Ja, dat is nog een vraag. Want als je tegenwoordig staatslieden ziet vergaderen, zijn ze allemaal in de olie. En dat heeft natuurlijk invloed op de gang van zaken, zolang andere mensen hun leiders kritiekloos blijven volgen. Maar als die kritiek losbreekt, als men besef krijgt voor de tweewaardigheid van elk gebeuren, dat van twee kanten benaderd en bezien moet worden, dan denk ik wel dat we een periode tegemoet gaan van een steeds groeiende samenwerking. Samenwerking brengt een nieuw, maar nu niet plaatselijk zeer beperkt gedeeld groepsbewustzijn tot stand en hierdoor een mogelijkheid om uit een grotere geestelijke basis anderen met meer begrip en geestelijk ruimer te benaderen. Ik zie dus wel vooruitgang, maar niet in de gebeurtenissen op zichzelf, want dat is eigenlijk een voortdurende herhaling in een wat ander dekor en met iets gewijzigde mogelijkheden. (onverstaanbaar) Atlantis is het gevolg geweest van een dergelijke mogelijkheid. En Atlantis heeft die mogelijkheid nou niet zo ideaal gebruikt, maar heeft gelijktijdig een totale verandering tot stand gebracht, doordat bijvoorbeeld schrift tot die tijd eigenlijk nergens gebruikt, ook letterschrift en ideogramgebruik na de eerste uittocht, dus over een zeer groot gedeelte van de wereld werden verspreid. Verder de samenhangen die geestelijk erg belangrijk waren voor de atlanten, zijn overgebracht en vinden we terug bijvoorbeeld in de mens-dier goden, de gevleugelde stieren en dergelijke, maar ook in het totémgeloof van bepaalde indianenstammen, bijvoorbeeld de associatie met de adelaar, de gier en dergelijke. Hier is een begrip dat samenhangen en harmonieën bestaan, alleen men weet niet meer waar het vandaan komt en het verwordt tot een bijgeloof. Maar zo zie je dat die oude waarden dus toch uitgezaaid zijn en dat wat daaruit is opgekomen, de basis is geweest, van handelsbeschavingen en indirect van figuren als Alexander de Grote, maar ook bijvoorbeeld een Dzjengis Khan, Kublai Khan, niet te vergeten, dat is ook een tamelijk harde jongen. Alleen die wist wel als playboy te leven, toen hij eenmaal rijk was. Tegenwoordig miljonairs zijn nog niet zo ver meestal. Die doen of ze playboy zijn en ondertussen zweten ze etter en bloed, omdat ze één miljoen verliezen, in plaats van twee miljoen verdienen op honderden dus. Nou ja, laat ik daar niet verder op doorgaan. Is dit een voldoende antwoord of nog niet? Wilt u met het oog op de tijd afsluiten? Als u dat wenst, ongetwijfeld. Overigens, ik weet niet met zekerheid of ik zelf aanwezig zal zijn na de pauze, maar als dat niet het geval is, zal ik een lijn proberen open te houden, zodat ik alles betreffende hetgeen ik gezegd heb, dus kan helpen beantwoorden, wanneer dat noodzakelijk is. Nou, vrienden, dan dank voor uw aandacht, uw geduld, uw hier en daar wat eigenaardige verbazing ook, mag ik het erbij zeggen. Ik hoop dat u verder een voor u goede en een beetje zegenrijke avond hebt. En als ik niet terugkeer, dan wens ik u nu alvast ook verder zegenrijke omstandigheden, innerlijke vrede en ontwikkeling vanuit uzelf. Goedenavond. Goedenavond. VRAGENGEDEELTE Zo, goedenavond vrienden. We zullen beginnen met de schriftelijke vragen. We kijken wat er verder nog komt. Als ik vraag of u een aanvulling nodig hebt, dan kunt u aanvullende vragen stellen. Mag ik de eerste vraag van u.
DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE
5
Orde der Verdraagzamen Ik heb gelezen dat in de Atlantische tijd eigenlijk weinig over bepaalde ziektes werd gesproken. Kwam er door een bepaalde vorm van bewustzijn weinig interne ziektes voor of was men gewoon niet bij machte dit te verhelpen? Er kwamen wel ziektes voor, ja, vooral in de slavenkwartieren was de toestand niet zo goed. Maar er werden vormen van geestelijke genezing gebruikt en dat wil zeggen dat de rijkeren in de steden over het algemeen, dus via zogenaamde magische manipulaties inderdaad van ziekte bevrijd werden. Een van de ziekten die vreemd genoeg wel in die tijd al voorkomt, is scheurbuik, wanneer namelijk een schip in windstilte te lang heeft gelegen, te weinig vers goed aan boord heeft gehad dus, en daar hadden ze dan bepaalde vruchtremedies voor, zoals ze ook kruidenremedies gebruikten voor sommige kwalen. En dat behoorde meestal tot het terrein van de stadspriester. Voldoende? Heeft de Witte Broederschap zijn oorsprong in Atlantis? Ik denk niet dat het toen al de Witte Broederschap was, maar heel waarschijnlijk is de wijze waarop de witte priesters geprobeerd hebben geestelijk samen te werken, wel de basis geweest van wat later de Witte Broederschap werd genoemd. En er zijn dus ook afwijkende groepen, het Verborgen Priesterrijk bijvoorbeeld, niet identiek met de Witte Broederschap, dat moet u goed begrijpen, is eveneens eruit voortgekomen. En daar zitten vreemd genoeg weer hogergeplaatste priesters uit de steden bij, maar ook weer uit bijvoorbeeld de Egyptische periode. In welke tijd is de Witte Broederschap dan werkelijk begonnen? Ja, daar vraagt u mij iets wat ik ook niet precies weet. Maar als ik er een gooi naar mag wagen, dan bestaat de Witte Broederschap zoals ze nu bestaat, waarschijnlijk pas ongeveer tienduizend jaar. Nou, dat is nóg lang genoeg hoor. Stel je voor, tienduizend jaar Lubbers... (gelach). De huidige Sai Baba, geboren in 1926, zegt de reïncarnatie te zijn van Sai Baba van Shirdi, overleden in 1918, eveneens een wonderdoener. Hij zou een aardig reïncarnatievoorbeeld zijn, maar klopt het ook echt? Was hij in een eerdere incarnatie ook wel Kabir? Tja, ik hou er niet van om hatelijk te zijn, maar ik ben bang dat de behoefte tot geestelijke identificatie verkeerdelijk als reïncarnatie is uitgelegd in dit geval. Een mooie diplomatische uitspraak, hè (gelach). Saint Germain, waarschijnlijk omstreeks duizend geboren in Egypte, zou na een negenhonderd jarig leven in deze eeuw, overleden zijn. Is bekend waar (Frankrijk), is hij in deze eeuw nog gesignaleerd en waarom had hij geen behoefte de duizend jaar te voltooien? Zover mij bekend, is de Graaf de Saint Germain een verschijningsvorm geweest van iemand met een heel lang leven, die voor die tijd ook al een keer of tien dood was gegaan om niet op te vallen. En het is dus heel goed mogelijk dat deze zogenaamde dood ook weer voortkomt uit de behoefte om op een nieuw terrein weer aan het werk te gaan. En dan heeft hij dus wel de kans dat hij de duizend jaar volmaakt, maar u zult het nooit weten. En dat is het leuke ervan. Hoe denkt de geestelijke wereld over de enzymtherapie? Ja, ach, die kinderen hebben nooit genoeg aan het speelgoed dat ze al hebben. Met andere woorden, je kunt er waarschijnlijk wel veel mee doen, maar het grootste gedeelte van je pogingen zul je dan gebruiken voor het bestrijden van kwalen, die bij een gezondere leefwijze niet eens zouden bestaan. Begrijpt u wat ik bedoel? Nu geweld weer zo'n ongelooflijk grote rol speelt, zijn wij nu aan het leren om dat geweld niet meer op die manier te gebruiken en zullen we ooit ons daarin kunnen intomen, want Atlantis is er toch aardig aan ten onder gegaan? Ja, ach, geweld kan op twee niveaus voorkomen, het persoonlijk geweld, in deze tijd zeer sterk en het zogenaamde internationale geweld, dat eerlijk gezegd in deze tijd níet sterk is. En waarvan de verschijningsvormen eigenlijk alleen maar veroorzaakt worden door handelsbelangen. Het is dus een handelsstrijd dit geweld. En zolang de mens 'hebben' belangrijker vindt dan 'zijn', zal dat wel blijven bestaan. Maar wanneer we kijken dus naar geweld, dan komt dat hoofdzakelijk voort uit het feit dat wat je sociale controle zou kunnen noemen, niet meer aanwezig is. Wordt iemand in elkaar geslagen, gauw doorlopen, hopelijk komt er gauw een agent. En niet: ik moet ook voor mijn medemensen opkomen... Kijk, als iedere mens bereidt is om risico te lopen, wanneer iemand onjuist of onrechtmatig geweld pleegt, dan is het geweld gauw de wereld uit. En wat u dus nu ziet als geweld, eigenlijk van een zeer beperkt deel van de mensen op persoonlijk vlak, dat is niets anders dan een uitleven van zichzelf, omdat er geen gemeenschapsgevoel van voldoende intensiteit aanwezig is. Je zou het eigenlijk zo kunnen zeggen: Geweld is datgene wat voortvloeit uit een zeer ambtelijke benadering van het menselijke leven. U moet er maar even 6 DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
over nadenken, het is nog juist ook. Ik heb niets tegen ambtenaren, hoor, helemaal niet, maar de benadering van voorschriften en 'dat is zijn zaak en niet de mijne', dat betekent dat geweld, hoe beperkt het in wezen ook is, de mensen in zijn greep kan krijgen. En heel vaak bekent men zich tot geweld, omdat men bang is dat het anders zich tegen het eigen ik zal wenden. En als het dan zoals in Noord-Ierland bijna tot een cultuur is geworden? Dat ís deel van de cultuur geworden, ja, en waarom? Omdat hier in feite een klassenstrijd heerst, waarbij de klassenindeling religieus werd bepaald. En dat is daar heel lang het geval geweest, het was dus een koloniaal gebied. Deze mensen willen nu zelf de kans hebben anderen uit te buiten en gunnen dat dus niet meer aan degenen die al die tijd die mogelijkheden hebben gehad. En degenen die die mogelijkheden hebben gehad, die gebruiken dus naast geweld ook vele woorden, die hebben nog een Paisley om voor ze te spreken. De IRA komt meestal niet aan het woord, maar explodeert zoveel te meer. Het is heel logisch: als je een deel van de mensen onderdrukt, dan ontstaat er geweld. Nederland is op het ogenblik overspoeld door mensen van zeer verschillende culturen. Nu kun je zeggen, ja, we zijn verplicht om ze broederlijk op te nemen. Maar dan moet je hun cultuur ook aanvaarden, want zij zijn niet in staat om de uwe te aanvaarden. En als u dat niet wilt, dan moet u ervoor zorgen, dat hun mogelijkheden beperkt zijn. Geen getto’s, maar eenvoudig repatriëring waar mogelijk. Het is een keuze die je moet maken, het kán, natuurlijk. Maar vergeet één ding niet: als je denkt dat je alles centraal kunt regelen, krijg je dezelfde ellende als nu kenbaar wordt in Rusland, in Oost-Duitsland en in delen van de Verenigde Staten: Ik wil geen enkel onderontwikkeld gebied hierbij uitsluiten... Zo, geen protesten? - dat valt me alwéér mee. Kan het immuunsysteem geactiveerd worden door esoterische genezing, als het gaat om niet herkenbare ziekten zoals aids? Bij aids zal het betrekkelijk moeilijk zijn, omdat bij aids dus het gehéle afweersysteem veranderd moet worden, daar het anders niet te bestrijden is. Het is namelijk een gecamoufleerde aantasting, die dus de eigen bestrijding eigenlijk uitschakelt door zich als gelijkwaardig voor te doen. Dus dat is een heel moeilijke, maar op andere gevallen kun je inderdaad geestelijk heel veel genezen. Je kunt vaak door manipulatie van de aura, door instralingen, door het wekken van het juiste begrip in de persoon zelf, kun je vele kwalen bestrijden of ongedaan maken. Maar je moet altijd een onderscheid maken. Er zijn, zeg maar, biomechanische oorzaken, die kun je op deze wijze niet of slechts zeer zelden, opheffen. Er zijn daarnaast vele wisselwerkingen, waarbij bijvoorbeeld verstoringen in de aura verstoringen in de stof teweeg brengt of omgekeerd, waarbij van buiten af dus, via de aura bijvoorbeeld, genezing mogelijk is. Er zijn verder situaties waarbij ofwel een te weinig aan levenskracht en energie bestaat, dan wel een onevenwichtig teveel. En in dergelijke gevallen kun je dat bijvoorbeeld door, - hoe noemt u het? magnetiseren geloof ik, hè, ja, nou ja, maar goed, dat is ook niet goed in de roos geschoten, hoor, die benaming, maar goed -, dan kun je dat dus egaliseren door weg te nemen en toe te voegen. En er zijn zelfs methoden, waarbij je onevenwichtigheden in de levensstromen eenvoudig door het scheppen van een bepaalde afgestemde verbinding met de omgeving, zichzelf kunt laten redresseren. Je kunt verder nog werken door zenuwimpulsen, waardoor ook bepaalde organismen als het ware, delen van het organisme gestimuleerd kunnen worden of afgeremd. Er zijn duizend en een methoden. Maar je kunt dus geestelijk en je kunt met psychische krachten een groot aantal fysieke kwalen beperken of genezen. Het is zelfs mogelijk om kanker op deze wijze tot inkapseling te brengen, maar de door u genoemde aids kun je op deze wijze praktisch niet benaderen, tenzij een zeer sterk beeld van de aids-verwekker aanwezig is, geprojecteerd kan worden en kan worden overgebracht op het totaal van het afweersysteem. En dat is over het algemeen zeer moeilijk en langdurig en bij een aids-patiënt is het de vraag of hij er dan nog wat aan heeft. Voldoende? Ten aanzien van aids, de cijfers en het idee van de wereldgezondheidsraad lijken mij namelijk veel te laag. Als we kijken dat nu hele dorpen in Centraal-Afrika al volledig ontvolkt zijn, dan moeten daar nu al vele tientallen miljoenen overleden zijn aan aids, (- Ja) terwijl er gezegd wordt dat om het jaar 2000 ongeveer tien miljoen zullen omkomen. Nou ja, die mensen moeten ook rekening houden met hun kiezers, sorry, met hun geldgevers. Maar mag ik u herinneren, ik meen dat we dat gezegd hebben in 1960 of 1961. We hebben eens een keer gezegd: ach, het is zo, de wereld is overbevolkt en die groei moet gestuit worden, hoe dan ook en als de mensen het zelf niet doen door middel van oorlogen en dergelijke, doet de natuur het op haar eigen manier wel. Nou, dat blijkt nou. Het klinkt misschien erg wreed, DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE 7
Orde der Verdraagzamen wanneer je denkt ja, maar dood is dood. Maar dood is om de dooie dood niet dood. Dood is doodgewoon een soort van leven dat je blij maakt dat je dood bent... Dus je hoeft er niet doodsbang voor te zijn. Zo, dat zijn dooien genoeg. Houdt dat in dat pas een geneesmiddel voor aids wordt gevonden, als de bevolking in voldoende mate is afgenomen? Dat houdt zeer waarschijnlijk in dat aids zichzelf kan uitroeien op het ogenblik dat de mensen zich bewust worden van het gevaar daarvan en dus alle maatregelen nemen. Het is vaak de onverantwoordelijkheid van sommigen mensen waardoor het virus zich zo makkelijk kan verspreiden. Dat zult u met mij eens zijn. En als u zich dan verder realiseert dat naarmate de bevolking meer afneemt, ook weer de controle en ook de zelfbeheersing, maar ook de noodzaak om in een gemeenschap weer te leven, functioneel te zijn, toeneemt, zult u het met mij eens zijn dat aids dan als vanzelf langzaam verdwijnt. Nou ja, dan zullen ook allerhande onsmakelijke reclames verdwijnen, nietwaar. Kort geleden nog, kwam er iemand thuis die zei: weet je nou wat ze adverteren op aarde? Ik zei: nee, wat? Toen zei hij: gebruik bandage. Ik zei: nou, dat vind ik gezien de ziekte een beetje onaangenaam klinken. Toen zei hij: ja, maar dat is een pleister. Ik zei: ja, maar wat ze over aids hebben is ook een doekje voor het bloeden... Begrijpt u wat ik bedoel? Ten aanzien van het Midden-Oosten op het moment, meneer Saddam Hoessein, daar is al eerder over gezegd, kan nu ongetwijfeld niet meer terug. De verenigde naties kunnen ook niet meer terug, tenzij er vanuit het midden van het paleis van Saddam Hoessein iemand die jonge man een enkele reis naar jullie toe stuurt, is het vrij zeker dat er een oorlog komt... Weet u dat er al een aantal moordaanslagen zíjn geweest? Dat weet ik, maar die zijn allemaal tijdig ontdekt en om hals gebracht. Ja, dat komt omdat de CIA niet genoeg betaalt... Ja, sorry, het is precies zoals ik het zeg. Komt er een oorlog en zo ja, hoe lang duurt die? Wanneer er een oorlog komt, dan is ze waarschijnlijk binnen vier maanden afgelopen met een zeer hoog dodental. De kans dat er een oorlog komt, wordt door deskundigen op 90% geschat, maar lijkt mij, gezien de huidige situatie, niet meer te zijn dan 40%. Dat wil zeggen de feitelijke lust en moed om de oorlog te beginnen, is bij geen van de partijen op dit moment aanwezig. Wanneer er een onvoorzichtigheid gebeurt door ondergeschikten, zou dát de aanleiding kunnen zijn. Maar de ondergeschikten hebben ook steeds minder zin erin, omdat je veel liever vecht tegen mensen, waarvan je denkt dat je ze aankunt als tegen mensen waarvan je je afvraagt of je ze kunt overleven. Maar die man is stapelgek... Iemand die in de politiek gaat en zó'n hoge plaats bereikt in welk land dan ook, ís niet geestelijk normaal...(gelach). Ja, maar je hebt ze in soorten en maten: deze is wel erg... Inderdaad. En de een die voelt zich gedrongen om zich te bewijzen en de ander niet, nietwaar. En op het ogenblik is het voor Saddam Hoessein chasing around de mulberrybush, als u weet wat ik bedoel. Ik heb het niet helemaal gehoord, zegt u het nog eens. Chasing around de mulberrybush. Nee, dat is geen film, dat is een heel oud liedje, dat al in 1600 in Engeland werd gezongen. O, sorry hoor, dat is me te geleerd. Dát doet me plezier. Ben ik eindelijk eens een dokter te geleerd af (gelach). ...één slag bij jou. Ja, en ik haal hem nog binnen ook en dan is het leuk om het te zeggen. Ja, een heel ander onderwerp eigenlijk. Hoe staat de geestelijke wereld tegenover het contact leggen met het hiernamaals via onder andere glas en bord? Zeer verdeeld. En dat we weten dat onbewuste denkbeelden, psychische factoren daarbij vaak een heel grote en meestal storende rol spelen, zodat er een grote onbetrouwbaarheid bestaat ten aanzien van hetgeen doorkomt. Dit beseffende en hiermee rekening houdende, is het mogelijk dat ook waardevolle kontakten tot stand komen, maar ze zijn nooit permanent en volledig. En dat moet je goed begrijpen. En wanneer je dus zegt: nou ja, ik hou daar rekening mee, ik controleer alles liever tien keer dan het onmiddellijk aan te nemen, dan zou ik zeggen, ik sta er meestal wel 8 DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE
© Orde der Verdraagzamen
De Stem van Gene Zijde
gunstig tegenover. Maar er zijn ontzettend veel mensen bij ons die zeggen: nou ja, kijk eens, in het glaasje kijken en autorijden is bijna net zo gevaarlijk als glaasje draaien en niet nadenken. Snap je wat ik bedoel? Ja, ik probeer het simpel en duidelijk te zeggen, hè, en kruis en bord, ouija, het is allemaal hetzelfde systeem. Alleen wanneer gewerkt wordt met het zogenaamde wijzersysteem, waarbij wél geleidingskonstakten zijn, aanwezig zijn, maar én wijzer én alfabet zijn afgeschermd, kunnen resultaten worden bereikt die redelijk zuiver zijn en dan is het nog de vraag, welke kracht heb je aan de lijn? Ja, het is precies hetzelfde, ik heb dat gezien in mijn tijd met jongens, hè, die hebben een fijne boerendochter en daar gingen ze mee trouwen en ze dachten: het is een engel. Nou ja, later ontdekten ze dat ze eerder uit andere regionen kwam. En dan was het te laat. Begrijp je wat ik bedoel? En die moeilijkheid hebben we in de geest ook. Ik kan zeggen: ik ben die en die, ik heb nooit mijn echte naam genoemd, hoor. Ja, waarom noemen ze me Henri? Nou, dat zal ik u ook nog vertellen, omdat ze met alle geweld een naam wilden hebben om over te kunnen roddelen. En toen heb ik gezegd: nou, noem mij maar Henri, want Henri de Lagadère is niet dood, hij leeft. Een citaat, zoals u weet, nou ja goed, dus dat weet u ook alweer, bent u weer wijzer geworden. En dat is heel typisch, hè, mensen die luisteren worden wijzer, mensen die ouder worden worden eigenwijzer. Ik mag het rustig zeggen, ik zit op het ogenblik ook in een bijna antiek voertuig, nietwaar? (Gelach). Antiek is nou honderd jaar, dus nog even wachten.. Nou, bij auto's is het allemaal vijftig en we hebben het over een voertuig (gelach). Overigens, er is een methode via bandrecorders: welke is uw mening hierover? Bij bandrecorders is het mogelijk om dus in de ruis dus náást een station bepaalde signalen op te vangen. Die kunnen inderdaad van geestelijke origine zijn. Er bestaat ook de mogelijkheid een blinde ruis op te wekken, je kunt dat zelfs al doen met een diode of een diodetrap. En in díe ruis kunnen vooral, wanneer er een tamelijk grote wegcondensator in wordt geplaatst, inderdaad heel aardige boodschappen worden doorgegeven, waarbij je wel rekening moet houden met het feit dat de band op verschillende snelheden moet kunnen worden afgespeeld, omdat het anders vaak niet mogelijk is om te horen wat er gezegd wordt. Er zijn tijdsverschillen tussen verschillende werelden en niet elke geest spreekt in hetzelfde tempo. Ik zou ook een hele hoop vlugger kunnen spreken, hoor, als u dat liever hebt. Dan kan ik veel meer zeggen in veel kortere tijd. Maar ja, wat ik zeg is niet belangrijk dan alles wat ik langzaam kan zeggen. Dus het is maar de vraag wat jullie ervan denken, nietwaar (gelach). (De laatste paar zinnen in ijltempo uitgesproken (red.)). Goed, een kleine demonstratie die overigens nog gebonden is aan de gehoorgrens, u moest het kunnen volgen. Maar je kunt zover gaan dat het bijna boven de gehoorgrens ligt. En dan hoort u alleen een klik of piep en als u hem dan heel erg uitrekt, dan ontdekt u dat u er toch nog iets gezegd wordt. Goed. Mag ik nog iets vragen over de Bermudadriehoek? Wat dat is? Daar doen zich hele eigenaardige verschijnselen voor. Ja, bijna net zo erg als bij de bikini. Ja, het zijn beiden driehoeken, ja (gelach)... Ja, met dit verschil dus dat de Bermuda over het algemeen geen driehoeksverhouding voortzet (gelach)... Maar het is heel eenvoudig, als je het beseft: de Bermudadriehoek in zichzelf is een gebied met anomale stromingsomstandigheden en anomale natuurverschillen, waardoor woelingen kunnen ontstaan, wielingen(?), zeer dichte mist plotseling op kan komen. Verder bevindt zich ergens in dit geheel nog een oud restant, van een, ja, zeg maar, Atlantische installatie, die soms nog werkt, maar meestal defect is en die daardoor allerhande verschijnselen kan veroorzaken. Onder andere een dimensiepoort kan openen en wanneer dat gebeurt, nou, moet je maar kijken waar je terecht komt. Ja, maar waar zijn die lui nou in terechtgekomen? Nou, er zijn er een stelletje in parallelle werelden terecht gekomen, onder andere een stel vliegtuigen. En er zijn een paar schepen eveneens terecht gekomen in die andere wereld en die mensen, die zijn toen uit verbazing, zijn ze weggevlucht en zonder de bijboot overigens kwam het schip zelf dus weer terug, want dat bleef praktisch op dezelfde plaats. En bij het wegvallen van de spanning was het dus weer in het Bermudawater en iedereen was weg. En dat is op andere plaatsen op aarde óók mogelijk. Er zijn zover ik weet, vijf of zes van die gebieden, waarin zich onder omstandigheden een, zeg maar, een poort naar een andere dimensie of een parallelle wereld, geef maar een naam, kan vormen. En in sommigen daarvan is het bestaan van mensen DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE 9
Orde der Verdraagzamen mogelijk, kunnen ze er doorleven, in anderen betekent daarin terechtkomen, ondergaan... Nou ja, dan zeg je, eerst zeg je tegen jezelf, o, mijn God, en dan zeg je geestelijk tegen jezelf, waar zit ik nou in godsnaam en dan zeg je tegen jezelf: verrek, dat had ik nooit verwacht. En als je dán kunt aanvaarden wat er om je heen is, dan denk je, laat ik ze thuis nog even gaan troosten, maar ze luisteren niet meer... Er schijnen bij die driehoek ook piramides gezien te zijn. Kan het zijn dat dit veroorzaakt is door bouwsels die een piramideachtige .....? Ja, die installaties waren over het algemeen als een afgeknotte piramide opgetrokken en hadden verder bepaalde uit sterk koperhoudend steen, daarin liggende kanalen, zeg maar. En deze dingen die werken soms nog, maar ze staan onder water, dus meestal is het niks en dan een enkele keer dan zeggen ze ineens: hup. Dan is er een hele hoop energie, maar door het water wordt ze onmiddellijk ontladen en daardoor ontstaat een afwijking in het aardmagnetisch veld, dewelke, mits een andere parallelle wereld aanwezig is, een poort tot deze wereld open maakt, die over het algemeen niet langer openblijft dan zeg een klein half uur. Als er verder geen vragen meer zijn, zou ik eigenlijk willen beëindigen. Nou ja, goed, iedereen zit op zijn einde te wachten, ik ook. Ja, alleen is het dan af voor deze avond. Maar laten we dat op de gebruikelijke manier doen, als u jullie het op prijs stellen. U weet wel, zo'n kleine improvisatie, zoiets. Zo, laten we zeggen een geestelijk veredeld Sinterklaas rijm, dat ligt wel binnen mijn vermogen. Als u nou maar drie woorden geeft, waar ik het uit kan vlechten. Wellevendheid, crisis, schoonheid. Ik zou zeggen: de schoonheid van het menselijk leven wordt sterk aangetast door een crisis in de wellevendheid. Maar misschien zou je het ook zo kunnen zeggen: schoonheid is wat in mij leeft en aan het schone buiten mij zijn waarden en zijn aanzien geeft en zo het al verweeft tot innerlijk beleven, waardoor het de moeite waard wordt. Om te zien, te zijn, te streven. En als ik met een ander deel en in wellevendheid de ander ook mijzelf laat zien, soms met de ander lijdt, maar toch vooral hem respecteer met eigen schoonheid, eigen zijn, dan wordt de schoonheid eens zo groot, doet 't leven minder pijn. Maar crisis, het is het moderne woord, betekent al te vaak een evenwicht vernietigd, een samenhang verstoord, een stil jezelf vergeten in eigen werkelijkheid. En daardoor duidt de wereld zich niet meer in schoonheid, maar als strijd. Dan ga je uit je eigen bol, dan sla je heel de wereld dood en zegt: waar is de schoonheid heen, wat was ik toch een idioot. Ik had een ander woord in gedachte (gelach). En dan zeg je: ik wil toch gaan naar die fase van het zijn, waarin de schoonheid balsem wordt, voor alle levenspijn. Waarin de schoonheid in mij stilt, de angst, de stille vreze, en mij aanvaarden doet het zijn in heel mijn wezen. En als ik ín die eenheid dan wel leef, dan wordt wellevendheid een uiting van een schoonheid die in mijzelf bestaat en die ik zo, zo goed ik kan, anderen delen laat. En als dat niet genoeg zou zijn, dan klaag je bij de baas: want ik heb nou genoeg gezegd, ik ben nou eenmaal dwaas. Bedankt voor uw aandacht en allen een goede avond, prettige huisgang, goede nachtrust en al datgene wat je jezelf wenst, wanneer je het je eerlijk wenst. En al datgene wat je wenselijk acht, dat je het niet moogt krijgen, voordat je werkelijk beseft wat het is... Goedenavond.
10
DH 99 900927 – DE ATLANTISCHE PERIODE
De geheime krachten uit Tibet
Datum:
20-07-1964
Soort:
lezing
Reeks:
1. Plaatselijke kringen > Kring Den Haag > Den Haag 1963-1964
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
Tibet is een eigenaardig land. Een hoogvlakte, voortdurend gezweept door de wind, met diepe dalen waarin kleine dorpen liggen en berghellingen waartegen wonderlijke kloosters zijn gebouwd. Dit Tibet is lange tijd de bron geweest van een oude magie (de bön-magie) en ook van de lamaïstische leerstellingen en de daaruit voortvloeiende magie. Het is een land, dat wordt geregeerd door legenden, zelfs nog in deze tijd. Om ons een beeld te maken van de bronnen, de geheime krachten, die er in Tibet bestaan, moeten wij allereerst het verschil van geloof tussen, de z.g. bön- en de lamaïstische boeddhisten een ogenblik bezien. Voor de bön is alles levend. Hij ziet de gehele natuur krachtig. Hij weet dat rond hem voortdurend goden en demonen in een strijd zijn gewikkeld. Hij kent de spreuken, waarmee hij hen kan oproepen. Hij kent de rituelen en de gebruiken. Hij heeft geleerd om zijn eigen kracht te versterken met die van een god of een demon en haar te richten hetzij als een brede bundel die weldoend over het land uitgaat, hetzij als een dodende pijl, die wordt afgeschoten en over honderden mijlen zijn doel weet te treffen. Alles is bezield. Onder de wereld ligt het geheimzinnige rijk van de Heer der Wereld. Want dit is niet een lamaïstische maar een bön-legende. De Heer der Wereld is de kracht, die alles bezield. Eens is hij op aarde geweest. Maar toen de aarde kantelde en de mensen de goden verloochenden, heeft hij zich met zijn gevolg teruggetrokken in de grotten, waarin hij nu nog met zijn hofhouding vertoeft. Soms, zo zegt men, ontwaakt hij uit zijn slaap en spreekt hij tot zijn raad; en op dat ogenblik zijn alle dieren stil. De natuur zwijgt voor een kort ogenblik, omdat de Heer der Wereld spreekt. Hieruit blijkt de relatie, die er bestaat tussen deze vreemde kracht, die men erkent, deze Heer der Wereld en de natuur als zodanig. Het is hier niet de tijd en de plaats om de hiërarchische verhoudingen, die er tussen geesten, krachten en goden uit het bön-tijdperk bestaan, geheel te omschrijven. Voldoende zij het op te merken, dat al wat leeft is verbonden met de natuurkracht. Deze natuurkracht is soms demonisch, soms goedertieren. Zij is altijd groot, enorm groot en draagt vaak een afzichtelijke gestalte. Zij kan worden opgeroepen en bezworen. Zij kan worden geketend en gebonden net als een mens, doch dan met magische middelen. Zo'n demon of zo'n god heeft menselijke eigenschappen en hierdoor kan de mens met hem tot een contact komen, dat vaak wordt omgezet in een vaste verhouding tussen de magiër en een of meer geesten. In de lamaïstische wereld ziet het er enigszins anders uit. Hier vinden wij natuurlijk het boeddhistisch ideaal als kern, als centraal punt. De leer van de grote Gautama Siddharta, gecommentarieerd door onnoemelijk veel geleerden en denkers, heeft de sfeer bepaald, waarin men leeft. Kentekenend voor Tibet is het rad. Het rad is het symbool van de wentelingen des levens. De wentelingen, die voeren door de werelden van hemel en hel, en door duizenderlei belevingen, welke uit de lamaleer zijn voortgekomen. De kracht die men zoekt in deze verschillende werelden, is de kracht van de begoocheling. Ook hier is het Maya, de moeder van de werkelijkheid, de waan, die regeert. Maar waar de bön-priester, eenvoudig zijn eigen behoefte definieert en wordt tot een magiër, daar is het voor de lamaïst toch enigszins anders. Deze probeert de krachten te erkennen, die in elk van die sferen regeren, in de hemelwerelden evenals in de hellewerelden. Hij bedrijft daarmede allerhande magie, die in de ogen van de westerling verwerpelijk is. Dit gaat vanaf verschillende vormen van necromantie tot eenvoudige voorspellingen. Het gaat vanaf het verwensen en doden van vijanden op afstand tot het zegenen en beschermen van mensen en expedities. De leer van de lamaïstische magie, is beperkter dan die van de böns.
093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
1
Orde der Verdraagzamen Een bön-magiër neemt leerlingen aan tegen betaling en velen van hen hadden tot voor enige jaren 10 á 20 leerlingen, die na verloop van tijd min of meer geslaagd elk voor zich gingen optreden als magiër. Bij de lama's is het anders. De leerling, die de magie kiest, heeft de keuze uit slechts 3 kloosters. In één van die kloosters wordt speciaal de natuurmagie gedoceerd, die zeer dicht bij natuurwetenschap ligt. Het tweede klooster is speciaal gewijd aan de bezwering van hellewerelden, geestenbezwering, necromantie, kortom, aan alle praktijken die wij gemeenlijk onder duistere magie rangschikken. Het derde klooster is gewijd aan de magische relatie tussen de mens en het tijdloze, de magische verhouding van de mens en zijn godheid. Dat zelfs voor de lama een geest, die een helle- of een hemelwereld regeert, bijna goddelijke aspecten aanneemt, blijkt uit de vele geestendansen, die er in de kloosters in Tibet plegen plaats te vinden. Op die dagen blazen de priesters op hun enorme hoorns, rommelen de trommen, worden de heilige tapijten,uitgehangen en zijn de priesters en hun leerlingen bezig om een godenstrijd weer te geven; een aspect van hemel of hel uit te beelden. Zij geloven daarbij echter, dat zij bezield zullen worden; en hun bezieling is er een, die door het feit zonder vrees te zijn macht geeft. De magische macht van een bön is die van een erkenning, ongeacht de, aanwezige angst. De macht van de lama is die van de werkelijke ingewijde, die zonder vrees treedt in de werelden der hel, die zichzelf als offer durft aanbieden aan demonen en geesten en ongeslagen verder gaat, omdat hij niets te verliezen heeft. In deze korte zinsneden heb ik u - naar ik meen - de sfeer reeds geschetst, die er in dit vreemde land hangt en iets doen zien van de verschillen tussen de magie van de bön en die van de lama. Het is nu belangrijk, dat wij nagaan in hoeverre deze verschillende magische kwaliteiten (het gebruik van deze krachten dus) gebonden is aan goden en aan demonen en op welke wijze men ervan gebruik maakt. Ik zal daarbij geen definitief onderscheid maken tussen de bön-, de lama- en de andere, meer eenvoudige praktijken. Ik meen nl., dat zij eigenlijk, bewust of onbewust, putten uit dezelfde kernwetenschap-, en dat de, krachten, waarmee zij werkten en soms nog werken, wel anders worden genoemd, maar niet anders zijn. Dan moeten wij allereerst begrijpen dat voor de magiër, ongeacht zijn afstamming, bepaalde, in en rond de mens levende krachten van het hoogste belang zijn. Hij ontwikkelt deze dan ook in zichzelf. Daarnaast leert hij om ze van anderen te lenen. Hij zal zich voor een groot magisch werk over het algemeen omringen met een aantal soortgenoten of geloofsgenoten, die met hem samen zijn; en op deze manier zal hij trachten om b.v. een dood lichaam te doen wandelen, stenen te doen rijzen en vallen. Hij zal geesten bezweren en in ketenen slaan. Hij zal via een medium demonen laten spreken. De kracht van het gehoor de aanwezigen is hierbij een medebepalende factor. De macht komt voort uit de mens. De mens ontleent zijn kracht aan de kern van het zijn. En ofschoon de lama hier misschien niet spreekt over de “Heer der Wereld”, maar over de "Heersers die achter de sluiers der waan liggen", zo is het principe het zelfde. De wereld wordt geregeerd door demonen en goden. Deze demonen en goden ongeacht waar wij ze plaatsen - hebben een zodanige invloed, dat wij hen met onze mensenkracht niet kunnen overwinnen. Maar wij kunnen wel onze mensenkracht maken tot drager van een van hun gedachten, een van hun werkingen of invloeden; en daarmede zijn wij onoverwinnelijk geworden. Omdat de kwade geest in vele gevallen wordt gevreesd, zal men deze vaak opsluiten. Het is b.v. opvallend, dat in bijna alle landen vallen voor dieren worden gevonden, maar dat men slechts in een bepaald deel van India (o.a. Nepal, Tibet en een klein deel van China) geestenvallen kent. Deze geestenvallen zijn gebaseerd op magische principes; maar enigszins gewijzigd worden zij ook tot gevangenissen van demonen. En er zijn kloosters en tempels geweest, waarin een demon een jaar lang geketend lag. Daarna werd hij vrij gelaten - want men kon hem niet langer dan een bepaalde tijd binden - en werd a.h.w. zodanig geplaatst, dat hij in een medium kon varen. In dat medium kon hij zich uiten en voordat hij zich geheel had teruggetrokken, was hij opnieuw gevangen en daarmee voor een jaar lang geketend. Ik zal u niet de namen noemen van de verschillende demonen, ze zijn onbelangrijk. Maar wel belangrijk is, dat op deze wijze inderdaad een mate van natuurbeheersing wordt verkregen; dat men inderdaad invloed kan uitoefenen b.v. op het weder; dat men invloed kan uitoefenen op de welstand van een bepaald dorp of gebied en dat zelfs de veiligheid van sommige 2 093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
karavanen mede kan worden bepaald door contacten, die men met bepaalde demonen of goden heeft gehad. Ik keer terug tot de kern en zal deze in het vervolg de Heer der Wereld noemen. U weet dan, dat ook andere begrippen daarachter schuil gaan. Deze oude leer van de "Heer der Wereld” is een erfdeel, dat zeer waarschijnlijk nog stamt uit de tijd van het verzonken continent, dat gij Atlantis noemt. Dit volk met zijn eigenaardige vorm van rondschrift, wel bloemenschrift genaamd, heeft zijn geheimen vastgelegd. In die geheimen wordt steeds weer gesproken van de vluchtgrotten; de holen, waarin men zich zou terugtrekken op het ogenblik, dat een enorme ramp zich zou voltrokken. Er zijn vele argumenten, die voor de werkelijkheid van deze voorstelling spreken. We vinden ze nl. terug in de legenden van geheel andere gebieden, b.v. rond de Caraïbische zee. In Egypte echter heeft men begrepen, dat als iemand zich zo terugtrekt en hij keert niet weer, dat hij dan door zijn macht als een groot vorst of magiër moet voortleven. Voor de magiër van Tibet waren deze ouden goden. Zelfs de voorstelling en de typering van de goden, welke in Tibet aanmerkelijk verschillen van die welke wij aantreffen in b.v. India of China, wijzen op een vroeger ras, dat waarschijnlijk enkele meer arische kenmerken heeft gehad en dat vooral heeft beschikt over een aantal wapens en andere attributen, die - voor zover ons bekend is - nooit zijn voorgekomen in het oude Azië. Deze mensen of goden hebben een wetenschap achtergelaten; en deze is ergens onbegrijpelijk. Het gaat hier om een soort theorama, dat aan het begrip van de toehoorders steeds weer ontsnapt. Indien u er belang in stelt, wil ik u dit hier wel oven citeren. Het zegt nl.: Het beeld, dat ik in mij draag plus de kracht, die ik ben, zijn eeuwig en onvergankelijk; en deze kracht projecteer ik in elk ding of elk wezen dat zwakker is. Ik beheers daarmee al datgene, wat minder bewust is en ik kan daardoor contact opnemen met al, wat meer bewust is of hoger geplaatst is. De hoogste kracht spreekt zo door mij en zo kan ik spreken tot de hoogste kracht. Dit is een zeer vrije overzetting van een regel, die reeds in bloemenschrift was neergelegd en die nu practisch is vernietigd door de verkeerde pogingen, die men heeft gedaan om de kopieën ervan te redden uit de Potala. De gedachte van de Heer der Wereld is dus niet alleen maar de gedachte aan een bepaalde godheid. In wezen is het een verkeerd begrepen vertaling, een verkeerd begrepen inzicht, dat aan deze figuur gestalte geeft. Ergens is hij reëel; maar niet in de grotten en krochten van de aarde. Hij is echter een werkelijkheid, zodra wij hem zien als een band tussen de mens en de oneindige Kracht of de werkelijke Kracht. Wat er gezegd wordt omtrent zijn raad, doet ons inzien dat de schoppende Kracht zich moet uiten in vele verschillende, facetten en vormen; en dat elk daarvan contact opneemt met de mens en dat de mens via elk van deze facetten ook weer contact kan opnemen met de Heer der Wereld. De krachten, die er in Tibet bestonden, zijn langzaam maar zeker uiteen gedreven. De schuld daarvan ligt niet alleen bij de Tibetanen. Zij ligt ongetwijfeld vooral bij de mensheid zelve, die in een eenvoud en met een zeker cynisme die ook bij de Tibetaanse burger placht te bestaan, haar contact met de godheid (haar directe verbondenheid daarmee) verworpen heeft. U weet allen, dat eens in het zuiden van Tibet de grote dorpen en kloosters- en tempels hebben gelegen, die als plaatsen van toegang en concentratie o.m. voor de Witte Broederschap hebben gegolden. Deze zijn voor een groot gedeelte ontruimd. Wat er overblijft, is slechts een masker dat de leegte erachter nog moet verbergen. Maar de kracht van de Witte Broederschap, de kracht die in de wereld actief wordt en de kracht die de Tibetaanse magiër heeft gekend onder de naam van Heer der wereld (of het middelpunt der spaken), is nog steeds actief. Zij is voor ons werkzaam, er wordt op aarde nog steeds mee gewerkt. En daardoor wordt eigenlijk dit onderwerp meer dan alleen maar een beschouwing van iets, dat is geweest. Het is tevens een begrip voor dat wat bestaat. 093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET 3
Orde der Verdraagzamen Wat zijn nu de praktijken, die deze magiërs over het algemeen toepasten? Wij kunnen in de eerste plaats de bekende offerpraktijken. Deze beginnen eenvoudig met het z.g. sluieroffer (het beleefdheidsoffer dus), de verschillende bloemen- en vruchtoffers, de offers van thee en yakmelk en yakboter en gaan dan verder tot het mensenoffer toe voor de demonen én het persoonlijk offer van de ingewijde voor de goden. Ook de lama's kennen deze offers. De kwestie is deze; Wanneer men volgens de wetten en regels van deze oude machten wil werken en contact wil krijgen met goden, dan kan men dit alleen doen, indien men een weg voor hen baant; en die weg baant men door hun iets te schenken wat zij vanaf dat ogenblik kunnen bezitten, waartoe zij toegang hebben. Voor de demon is dit bloed, omdat - naar men aanneemt - in het bloed de levenskracht van het wezen aanwezig is en hij dus zo beschikt over de stoffelijke levenskracht om zich te openbaren. De gekruide en gekleurde rijst, de thee en al wat dies meer zij, ze zijn ergens aromatisch. Het aroma moet niet alleen aangenaam van geur zijn voor goden en ook voor sommige demonen, maar het moet tevens een weg voor hen zijn om tot de stof te komen, tot de krachten van de stoffelijke wereld. Wanneer we echter alleen moeten stilstaan bij het offer, dan wordt het aan de god of aan de demon overgelaten wat hij zal doen. Wanneer we nu onszelf omringen met symbolen, welke die god uitdrukken of die demon omschrijven, dan zijn we al veel verder. Wij hebben voor ons een gelijkwaardigheid geschapen. Wij leven - zij het symbolisch - in de wereld van die god of demon. Wij kunnen hem op voet van gelijkheid bereiken. Een aardige gewoonte is b.v. het maken van bepaalde torentjes van vruchten, gekleurde rijst en van tsampé, een soort poeder. Deze torentjes worden heel zorgvuldig en onder het opzeggen van spreuken en citaten opgebouwd en daarna benoemd; men geeft ze een naam. Wanneer de vorm voldoende juist is, dan zal hier niet alleen een offer zijn, waarin de demon of de god zich kan openbaren, maar er zal een gelijkheid zijn ontstaan; en hierin zal de god aanwezig zijn. Wanneer ik dan tot zo'n torentjes spreek, dan spreek ik tot die god en hij kan niet verhinderen dat hij mij hoort. Kijk, op deze manier heeft men al heel veel bereikt. Voor de bön komt daar dan nog bij, dat hij over het algemeen een aantal handelingen verricht, die bestaan uit het o.m. opdreunen van incantaties, het aansteken van lampen, het brengen van offers, ook van olie, vooral plantaardige olie is daarvoor geliefd. Alles bij elkaar is dit voor hem het scheppen van een hemelwereld in symbolen of van een hellewereld in symbolen, en deze wereld valt onder zijn beheersing. Hij dwingt nu zijn god of demon te antwoorden, doordat hij die wereld dreigt aan te tasten of te verstoren. De lama zal over het algemeen enigszins anders reageren. Hij sluit zichzelf af; en zijn methode van concentratie is er een van eenzaamheid in het volledige duister. In dit duister stelt hij zich de geest, de demon voor. Door het beeld, dat hij zich bouwt, maakt hij het voor hem werkelijk. Hij kan nu met dit beeld handelen, omdat het enerzijds een godheid is, anderzijds een schepping van zijn eigen wezen, zijn persoonlijkheid, alsof het een dienaar ware. Hij zal voorzichtig moeten zijn, dat hij deze kracht niet tot toorn beweegt. Hij is dus beleefd, maar spreekt daartoe als tot een dienaar. Hij vreest deze kracht niet. Hier is dus een overeenkomst tussen de bön en de lama, waarbij het verschil hoofdzakelijk ligt in de wijze, waarop men bereikt. Een tweede verschil komt tot uiting, als we zien dat de lama in vele gevallen middels dansen, maskers en verdere attributen tracht een complete godenwereld uit te beelden. Een van de grote dansen van het grote klooster van het Lichtend Tapijt is b.v. een dans, waarbij een hellewereld volledig wordt uitgebeeld. Deze hellewereld zou aansprakelijk zijn voor ziekte onder mensen en vee; aansprakelijk ook voor overstromingen en nog enkele voor de mens onaangename verschijnselen. Nu wordt die wereld eerst a.h.w. volledig geconstrueerd. En in de schijnbaar zinloze dansbewegingen van de z.g. demonen ligt wel degelijk een vast patroon; de bewegingen van voeten en handen, het schudden van de hoofden, de eigenaardigheden van de maskers zijn wel degelijk vastgesteld. Wanneer men die wereld heeft geschapen, dan brengt men daarbinnen de goede goden, maar nu vergezeld van één of meer priesters. De hemelwereld is de macht, waaruit de priester a.h.w. plukt wat hij nodig heeft. En niet die hellewereld begint hij een strijd, eveneens in dans uitgebeeld, welke eindigt in de overwinning 4 093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
van die hellewereld. Degenen die tot die hellewereld behoren, zijn dus werkelijk aanwezig volgens het geloof; ook de hemelkrachten zijn werkelijk aanwezig, want zij zijn volledig uitgebeeld. Nu zal men in vele gevallen de demonen laten vluchten naar een bepaalde galerij of door een bepaalde poort. Die poorten of galerijen zijn dan over het algemeen wat men noemt een geestenval; vaak een kistje, in andere gevallen een paar matten of muren. De demon kan daar niet voorbij gaan. Hij wordt dus ingesloten door de goede krachten. Deze brengen hem vervolgens in een gevangenis (meestal iets wat op een reliekschrijn lijkt), hij wordt daarin opgesloten en in een eenzaam vertrek neergezet. Hij is zijn macht kwijt. En omdat zijn overwinnaar de priester is of het klooster kan het klooster de macht van de demon uitoefenen. U zult zich afvragen, wat al deze oude gebruiken te maken kunnen hebben met de machten, die op het ogenblik in deze wereld zijn losgebroken? De demonen, die in deze wereld losbreken, breken los omdat de mensen hun handelingen naar die demonen richten. Er is geen demon, die onaangetast rond deze wereld kan zweven. Maar als de mens hem realiteit, substantie geeft, kan hij binnen die mens op aarde bestaan en wandelen. En vanuit dat centrum, dat hij zo op de aarde heeft, is zijn invloed groot. Nu kunnen wij over de demonen spreken als gedachtenbeelden, vaak geassocieerd met bepaalde geesten uit het duister, soms enigszins een verpersoonlijking daarvan. We kunnen ze ook zonder meer persoonlijkheden noemen, maar zeker is dat hun invloed bestaat. Wanneer wij nu de machten van Tibet zien, de oude krachten die men daar ontwikkelde, dan wordt ons duidelijk dat je de demon nooit kunt vangen door hem te ontkennen. Je kunt hem ook nooit verslaan door hem onmiddellijk zijn macht te ontnemen. Eerst wanneer hij tot werkelijke activiteit komt, kan hij worden verslagen, en dan verslaat men hem niet door een feitelijke strijd, maar a.h.w. door een bewegingspatroon dat tegengesteld is aan het zijne; een gedachtepatroon dat zijn gedachtepatroon opheft. Wij zouden daaruit iets kunnen leren, want de oude macht van Tibet, van die wereld van goden die op de bergen leven, die in de wouden verscholen zijn, goden die jagen met de wind of leven in het hart der aarde, deze wereld van demonen en krachten bestaat overal in de wereld. Wanneer wij die krachten ontkennen, maken wij ze sterk. Om die krachten onmiddellijk te bestrijden daarvoor zullen wij te zwak zijn. Wij zullen dus een beroep moeten doen op iets anders; en dat is datgene, wat in de tibetaanse folklore althans de "Heer der Wereld," heet. Het is de kern van het leven. En de kern van het leven zelf is voor de mens zijn geloof. Het zijn de verborgen krachten die in hem schuilen. Het is zijn vermogen om zichzelf door oefening te maken tot een, die meer kan en meer ervaart dan voor een mens normaal is. Hij kan leren zijn geest uit te zenden; het werkelijke geheim van de z.g. zwevende monniken. Hij kan leren om zichzelf zozeer te beheersen, dat het lichaam automatisch reageert op de bevelen van de geest en aan het bewustzijn geen verdere prikkels kan toevoegen als b.v. de techniek van de lung-gon-pa. Hij kan zichzelf gebruiken als een bron van denken alleen, zoals de monniken, mediterende in duisternis, die niets zijn of willen zijn dan één gedachte; maar die soms niet die gedachte dan ook een heel werelddeel kunnen omvatten. Deze krachten heeft Tibet gebruikt. De mens van heden kan ze ook gebruiken, want in al deze gevallen is de kern: verbondenheid met een waarheid, die boven de waan staat. Er kan geen demon bestaan, die niet waan is. Zijn verschrikkelijkheid moge echt lijken voor hem, die vreest. Wie niet vreest, zal zien dat een muis meer schade kan doen dan een demon in waarheid. Hij ziet alleen de werkelijkheid en niet de schijn. Zo zullen wij golven van kracht over deze wereld zien gaan, die allerhande zonderlingen en vaak demonische aspecten met zich brengen. Wij zullen ons afvragen, waarom deze krachten werden ontketend; en soms zullen wij ze vrezen. Onthoud, dat wie een demon vreest, zijn slaaf is. Sommigen zullen zich onmiddellijk tegen de demon verzetten; maar zij verzetten zich uit eigen kracht en worden verpletterd. De eigen kracht van de mens is niets zonder zijn verbondenheid met het hogere. Degenen echter, die de geheimen kennen (de werkelijke strijders), beginnen a.h.w. gescheiden van de demon een 093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET 5
Orde der Verdraagzamen wereld op te bouwen, die daaraan, tegengesteld is. Zij bouwen een beeld op, waarin die demon machteloos zou zijn. Let wel, "zou zijn". Door hun beleving van die wereld krijgen zij kracht. Zij zullen de demon dan niet uit dit beeld kunnen verdrijven, zodanig dat hij verdwijnt, maar men kan een demon ketenen. De techniek, die in de komende tijd in de wereld zal worden gebruikt, is wel om iets, wat op zichzelf slecht en verkeerd is tot macht te doen komen, deze macht vervolgens steeds meer te beperken en dan de kracht of het vermogen, dat het demonische in zich draagt, aanwenden voor een ander en goed doel. Dus overdracht van krachten. Omdat dit in de komende tijd zo belangrijk is, meende ik dat deze kleine zijsprong naar uw eigen wereld voor u interessant zou zijn. Toch hebben wij nog iets te zoeken in dat vreemde land. Toen de troepen van Rood-China Tibet binnentrokken en de kloosters in het zuiden nog niet volledig waren ontruimd, gingen enkele priesters naar de toppen der bergen. Daar spraken zij hun woorden en maakten zij hun gebaren. Er kwam regen; de rivieren waren gezwollen en zij, die moesten vluchten, konden vluchten in vrede. Schatten, die nog moesten worden weggedragen, werden weggedragen. Maar daarna overwonnen degenen, die met wapens vochten in plaats van met geestelijke werkingen. Ook dit is begrijpelijk. Wanneer men zich had willen verdedigen, dan had men het alleen kunnen doen door zich te associëren met deze vijand; en deze vijand mocht de middelen (de kennis, de wetenschap, de personen) niet in handen krijgen. Daarom heeft men deze weg gekozen. Indien het nodig is, kan een enkele mens storm over een land afroepen, of hij kan hem verdrijven. Hij moet begrijpen, dat hij daarmede de wereld niet kan tegenhouden, zoals ook de lama's dat hebben begrepen. Maar hij weet wel degelijk, dat hij zich daardoor de tijd kan verschaffen, die er nodig is om een eindoverwinning voor te bereiden. En dit is het wonderlijke van de gehele tibetaanse magie. Zij is niet alleen maar het tot stand brengen van iets langs bovennatuurlijke weg. Zij is in heel veel gevallen het scheppen van de mogelijkheid, van de ruimte om van uit jezelf iets te bereiken. Nu zijn de goden (de vereerde krachten en Meesters, want daarvan zijn er meer in Tibet dan goden) ook voorbeelden, die steeds op die eigen activiteit a.h.w. aandringen. Een god die neerdaalt zal de mens belonen, schijnbaar overweldigend, maar hij zal het nooit doen, zonder dat de mens het begin daarvoor heeft gemaakt. Voor u is het misschien eenvoudiger om terug te denken aan de Indische legende van de god, die neerdaalt en tot de vrouw, die hem gastvrij ontvangen heeft, zegt: "Het eerste dat je doet zal doorgaan tot de avond." Zij begint te weven, zoals zij gewend is te doen en heeft een schat aan geweven goederen. Daarin ligt de wijsheid, die we ook in Tibet vinden. De god geeft ons wel, maar hij geeft ons dat, wat wij reeds zijn, alleen in buitengewoon grote mate. De meesters - en daaronder zijn zowel de grote wijzen als de vele malen geïncarneerde, zeer oude zielen, als ook magiërs zonder gelijke - leren ons steeds weer hetzelfde. De gedachtegang in Tibet is zo: Een taak zal moeten worden beëindigd, indien men haar vrijelijk aanvaard heeft. Men kan zich daaraan niet onttrokken. U zou zeggen: Wie A heeft gezegd, moet niet alleen B zeggen, maar hij zal of hij wil of niet - nadat hij A heeft gezegd - moeten verdergaan tot en met X, Y, Z. Wanneer hij dus begint, moet hij goed overwegen wat hij begint. Daarna is hij gebonden; en is een leven niet voldoende, zo zullen er 100 levens zijn. Hij zal steeds terugkeren, totdat zijn taak voleind is. Er zijn legenden over leraren, die een lering in een klooster uitspraken, door ouderdom of andere redenen weggingen of stierven en die daarna 4,5,6 maal worden herboren. En gebruikmakend van de kentekenen van de eerste vorm, waarin de lering begon, deze hebben voortgezet, totdat zij was afgerond, was voleind. Een schijnbaar bovennatuurlijke kracht; maar een kracht, die is gebaseerd op de wetten, op de godenwereld, o.i.d. het leven van Tibet. Een taak kan nooit onvolbracht terzijde worden gelegd. Dat, wat ik ben, krijgt antwoord van buitenaf. Hoe ik ook werk, met goden of demonen, zij versterken wat ik ben. Wanneer ik een mens op afstand wil doden, dan procedure een pijl af te schieten. Maar zo lang ik geestelijke schacht geen doel kunnen treffen. Ik roepen. Maar zolang ik het woord niet spreek en kan ik dat o.m. doen door via een magische niet een stoffelijke pijl heb geschoten, zal de kan met een woord misschien de wolken op het gebaar erbij maak dat de wolk zullen de
6
093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
wolken mij niet gehoorzamen. Ik ben voor een ogenblijk wolk en Heer der wolken. En eerst wanneer ik zelf het gebaar heb gemaakt, de eerste klank heb geuit, zullen zij antwoorden. De resultaten, die op deze manier worden verkregen, zijn helaas aanleiding geworden tot legenden en overdragingen. Het weten, dat weet u zelf wel, heeft van Tibet, het land der mysteriën gemaakt. Dat is het zeker niet. Het is een land geweest waarin oude wijshuid bewaard bleef en waarin de bevolking onderging in bijgeloof. Het is een volk, dat grote rijkdommen kende, van zeer grote oudheid soms, maar waarbij het grootste deel van het volk leefde in armoede. Het is een land, waarin God regeerde via Zijn twee vertegenwoordigers op aarde: de Lama die het geestelijke en de Lama die het stoffelijke regeerde. Maar het was een regering als elke andere, compleet met tribuutheffingen, soldaten en politiemacht. Er was een godsdienst, zoals die overal is. Je kon zelfs per telefoon biechten bij de hoge lama's van de Potala. Zover was men gevorderd. De uiterlijke wereld van Tibet met de beelden van zijn goden - soms monstrueus, soms als glimlachende wijzen en Boeddha's gezeten in lange rijen in een galerij - is uiterlijk de kracht en de macht van Tibet, de werkelijke goden en krachten van Tibet, zij liggen in het innerlijk van de mens, die het beleeft. En mij staat u mij hopelijk toe om nog weer even naar uw tijd terug te gaan. Het is niet de vorm van de goden of de beelden, die wij vereren. Want wanneer ge de vele wijzen ziet samengebracht in een galerij en ook de demonische wezens ziet verzameld in sommige tempels, die voor de westerling, sinister en angstwekkend zijn, zo zijn die beelden alle fantasie. Er is geen portret van een werkelijke Boeddha of een werkelijke Meester. Er is slechts de uitdrukking van het idee, dat zijn wezen voor anderen betekent. Het idee, waarbij men de naam (b.v. de naam van een dorpje) rustig kan vervangen door die van een heilige uit een katholieke kerk of van een held uit de vaderlandse geschiedenis. Het gaat er voor ons om, het contact te krijgen met de Heer der Wereld. De Heer der Wereld is de kracht, die de wereld regeert. Zij is een goddelijke kracht, een facet van het totaal Goddelijke. Wanneer wij deze kracht in onszelf beseffen en wij bouwen ons een beeld van het mogelijke, dan wordt daardoor aan ons de kracht gegeven om te verwerkelijken. Maar er staat altijd nog geschreven; "Gij kunt u verplaatsen over eindeloze ruimten, indien de kracht in u is en gij de eerste schrede zet." En dat blijf waar. Voor deze tijd is de mogelijkheid geschapen om met zeer grote krachten te werken. Krachten, die precies gelijk zijn aan die welke in Tibet bestonden. Krachten, die worden ontleend aan dezelfde machten, die men in de godengalerijen, of in de galerijen van demonen en schrikbeelden vindt en die men ook vindt in de verheerlijking van Meesters. Gij noemt ze alleen maar anders. De kracht van Tibet is er een, die de wereld gaat regeren. De goden van Tibet zijn folkloren, vergaan geloof, tot magie verworden oude wijsheid, waarin het leven van Atlantis en de vroege beschaving van de latere Gobi een rol hebben gespeeld. Maar de wezenlijke feiten, mijne vrienden, bestaan nog. En daarom wil ik deze inleiding besluiten met een aantal spreuken, die reeds bekend waren in de tijd van grote heersers als Kublai Khan en andere Khan's. "Zo gij in uzelf macht begeert, erken de macht die in u leeft.” “Zo gij in u de macht erkent die in u leeft, geef haar gestalte in uw gedachten. En zo ge haar vorm hebt gegeven, maak haar sterk en zend haar uit op haar taak, niet versla de vijanden, maar verkennende de mogelijkheden om zelf de vijand te overwinnen. En zo ge de kennis bezit, handel snel en beslist, vertrouwend op de kracht die ge hebt aangeroepen, vertrouwend op het magisch schild dat u omgeeft. Want ziet, gij zijt onkwetsbaar. Gij beheerst continenten en de wijzen worden nederig op uw woord." Dit is een mogelijkheid, die er voor u bestaat, evenals voor allen. Het is een wijsheid, die kentekenend zal zijn ook voor al wat er in deze dagen bij u gaat gebeuren. Ik hoop daarom, dat de wijziging van het onderwerp en de wijze van behandeling in deze inleiding voor u geen teleurstelling zijn en dat u mij na de pauze uw vragen waardig zult keuren.
093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
7
Orde der Verdraagzamen
DISCUSSIE
Zoudt u nog eens willen vertellen, hoe wij deze nieuwe krachten moeten leren gebruiken? Ik heb eruit begrepen, dat we met groot zelfvertrouwen onze eigen innerlijke kracht moeten leren gebruiken om in contact te komen met de nieuwe krachten, maar hoe? Ik zal trachten u dit duidelijk te maken. Ik heb dus gesproken, uitgaande van de Tibetaanse krachten en de Tibetaanse gebruiken. Ik heb deze parallel getrokken: Wanneer wij innerlijk bewust zijn van hogere kracht, dan kunnen wij deze kracht in ons overbrengen. Wij hebben dus de zelfverzekerdheid, dat wij werken van uit het licht. Wij gaan niet eerst kijken waar het licht is, maar wij erkennen dit in ons zelf en bouwen desnoods daarvan een beeld in onszelf op. Dan gaan we trachten ons niet dit licht datgene voor te stellen, wat we willen bereiken. Aan die voorstelling geven wij een zekere uitbeelding. Wanneer wij het begin van die uitbeelding volbrengen, wordt daardoor de kracht in ons actief. Dat geldt voor onze gedachtekracht en voor elke andere kracht. Het is dus niet een kwestie van: Hoe kom ik in contact met de nieuwe tijd of de nieuwe krachten? Het is eenvoudig de vraag: Hoe stel ik mij de nieuwe krachten voor? Uit dit voorstellingsvermogen krijg ik een begrip van mijn eigen verbondenheid met iets. Deze verbondenheid realiseer ik mij en ik stel mij krachtens die verbondenheid een ontwikkeling voor. Wanneer ik mij die ontwikkeling voorstel, dan kan ik deze dus ten dele verwerkelijken. Ik zal altijd het begin van de actie zelf moeten volbrengen. Het verdere wordt dan a.h.w. aangevuld door die hogere kracht. Dit is hetgeen ik heb betoogd en ik geloof, dat ik daarmee ook de vraag heb beantwoord. U zegt dat de oude kloosters verlaten zijn door de lama's. Het gevolg is, dat de opleiding, die zij daar in Tibet gaven, beëindigd is. Wordt die elders voortgezet, of had deze opleiding haar waarde reeds overleefd? De indruk, die men verkrijgt, is dat in Tibet waardevolle arbeid word verricht, die door militair geweld opeens verloren is gegaan. De vraag is dus, of de böns en lama's niet in staat waren hun zo sterke geestelijke krachten te gebruiken tot behoud van wat er was, of dat zij dat verweer niet het juiste middel vonden. Dit verweer hoeft uiteraard niet geweld in te houden. Beïnvloeding van geest en verstand van de bezetters zou ook verweer zijn geweest. Een beïnvloeding van geest en verstand van de bezetters kan alleen zijn gebaseerd op eigen waarden. In de bön-magie heeft men dit ongetwijfeld geprobeerd, maar in de ingewijde kringen van de lama's heeft men beseft, dat dit op dit ogenblik niet opportuun was. U moogt daarbij niet vergeten dat geestelijke krachten alleen dan tot verweer kunnen worden gebruikt indien er een zekere harmonie is. Men zou zich dus eerst én moeten gevoelen met de wijze van optreden van de Chinese troepen - en dat was zeker geen wijze van optreden, waarmee iemand van hoger geestelijk gehalte zich één kon gevoelen - voordat men verder zou kunnen gaan. Men heeft dus wat dit betreft veel werkingen overgelaten aan hen, die deel uitmaakten van het Chinese volk. Dan wil ik erop wijzen, dat de uittocht uit Tibet eigenlijk reeds begonnen is in het jaar 1890, eigenlijk reeds kort voordien. Dat wil dus zeggen, dat de grote waarden voor het merendeel reeds waren onttrokken aan Tibet zelf. Dit staat dus niet alleen in verband met het Tibetaanse volk en de Tibetaanse leer maar met de verhoudingen in uw eigen wereld. Uw wereld kent bepaalde centra, waarin geestelijke invloeden gemakkelijk kunnen worden uitgeoefend, waar contacten mogelijk zijn met de mensheid (met de ingewijden) zowel als met de natuurkrachten en geestelijke krachten. Maar die punten verplaatsen zich. Zoals uw magnetische pool schommelt en zich kan verplaatsen, zo zou u kunnen spreken van een geestelijke pool, die zich echter veel langzamer verplaatst, maar dan ook over veel grotere afstand. U kunt zich niet voorstellen, dat noord- in zuidpool op aarde met elkaar van plaats kunnen verwisselen. Geestelijk kan dit wel geschieden. Het resultaat is dus geweest, dat men voor de werkelijke arbeid en ook voor het werkelijk belangrijke onderricht grotendeels reeds elders mogelijkheden en middelen had geschapen. Wat betreft de typische magie van de lama's. Zo wil ik erbij opmerken dat een deel van deze magie - althans van uit het standpunt van de Witte Broederschap - niet aanvaardbaar is. Ik heb u reeds genoemd: necromantie; d.i. dus dodenopwekking en dodenbezwering. Dat zijn dingen, die in de Witte Broederschap niet worden aanvaard. Alleen de vrije contacten. Verder is er de kwestie van het medium, dat a.h.w. voor de demon wordt gebruikt, eveneens een lamaïstisch gebruik dat door de Witte Broederschap niet wordt goedgekeurd. U moogt dus nimmer aannemen, dat de gebruiken, zoals die in Tibet algemeen bestonden, helemaal aanvaardbaar waren en dat de lamaïstische waarheid eigenlijk aldoor van groot belang is geweest voor de gehele wereld. Dat is eigenlijk al in 1734 opgehouden. Toen 8 093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
was de belangrijkheid eigenlijk voorbij. Maar de scholing kon daar verder doorgaan. Men heeft daar inderdaad bepaalde scholen een lange tijd gehandhaafd, omdat men nu eenmaal personen kon aantrekken. Maar de poorten zijn dus reeds gesloten ongeveer in de jaren 1890 - 1900. Daarna heeft men geen leerlingen meer aangenomen voor b.v. volle inwijding. Degenen, die dit wel ontvangen, hebben dit elders verkregen, in een heel ander deel van de wereld. De wetenschap, die teloor gaat, is maar een betrekkelijk klein gedeelte. Het is grotendeels theologische wetenschap, als we het werkelijk willen ontleden. Want de kernwetenschappen, zoals die hebben bestaan beheersing, van natuurkrachten b.v. worden op het ogenblik nog bestudeerd en ten dele gebruikt in Rood-China, nu zonder de godsdienstige achtergrond. De wetenschap echter blijft bestaan. Zoals ook de hemelmagie (niet het geheel, maar een deel ervan), die eveneens door de bezetter wordt bestudeerd en zelfs onder leiding van Tibetanen op het ogenblik ook wordt gedoceerd in Kwang Si. Dus het gaat niet werkelijk teloor, maar de verhoudingen hebben zich gewijzigd. Die wijziging is een langdurig proces geweest. Alles tezamen heeft het ruim 50 jaren gevergd. Ruim 50 jaar is men dus bezig geweest om die zaak langzaam maar zeker over te brengen en de overbrenging voor te bereiden. Verder mogen wij niet vergeten, dat de behoefte op het ogenblik een enigszins andere is dan b.v. 100 jaar terug. Misschien kan ik het het best zo uitdrukken: Er is een tijd, dat je behoefte hebt aan administrateurs. Er is een tijd, dat je meer behoefte hebt aan mensen met ideeën. Maar er kan ook een tijd komen, dat je alleen behoefte hebt aan handwerkslieden. Op een soortgelijke wijze zou de scholing dus moeten worden veranderd en men zal de nadruk leggen op datgene, wat men nu nodig heeft. Ook dit doet de Broederschap. Wij mogen echter niet vergeten, dat de kloosters die leeg staan weliswaar Tibetaanse kloosters waren, (boeddhistische kloosters), dat zij kloosterscholen bevatten en dat zij in sommige gevallen zelfs krijgsmonniken leverden, maar dat de kern van het klooster a.h.w. een geheim binnen een geheim was. Er waren kloosters, die misschien 1200 monniken telden en daarvan waren er maar 10 die belangrijk waren. Al de anderen dat was de verpakking, dat was de buitenkant. En als U zo denkt, dan zult u ook inzien, dat het eigenlijk niet van zo groot belang is. Tibet - ik zei het al in het begin van mijn inleiding - is een wonderlijk land. Een land, dat de verbeelding prikkelt en dat door zijn specifieke eigenschappen de mens al dichter bij de geestenwereld plaatst. Maar het land zelf kan alleen maar dienen om een ontwikkeling mogelijk te maken; en als die ontwikkeling ter plaatse niet meer mogelijk is, zijn de eigenschappen van het land waardeloos. Ik hoop, dat dit voldoende is. Zo'n kernpunt, is dat dan helemaal uitgewerkt of blijft er nog steeds een kracht van uitgaan, zoals b.v. ook van de pyramiden? Ik zou dit graag als volgt willen omschrijven. In een verlaten huis kan de sfeer van de vroegere bewoners nog zeer lang blijven hangen en de gevoelige zal daar fragmenten van het verleden kunnen herbeleven. Zo is het ook met plaatsen, waar een grote macht aanwezig is geweest. Zij blijven een zekere sfeer behouden; en die sfeer kan dus wel worden gebruikt en degenen, die daarvoor gevoelig zijn tot een harmonie te brengen met een op deze wereld bestaand geestelijk geheel, dat niet eens belangrijk is Zoals in de pyramiden onder omstandigheden een geestelijke inwijding nog steeds mogelijk is, zo blijft dit ook in bepaalde kloosters en plaatsen in Tibet mogelijk. Maar het materiaal voor die inwijding, dat men daar vroeger wel kon verkrijgen, is er nu niet meer. Zoals op het ogenblik de geheimen van de kleine tempels van Egypte totaal teloor zijn gegaan en men niets meer weet van de mysteriën, die verbonden waren aan bepaalde graven, zelfs in de Vallei der Koningen, zo zijn ook in Tibet de oude geheimen eigenlijk verdwenen. Degene, die ter plaatse geestelijk contact krijgt, ontvangt een voldoende impuls om elders zijn beleving te halen. Het is b.v. typisch, dat van degenen, die in de laatste 150 jaar de pyramide-inwijding hebben doorgemaakt, het merendeel hun verdere inwijding of beleving heeft gekregen deels in het noorden van India, deels in Zuid-Afrika. En dat eerst daarna sommigen, maar dat zijn er niet velen, in de buurt van het Titicaca-meer een tijd zijn verdwenen en daar misschien hun laatste proeven hebben afgelegd in een der tempels. U ziet dus, het proces blijft bestaan; de plaats is daarom niet belangrijk. Want wie de geestelijke inwijding heeft ontvangen, krijgt de mogelijkheden en de middelen om verder te gaan, indien hij wil. Misschien mag ik het zo uitdrukken: Wanneer u in Egypte een inwijding, ontvangt en u moet - zoals op het ogenblik mogelijk zou zijn – naar Zuid Amerika, dan kost de reis erheen dat wat u hebt. Hebt u een miljoen, dan kost ze u een miljoen. Hebt u 3 dubbeltjes, dan kost ze u 3 dubbeltjes. 093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET 9
Orde der Verdraagzamen Maar die groepen op zichzelf, zoals de böns of de lama's, voor hen was de belijdenis van hun leer eigenlijk enorm conservatief, zoals b.v. hun gehechtheid aan het idee van de Heer der Wereld. Dat komt nog helemaal uit Atlantis. Het is een verkeerde interpretatie van een overlevering uit Atlantis. Maar de overlevering zelf, zoals ik getracht heb duidelijk te maken, slaat dus niet op het onderaardse rijk, dat men daarvan in de folklore heeft gemaakt. Men wist echter in bepaalde kringen wel degelijk wat er achter stak. Maar elke godsdienst - onverschillig waar of hoe - is wat men noemt conservatief, omdat zij gebruik maakt van vaste stellingen en zelfs bijgelovigheden om een milieu te scheppen, waarin dat geloof aanvaardbaar blijft. Een geloof, dat progressief is, is niet aanvaardbaar voor de wereld en de massa. Daarbij komt dat de böns eigenlijk geen werkelijk geloof, geen godsdienst, hadden; tenminste niet in de vorm waarin wij dit op het ogenblik zien. Zij waren eerder het restant van een sjamanisme, waarbij hun wijsheid dus wel uit vele andere bronnen was gekomen, maar in feite de bön-magiër toch iets anders was dan een meer ontwikkelde en wijzere sjamaan. En de sjamanen zijn bijna zo oud als de wereld. En het is uit deze groepen, dat - zal ik maar zeggen - het binnenste team de enige werkelijke ingewijden zouden zijn? Waarbinnen dus ingewijden aanwezig waren. Maar die zijn overal aanwezig. Wanneer u door de straten van uw stad gaat, dan kan het zijn dat u een ingewijde passeert, maar u weet het niet. Het kan zijn, dat hij in een groot kantoor zit en dat hij u zijn bevelen geeft, of dat hij misschien uw bevelen komt vragen. U weet niet, dat hij een ingewijde is. Ingewijden zijn juist degenen, die zich verbergen tot zij een taak krijgen, waardoor zij moeten optreden; en dan doen zij dit zelden of nooit als ingewijde. Die term gebruiken zij niet. Zij komen dan naar voren als docenten, als wonderdoeners, soms zelfs eenvoudig als mensen die een revolutionair systeem, op een of ander terrein tracht te introduceren. De ingewijde werkt dus; maar zijn inwijding impliceert de erkenning van een wereld, die voor de doorsnee-mens niet aanvaardbaar of begrijpelijk is. Maar onderscheidt men een ingewijde niet door zijn bijzondere eigenschappen, zonder dat hij iets hoeft te zeggen? Een ingewijde beschikt over het algemeen wel over bijzondere eigenschappen. Maar juist omdat hij ingewijde is, vermijdt hij ze zo te gebruiken, dat een ander weet wat hij doet. Mag ik u een voorbeeld geven? Een dwaas reist langs een weg, waar mogelijk rovers zijn. Hij laat zijn geldgordel zien en besteedt veel geld. Zijn gewaden zijn schoon en hij reist met een groot gezelschap. De wijze gaat alleen, als bedelaar. En al draagt hij een kapitaal bij zich, hij vraagt om een bete broods, een enkele dronk; want zo zal niemand vermoeden dat hij rijk is. En zo zal hij met zijn rijkdom kunnen werken, zonder dat men tracht hem die te ontstelen. Ik geloof, dat dit beeld voldoende duidelijk is. Herkent alleen de ingewijde een andere ingewijde? Ongetwijfeld, broeders uit een gezin kennen elkander. En zoals de mens spreekt van de banden des bloeds, zo zijn de banden van een geestelijke harmonie nog groter en intenser. Zo herkent men elkaar als ingewijde, misschien. Want de ingewijde, die een taak heeft, kan zich zodanig afschermen, dat geen ingewijde hem herkent. Mag ik nu voortgaan naar een volgende vraag? Wanneer we geregeld de gedachte van harmonie met al het geschapene uitsturen middels eigen harmonie, zonder krachten op te roepen van demonen of andere geesten, werkt dat dan iets uit? Wanneer uw eigen harmonie groot genoeg is, zal de harmonie die ge uitzendt eveneens groot zijn. Maar vergeet daarbij niet, dat de stelregel, die ik u het laatst noemde ook hier van kracht is. Ook hier geldt dus dat ge uw harmonie niet alleen maar als een idee kunt uitzenden, dat ge haar niet alleen als een schat in uzelf kunt behoeden, maar dat ge uw geven van harmonie aan de wereld zult moeten uitdrukken. Alleen dan is de kracht groter dan uw eigene. De mens, die met eigen kracht een wereld wil verplaatsen is een dwaas; maar hij, die de krachten der sterren weet te ketenen, kan duizend werelden als ballen door de ruimte doen vliegen. Is dit de eerste stap? De eerste stap zet ge altijd zelf, omdat de mens in de magie, maar ook in het gewone leven alleen dan iets beïnvloedt, iets werkelijk maakt, indien hij een initiatief neemt en begint daaraan uitvoering te geven, dus het werk begint. Want zelden zal de mens zijn initiatieven 10 093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
kunnen uitvoeren, zoals ze in hem bestaan. Maar door een begin te maken activeert hij iets, wat binnen de bestaande wetten en de heersende krachten zijn idee verwerkelijkt, ook al zal hij het later misschien zelf niet herkennen. Om je tegen demonen af te schermen is het dan niet goed of afdoende je te beroepen op God? Wie zich wil beschermen tegen demonen, moet niet vrezen. Wie geen vrees kent, is afgeschermd en beveiligd. Wie zich beroept op God uit angst voor een demon, is reeds ten dele in diens macht en slechts indien zijn Godsbegrip in hem zo sterk is, dat hij daarin kracht en zekerheid vindt, is het aanroepen van die naam een afscherming. Wie de leer van trillingen en harmonieën kent, kan een trilling doen ontstaan, die voor een demon moeilijk te verdragen is. Een magische afscherming is - vergeef mij de vergelijking, maar ik meen dat het voor uw land het meest begrijpelijk is - zoiets als schrikdraad voor een koe. Zij zou de draad gemakkelijk kunnen doorbreken, indien zij niet zou schrikken van iets, wat haar aard vreemd is. En zo is het met de afscherming tegen een demon. Wie echter zonder angst is, zal heel vaak een afscherming scheppen eenvoudig door zijn wil tot uitdrukking te brengen. En men brengt die dan soms haar voren als een woord; en dat kan dus een gebed zijn. In vele gevallen als een symbool of teken. In een enkel geval het activeren van in het "ik" liggende krachten of chakra's. In alle gevallen is dan de afscherming volledig en kan ze zelfs een wapen zijn, waarmee disharmonische krachten én persoonlijkheden verdreven kunnen worden. Naarmate men zich meer verlaat op symbolen buiten het "ik", zal het gevaar groter zijn dat zij kunnen worden doorbroken; want hun kracht ontlenen zij aan degeen, die ze stelt. Indien u geen verdere vragen meer hebt te stellen, verzoek ik u mij nog een ogenblik toe te staan om een einde te maken aan deze bijeenkomst. Ik heb getracht u te spreken niet alleen over het wezen van de krachten in Tibet, maar ook over de sfeer ervan. De sfeer van Tibet, maar ook de sfeer van de vele krachten, die er zijn. Het is niet zakelijk. God is geen nuchter zakenman. Het is een romanticus, daarom heeft Hij de wereld zo geschapen als zij is. En ook wij moeten begrijpen, dat er een zeker avontuur ligt van vreemde romantiek, soms dramatiek, in de krachten die zich rond ons bewegen. Het land met zijn verlaten vlakten, met zijn onverwachte sneeuwbuien, met zijn ijzige winden, is verlatenheid en geborgenheid tegelijk. Wie van de hoogvlakten terugkeert tot het dal of mag binnentreden tussen de beschuttende muren van een klooster, voelt zich veilig en geborgen. Hij keert terug in zichzelve en in zijn zekerheid. Zoals de geest, die terugkeert in de kern van het wezen, de kern van het al-zijnde, de zekerheid vindt, de bescherming tegen alle stormen, van leven, van lot, van beweging. Zo is voor mij de sfeer een van de meest bepalende dingen. De kracht van Tibet is geen andere kracht dan de uwe, maar zij vond een milieu, een omgeving, een wonderlijk geheel, waarbinnen zij gemakkelijker tot uiting kwam. Wie denkt in de nuchtere termen van een westerse wereld, zal zelfs de afscherming tegen de demon niet kunnen handhaven. Wie slechts redeneert met de zakelijke overwegingen van een, die het lot van de wereld wil registreren, zal niets bereiken. Het is een kleurrijke optocht, waarin we monniken zien gaan naast kruisridders; waar de Tibetanen samengaan met tovenaars uit een ver verleden, de alchemisten uit de middeleeuwen en misschien priesters uit deze dagen. Het is een vreemde allegorie soms, waarin die kracht wordt voortgebracht en bewaard. Wij kunnen in onszelf die kracht alleen ontdekken, bewaren en voortbrengen, wanneer wij terugkeren tot de kern van al het leven dat een avontuur is, het "ik" dat onbelangrijk is op zichzelf en alleen door beleving waarde krijgt. Het is de sfeer, waarin de, oude wonderwoorden misschien hun kracht schenen te verliezen en toch de herhaalde spreuk van "het kleinood in de lotusbloem" heeft meer wonderen gewrocht dan menige wetenschap, De vreemde zwaai van de gebedsmolens, zinloos als ze schijnt te zijn, wekt soms meer krachten op dan de overlegde concentratie van velen, want het is niet alleen maar de actie, maar ook de wil. Er is de stemming, de sfeer die belangrijk is. Wie die sfeer voor zich weet te wekken, wie uit de harde, zakelijke nuchterheid in een dagelijks bestaan kan terugkeren naar een haast onwezenlijke wereld vol avonturen, vindt eerder de banden die noodzakelijk zijn om ware magie te brengen.
093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
11
Orde der Verdraagzamen Een woord kan veel kracht hebben. Maar de kracht wordt ontleend aan de idee; en de idee kan nimmer zakelijk zijn. Het systeem is: de tuin, die men aanlegt rond de slotmuur van het kasteel der kracht. De brug, die men slaat over de slotgracht kan 40, 50 keer geslagen worden, zonder dat ze u voort tot het binnenhof, tot de kern van de vesting. Romantisch, nietwaar, en dwaas. Uw tijd wil een bulldozer nemen, de gracht vullen en doordringen in het kasteel; en vermorzelt het geheim ervan. De wijsheid, de kracht, het geloof van Tibet waren misschien kinderlijk, zo kinderlijk dat ze soms doen denken aan het pannenkoekenhuisje uit uw sprookje Hans en Grietje. Maar in al die kinderlijkheid bevatte dit land en dit geloof één ding dat zonder gelijke was: een sfeer,, een waarde, die niet elders gevonden kon worden. Daar, waar het centrum van kracht ligt, is ook een dramatiek; een sfeer, die men moeizaan ergens anders zal vinden. Hoge bergen en dreigende steenlawines, arenden die door de luchten zeilen op zoek naar een prooi, wolken die als watten in de dalen binnendrijven en er alles verbergen, een jungle met geheimzinnige geluiden, bloemen, dieren die fluitend wegvluchten, dat is het milieu van een nieuwe school in deze tijd. Onmogelijk romantisch. Zelfs de vertrekken, waarin men samenkomt, zij hebben niets van zakelijkheid. Hun lijnen zijn vol van symboliek en buiging. De vloeren zijn geblokt in zwart en wit. De beelden, die er staan, lijken een herinnering aan een lang vergeten heidendom. Toch zetelt daarin de kracht der wereld. Tóch ligt daar de scholing tot licht. Want de krachten van Tibet, mijne vrienden, ontstaan uit een harmonie, die niet meer menselijk is. Een harmonie, die de krachten der natuur doet éénworden met het eigen "ik" tot de ziel vliegt met de adelaar in uitziet op enge verten. Zo, in deze vreemde sfeer ontwaakt de werkelijkheid. Wanneer ge soms meent, dat ge niet zakelijk genoeg zijt in uw benadering van krachten, wanneer ge meent dat ge in deze dagen toch vooral logisch moet zijn, dat ge uw in blokjes verdeelde idealen voortdurend moet opstapelen als een nieuw zakelijk blokkenhuis in overeenstemming met een blauwdruk, denk dan niet dat ge kracht wint. Uw kracht kent geen orde. Zij kent de trilling, waardoor men één kan zijn met de krachten, die er in de wereld bestaan en die de wereld regeren. De Broederschap is niet slechts één geheim of één genootschap. Zij is uw Graal, Graaltocht en Graalridders, teruggebracht in andere termen met hetzelfde mystiek gebeuren. Het is uw zoeken naar de Steen der Wijzen en het levend goud; niet in de termen van de chemie, maar in de wonderlijke dooltochten door geestelijke eigenschappen en menselijke sferen. In deze onwerkelijke wereld, van uit uw standpunt, ligt de grote mogelijkheid tot contact en met het Eeuwige, dat in u leeft en met de machten, die ge wilt uitzenden over de wereld. Vergeef mij, als ik misschien uw westerse wereld schijn af te vallen. Haar waarde is in vele opzichten groot, maar de geest leeft niet in de strakke ordening der stof. Zij doolt in vrijheid in het onmetelijk avontuur der schepping. En alleen daar kan ze haar band vinden, daar kan ze haar kracht vinden en haar moed, die noodzakelijk zijn om de oude krachten te doen voortleven in deze tijd. Hier nu, vrienden, wil ik u danken voor uw aandacht van deze avond en wens ik u een gezegende huisgang toe en een bewustzijn voor de kracht die in u leeft, wanneer de komende maanden voortdurend meer storingen en dreigingen schijnen te brengen.
12
093 – DE GEHEIME KRACHTEN UIT TIBET
De laatste jaren van Atlantis
Datum:
14-02-1986
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1985-1986
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- De laatste jaren van Atlantis
- St.Valentinesday en de dood
- Improvisatie: Hel-Zon-Lantaarnopsteker
De ontwikkeling van de Chinese filosofie
Datum:
27-11-1959
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1959-1960
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
DE ONTWIKKELING VAN DE CHINESE FILOSOFIE
27 november 1959 Goedenavond, vrienden. Wij zijn niet alwetend, of onfeilbaar. Het is dan ons liever dat u 100 keer nadenkt en onderzoekt, dan dat u klakkeloos aanvaardt, wat wij zeggen. Ons onderwerp voor deze avond is er één, dat op deze avond zeker niet in zijn geheel behandeld kan worden. Indien ik inderdaad de ontwikkeling wil schetsen en een overzicht geven van de Chinese filosofie, is het niet mogelijk dit in zelfs een gehele avond bevredigend te beëindigen. Indien er voor het onderwerp voldoende belangstelling bestaat, kunnen wij daarvoor een avond beleggen. De titel van het onderwerp wijzig ik dan ook in: DE ONTWIKKELING DER CHINESE FILOSOFIE De meeste mensen weten van het werkelijke denken in China weinig af. Zij menen dat de gehele wording met het noemen van Mencius, Confucius en Lao-Tse omschreven is. Wel weet men iets over de verering der klassieken die lange tijd China beheerste. Daarbij blijft het dan ook. De geschiedenis van de filosofie grijpt juist in China heel wat verder terug, dan u waarschijnlijk zult menen. Zij kan terug worden geleid tot een periode van ongeveer 3 à 4000 jaren v. Chr. Verder kan bewezen worden, dat op de plaats van het huidige China al 6.000 v. Chr. een betrekkelijk hoogstaande beschaving heerste, die onder meer bronzen vervaardigde van grote vormschoonheid. Van een werkelijke splitsing in het Chinese denken kan worden gesproken als gevolg van het optreden der Zhou-dynastie. Deze stamt uit een barbaarse veroveraarsstam, die de twee vroegere rijken van de Li en de Shang bijeen voegde. De grondslagen van het Chinese denken worden reeds vóór het optreden van de Zhou gelegd. Wij vinden in het verre verleden dichters, denkers en mystici. De gedachte aan Tsji?n, de hemel, evenals de gedachte aan Tao, de weg - in meerdere betekenissen - komen eerst later op de voorgrond. In het begin maakt men zich het niet moeilijk door onderscheid te maken tussen de materialistische filosofie en mysticisme. De mensheid heeft in de eerste dagen ook hier een Goden-idee ontwikkeld. Rond 1300 v. Chr. zal de voorstelling van de Goden worden gekoppeld aan de voorouderontwikkeling. Dit is een trage en langdurige ontwikkeling van het denken. De Godenhemel van China doet in het begin meer denken aan de Pantheons, die wij ook in Egypte en Indië vinden. Bij de verdere ontwikkelingen ontstaat een steeds verder gaande afwijking van het oorspronkelijke beeld. Naarmate het voorgeslacht belangrijker wordt in de eredienst en de Goden verbleken, wordt de materialistische visie in de filosofie sterker weergegeven. De mystiek wordt hierdoor geprikkeld haar eigen wegen te gaan en zich van de heersende gedachtegangen steeds meer los te maken. Reeds 300 v. Chr. vinden wij reeksen van uitspraken, die ons aan het christendom doen denken. Omschrijvingen van het Godsbeeld en de daarmede mogelijke banden spelen hierbij mede een rol. Kort na 300 v. Chr. verstart het systeem van denken meer en meer. De oorzaak hiervan is te vinden in het steeds meer verbreiden van geschriften, waarin filosofische concepten worden vastgelegd. Daarvoor is van een uitvoerige omschrijving van abstractere beelden minder sprake. Wel is er reeds een literatuur. De eerste woordtekens stammen uit het rijk van de Shang. Er zijn slechts weinigen in het rijk, die goed lezen kunnen. In hoofdzaak zijn dit de leden van de hofhouding en het landsbestuur. Het gevolg is, dat een natuurlijke selectie van de geschreven werken
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
optreedt. Al, wat voor de hofhouding aanvaardbaar is wordt bewaard, andere geschriften gaan vaak teloor. De klassieken ontstaan dus aan de hand van de goedkeuring van het hof. Wat aan het hof niet welkom is, of te zeer de mystieke kant uitgaat, wordt meestal terzijde geworpen. Eerst in latere jaren worden dergelijke stellingen door leerlingen van de denkers bewaard en vinden zij uiteindelijk hun plaats tussen de vereerde klassieke geschriften. Ook de vorm is hierbij vaak van een haast beslissend belang. Eén der oudste klassieken die tot heden bewaard gebleven is, is wel het Boek der Oden. Dit bevat hoofdzakelijk verzen, die soms klinken als Salomons Hooglied, dan weer een beschouwing van hoog ethisch gehalte bevatten. Een zeer vrije vertaling van een der meer mystieke verzen hieruit luidt: "Wanneer ik naar de hemel kijk, zo zie ik mijzelf. In mijzelf ziende en de hemel kennende, erken ik de weg". Voor "hemel" werd hier in een latere weergave het woord "Tsji?n" gebruikt, dat soms ook "God" kan betekenen. De weg wordt weergegeven door het woord "Tao", dat hier vertaald moet worden als een persoonlijke weg. Van dit laatste woord zijn overigens opvallende versies aanwezig. Naarmate de ontwikkeling van het denken verder voortschrijdt, vindt het vaak haast strijdige omschrijvingen. Er zijn in China zeker meerdere "wegen". In het werk van Confucius vinden wij de zinsnede: "Ik spreek hier van mijn weg, niet van andere wegen". Hij erkent hier wel zeer uitdrukkelijk, dat Tao vele begrippen omschrijft, zodat er geen sprake kan zijn van een ongebroken en voor allen gelijke weg. Naast Confucius vinden wij reeksen van andere denkers. Sommigen van hen zijn uitgesproken mystici. Hun gedachtegang omtrent de weg blijkt opmerkelijk ver parallel te lopen met de inwijdingsgedachte, zoals wij die ook hier wel bespreken. Zij beschouwen de weg als een persoonlijke beleving, waarbij men in een soort abstracte wereld binnengaat. Deze wereld wordt niet nader omschreven. Wel durft men te zeggen dat in de hemel - van de mystici - drie keizers zijn. Een van hen schrijft - vrij vertaald - "Drie zijn de grote heersers. Drie zijn de krachten. Doch één is hun streven". Hier in klinkt een beperkt besef van de Drie-eenheid door. Alleen reeds uit de door mij aangetoonde tegenstelling zult u begrijpen dat voor de doorsnee westerling een doordringen in de Chinese gedachtewereld en filosofie zeer moeilijk is. Het is eenvoudig een ontwikkeling te schetsen, maar een overzicht te geven van de vele verschillende denkwijzen die voorkomen is haast onmogelijk. Alleen al de tegenstelling tussen Confucius en Lao-Tse vergt een ernstig onderzoek en langdurige beschouwing. Overigens is Lao-Tse zeer waarschijnlijk een schuilnaam, die door de leerlingen aan de leider werd gegeven. Lao betekent: zeer oud. De naam wordt voor deze mens reeds gebruikt, wanneer hij nog betrekkelijk jong is. De basis van de twee laatstgenoemden is geheel verschillend. Confucius gaat uit van de norm der maatschappij, van het juiste gedrag. Hij spreekt niet over God. Een God zal er wel zijn. Hij gelooft daar uiteindelijk wel in. Maar die God heeft voor hem geen betekenis, omdat volgens hem eerst op aarde de juiste weg, de juiste methode van leven moet worden gevonden. Men moet volgens hem deze vinden in een vastleggen van de verhoudingen tussen de mensen. In de eerste plaats wel de verhouding ouder - kind en de verhouding meerdere - mindere binnen het bestel van het keizerrijk. Hij eist daarbij van de meerdere een gedrag zonder enige smet. Hij doet dit zó nadrukkelijk, dat de zaak voor hogergeplaatsen pijnlijk is. Wanneer hij een beschrijving van een ideale keizer geeft, stelt hij daarin indirect zoveel onjuiste gebruiken aan de kaak, dat hij van het hof verbannen wordt en een tijdlang rond moet zwerven, opzoek naar zekerheid. Een van de mystici van die dagen had daarin nogal plezier. In een gescheurd bedelaarsgewaad danste hij de meester tegemoet, roepende: "Daar is de Phoenix! Hij, die is geslaagd en gevallen! Hij is
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
de Phoenix, die herrijst uit haar eigen as. Maar het is gevaarlijk in de politiek!" (vrij vertaald). Het is alsof hij hier de meester wil zeggen: "U bent wel een grote wijze, maar één ding mag u niet vergeten: wanneer je aan de politiek gaat beginnen, valt het eerlijke weg. Dan moet je zoeken naar een tussenweg". Confucius ontkomt aan de noodzaak tot compromis door de meeste van zijn spreuken zó in te kleden, dat men ze op verschillende wijzen uit kan leggen. De uitleg, die hij zelf daarover geeft, zijn mondeling en veelal alleen bestemd voor zijn volgelingen en leerlingen. Lao-Tse denkt daar anders over. Voor hem is de wereld één levende waarheid. Ook hij beseft wel degelijk, dat ordening nodig is. Hij vraagt zich af, of deze ordening niet van binnen uit dient te geschieden. Hij vraagt zich af: "Moet ik mijn eigen weg gaan en mij met de krachten boven mij in verbinding stellen, of moet ik alleen gehoorzamen?" Zijn oplossing is steeds weer: "Gehoorzaam aan de wet, zoveel als je kunt, maar gehoorzaam in de eerste plaats aan de wet, die in je leeft". Een oordeel - door mij hier uitgesproken - zouden wij in feite moeten baseren op een vergelijkende beschouwing van een aantal hoofdstukken - of verzen - van beide denkers. Alleen zó kunnen wij de werkelijke tegenstellingen aantonen. Daarvoor hebben wij geen tijd. Wel kunnen wij nog een ogenblik teruggaan naar de oude geschiedenis. Want deze grote tegenstellingen konden alleen ontstaan dank zij een gemeenschappelijke basis in het verleden. Een basis, van waaruit het denken in China zich tot twee volkomen anders gerichte denkrichtingen ontwikkelt. Het mystieke wordt hoofdzakelijk beleefd door mensen die zich uit de menigte terugtrokken. Zij zijn kluizenaars en priesters. De tweede richting is het meer materieel denken, dat grote school maakt onder de volgelingen van de keizer en de hogere ambtenaren. Beiden hebben zij een Godsbegrip. De één stelt God superieur, de tweede groep acht in de eerste plaats de materie belangrijk en t.o.v. God het ritueel. Overigens vinden wij een dergelijke splitsing zij het minder uitgesproken, vandaag ook binnen het christendom. De bron van China's verdeeldheid ligt in het oorspronkelijke, geheel stoffelijke concept van de Godheid. Wij vinden dit in de periode, dat het rijk van de Lin wordt gesticht. Er wordt daar namelijk veel van het denken uit het zogenaamde zuidelijke rijk overgenomen. Dat zuidelijke rijk lag in de huidige Gobi woestijn. Hier beschouwde men God als iets, wat onmiddellijk en stoffelijk handelend optrad. Aan alle kanten van de mens staan Goden en demonen klaar om mede in te grijpen. Van een zekere primitiviteit is hierbij zeker sprake. De mens geloofde aan een al omvattende bezieling: animisme. Uit dit animisme komt een splijting van stoffelijke macht en geestelijke invloed voort, dat een grote invloed heeft op de wijze van geloof aan de geest. Reeds dan zijn er twee wegen te erkennen. De mens die voor zich streeft en zoekt, en de mens die voor zich alles op aarde zoekt te bereiken, maar alle dankbare regels daarbij volgt om te voorkomen, dat hij een demon of God op de tenen treedt. Wanneer het rijk van de Shang - iets later ontstaan - de grootste macht wint, verdwijnt de nadruk op de Godendienst. Nu zien wij een denken waarbij Goden en demonen in dezelfde klasse worden gerangschikt. Alle verbinding met deze krachten moet door priesters worden behandeld. Men gaat naar een tempel en betaalt een priester om te bidden. Hij weet immers, wat hij doen moet. Hij voorkomt dan - tegen betaling - dat de demon het ons te lastig maakt, of de God ons niet een gunst toestaat. Voor dat laatste moet men natuurlijk ook nog een offer betalen. In deze periode ontstaan ook al zogenaamde kloosters. Deze hebben nog niet veel gemeen met de latere kloosters die hoofdzakelijk van boeddhistische groepen stammen. Zij zijn eerder nederzettingen waarin gehuwde paren leven, dan wel alleen mannen, of alleen vrouwen. Bij deze nederzettingen is het middelpunt een heilig huis, versierd met voorstellingen van Goden en demonen, terwijl zich achter de openbare vertrekken meestal een geheime kamer bevindt, waarin een God, of demon "gevangen" is. De mensen die hierheen gaan, volgen de regels van het priesterdom. Hierdoor voelt men zich zeker voor
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
elke geestelijke schade. Er kan hem niets meer gebeuren. Zolang hij de door de regels bepaalde weg volgt - hier komt Tao weer op de voorgrond - is hij vrij. De mens die onafhankelijk van de door steeds meer regels gecompliceerd Godendienst wenst na te denken, moet zich geheel buiten de geestelijke gemeenschap stellen. Dan gaat hij op eigen wijze - geestelijk - met Goden en demonen werken. Uit deze periode stamt de magische overlevering - ons door sommige schrijvers geschetst - van de strijd tussen zwarte en witte draak. De zwarte draak leeft in een vurig krocht in het middelpunt der aarde. De witte draak leeft in de hemelen en speelt met de winden. In deze sfeer van demonische strijd ontwikkelt de mens een zekere kracht. Hij brengt het zover, dat hij durft af te dalen tot de zwarte draak en zich tegen hem weet te verzetten. Jammer genoeg zijn enkele meer esoterische heldendichten hierover teloor gegaan. Ook wordt de mens soms opgeheven tot de witte draak, die hem dan geschenken geeft. Deze sagen zijn de oorsprong van de latere drakenverhalen die in de literatuur een grote rol spelen. De Zhou beginnen na hun overwinning op Li en Shang het lakse volk te organiseren. In plaats van een laisser faire en een liberalisme onder kerkelijke leiding wordt een straf georganiseerd rijk gevormd. Deze nieuwe maatschappelijke vorm betekent inderdaad een grote verbetering. Enkele opstandelingen verzetten zich nog tegen een zo grote binding aan wetten en regels, doch het merendeel der bevolking aanvaardt dit alles zonder meer. Het verloochent zichzelf niet daarbij. Zoals door alle eeuwen heen hebben de Chinezen vreemde overheersers geduld, zonder ooit hun aard of denken werkelijk te veranderen. Het feit dat de aanpassing aan nieuwe uiterlijke vormen een nieuwe welvaart biedt naast ongewoon grote bescherming van recht en goed, richt het denken zich meer en meer op de stof. In de filosofie ontstaat een richting, die zich in het bijzonder wijdt aan de stoffelijke door regels en wetten bepaalde weg. In feite zijn deze denkers vaak sociaal-filosofen. In het begin spelen de priesters nog een voorname rol, maar al snel treden ambtenaren en keizerlijke decreten voor hen in de plaats. De staat is het middelpunt van het leven geworden. De denkers zoeken naar een ideale vorm voor de staat. Tussen 500 en 200 v. Chr. ontstaat zó een denkwijze, die in vele opzichten aan de Helleense filosofie herinnert. Wij vinden dan ook in de Chinese filosofie vaak uitspraken die evengoed aan een Plato of Socrates toegeschreven zouden kunnen worden, als aan een Chinese wijze. In hoofdzaak is er steeds weer sprake van een filosofie voor het rijk. Wel is er enige geografische kennis. Er zijn denkers die aan durven nemen dat er ook belangrijke dingen kunnen bestaan buiten het rijk van het midden, maar de massa verwerpt dit. Afgesloten van de buitenwereld, zich steeds sterker beroemend op eigen superioriteit, beginnen de denkers het volk duidelijk te maken, dat er slechts één enkele klassieke en daarom juiste weg bestaat. Dit voert tot de zuiver materiële interpretatie van Tao, een reeks van stellingen die weliswaar moreel hoogstaand is, maar toch voor alles zich richt op het handhaven van het rijk en de daarin bestaande ordening. De, in verhouding wild aandoende, mystici verwerpen dit alles. Zij weten dat er andere landen bestaan buiten het rijk van het midden. Al spreken zij het dan ook niet uit, dat hun land niet het middelpunt der aarde is, zo hebben zij toch wel de zekerheid, dat grotere krachten werkzaam zijn dan de keizer, de voorouders van de keizer, of zelfs een hemelse keizer. Zij trachten door te dringen tot achter de symboliek van demonen, Goden en draken. Zij zoeken naar de werkelijke inhoud van het verleden. Zo worden zij geconfronteerd met God op vele manieren. Soms doen hun beschouwingen ons nihilistisch aan, zoals bv. een gedicht van Li T'ai Po, dat - vrij vertaald - als volgt luidt: De herfst is in de lucht, de zon straalt. Een beker wijn verheugt mij, een vrouw kust mij. Nu kan ik sterven.
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
De dichter roept hier in feite uit: "Het perfecte moment van beleving is voldoende. Wat deert mij de rest. Ik geef niet om Tao, als het niet in mij leeft. Laat mij genieten en neem de rest". Er zijn ook anderen. Zo hier en daar treffen wij stellingen aan die ons doen vermoeden dat vele vergeestelijkte denkers tot een Godsconcept komen dat op het Christelijke gelijkt. "Wanneer de zon schijnt, glimlacht God, tonend Zijn welwillende liefde voor een onwaardige aarde". Welk een verschil met het vorige citaat. Hoe anders is hier het geloven en denken. Wat zou u hiervan denken: "Achter alle geheimen ligt het ene geheim, dat waarheid heet". Dit is een mondelinge uitspraak van een Chinees denker rond 350 v. Chr. Zo splitst zich in China het denken steeds meer in een vaak bandeloze mystiek en een religieus nationalisme. De vormendienst wordt steeds sterker. Zij smeedt het volk aaneen tot een onwrikbaar geheel. Ook sociaal heeft het materialistisch denken gevolgen. In geen enkele staat bestonden vakverenigingen zo vroeg als in China. Bonden die te vergelijken zijn met moderne vakbonden, hebben in vele provincies een belangrijke invloed op het bestuur. Nu spreken wij nog niet eens over de machtige tongs, die soms doen denken aan handels- of religieuze bonden, dan weer meer weg hebben van gangsterorganisaties. China groeit steeds verder en vindt zijn kracht in een voortdurende uitbreiding van het stoffelijke Taobegrip. Voor alles zijn regels. Boven alle andere dingen legt men de nadruk op gedrag en waardigheid. De groei van het materialisme is te verklaren. Wanneer de mens alleen in de natuur staat, wordt hij voortdurend met de natuurverschijnselen geconfronteerd. In de grootsheid en weidsheid van de natuur voelt hij zich nietig. Hij gaat over zijn God nadenken. Hij wordt sneller mysticus. Het volk van China wordt steeds talrijker. Do gezinnen worden steeds groter, de familiebanden zijn haast onverbreekbaar. Steden van 100.000 inwoners komen reeds voor, wanneer de grootste plaatsen van Europa 2.000 - 10.000 inwoners tellen. Het zijn drukke haast overbevolkte vestingsteden, het is belangrijk dat je je aan de regels houdt, want zonder dit zou het sociaal bestel ineenstorten. Waardigheid is van het grootste belang. Zij bepaalt het aanzien bij anderen, de mogelijkheden van het leven, de mogelijkheid tot handel. God? Misschien dat je in de nacht de sterren kunt zien, maar je kijkt tenminste evenveel naar de lantaarns die voor draagstoelen uit worden gedragen. Je kijkt naar de lichten aan huizen en handelshuizen. In een dergelijk menselijk milieu is het moeilijk geen materialist te worden. Wij hoeven ons dan ook niet te verwonderen over het feit dat China tot rond 1900 toe hoofdzakelijk materialistisch blijft. De stellingen van het socialisme dringen dan langzaam in het land door. Zelfs deze krijgen een vreemd vormelijk karakter, dat eerst door de bloedige studentenopstanden langzaam maar zeker verbroken zal worden. Dan telt men reeds 1920. Nog gaan velen voort met een zich baseren op het verleden en een zich beroemen op vroegere grootheid. Ook dan nog trachten velen zich te gedragen volgens de zo lang geleden reeds vastgestelde regels. Tot deze tijd is het veelal mede de taak van de filosoof deze regels, die het volk tot een hechte eenheid en de familie tot een zelfstandig reagerend organisme maakt, te omschrijven en te definiëren. Zelfs indien zij iets nieuws te zeggen hebben, bouwen zij toch hun verhalen, sproken, gedichten en zinrijke strofen op dit concept op. Hieraan onttrekt zich de mysticus. Hij verblijft, bij voorkeur in de eenzaamheid, waar slechts arme boeren het land bebouwen, waar een enkel karavaan voorbij trekt, of zelfs daar, waar de roversbenden rondtrekken. Hij wordt door deze benden geacht en geëerd. Zij bestaan immers voornamelijk uit mensen die trachten door roof ten koste van anderen
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
aanzien te verwerven, of verloren invloed te herwinnen. Het moderne China staat dan ook voor een groot probleem. Kan men in plaats van het zich aan gezag en materialistisch getinte regels te houden, komen tot een niet georganiseerd, maar persoonlijk Gods beleven? Missionarissen die in China gewerkt hebben, weten hoe moeilijk het valt dit concept te wekken. De filosofen grijpen steeds weer naar het verleden terug. Dit probleem wordt materieel dringend, wanneer de opstandige jeugd nieuwe wegen gaat zoeken, hierbij geleid door het binnendringen van de westerse beschaving. De denkers van die jaren schrijven vlammende manifesten en roepen het volk op zich gelijkelijk te verzetten tegen de binnendringende vreemdeling en de slaafse gebondenheid aan regels, die, zoals men uitroept, impotent zijn en geen kracht meer hebben. De jongere denkers worden getroffen door de vragen van een volk, dat niet meer kan in de wereld. De jeugdige denkers roepen uit dat God een waan is, Tao een verouderde gedachte. Er is nog maar één ding de moeite waard: efficiency, organisatie. Uit deze verdeeldheid ontstaat de Chinese Republiek. In deze verdeelde wereld komt een filosofie uit het westen binnen dringen: het marxisme, het bolsjewisme. Menigeen onder u meent dat dit alleen maar de omschrijving is van een bepaalde wijze van leven, een politieke instelling misschien. Vergis u niet: deze ideologie kan door filosofen verdedigd worden. De verdedigers van deze gedachte kunnen een redelijk beroep doen op de gevoelens van de massa. Drogredenen komen voor. Stellingen worden verkondigd die met de werkelijkheid in strijd zijn. Maar dat is in het verleden zo vaak gebeurd. Nu luidt de leuze: gelijkheid. De achtergrond is even materialistisch als bij vorige stellingen. Ook hier een reeks van wetten en gedragsregels. Deze doen een beroep op de trots van de gewone mens en zijn schijnbaar veel meer aanvaardbaar dan de gebondenheid aan gezag en de nederigheid van vroeger, waar immers de mens door de willekeur van een ambtenaar gelukkig leefde, dan wel pijnlijk stierf. De band met het huisgezin, de conservatieve vader of moeder, die de vooruitgang niet erkennen, valt weg. Het familieconcept wordt vervangen door het staatsconcept. Men denkt niet meer aan de mogelijke grootheid van eigen voorouders, maar beroept zich op de groten die de staat heeft voortgebracht. Een verleidelijke filosofie, die menige denker - naast de gewone mens - in haar web lokt. Maar met de gewoonten van vroeger kan men niet zonder meer breken. Een nieuwe vorm van willekeur wordt evenals vroeger verdedigd door een gedachtegang die te hoge normen stelt voor het gedrag van bestuurder en beambte. Op den duur ontstaat een teleurstellende toestand. Daardoor - en dit is op het ogenblik zeer sterk komt het concept van de mysticus op de voorgrond. Met de mysticus voelt menigeen aan, dat er een leegte ligt achter het schijnbaar redelijke materialisme. Er moet een God zijn, er moet een mogelijkheid tot vrije wilsuiting zijn. Je hebt recht op eigen leven, zo zeggen zij. De oude banden kan men terzijde laten. Tao, de weg, ligt in jezelf. Tsji?n, de hemel, ligt voor je open, wanneer je maar uit jezelf durft te strijden voor vrijheid en recht. Er is ergens een Goddelijke liefde. Wanneer je op de roep daarvan maar antwoord geeft, zul je verder kunnen komen. De gehele toestand is bevorderlijk voor het aanvaarden van deze zolang op de tweede plaats komende concepten. Maar zoals in het verleden de mystici slechts met vele moeilijkheden tot hun publiek konden spreken, zo is het ook nu. Ongeacht de steun die zij op geheimzinnige wijze ook nu krijgen, zijn zij een door de staat gehate, of gevreesde, minderheid. Ook nu moeten de stellingen van deze denkers van mond tot mond verder gaan. Ook nu moeten hun geschriften met de meest primitieve middelen worden verbreid en hebben zij geen toegang tot de staatspersen. De hieruit voortkomende filosofie is de kracht van het volk in het heden. Zoals eens het dragen van het Mantsjoe-bewind mogelijk werd door de leer van Tao en kon leiden tot een absorptie van deze heersers in het volk van China, zo kan nu alleen de mysticus de nieuwe leer een kracht geven, het volk wekken tot een niet materialistisch begrip, dat het in staat zal stellen ook de rode filosofie, het bolsjewistisch materialisme, in zich op te nemen. Indien men droomt van een redding van China en een terugkeer tot een gezond binnen de wereld leven en denken, dan zal dit nooit van het
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
westen kunnen komen. Vooral het Christelijk westen zal hier niet kunnen ingrijpen. De mogelijkheid tot redding is gelegen in de oude mystiek, overgeleverd van vele duizenden jaren her. Heden nog spreekt men van een vreemde band met God en een kracht die alle materiële regels overwint. Vraag: Waarom noemt men de draak als hét symbool van China? Antwoord: Op deze vraag kan ik geen volledig antwoord geven. De draak werd gezien als een magisch en hemels iets. Men geloofde namelijk dat demonen en machtige Goden in drakenvorm op aarde kwamen. De draak wandelde dan onder de mensen als een mens. Later werd de draak een God van lagere orde, die, door hogere macht geroepen, huiswaarts keerde, zijn drakengestalte weer aannam om dan rivieren te doen overstromen, rampen te veroorzaken, of steden te beveiligen voor hun vijanden. De draak vinden wij niet alleen in China, maar haast in alle landen van de wereld. De bouw, de gehele voorstelling van het dier heeft iets voorhistorisch. Ik vermoed dan ook, dat de vorm een overlevering is uit de tijden dat de homo sapiens ternauwernood de wereld had betreden. Het is mogelijk, dat de laatste overblijfselen van de grotere dieren in die dagen om hun vorm en grote kracht als Goden vereerd zijn. M.i. zijn zij op deze wijze tot symbolen van macht geworden. In Azië vinden wij zelfs nu nog afstammelingen van de vroegere draken. Denk maar eens aan de Komodovaranen. De vleugels van de draken niet altijd aanwezig - stammen niet uit de werkelijkheid, maar geven uitdrukking aan het bovennatuurlijke van het wezen. Zij zijn eerder deel van een legende. Overigens is ook de vleugel een algemeen gekend symbool. Zelfs aan de andere kant van de wereld bij Tenochtitlan vinden wij in de ruïnes draken en slangen met vleugels afgebeeld. De algemeenheid van de voorstelling doet vermoeden dat zij van een centraal punt over de wereld is gegaan. Vanuit een centraal punt als bv. het legendarische Atlantis kan een reeks van beelden en voorstellingen over de wereld zijn getrokken. Daarbij zal de draak oorspronkelijk een symbool van het kwaad zijn geweest. Mogelijk ook was de draak een symbool van strijd. De verschillende volkeren hebben deze gedachten overgenomen en daaruit hun eigen voorstelling ontwikkelt van Goden en demonen die in dergelijke vorm op aarde optreden. Ook in het zuiden van China vinden wij de drakenvorm nog terug. Zij is hier niet zo zuiver bewaard gebleven als in China, waar zij tot symbool van het rijk werd. In de Chinese astrologie - ongeveer 4500 v. Chr. reeds in bloei - noemt men het teken van de Staat, het sterrenbeeld dat het lot van de natie schijnt te bepalen, ook de draak. Deze hemelse draak wordt meer en meer met de hemelse keizer en zijn vertegenwoordiger op aarde, de zoon des hemels, vereenzelvigd. In enkele perioden wordt de keizer dan ook onder meer als "Gouden Draak" aangesproken. Op deze wijze zal het drakenmotief steeds meer als gelukbrengend en machtbrengend in het volksgeloof zijn opgenomen. De verdediging die de draak betekende voor steden, schijnt ook op andere gebieden belangrijk te zijn geweest. Wij vinden ook schepen die de drakenvorm hebben. Deze jonken hebben een duidelijk te herkennen drakenteken, ook al zijn zij niet te vergelijken met de drakenboten van de Vikings. Ook schijnt de draak in verband te staan met de wisseling van het jaar. Het jaar zelf wordt benoemd naar een sterrenbeeld en heeft een dierennaam. Zolang het jaar nog niet regeert treedt de draak op als beschermer tegen boze geesten. Dit komt in de drakendansen tot uiting. M.i. is een regerend sterrenteken langzaamaan geworden tot het symbool van een volk, tevens symbool van geluk en welvaart. Dit goede aspect heeft nog nu zijn demonische tegendeel. Het geheel is oorspronkelijk waarschijnlijk van demonische origine. Vraag: Waarom heeft het Chinese graf de vorm van een baarmoeder? Antwoord: Dat is niet altijd waar. Wel graaft men het Chinese graf soms ovaal. Dat staat meer i.v.m. de rituele betekenis van de begrafenis. Men moet de voorouders zoveel
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
mogelijkheid de gelegenheid geven zonder armoede en verhinderingen de reis naar het hiernamaals te maken, terwijl het terugkeren hen zo moeilijk mogelijk moet worden gemaakt. De ovale vorm geeft minder oriëntatiemogelijkheden. Nooit heb ik gehoord dat de baarmoedervorm voor een graf een noodzaak, of zelfs maar wenselijk was. Wel gelooft men, dat de lichamen die tot de eigen aarde terugkeren, door de levende kracht van de aarde worden overgebracht naar een rijk van geluk, dan wel naar een rijk dat zich in het barre westen bevindt. De beschrijvingen zoeken dit op de barre hooglanden in de richting van de Baikal. Men noemt dit verlaten land het land achter de bronnen van de Gele Rivier. Overigens vertelt men in vele landen, dat de doden een zekere veerpenning met zich mee moeten brengen om daarmede hun reis naar het hemelse keizerrijk te betalen. Natuurlijk is dit laatste niets bijzonders. Wist u, dat in de buurt van Friesland en Vlieland dergelijke sagen bestaan? Op Vlieland spreekt men bv. over een dodenschip, dat regelmatig de doden, of schimmen, aan land komt zetten. Een dode zal niet zonder geld van Harlingen zich in kunnen schepen naar Schimmenland, want hij moet een penning betalen aan de voerman als loon. Daarover bestaan verschillende aardige spookverhalen. In antwoord op uw vraag, heb ik nooit gehoord van dit gebruik, als zijnde bepalend of verplichtend. Het is mogelijk dat men in sommige streken de nadruk wat meer legt op Moeder Aarde, maar nergens vind ik dat een dergelijke vorm voor een Chinees graf regel, of zelfs maar een verplichting zou zijn. Wel wordt de ligging en oriëntatie van het graf vaak als zeer belangrijk geschat. De juiste ligging wordt dan vastgesteld door horoscopen en wichelarij. Dit laatste staat in verband met de wijze waarop men de andere wereld zal bereiken en het aanzien dat men in die andere wereld zal hebben. Vraag: Wij hebben gehoord, dat het Zen-boeddhisme via China in Japan is gekomen. Hebben de Chinese mystici daarop nog invloed, of heeft het Zenboeddhisme invloed gehad op de Chinese mystici? Antwoord: Het Zen-boeddhisme is ontstaan door het gezamenlijk overkomen van de materiële filosofie en het boeddhisme die beiden naar Japan kwamen via China. Het geloof aan de staat en de weg van het boeddhisme groeide uit tot een nieuwe beschouwing. Wij mogen nooit vergeten, dat het Zen-boeddhisme niet alleen een levensbeschouwing, of mystieke godsdienst is. Het is een belangrijk deel van de staat en heeft in bepaalde perioden de ordening van de Japanse staat sterk beïnvloed. De filosofen van China hebben grote invloed gehad op de gedachtereeksen, waaruit het Zen-boeddhisme in zijn huidige vorm ontstaan is. Het Zen-boeddhisme zelf moet worden gezien als een Japanse ontwikkeling van een meer universele gedachtegang, die in haar beperkte vorm later terug keerde naar het vasteland van Azië. Vraag: Wat is het voor een altaar, waarvoor de Chinezen tot hun voorouders bidden? Antwoord: Het is eigenlijk geen altaar. Er was in het huis een voorname en geheiligde plaats, waar de tafelen der voorouders stonden opgesteld. Voor de Chinees is het voorgeslacht een directe verbinding met de hemel en het geestenrijk. Hij moet zich tegenover zijn voorouders steeds weer waardig tonen. Hij heeft een vaste band met die voorouders en is verplicht te zorgen, dat deze voorouders vanuit de wereld de dingen krijgen die zij nodig hebben. In het begin is dit zelfs voedsel, geld, kleding. Ook bloedoffers komen in het begin voor. Reukwerken spelen ook een rol. Later wordt dit tot een formele dienst, waarbij vervangende gaven worden gegeven, dus bv. vals geld etc. Hier vinden wij dan wel eens een tafel, of een soort kamferkist, waarop tabletten van vermiljoen geverfd hout staat, waarop in goud de namen van de voorouders. Tenminste, wanneer men dat voor elkaar kon krijgen. Werkelijke huisaltaren vinden wij bij de Chinezen ook wel. Dat zijn altaren, waarop de keukengoden staan. Dezen moet u vooral niet verwarren met de voorouders. Het animisme heeft de Chinezen lang beïnvloed, zelfs tot 1700 - 1800. Onder meer gelooft men dat er bepaalde geesten, of kleine Goden zijn die bij voorkeur in de keuken leven en
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
slechts eens per jaar - rond Nieuwjaar - naar het hof van de hemelse keizer trokken. Zij lijken wel wat op de engelbewaarders in het Christelijk geloof. Zij neuzen overal rond en kijken wat er eventueel fout is. Wanneer zij naar de hemel gaan, kunnen zij aan de voorouders maar wel vooral aan de rechters van de hemelse keizer, precies vertellen wat er al zo fout is gegaan. Vandaar dat men de gewoonte heeft hen rond Nieuwjaar met honing in te wrijven, opdat zij in de hemel slechts zoete woorden zullen kunnen spreken. Deze altaartjes hebben niet de hier voor een altaar gebruikelijke vorm, maar zijn eerder kastjes, of schrijnen, zoals men die in de middeleeuwen ook in Europa wel maakte met Mariabeelden erin. Deze kastjes werden dan vaak aan de wand gehangen, maar soms ook wel in een vertrek opgesteld op bv. een tafel. Slechts zeer zelden zult u iets kunnen vinden, wat ook in een Westerse zin een altaar is. Vraag: Wanneer de Chinees zoveel waarde hecht aan zijn voorouders, waarom hecht hij dan aan zijn doodkist zoveel waarde, dat hij deze overal met zich meesleept? Antwoord: Wanneer u weet, dat u op een niet vastgesteld ogenblik op bezoek zult moeten gaan bij een vorst, waar ook al uw beste vrienden en relaties zullen komen, zult u ook geneigd zijn zoveel mogelijk een avondtoilet met u mee te nemen. Op deze wijze beschouwt de Chinees zijn doodkist. De wijze waarop deze is uitgevoerd, bepaalt mede zijn status, zijn rang in het hiernamaals. Het is een deel van zijn waardigheid, van zijn aanzien. Wanneer hij nu maar zeker is, dat hij niet op onwaardige wijze zal sterven, is dit voor hem een geluk en een zekerheid van gelukkig tot de voorouders ingaan. Vandaar dat hij zo snel mogelijk zich een zo mooi mogelijke doodkist pleegt aan te schaffen en deze altijd bij zich tracht te houden. Kort geleden is er een opstand geweest bij een deel van het rode leger in China. Tot nu toe werd aan soldaten die op een expeditie uittrokken, of in actie gingen, hun doodkist getoond. Zij hadden dan de zekerheid dat zij niet zo maar als honden in de aarde begraven zouden worden. Nu heeft men getracht dit op te heffen. Het transport van die doodkisten was nogal lastig. Het gevolg is, dat vele soldaten overliepen naar wat men in China ook nu nog bandieten noemt. In het Westen werden zij waarschijnlijk eerder partizanen en eerlijke Chinezen genoemd. Indien u wenst dat wij op een bepaald deel van de Chinese filosofie nog eens verder ingaan, kunt u dit altijd als onderwerp stellen. Goedenavond. Het onderwerp voor volgende week is getiteld: "BESCHOUWING OVER ESOTERISCHE GENOOTSCHAPPEN EN GEHEIMSCHOLEN".
VRAGENRUBRIEK
Goedenavond, vrienden. Eerste vraag s.v.p. Vraag: Op een zondagmorgen werd gezegd, dat Jezus Taziers, of Aziers zoon was. Wie was Azier? Antwoord: Ik geloof, dat hier een misverstand bestaat. Er werd een relatie aangetoond tussen Azier, of Oesir, die als Osiris een verlossers rol speelt in het Egyptisch geloof. Indien wij ons de moeite geven Osiris' leven volgens de oude Egyptenaren eens te bezien, valt de parallel meteen op. Beiden werden vervolgd en gedood. Osiris werd dan wel in stukken gesneden, maar ook hij herleeft, dank zij zijn moeder Isis. Nu neemt men dan aan, dat Oesir, Azier, of Osiris, oorspronkelijk een priesterkoning is geweest in de voorgeschiedenis van het Egyptische volk. Zeer waarschijnlijk trad hij op in de periode dat rond de Middellandse zee de eerste beschavingen zich begonnen te ontwikkelen. Door leer en leven heeft deze priestervorst voor zijn tijd en zijn volk een
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
soort Christusrol gespeeld. Daaruit is op de duur de Osirisfiguur, die belangrijk is bij de Amonverering en de Re-verering, ontstaan. Vraag: Wat verstaat u onder "devachan"? Antwoord: Ik versta er niet veel onder. Ik heb er nooit mee te maken gehad. Over het algemeen wordt het gezien als een soort hemelwereld, een toestand van zaligheid dus. Het woord is aan het Hindoe-denken ontleend. Later werd het begrip opgenomen in enkele vormen van het Boeddhistische denken en zo overgedragen in de terminologie van de theosofie. Vraag: Sectie wordt verricht vlak na de overgang. Hoe ondergaat de geest van het slachtoffer dit? Antwoord: Dat hangt van het slachtoffer af. Wanneer ze een knoop aan je jas naaien, terwijl je hem aan hebt en zij zijn niet voorzichtig met de naald, zul je er wel iets van kunnen voelen. Heb je voordien je jas uitgetrokken, dan merk je er niets van. De vraag is nu: heeft de geest voldoende afstand genomen van het lichaam? Zo ja, dan zal zij er niets van merken. Neen? Dan zal iemand wel enige protesten willen uiten, ofschoon door de omstandigheden dat niet meer mogelijk is, waardoor het aardse vocabulaire dan voor enige onaangename verrijking gespaard blijft. Vraag: Maakt het nog verschil, wanneer je daar tevoren toestemming voor gegeven hebt? Antwoord: Wanneer het zo is en je kunt geen afstand doen van je lichaam, zul je wel eens denken: "Ik heb mijzelf wat op de hals gehaald..." Ik neem aan dat je daar geen toestemming toe zult geven, tenzij je inderdaad overtuigd bent dat het lichaam door de dood van je gescheiden wordt. Indien je beseft dat je dood bent, geloof ik niet dat je er last van zult hebben. Vraag: Is er verschil tussen levenslichaam en etherisch lichaam? Uit welke stof bestaan zij en wat is hun functie? Antwoord: Etherisch dubbel is niet het totale levenslichaam. Het is deel der levenskracht die uitgestraald wordt, waardoor tijdelijk een tweede beeld van de persoon kan worden geprojecteerd. Dit kan door mensen die daarop getraind zijn, worden gedaan zonder dat zij daarbij het bewustzijn van hun lichaam geheel verliezen. Zij kunnen gelijktijdig hier zitten schrijven en ginder in de tuin wandelen. Is men niet getraind, dan kan bij sterke concentratie - onder omstandigheden - hetzelfde verschijnsel zich voordoen, doch men is zich niet van beide persoonlijkheidsuitingen gelijktijdig bewust. Het dubbel dat optreedt, is in feite dus een etherisch dubbel. Het levenslichaam bestaat in zijn geheel uit een grote reeks van kleine spanningen, waarbij zij een half-materiële vorm aan kunnen nemen. Dat is dan het fluïde, of plasma, waarover men zo vaak spreekt. Het etherisch dubbel bestaat uit hetzelfde. Typisch genoeg is er een algehele overeenkomst tussen het plasma dat zaad en eicel hun levensvatbaarheid geeft, en de kracht die het levenslichaam vormt, of wordt uitgestraald als etherisch dubbel. Vraag: Behoort wat de theosoof een gezondheidsaura noemt, bij het levenslichaam? Antwoord: De z.g. gezondheidsaura behoort direct tot het lichaam. Zij bestaat voor 9/10 uit de infrarood-uitstraling van het weefsel, ontstaan door de omzettings- en verbrandingsprocessen die zich daarbinnen u eenmaal afspelen. Het levenslichaam zelf geeft maar een zwakke reflex van lichamelijke gebreken. De verschillen zijn kenbaar door het astraallichaam dat zich buiten het lichaam uitstrekt en beide vormen van straling vooral bij verschillen in sterkte duidelijk zichtbaar zoekt. Het geheel geeft zo een indicatie van bestaande gebreken en mogelijke ziekte. Vraag: Is het etherisch dubbel een tijdelijk product dat alleen bestaat zolang het nodig is?
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Antwoord: Het etherisch dubbel is geen lichaam op zich, maar een projectie waarin een deel van het bewustzijn zich kan openbaren, soms een groot deel. Maar het blijft een projectie. Wanneer je nu dood gaat en je hebt een paar etherische dubbelen in omloop, zullen zij als de bliksem naar het levenslichaam terug moeten om de aansluiting naar de andere wereld nog te halen. Op zichzelf kunnen zij niet voort bestaan en blijven afhankelijk van de werking: geest in lichaam, eventueel met verschillende voertuigen. Zonder stoffelijke basis kan het etherisch dubbel praktisch niet voorkomen. Zou een etherisch dubbel bij de dood niet naar het levenslichaam terugkeren, dan zou de gehele persoonlijkheid daardoor iets van haar kracht verliezen en zwak zijn, zoals een mens bij een te groot bloedverlies. Het bewustzijn zou zich bovendien niet in het dubbel meer kunnen uiten. Het zou vervallen. In de vervalperiode is het niet persoonlijk meer en heeft niets met de mens te maken. Vraag: Is de communistische leuze: "Het doel heiligt de middelen" altijd ongunstig van betekenis? Zijn gevallen denkbaar, waarin dit op gunstige wijze toepasselijk is? Antwoord: Deze leuze wordt niet alleen door de communisten verkondigd, in de eerste Société de Jésus van Ignatius de Loyola, gold een soortgelijke stelregel. In de politiek verdedigt de Florentijn Machiavelli een soortgelijke regel. Het is dus zeker niet een specifiek communistische stelregel. Het is de uiting van de mens, die ten koste van alles zijn doel wil bereiken. Een toepassen hiervan in de praktijk is haast nooit verantwoord, omdat het doel mede teloor gaat in de handelingen. "Het doel heiligt de middelen", schept meestal zovele met het doel in strijd zijnde waarden, dat het doel hierdoor ten eerste ernstig bedreigt, maar in de meeste gevallen rond de bereiking wordt vernietigd. In enkele gevallen kan men deze regel gebruiken omdat men geen andere weg weet en zo zijn eigen op zich niet prettige daden goedpraat. In dat geval mogen wij niet te maken hebben met te reële waarden of te algemene waarderingen. Je slaat een mens om hem iets te leren bv. Het middel is niet zonder meer goed, maar kan in de ogen van de mens geheiligd worden door het doel. Ik meen, dat de middelen door geen enkel doel geheiligd kunnen worden als zij bedrog, misleiding, het schenden van gegeven beloften enz. omsluiten. Ook is het niet juist te stellen, dat alles, als goed kan worden geacht wat met het doel in overeenstemming is, ongeacht de werking die het op anderen heeft. Indien men deze regel al wil gebruiken, zo kan dit alleen geschieden, indien de middelen geen enkele mens aantasten in zijn menselijke rechten, of waardigheid, zijn geestelijke vrijheid, of zijn lichamelijk bestaan. Acceptabel kan deze regel bv. wel zijn bij vivisecties. Op zich is dit een euvel. Toch kan het vaak beter zijn een dier voor een noodzakelijke proef te gebruiken dan een mens op te offeren. Goed is het middel eigenlijk niet, maar het doel de mens te redden, maakt het middel in dit geval aanvaardbaar, zolang geen gelijkwaardig alternatief bekend is. Reactie: De Jezuïeten ontkennen dat de spreuk van hen afkomstig is en stellen er prijs op dat dit in de wereld bekend wordt. Antwoord: Zij hebben daarin ongetwijfeld gelijk, in zoverre de Société de Jésus indertijd opgeheven is, omdat zij middelen gebruikten die niet in overeenstemming waren met de wensen van de kerk, of de hooggeplaatsten van die dagen. Toen de Orde, hervormd, weer werd toegelaten, was inderdaad van deze, of een dergelijke stelling geen sprake. Vandaar dat ik zeer duidelijk sprak over de eerste Societas. Daarna is de Orde opgeheven en opnieuw gesticht, althans erkend. Gedurende meer dan 50 jaren bestonden er officieel geen Jezuïeten. Bij het begin van de Orde begonnen al snel de Jezuïeten de Dominicanen als biechtvaders van vorsten te verdringen. Misschien dat daar de middelen het doel wel het meest in het gedrang bracht. Het biechtgeheim is in die dagen zo niet formeel, dan toch feitelijk zeer vaak geschonden om daardoor macht te gewinnen, of politieke voordelen te behalen. Wij kunnen niet bewijzen dat genoemde regel in de Orde letterlijk als genoemd erkend was. Wel is het aan te tonen dat zo velen van de misbruiken op de hoogte waren, of zich daaraan schuldig maakten, dat de praktijk van deze spreuk zeker in het begin van de Orde onontkenbaar is. Wanneer de Jezuïeten deze spreuk en haar
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
implicaties voor het heden ontkennen..... akkoord. Dat is waar. Maar zij moeten niet beweren dat in het verleden de praktijk van deze spreuk binnen hun orde niet bestond. Dit laatste is vastgelegd in hun eigen historie, in de kerkgeschiedenis, de grote standaardwerken over de geschiedenis van pausen, en in enkele normale geschiedeniswerken meer dan duidelijk en met bewijzen vermeld. Reactie: Zij loven fr. 100.000 uit voor degene, die kan bewijzen, dat deze stelling van hen afkomstig is. Antwoord: Men kan dat niet bewijzen, maar ten hoogste aantonen dat deze Orde gedurende zekere perioden de stolling in de praktijk bracht. Wist u overigens dat in Frankrijk en Engeland Jezuïetenvervolgingen hebben plaats gehad? Wist u dat zelfs in Italië en Spanje men soms Jezuïeten heeft gedwongen over te gaan tot een andere Orde? Reactie: In feite staat er toch niets anders dan: Als het doel goed is, moet er op het middel zegen rusten? Antwoord: Dat is uw interpretatie. Ik kan evengoed zeggen: "Het doel heiligt de middelen" betekent dat ik alles goed kan praten, zolang het doel maar goed is. Het geeft niet welk middel ik gebruik om tot een doel te komen, zolang het doel zelf maar goed en redelijk is in mijn ogen. Dan hoef ik mij over de rest geen zorgen te maken. In de volksmond is deze laatste uitleg heel wat meer populair dan uw interpretatie. Overigens moet u dit maar onthouden: Er bestaat geen enkel woord op de wereld, wat niet voor tenminste twee uitleggingen vatbaar is. Hoe meer het woord betrekking heeft op het menselijke denken, of de abstracties van het menselijke denken, hoe veelvuldiger de mogelijkheden tot interpretatie worden. Hoe meer mogelijkheden er zijn om een woord of stelling uit te leggen, hoe beroerder het zal zijn met de praktijk ervan. Vraag: Gaarne een definitie van vrije wil. Beschikt de mens over een vrije wil? Zo niet, waarom niet? Antwoord: Onder vrije wil wordt verstaan de mogelijkheid naar eigen inzichten te handelen, zo uit meerdere mogelijkheden steeds kiezende wat volgens eigen denken het meest juiste, of meest begeerlijke is. Bij een richten van de vrije wil ten goede volgt hieruit, dat bij niet voorziene onaangename gevolgen de mens zich niet schuldig hoeft te gevoelen, maar zich de goede gevolgen van eigen keuze en handelingen als een verdienste toe kan rekenen. Vrije wil bestaat in die zin, dat - binnen de beperkingen van Goddelijke en kosmische wetten - belemmerd door menselijke wetten, de wetten van geboorte, milieu, enz. de mens met een redelijke vrijheid zijn eigen weg kan bepalen, terwijl hij door eigen streven en denken wijzigingen kan aanbrengen in het verloop van eigen leven, waarbij soms zelfs een verkorting, of verlenging van de stoffelijke levensperiode inbegrepen is. Reactie: De psychologen zeggen dat de vrijheid van wil maar zeer klein is. Antwoord: In vergelijking met de opvatting dat vrije wil betekent dat je alles kunt doen wat je maar wilt, inderdaad. Psychische drang, neurotische verschijnselen, dwang van de omgeving, erfelijke belasting, wetgevingen en vorm van de maatschappij, eigen angsten en begeerten, zijn een beperking van de vrijheid, of verbinden aan een vrij-zijn niet aanvaardbare consequenties. Een zeer groot deel van deze belemmeringen en beperkingen kan overwonnen worden. De feitelijke onvrijheid van wil is bij de doorsnee mens dan ook niet de schuld van een onontkomelijk noodlot, maar van zijn eigen traagheid en zijn angst voor een persoonlijk aansprakelijk zijn. Reactie: Die dan weer afhankelijk zijn van een bepaalde graad van intelligentie. Antwoord: Ja, maar vreemd genoeg geldt: hoe minder intelligentie de mens bezit, hoe groter de risico's - ook gekende - hij geneigd is te nemen om zijn wil door te zetten malgré tout. Naarmate de mens namelijk intelligenter wordt, overziet hij meer mogelijkheden, is angstiger zich een van de vele voorziene en onaangename gevolgen op de hals te halen. Het is zijn angst, die hem hier belemmert. De intelligentie heeft niet alleen voordelen. Zij
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
brengt meer inzicht en ook een grotere aansprakelijkheid met zich, waardoor een grotere kracht van wil en persoonlijkheid nodig is om hetzelfde te kunnen volbrengen. Vraag: Hoe voelt - of denkt - een schizofreen - een ongeneeslijke geesteszieke - na zijn overgang? Antwoord: De oorzaak van schizofrenie kan namelijk gelegen zijn in zuiver stoffelijke gebreken. Het is niet alleen een ziekte van de gedachte. In enkele gevallen is het een vlucht, berustend op zuiver psychische waarden. In dit geval is de splijting van de persoonlijkheid niet stoffelijk. Alle stoffelijke oorzaken van schizofrenie zullen met het verdwijnen van het stoffelijke voertuig teniet gaan. De geest is en blijft dan normaal. Indien er sprake is van een vlucht - een zuiver psychisch oorzaak dus - zal dit de reactie op de omgeving ook later blijven beïnvloeden. Het gevolg is, dat zo iemand geestelijk in het duister verkeert. Geïsoleerd van de werkelijkheid zullen de schijn, of tweede persoonlijkheid en de werkelijke persoonlijkheid zelf de strijd uit moeten vechten. Het ontbreken van invloeden van buitenaf zullen de mogelijkheid tot hervinden van innerlijke eenheid in de hand werken. Het denken is in het begin té zeer op het Ik gericht, zodat er een periode van duisternis blijft, voorafgaand aan een hervatten van het normale leven en reageren. Nog een paar definities: GEESTIG ZIJN: geestelijke kwaliteiten zozeer laten werken dat zij een toepassing vinden in de stof, die voor een ander niet stotend maar toch begrijpelijk is, en zo een nieuwe vaak vrolijke visie geeft op een bestaande of voorstelbare toestand. GEESTIG SCHIJNEN: ten koste van anderen grappen verkopen, waarvan je zelf weet dat zij niet deugen. HEMELTERGEND: een gedrag, waarover je je bij een ander zo druk maakt, dat je aanneemt dat zelfs de hemel zich daardoor getergd zal voelen, ofschoon je - wanneer je zelf hetzelfde doet - meestal meent, dat de hemel heus wel eens wat door de vingers kan zien. EIGENWAAN: de voorstelling die je van jezelf hebt, tot je voor de eerste keer eens eerlijk in de spiegel kijkt. PSYCHOLOOG: iemand die in zijn pogingen de psyche te ontleden komt tot een reeks van conclusies die ten dele leugens zijn. Het is hierdoor, dat de lettergroep "loog" in het woord psycholoog verklaard kan worden. LANGE TENEN: een verschijnsel dat men eerder geestelijk dan stoffelijk beziet en wat eigenaardig genoeg een onmiddellijke werking op de hersenen ten gevolge heeft. NEUROLOOG: iemand die kennis heeft van de zenuwbanen en leert hoe zij functioneren. Naarmate hij meer leert, beseft hij, dat het moeilijk wordt de dingen aan elkaar te breien, wanneer er eenmaal een fout is opgetreden. PSYCHIATER: (oude definitie) een psychiater is iemand die net gek genoeg is om andere gekken te kunnen begrijpen, zonder gek genoeg te zijn om door anderen voor gek gehouden te worden. (ook): de psychiater is voor vele mensen geestelijk hetzelfde - als voor de stof de kleine vertrekken voor afzondering, waarop de beginletters van Winston Churchill geschreven staan.
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
(anders): de psychiater is de man die de reinigingsmiddelen probeert uit te delen, waarmede de mens zich van innerlijke problemen kan reinigen om zo in het reine te komen, waardoor hij tot nieuw leven en nieuwe overtuiging kan worden gebracht. SINTERKLAAS: een vorm van liefdadigheid die door exploitatie van de middenstand langzaamaan een baard gekregen heeft. MOEDERDAG: de dag waarop je, volgens het aandringen van bloemist en banketbakker, moeder eert, omdat moeder boos zou worden wanneer je het zou wagen niet aan Moederdag te denken. Vandaar dat men elke Moederdag weer zegt: "Dag, Moeder" en over de brug komt met een cadeautje, dat meer kost, dan je eigenlijk kunt missen. RUIMTEVREES: een ziekelijk verschijnsel, waarbij men zich zo onmachtig gevoelt t.o.v. de ruimte, dat men liever met minder ruimte genoegen neemt, dan zich open te stellen voor de strijd van het leven. In feite dus een angst voor levensverschijnselen, waarbij men zichzelf terug tracht te denken naar de embryonale geborgenheid. Vraag: Kan het niet korter? Antwoord: Wel als ik over mijzelf praat. Bij mij is ruimtevrees hoofdzakelijk een vrees voor te veel gezwam in de ruimte. RUIMTEVREES: angst voor het leven, uitgedrukt in angst voor open ruimten, waarbij men terug streeft naar de geborgenheid van het moederlichaam. HOOGTEVREES: iets wat menig staatsman niet schijnt te bezitten, anders zou hij beter beseffen hoe spoedig hij kan vallen. MINISTER-PRESIDENT: de man die de verantwoordelijkheid draagt voor andere ministers en mede mag zeggen met welke kluiten, welke Kamerleden in het riet gestuurd zullen worden. SECRETARIS-GENERAAL: iemand die ondanks de titel van secretaris zich als een generaal gedraagt en meer weet van de meeste zaken, dan zijn meerderen ooit zullen weten. MEMORIE VAN ANTWOORD: een herinnering aan iets wat gezegd is, plus het antwoord dat men daarop zou willen geven in een vorm, waardoor men zich in feite niet vastlegt. Dit doet mij denken aan de moderne versie van: "Er waren twee Koningskinderen". Dat was ook zo droevig, want hij was de zoon van de voorzitter van een PvdA en zij was de dochter van een meneer Oud. Vandaar dat de kloof die hen scheidde, haast onoverbrugbaar scheen. Met een beetje goede wil vonden zij elkaar toch nog. DIPLOMAAT: een beroepsleugenaar in 's lands dienst. Het is wel wat hatelijk. Ook: een diplomaat is iemand die op zo'n manier "barst" weet te zeggen, dat je hem nog dankbaar bent dat hij het je gezegd heeft. DEFINITIE: dat is een omschrijving van en waarde zodanig dat de kernwaarde daarvan wordt aangeroerd. Dit geldt niet wanneer ik een definitie zeg, want dan is het een algemene omschrijving van de mogelijkheden die in een onderwerp schuilen, zonder dat een definitieve definitie wordt gegeven van hetgeen gedefinieerd moet worden. POPULARITEIT: de verering van het volk die je voorgoed meent te bezitten, tot je haar op de proef stelt. VOORZITTER: de man die zijn rechten aan het hoofd van de bestuurstafel met een hamer pleegt te verdedigen.
14
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
EIGENWAARDE: over het algemeen een waanbegrip, omdat de mens zichzelf over het algemeen zozeer waardeert, dat hij niet begrijpt, dat een ander hem minder kan waarderen dan hij het zichzelf doet. Wanneer men een voldoende gevoel van eigenwaarde bezit, zal men eigenwaarde in samenhang tot het geheel weten te waarderen, waardoor men de eigenwaarden door eigen streven tot een deel van het geheel maakt en zo komt tot een eenwording met het totaal Goddelijke. EIGENGEREIDHEID: de waan dat alles wat je zegt en doet zó goed is, dat niemand het beter kan, en een ieder die anders doet dan jij het wilt, niet deugt. FANTAST: iemand die het verschil van droom en werkelijkheid volgens stoffelijke waardering niet kent en daarom in zijn fantasieën vaak een waarheid erkent, die de wereld eerst 100 jaar later ontdekt. BESTUUR: in een vereniging over het algemeen een beperkt aantal mensen, die samen het geheel aan het rollen trachten te houden, terwijl de leden het het bestuur zó moeilijk maken, dat de zaak uiteindelijk toch in het honderd loopt. EIGENROEM: de reclame die je voor jezelf maakt, omdat je wel zeker weet, dat een ander je niet waarderen zal.
ESOTERIE
Zo-even hebt u mij het woord "Sinterklaas" ter definitie gegeven. Daarover wil ik op mijn manier nog iets zeggen, wat naar esoterie zweemt. Sinterklaas is een mythische gestalte. Niemand weet eigenlijk wie hij precies was, hoe hij is geweest. Niemand weet ook, hoe hij er toe is gekomen de taak van de Germaanse Goden over te nemen bij zijn rit over de daken. Wanneer Sinterklaas in het land komt, wordt er plotseling allerwege een behoefte merkbaar anderen een plezier te doen. Hij lijkt wel een impuls, die, eenmaal in Nederland aangekomen, de mensen iets beter maakt dan zij normalerwijze zijn. Zij denken er opeens over na, wat zij voor hun naasten kunnen doen. Velen beperken dit helaas nog te zeer tot eigen kring. Toch beseffen velen dat zij ook voor anderen iets moeten doen, soms zelfs voor mensen die men helemaal niet kent. Achter alle commerciële deining vind ik in dit feest iets terug van een esoterisch principe. De grootste blijdschap van het feest is immers gelegen in het geven. Wanneer wij voor een ander iets hebben gekocht, of een wat plagerige surprise hebben bereid, zijn wij van binnen vol verwachting en blijheid. Indien wij nu geloven in een kosmische God, waarin alle dingen bestaan, geloven wij tevens aan een eeuwige band die niet alleen ons met die God verbindt, maar tevens met al het geschapene. Hoe meer wij in het geschapene ons eigen wezen tot uiting kunnen brengen en vreugde verschaffen aan alles, wat rond ons is, hoe groter de harmonie met het Goddelijke, hoe meer het geheel zich van God bewust kan worden. De getabberde baard met staf lijkt mij eigenlijk een verklaring van de mensheid. Een verklaring overigens, die met de normale praktijken van de samenleving in strijd is. De grootste vreugde in het leven is niet bezitten, of verkrijgen, maar een deelgenootschap met de rest van de wereld. Hoe meer wij zonder vrees en beperkingen openstaan voor de wereld, hoe gelukkiger wij kunnen zijn en voor onszelf daarin het Licht vinden dat ver boven de stof uitgaat. Dat Licht gaat zelfs boven de geest uit. Men vermoedt dit alles achter een valse baard. Wanneer de mens de moed heeft zijn leven in te stellen op een geven - van hulp en diensten, maar wel degelijk ook van de kleine verrassing, de surprise - aan de medemensen, zal hij vele problemen achter zich kunnen laten.
15
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Dan zal men beter begrijpen, dat de mensen t.o.v. elkaar alleen de rechten kunnen bezitten die zij door hun eigen gedrag verkrijgen. Het lijkt mij dan ook wel, dat onze eenheid met de wereld en ons bereiken van het Koninkrijk Gods in de eerste plaats afhangt van de betekenis die wij zelf weten te gewinnen voor alle mensen rond ons. Hoe intenser de vreugde, die wij anderen kunnen breiden, hoe intenser m.i. de vreugde Gods in ons zal kenbaar worden. Nu weet u wel dat wij allemaal aan Sinterklaas doen, ook al geloven wij er niet aan. Misschien is God, is deze innerlijke vrede voor u evenzeer een legende. Maar wanneer u er maar wat aan doet, komt de werkelijkheid vanzelf kenbaar naar voren, evenals zoals de geest van de niet-bestaande Sinterklaas in vele huiskamers reeds nu begint te regeren. Alleen door te handelen zullen wij onze God kunnen vinden, niet meer als een geloofspunt, of een mythos, maar als een diepe en innerlijke werkelijkheid. Goedenavond, vrienden.
HET SCHONE WOORD
TEVREDENHEID Tel niet je lijden, tel niet je pijn, tel niet de zware gang van het bestaan, tel niet noden en tel niet de dood; laat al dit als een waan vervluchtigen tot het niet meer is. Tel niet het gemis, maar tel de rijkdom van je leven, denk aan de zonnige dagen, het elkander ontmoeten, denk aan de vreugd van elkander begroeten. Denk aan de vreugde van geven, denk aan de vreugde van het ontvangen, denk aan de vreugde van het sidderend wachten, de vreugde van krachten welbesteed. Tel je schatten, tot je weet: rijk is de mens, rijk is het leven, rijk is het bestaan, ons gegeven door God: laat ons tevreden zijn.
16
De ontwikkeling van de mensheid in de verschillende tijdperken
Datum:
24-02-1963
Soort:
lezing
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep II > Zondaggroep (II) 1962-1963
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Zondaggroep II, 24 februari 1963. Goedenmorgen, vrienden.
Zondagochtendkring
Ik hoop, dat u deze keer eens een onderwerp hebt, dat een klein beetje past. U bent nu vrij in de bepaling van het onderwerp, maar ik zou toch wel graag van te voren iets willen zeggen en dat moet u me niet kwalijk nemen. Het is natuurlijk allemaal heel aardig om te gaan praten over morele herbewapening, sexuele hervorming, vegetarisme enz. enz., naar, ik geloof dat deze onderwerpen eigenlijk uit den treure elders worden besproken, dus die lijken nu niet direct geschikte onderwerpen voor een bijeenkomst als deze. Wat wij op deze bijeenkomsten eigenlijk willen doen, is een aantal onderwerpen beschouwen op een zodanige manier, dat men er ook een praktische lering uit kan trekken, maar net een zeker element van zij het wat gemoedelijk wijding erin. Het blijft een zondagochtendbijeenkomst. En nu ik mijn hart heb gelucht, is de beurt aan u om uw hart te luchten. Ik merk hier en daar gewetensbezwaren en herzieningen, maar ik ben toch benieuwd wat er uit de bus komt.
DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
Het meest opvallende van de verschillende tijdperken is, dat zij een verandering brengen in de symboliek van de mens, klaarblijkelijk verandert dus het associatievermogen van de mensheid zelve. Wanneer we de mens uit het verre verleden bezien, dan konen we tot de conclusie, dat die mensheid eigenlijk in de ongeveer 8 miljoen jaren van haar bestaan heel wat keren van vorm is veranderd en wel met tussenpozen van ruim 200.000 jaar. Er zijn dus inderdaad wel overgangsperioden aan te duiden, waarvan men zegt: Hier is de ontwikkeling wel ontzettend snel gegaan. Dit blijkt niet in verband te staan met de tekens van de Dierenriem, die dus een bepaalde periode beheersen. Neen, die perioden blijken te worden bepaald door grote kosmische invloeden, en een van de meest typische aspecten daarvan is, dat ook de zon in een dergelijke periode tijdelijk instabiel wordt. Nu is de zon, zoals u weet een geestelijke ster. Zij is altijd enigszins wankel van gezondheid en ze verandert nogal eens haar uitstraling. Een van de redenen overigens van het bestaan van de mens is juist het feit, dat er voortdurend nieuwe stralingen ontstaan. Een straling van de zon kan dus de soort direct veranderen, dus de mensheid verandert. De wisseling van de sterrentekens (de heersende tekens) is weer wat anders. Deze beheersen hoofdzakelijk de associaties van de mens, dus het denken van de mens. Wanneer u nu eens even nadenkt over alle bekende vereringsvormen, dan zult u tot uw verbazing zien dat er heel veel godsdienstvormen zijn, die u kunt associëren met een bepaald sterrenbeeld. Zo blijken er godsdiensten te bestaan, die zijn gebaseerd op een Yan en Yin principe, een twee-eenheid a.h.w. Dergelijke godsdiensten blijken meestal te ontstaan onder invloed van twee dingen. Dat de Stier ongetwijfeld ook zijn invloed heeft doen gelden, kunnen we zien aan de Stierengodsdiensten, zoals die op Kreta of op Cyprus waren. Houden we ons bezig met b.v. de Ram, dan moeten we onmiddellijk aan de Joden denken, die vroeger een bok en ook wel een ram de woestijn instuurden. (Later bleek, dat bokken goedkoper waren, vandaar dat ze tegenwoordig nog zoveel worden geschoten.) Een ram was een fokdier en daardoor heeft men dat veranderd in bokken, oorspronkelijk was het echter een ram. Abraham offert een ram, enz. Ik hoop, dat u hiermede dus inziet dat de innerlijke ontwikkeling van de mens zal worden bepaald door de sterrenbeelden en dat de uiterlijke, de lichamelijke ontwikkeling voor een groot gedeelte wordt bepaald door de z.g. grote cyclus, die op kosmische krachten betrekking heeft, welke u niet aan de sterrenhemel kunt vinden.
ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
1
Orde der Verdraagzamen Nu vraagt u zich af, hoe die mensheid dan verandert? Ja, we zouden kunnen zeggen, dat de vorige belangrijke periode en dus verwant met de huidige (het was ook een luchtteken) Atlantis is geweest. De Atlantische periode ligt van ruin 100.000 jaar geleden tot ongeveer 2500 a 3000 jaar geleden. Dat is dan de hele periode van het Atlantische rijk. Atlantis kent hoogtepunten van techniek, het kent hoogtepunten van cultuur, van godsdienstig beleven naar ook grote veranderingen van ras. In dat land vinden we dus een aantal invloeden, die we kunnen vergelijken met de huidige periode, en dan denk ik hierbij vooral aan de situatie, zoals die ongeveer 10.000 jaar geleden daar bestond. Er is dan sprake van oorlogsdreiging; er is sprake van machtsmiddelen, die de hele wereld kunnen vernietigen, er is sprake van een vreemde verandering in de godsdiensten. In die periode kent Atlantis godsdiensten, waarin het wereldlijke element de boventoon voert. We zien verder een aantal eigenaardige stellingen, die in deze tijd terugkeren, maar welke toen ook werden verkondigd. Een van de geliefde stellingen was toen b.v. dit: "God geeft alle dingen. Degene, die God het meest geeft, is dus de uitverkorene van God." De verering van aanzien, van rijkdom vinden we tegenwoordig terug. Ook nu wordt rijkdom vereerd en daarnaast wordt ontzettend opgezien tegen materiele kennis. Dat was in die dagen precies zo. Deze dingen waren geen werktuigen neer in de werkelijke zin des woords, ze waren eerder een bewijs van een soort uitverkiezing, van Gods genade. We zien dan verder, dat de tempels in die periode in een ras tempo werden gebouwd, maar dat ze gelijktijdig leeg bleven. Ik geloof, dat dat voor de moderne kerken ook geldt. Als je dus parallellen wilt trekken, dan zeg je: Die Atlantische periode is het meest met de huidige verwant. Maar in elke periode van de menselijke beschaving vinden we facetten, die ook vandaag bestaan. En dat is begrijpelijk. U moet me dus niet kwalijk nemen, als ik hier niet precies ras na ras en volk na volk en tijd na tijd opsom, naar u eerder probeer duidelijk te maken hoe het werkt. Er is in de mensheid een bepaalde ervaring. Die ervaring wordt - dat mogen we hier toch wel zeggen - ten dele bepaald door vorige incarnaties, ten dele door geestelijke leiding, maar ook door de kosmische beïnvloeding, die de mens op aarde ondergaat. Wanneer hij eenmaal een invloed heeft ondergaan, dan zullen dus alle werkingen en alle aspecten daarvan in het verdere bestaan van de mensheid blijven meewerken. Er is sprake van een soort gemeenschappelijk bewustzijn (de Egyptenaar noemt het: de twee zalen van het weten) en daarin ligt het totale denken en elke ontwikkeling. Wanneer het vuur wordt gebruikt op een plaats, dan is dat geen overlevering die van de een op de ander overgaat. De ontdekking, dat vuur bruikbaar is door stammen, die een hele tijd zonder vuur hebben geleefd, manifesteert zich dan gelijktijdig op honderd, ja, duizend verschillende plaatsen. Dat is dus een gemeenschappelijk bewustzijn. Nu zal er een volgende periode komen, waarin vuur geen rol meer speelt; het vuur wordt dus ondergeschikt. Was het eerst meer goddelijk, nu krijgt het grotendeels gebruikswaarde. De verering blijft wel bestaan, maar in beperkte mate. Dan komt er een periode, waarin ze b.v. leren een slede te gebruiken. De slede is dus weer een aspect van een volledige ontwikkeling. Sleden vinden we n.l. practisch overal. Dan kun je dus zeggen: Ook dit komt uit het gemeenschappelijk bewustzijn voort en ergens wordt het ontwikkeld. Die sleden blijven in gebruik. Ze gaan door de straten van Rome en zelfs in het middeleeuws Amsterdam gaan ze met een smeerlap ervoor; dat was toen geen man, naar een vetlap om de slee gemakkelijk te laten glijden. En tegenwoordig rijden ze nog sleetje. Bij de modernste proeven voor de ruimtevaart maken ze weer gebruik van sleden; een slede n.l. die met een bepaalde versnelling wordt afgeschoten. U ziet dus, dat het door de gehele geschiedenis blijft bestaan. Zo is het eigenlijk ook met alle godsdienstige vereringen. Wanneer een mens eenmaal is gekomen tot een totembegrip (dus een gewijd zijn aan een diersoort of aan een bepaalde voorvader), dan zal dat totembegrip blijven bestaan. In het begin zal men als teken hoofdzakelijk vissen zoeken. Dan vinden we een periode, waarin de meeste stammen juist naar vogels grijpen. Dan weer blijken plotseling overal de vertebraten op de voorgrond te komen. Het totembegrip blijft dus bestaan, maar het symbool wisselt. Je kunt dus zeggen; 2 ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Alles, wat in het verleden ontstond, wordt behouden, maar het verandert zijn betekenis en waarde. In deze zin was b.v. een flatwoning in Rome armeluis gedoe. De flatwoningen in Rome waren grotendeels ofwel van de Praetorianen (de lijfwacht), dan wel van de arme mensen. Tegenwoordig bouwen ze hoge huizen voor mensen, die geld hebben. Toen deden ze dat voor mensen, die geen geld hadden. De idee: flat en hoogbouw blijft dus bestaan. Maar tegenwoordig woon je chic en deftig in een flat; als je gewoon bent, dan woon je maar in een doodgewoon huisje of op een etage. Vroeger was dat net omgekeerd; woonde je in een huis, dan was je iemand; woonde je in een flat, dan was je niemand. Vooral godsdienstig is dat interessant, want we ontdekken n.l. dat oude waarden steeds herleven. Een kleine parallel met de astrologie; Wanneer ik een geboortehoroscoop heb, dan konen daarin bepaalde aspecten voor: driehoeken en misschien ook vierkanten. Nu ga ik zeggen; "Wanneer de aspecten van die geboortehoroscoop later weer voorkomen en dan nog met betrekking tot hetzelfde huis, dan kunnen we er zeker van zijn dat dat aspect op de mens bijzonder sterk inwerkt; er is een effect van herhaling. Wat eens eigenschapbepalend was, wordt nu dus richtingbepalend voor het leven. En dat heb je nu met de godsdienst ook. Er is een godsdienst, die ver in het verleden onder een zekere kosmische invloed ontstond. Die invloed heeft zich ontwikkeld tot een soort inwijding. Daaruit is een vorm van magie ontstaan. Die vorm van magie heeft zich weer tot een religie ontwikkeld. En die religie heeft weer andere vormen van inwijding gekend; ze is overgegaan in andere religies. We vinden b.v. bepaalde Hindoe, Perzische en Egyptische concepten en nog enkele Griekse gebruiken terug in het Christendom. Die kunnen we dus terugvolgen. Maar als je dat nu goed nagaat, dan zeg je: Hé, die oude inwijding leeft wel voort, naar het is net, of ze onderdrukt is, het is een onderdrukt aspect. En nu treedt kosmisch gezien plotseling weer een zelfde of bijna gelijke invloed op en het oude blijkt dus te herleven. In deze zin zijn de laatste 100.000 jaren voor de menselijke geschiedenis alleen naar herhaling geweest. De grondslagen ervan zijn lang voordien gelegd. Het is miljoenen jaren geleden, dat het eerste contact mot b.v. de rassengeest op een meer bewust peil kwam. En wat zien we nu in de huidige tijd? Dat plotseling de rassenverering weer is opgestaan; op het ogenblik nog in ongunstige zin, naar ze kan veranderen. Het is zoveel miljoenen jaren geleden dat de eerste priester (toen nog onder de heerschappij van de rassengeest en in feite door die rassengeest uitverkoren en direct geleid, bijna een vorm van bezetenheid) de eerste altaren betrad, waarop de vuurzuilen stonden van de goden, die zich nog openbaarden in een zuil van licht. (Op het ogenblik zouden we dat waarschijnlijk een soort St. Elmsvuur noemen. Maar de lucht, de vochtigheid, de elektriciteit was toen verschillend en zo was het dus mogelijk een voertuig op te bouwen uit een vorm van statische elektriciteit, die een openbaring mogelijk naakte.) de eerste priesters aanbaden dat licht. In de moderne tijd vinden we nu weer de term "het licht" terug. Maar ook tussenliggende perioden tonen ons de aanbidding van het vuur, van de zon. Denkt u eens aan Ichnaton, die tot een van de zuiverste aanbiddingen van het licht komt, die er bestaat en de zon ook inderdaad ziet als representant van de grote Kracht, het kosmisch Licht. Er is dus een parallel en gelijktijdig ook een opbouw omdat alles, wat eens primitief was en op een laag niveau stond, nu door de meer gevorderde mensheid anders kan worden beleefd en gezien. De eerste inwijding was bezetenheid, daarvoor deed de mens niets. De latere vormen van inwijding werden een soort ascese; een zich aan de God wijden en dan moest die God het maar doen. Daarop volgen scholen, waarbij kermis belangrijk wordt, al ligt die hoofdzakelijk op het occulte vlak en speelt daarbij de uittreding een veel grotere rol dan b.v. de studie van boeken. En dan zien we een inwijding komen, die op een gegeven ogenblik de menselijke eigenschappen gaat testen. Dan pas vinden we de beproeving op stoffelijk terrein in de vorm van moed. Vervolgens komt er een periode, waarin de moed geestelijk wordt bewezen. En dan een combinatie van beide, zoals we dat in sommige Egyptische en Griekse inwijdingsmysteriën vinden en verder in de z.g. laat Perzische inwijdingen (de laat Perzische School), waarbij men eerst zijn stoffelijke moed moet bewijzen, voordat men onder leiding van reeds ingewijden aan het geestelijk avontuur wordt onderworpen. Dat geestelijk avontuur is dan ook een beproeving van moed, van vermogen tot overzicht, inzicht, zelfbeheersing e.d. ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN 3
Orde der Verdraagzamen Zo ziet men dat alles zich dus ontwikkelen; en later wordt de inwijding hoofdzakelijk boekenwijsheid. In de alchemie is het boek bepalend en toch kent ook de alchemie een zekere inwijdingstechniek. Bij de kabbalisten, die ook zeer belangrijke esoterici zijn; het boek. En dat blijft zo tot ongeveer 1750, daarna zien we een nieuwe tendens komen: de tendens van het mysterie. Het ritueel gaat de plaats innemen van het boek en van de persoonlijke beleving. De symboliek neemt de werkelijke beproevingen over. Er ontstaan dus genootschappen en deze dragen die oude inwijdingswaarden weer verder. Nu komt deze tijd en wat blijkt? Die oude inwijdingsscholen en de daaruit voortgekomen lichamen, blijven ergens steken. Zij zijn nog teveel materieel en sommigen van hen beginnen zelfs terug te grijpen naar het boek als hoogste waarde; dus naar stoffelijke en verstandelijke kennis. Een deel daarvan ontwikkelt zich mystiek verder. Een besloten mysticisme past nu niet neer. Er is een tijd geweest dat Aquarius de besloten occulte mystieke beleving plus een technisch vermogen bracht. Dat was een cyclus geleden. In deze dagen brengt hij wel diezelfde aspecten, maar hij kan ze niet meer beperkt brengen. Het is niet meer mogelijk om een selectie te maken. Het bewustzijn van de mensheid eist nu, dat die kracht overal gelijktijdig en even sterk tot uiting komt. Zo kan men dus zeggen, dat die materiele veranderingen eigenlijk niet zo belangrijk zijn als de innerlijke, de geestelijke verandering. En nu moeten we ook nog oven nagaan wat de sterrenbeelden of beter gezegd de invloeden, waarvan ze het symbool zijn, nog verder doen. We zien een typische wisseling van 4 waarden. Eerst telt alleen de materie; dan geldt de geest zover zij de materie helpt beheersen, vervolgens geldt alleen de geest, en dan komt er een periode dat de geest geldt, omdat zij de materie als beheersbaar voertuig gebruikt; en daarna komt weer de periode van het materialisme. Die periode van materialisme hebben we nu zo’n beetje achter de rug. Het ergste is geweest. We kunnen zeggen, dat ruin 2000 jaar geleden een andere periode van materialisme bestond. Dat blijkt uit het feit, dat in de tijd van de grootheid van Rome en de val van Jerusalem het materialistisch denken de mens beheerst. Het gaat hem niet meer om God te dienen maar om een nieuwe krijgstechniek te ontdekken. De God wordt aanvaard. Hij leeft wel in genootschappen, maar dat is meer organisatorisch. Zelfs Mithras, die toch werkelijk een inwijdingsgod was (in die tijd een zeer belangrijke dienst), blijkt in het Romeinse leger grotendeels de rol te hebben gespeeld van een soort loge, een openbaar contactorgaan voor uitverkorenen, een broederschap die elkaar onderling steunde en pas op het laatste ogenblik nog ergens iets geestelijks. Ik hoop niet, dat men het me kwalijk neemt, dat ik dat zo zeg, maar dat materialisme was er. Na het materialisme hebben we een periode gekregen, dat men in de materie de geest wilde ontwikkelen. De periode van het vroege Christendom met al zijn martelaren maar ook met zijn stoffelijke machtsstrijd, die uit een geestelijk bewustzijn wordt geboren. Die periode duurt alles bij elkaar bijna 700 jaar. Dan begint een periode, dat de geest belangrijk is. Het gaat nu niet meer alleen om het materiele naar om het geestelijk element; en dit geestelijk element ontwikkelt zich weer in 300 jaar. In het begin manifesteert zich dit door de bekering te vuur en te zwaard, het fanatisme. Vervolgens openbaart het zich door kruistochten en op den duur wordt het geestelijk element belangrijker. Dat is heel eigenaardig. U kunt het in Europa mooi zien. Dan treedt de periode in van de grote kabbalisten en worden de oude inwijdingen - zoals die van Apollonius e.d. - plotseling weer uitgedragen. We zien in Parijs een centrum en ook in Duitsland verschillende centra ontstaan. We zien in Rusland buitengewone magische prestaties van de rabbi’s. Dat is dan de geest geweest. De geest gebruikt de materie nog wel als tussenmiddel om zo de wetenschap te scheppen. En die wetenschap, die ze geschapen heeft, brengt weer het materialisme. En dus is het logisch aan te nemen dat in deze tijd (en dat moet al ongeveer 40, 50 jaar geleden tot stand zijn gekomen; er is dus weer een ommekeer) plotseling de idee, het idealisme, de gedachte bepalend wordt. Men gaat met de materie werken, zeker, maar de geest moet de materie vormen; en de geest is dan toch weer voornamer. Vandaar ook weer een periode van martelaarschap, van strijd, van hervorming. Daaruit blijkt dus, dat we eigenlijk in deze
4
ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Aquariusperiode, wat invloed betreft al heel wat verder zitten dan u oorspronkelijk zou denken. Dat komt door de overgangsperiode, die steeds tussen twee tekens bestaat. Wat zal het voor de mensheid nog meer inhouden? Ja, dan kunnen we gaan spreken over wat herleeft en wat sterft. Daarvoor is een bepaalde regel; "Alle wijsheid zal slapen in een periode, waarin zij niet past." Onder "slapen" wordt verstaan: in strenge beslotenheid bewaard. Denkt u aan de verborgen bibliotheken, zoals die in de Gobi en de Himalaija bestonden, maar ook aan de verborgen schatten, de begraven boeken, zoals de "Dode Zee rollen". Overal wordt dus iets bewaard, dat pas later gaat herleven. Dan kennen we daarnaast een periode van de dode wetenschap. Er zijn wetenschappen, die oorspronkelijk werkelijk worden beoefend als een soort vak maar die langzamerhand vertroebelen of verdwazen en worden tot bijgeloof, tot poppenkasterij en dan vervangen worden. Maar de oorspronkelijke kennis blijft bewaard. En dan kunnen we ook nog erbij vertellen, dat de stoffelijke opvattingen (dat is dus wat men noemt de menselijke moraal maar ook de relatie God mens, mens God) op een gegeven ogenblik ook sluimert. Er is een periode, dat het zedigheidsbegrip zich in de eerste plaats baseert op de relatie van mens tot mens. Je mag niet in het leven van een andere mens treden. Lichamelijk komt het er niet op aan. Maar een ander heeft zijn privérechten. Je mag niet in zijn geest, in zijn ziel dringen, tenzij hij je dat recht geeft. Iemand die dat niet doet, is veel erger dan iemand die, die op op het ogenblik in zijn onderbroek op de Groenmarkt staat te jubelen. Dan ko;t er zeer een periode dat ze zeggen; Je mag iedereen dwingen. Je mag zijn geest breken, je mag hem vormen, maar dan is het lichaam een zedigheidsbegrip. Er zijn tijden dat het zedigheidsbegrip speciaal verknoopt is met de godsdienst; dus in de god is alles rein, buiten de God is niets rein. En daaraan kun je dus ook weer klaarblijkelijk de ontwikkeling zoals zij dus kan worden bepaald aan de hand van de verschillende perioden (die wij dus noemen: Aquarius, Vissen enz.): in feite niet alleen maar ingrijpen op de wereld; de veranderingen dáár zijn eigenlijk maar de gevolgen van de reactie van de mens. Het is in hoofdzaak de mens en vooral het gemeenschappelijk bewustzijn, dat deze invloed zeer sterk ondergaat. En dan kom ik nu tot de ontdekking, dat het gemeenschappelijk bewustzijn of het gemeenschappelijk denken van de mensheid (een reservoir, waaruit iedereen in meer of mindere mate pleegt te putten) andere waarden ontvangt op het ogenblik dat een andere heerser zijn gezag op aarde aanvaardt. We hebben dat in het begin van mijn betoog gezien in de verschillende godsdienstsymbolen, waarvan ik zelfs enkele aardige parallellen aanhaalde. We hebben gezien, dat dit dus van invloed is voor de wijze waarop een inwijding wordt beschouwd, de manier waarop die plaatsvindt. We ontdekken verder, dat zelfs de sociale status, de techniek van bouwen, de methode van leven, de moeilijkheden van vervoer, daardoor kunnen worden bepaald. Maar het is de mens, die gedreven wordt. Het is het bewustzijn van de mens. En deze mens verwerkelijkt dus die invloed aan de hand van het geestelijk peil, waarop de gemiddelde mensheid staat mede in verban met de gemiddelde kennis, waarover die mensheid als geheel beschikt. Hier wordt dan de wijsheid eigenlijk een simpel symbool. Wanneer we de huidige periode zouden moeten schetsen, dan kunnen we er zeker van zijn, dat het symbool van de slang weer aanmerkelijk sterker wordt. De slang is een typisch symbool, dat met de luchttekens samen gaat. U zou het misschien niet merken, maar het is toch zo, omdat deze heersers het symbool van de aardgebonden wijsheid zeer sterk in zich dragen. Het goddelijk element wordt gezien en geconcipieerd als in onmiddellijk verband staande met de wereld. Er in een zekere vrijheid van zuiver stoffelijke belangen, er is een overzicht, maar dat heeft alleen zin, indien het kan voeren tot de praktische prestatie. Zoals u weet, is de slang zelfs in het oude Jodendom het symbool van de duivel. Maar zij is ook het symbool van de slang die de kennis van goed en kwaad ontsluit. Het is de slang, die later de poorten des levens bewaakt. Het is de slang, die als een gordel om de wereld ligt en zo met haar krachten de aarde gelijktijdig bedwingt en toch ook weer helpt haar vorm te geven. Het is de wereldslang die in de Hindoeleer opduikt in de zeeën en moet worden gedood. ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN 5
Orde der Verdraagzamen De wereldslang. die de beperking en de beheersing betekent, maar gelijktijdig toch ook vol erg libertijns is, want zij houdt geen rekening met mensen of goden. Daarom zou ik voor deze tijd willen zeggen; We krijgen te maken met de slang, dan moet er een strijd zijn tussen de slang en het kruis. Het kruis is vooral in de laatste periode een zeer sterk symbool geweest en kan weer worden geassocieerd met de zeer oude symbool en als zonnerad e.d. waarin dus weer dezelfde vorm tot uiting komt. De slang aan het kruis is ook het symbool, dat ook Mozes heeft gebruikt, maar toen was het het Taukruis. Het Taukruis dat uit Egypte kwam, waarvan het vrouwelijk symbool was verwijderd en dat dan als een soort T de slang moest dragen. Wij kennen een vierarmig kruis, dat de vorige periode heeft beheerst; en het zal dit kruis moeten zijn, waarin de slang (in feite de wijsheid van uit menselijk standpunt) de plaats gaat innemen van de Christus of zoals sommige anderen dat gebruiken de roos. Niet omdat de slang nu mooier of wijzer is, maar omdat het gehele leven verandert. Wanneer ik een roos op het kruis neerleg, dan erken ik dus dat de wijsheid uit het kruis opbloeit, inderdaad. Maar het kruis staat buiten mij. De slang echter is het symbool van de menselijke wijsheid en het menselijk leven. Zij is niet de kosmos. Neen, zij is het aardse leven. Zij is het stoffelijk bestaan en zij wordt steeds daarmee in verband gebracht. Het is de wereld, de wereldbeheersing, de levenskracht van de wereld. En zo wordt dus de slang aan het kruis in feite de mens zelf, die tot gekruisigde wordt. Het is niet meer een ander die verliest, het is de mens zelf, die de krachten der verlossing in zich erkennende zijn offer brengt en uit het offer opgaat. Dat is weer wat anders. Het is een concept dat het Christendom op het ogenblik nog niet zal kunnen verwerken; de gedachte, dat de Verlosser op wie ze zich beroepen moet plaats maken voor de verlossing aan het kruis. Het kruis is altijd het symbool van lijden geweest voor de mensen van de laatste tijd. Maar ook dat is niet waar. Want het kruis is een oorsprongssymbool, dat waarschijnlijk zo’n anderhalf miljoen jaar geleden voor het eerst is opgetreden. En dit symbool van een kruis in een cirkel is de uitdrukking geweest van de kosmos. De kosmos wordt in vier delen verdeeld, die elk elkaars tegendeel bevatten en toch weer elkaars aanvulling zijn. Deze viereenheid is de opbouw uit verschillende werelden. Nu heeft men in afgelopen tijden dus gezien, dat onder vele tekens een bepaald deel werd gebruikt; er werd een bepaalde wijsheid gebruikt, maar de tegenover liggende vorm van wijsheid werd verworpen. Toen de magie er was, werd in feite de mystiek en het geloof verworpen. In de tijd dat de wetenschappelijke wijsheid, het wetenschappelijk denken er was, werd het kosmisch denken verworpen en omgekeerd. Maar die moeten elkaar aanvullen. En het ziet ernaar uit dat in deze tijd het symbool van dit kruis (maar dan in de slang) terugkeert. Niet de antiChrist, waarvan ze dromen maar de logische vervulling van de vorige periode. Want wanneer de mens zegt, dat Christus of Jezus de verlossing is aan het kruis, dan vergeten ze daarbij dat hij ook de weg is. De mens moet niet slechts wachten op zijn heul van bovenaf. Neen, de mens moet door zijn leven en werken en zijn lijden zelf het heul in zich ervaren. Ja, en dat is natuurlijk een kwestie, waar ze in het Christendom nog wel een beetje tegen zullen sputteren, maar dit is haast onvermijdelijk. De gedachtegang is er dus een, die al het andere langzaam maar zeker absorbeert de verandering van symbool, van werking betekent dat bestaande synthesen niet meer bruikbaar zijn. Er moeten nieuwe synthese worden gevormd. De oude wijsheid op zich is niet meer voldoende, zij moet in een nieuw verband worden gebracht en dan heeft ze zin. Dat de komende Aquariusperiode zo buitengewoon belangrijk is, is niet alleen maar te danken aan het feit dat het nu toevallig Aquarius is, die gaat heersen. Het is te danken aan het feit, dat verschillende andere grote cijcli, grote perioden aan het aflopen zijn. Door het aflopen van die grote perioden kan dus worden verwacht dat de veranderingen zeer ingrijpend worden. Al het vorige zal herleven, natuurlijk. Normalerwijze zouden we kunnen verwachten, dat de oude Aquariustendensen nu opnieuw in de mensheid veel sterker zouden worden, maar onder invloed van deze bijkomende kosmische werkingen (de grote 200.000 jaar cyclus, die zijn voleinding nadert) mogen wij verwachten, dat hier dus een afronding geschiedt van alles wat eens onder Aquarius invloed de mensheid werd gegeven. En daarbij is ontzettend veel mystiek. Daarvan weten de piramidebouwers ook nog meer. Want het eerste piramidesysteem 6 ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
(dus niet de piramide van Cheops, maar het tempeltorenconcept) staat in verband met Aquarius; dat is de z.g. voorzondvloed periode. We mogen dus verwachten, dat die kennis weer gaat opleven. Maar de kennis kan niet alleen naar herleven. Ze kan niet verwaarlozen wat in alle tijden aan het menselijk bewustzijn steeds is toegevoegd. De mensheid staat nu voor een ontzettend groot conflict, dat niet is uit te drukken in een oorlog, maar dat wordt geboren uit de strijdigheid van de beperkte stellingen van vorige perioden en nu plotseling staat voor de synthese, die Aquarius brengt. Het is een herziening van materiele waarden, van geestelijke concepten, een verandering van godsdienst, een vernieuwing van inwijding. Alle dingen, die er eens waren, worden op het ogenblik zo maar weer eens herschapen. En nu waarschijnlijk in verband met een totale kosmische vernieuwing. Het is moeilijk om u in zo’n korte periode duidelijk te maken wat hier eigenlijk allemaal achter zit. U denkt aan de mens staande onder invloed van bepaalde heersers. Hoe was de mens onder de Vissen en hoe was hij onder de Schutter en onder Scorpio? (Scorpio bestond overigens toen nog niet. Die is later door een splitsing ontstaan; maar dat is weer wat anders.) De mens begrijpt klaarblijkelijk nog veel te weinig, dat die heersers niet slechts een invloed zijn, maar dat het een voortdurende optelsom is; en dat die optelsom op een gegeven ogenblik kritieke waarden bereikt. In de praktijk kont het hierop neer: Wanneer de bewustzijnsinhoud van de doorsneemens ongeveer verdrievoudigd is, is de vorm van leven en ook het voertuig dat hij heeft niet meer in staat om de geest verdere bewustzijnsmogelijkheden te geven. In een dergelijke periode ontstaan omwentelingen en veranderingen, die en op het menselijk lichaam en op de maatschappelijke vorm een zeer grote invloed uitoefenen. In de daaraan voorafgaande periode zien wij altijd weer practisch een maximum incarnatie; het aantal levende wezens op aarde is dan zeer groot en is altijd het grootste aantal in de gehele geschiedenis der mensheid. Ook dit is dus in die periode een steeds aangroeiend getal. Wanneer dit maximum is bereikt, ontstaat er een kritiek punt in het massabewustzijn. Dit massabewustzijn verandert zijn waarderingen en de mensheid gaat hieraan vaak ten onder door zelfvernietiging (denkt u maar aan Atlantis). In andere gevallen zien we echter, dat die mensheid eenvoudig bepaalde functies gaat beheersen of staakt en selectief gaat werken. In een dergelijk selectief werken worden de gemeenschappen afzonderlijk van elkaar gevormd. Er is dus een ruimtelijke afstand. Er blijft alleen een geestelijke band bestaan en elke gemeenschap op zichzelf volgt een weg met hetzelfde doel, maar aangepast aan een bepaald facet van dit totale bewustzijn. U zou kunnen zeggen: De mensheid valt uiteen in een aantal groepen, die in teamwork het totale bewustzijn testen en aanvullen. Nu ziet het er naar uit, dat we op het ogenblik deze Aquariusperiode moeten zien als de voorloper van een dergelijke algemene ommekeer en verandering. We verwachten dat echter niet in Aquarius maar daarna. We zien verder dat dergelijke perioden steeds worden vooraf gegaan door een tijd van strijd, een z.g. gulden periode, waarschijnlijk te vergelijken met het Duizendjarig Rijk, waarover in de Openbaringen wordt gesproken, gevolgd door een eindbeslissing, waarbij dus de vrede (de balans, waarin het nieuwe element zich heeft kunnen vestigen) nu de laatste restanten van het oude wegvaagt, de macht van het kwade, zo vreemd als het klinkt, is altijd het oude. Niet het oude, dat zich aanpast aan het nieuwe en dat in het nieuwe verder leeft, maar het oude dat het nieuwe en de vernieuwing blijft afwijzen. Maar omdat eerst de werkelijke vernieuwing moet worden gestabiliseerd, komt er wat men noemt het Duizendjarig Rijk. Het totaal van zo’n periode blijkt over het algemeen 2400 tot 2500 jaar te duren en omvat de begin of opbouwperiode. Daarin vindt plaats door een massale geboorte (dus in een massale incarnatie) de vestiging van nieuwe verhoudingen: een strijdperiode die wel twee eeuwen in beslag pleegt te nemen; een rustperiode die ongeveer 500 jaar duurt; dan een periode van verwarring die weer ongeveer 200 jaar duurt; dan een periode van ruin 900 jaar die dus volledig aan stabilisatie (een vredige opbouw) is gewijd; en daarna ongeveer 100 jaar, waarin weer veel vernietiging en strijd is en waarin het bestaan dus volledig wordt hervormd aan de hand van het nieuw gevormde bewustzijn. We staan op het ogenblik aan het begin van zo’n periode. Zover mij bekend is, heeft de mensheid vier van dergelijke kosmische perioden doorgemaakt. Het belang van de heerser (nu ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN 7
Orde der Verdraagzamen Aquarius) is daarom niet alleen te zien als een persoonlijke eigenschap, maar het wordt mede bepaald door de plaats, die hij inneemt t.o.v. de grote cyclus van vernieuwing. Nu zijn er dus meer cycli te noemen, waarvan sommige tot 30 eeuwen voorlopen op de eigenlijke hervormingstendens, de grote tendens. Enkele van die perioden zijn b.v. 9000 jaar, een andere is 4500 a 5000 jaar en we kennen kleinere perioden; en dat alles gaat samenvloeien. Nu zeggen we verder: De belangrijkheid van een heerser en diens definitieve invloed op het leven van de mensheid, de vorm van haar beschaving en bewustzijn worden ook nog eens bepaald door de knooppunten; dus de perioden, waarin verschillende van die verschijnselen samenvloeien. Hoe groter het aantal kosmische werkingen, dat tijdens de invloedsperiode van een heerser op aarde samenkomt, hoe intenser de inwerking van die heerser is, hoe groter zijn belangrijkheid en hoe sterker zijn invloed voor de vorming van een volgende periode. Alles, wat ik nu heb verteld, duidt kennelijk aan dat er in de kosmos, waarin wij leven niet alleen maar een zeker evenwicht is of een goddelijke wil, maar dat er een aantal wetten bestaat, die tezamen de bewustwording bepaalt, Wanneer wij b.v. spreken over het vijfde of het zevende ras der mensheid, dan spreken wij niet over de mensheid op aarde naar over een bepaalde bewustzijnsgolf, die alleen met tijdsverschillen (dus bepaald door afstandsverschillen) in de gehele kosmos voorkonen. Wat de mensheid op het ogenblik onder Aquarius beleeft, zal een ander volk beleven onder invloed van Taurus en gelijktijdig blijkt b.v. de Maagd elders haar invloed te doen gelden. Wat op het ogenblik op aarde gebeurt, vindt in zeer vele streken van het heelal zijn weerkaatsing. Het totale leven zou men dus mogen zien als een samenstelling van 11 grote invloeden (u kent op aarde 12 sterrenbeelden maar cosmisch gezien, zijn er 11, omdat het betrekking heeft op de uiting in tegendelen; wat u misschien de 12e kracht zou willen noemen, is voor ons de overkoepelende kracht), Dan zal de bewustwording van de mensheid op het ogenblik en de wijze, waarop zij deze nieuwe tendensen onder Aquarius aanvaardt, grotendeels bepalend zijn voor haar relatie met alle andere schepselen in de kosmos, want een sterrennevel heeft ook een gemeenschappelijk bewustzijn. En het gemeenschappelijk bewustzijn van laat ons maar zeggen de hele kosmos, het besloten heelal, kan dus worden gezien als de gedachte, de scheppende gedachte van God, waarin we allen deel hebben, maar waaruit we allen kunnen putten. De harmonie, die wij bezitten t.o.v. het leven, t.o.v. elkander, dus ook t.o.v. die andere invloeden, zal bepalend zijn voor de vorm, de geschiedenis maar vooral ook voor de geestelijke mogelijkheden van de mens. Hoe verder de ontwikkeling van het ego gaat in de richting van een kosmisch besef, hoe verder dit ego haar bewustzijn kan uitstrekken, dus hoe meer buitenaardse invloeden in de stof en buitenaardse invloeden uit de geest in de mens kenbaar worden. En dat is iets, dat we op aarde pas twee keer werkelijk hebben gezien; een periode, waarin een dergelijk kosmisch bewustzijn door velen werd geopenbaard, terwijl we in elke periode altijd 3 a 4 figuren hebben, die als uitzondering een dergelijk kosmisch bewustzijn manifesteren. En dat is misschien wel een aardig slot voor dit betoogje: Waar een kosmische bewustzijn bestaat, kan uit elke heerser en uit elke kracht worden geput, zodat in de mens het scheppend bewustzijn aanwezig is en hij uit eigen kracht schept en beslist over leven of dood. Dit is een zeer grootse mogelijkheid. De mensheid heeft tot nu toe die krachten misbruikt. Zij heeft met haar materiele mogelijkheden zowel als met haar geestelijke wapenen altijd gezocht naar heerschappij. Laat ons hopen, dat ze in deze periode tot een bewustzijn zal komen, waarbij ze niet meer naar nacht of heerschappij zoekt maar alleen naar een harmonische versmelting met alles wat leeft, alles wat bestaat. Zo in ware vrijheid puttend uit het grote bewustzijn en reeds nu verwerkelijkende de mentale noodzaken voor een waardige bezieling van de eerstvolgende vorm van de mens. BROEDERSCHAP Twee broeders waren er. De ene ging jagend erop uit en dreef het vee bijeen. De ander bleef alleen en hoedende de schapen vond hij in het offer het wapen, waarmee hij God verzoende. Twee broeders waren het. En uit een haat en nijd om het offer, goed aanvaard, trok toen de een zijn zwaard en doodde hem, die toch zijn broeder was 8 ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Broederschap, dat is een woord, waarin het samenzijn en het uit een vader geboren zijn doorklinkt, altijd weer. Maar kan men daarin ook niet horen de nijd, die soms daar heerst, de rangorde, de wet, die men elkander steeds wil geven. Is niet met broederzijn vaak het bedrog verweven als Ezau, die door Jakobs list zijn erfdeel moest vermissen? Ach, laat ons broederschap niet zien als eeuwigheid, als het zoetelijk zijn; want zo de mens in zich nog draagt zijn eigen waan, zijn haat, zijn zucht naar macht, is de eenheid van de oorsprong in het broederzijn ontkracht en kunnen broeders strijden zelfs. Neen, laat de broederschap vergaan, en laat er komen in de plaats een stil en diep verstaan. Begrip, dat bindt ook zonder termen, als broederzijn of een erkennen van een Vader en ene kracht, waaruit je ooit bent voortgekomen. Geef mij een weg van naastenliefde, waarin niet broeder broeder spaart, maar waarin mens en mens en God en geest de mens ontmoetend en hem als deel van het "ik" en deel van God, als eenheid met het zelf begroeten en zeggen zonder meers Wij zullen samengaan. Laat naastenliefde bloeien uit onderling verstaan, dat eigenwaan, eigen weten, eigen belang, eigen wil en noden kan vergeten, omdat een ander leeft| omdat men weet dat men in anderen zowel als in het "ik" bestaat en zo de eenheid vindend met het Al de Schepper wint en het ego zelve achterlaat, wetend: ik ben slechts deel van een en zo in allen steeds herboren. Het zijn broeders al. Maar toch ben ik meer. Ik ben het kind, dat wordt geboren, de vader die voortbrengt, de moeder die baart. Ik ben de zon en de maan en de aarde. Ik ben het leven, de eeuwigheid, de tijd. Mijn verbondenheid met het Al is de realiteit waaruit ik leef, waaruit ik volbreng. En het offer dat ik pleng, pleng ik aan God, zoals Hij in mij leeft. Het besef van eenheid in het Al, dat is meer dan broederschap, het is eeuwige verbondenheid, waarin de mens zichzelf verliest, maar wint een eeuwigheid, waarin zijn wezen voort bestaat.
ZII 630224 – DE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID IN DE VERSCHILLENDE TIJDPERKEN
9
De verhoudingen tussen de verschillende vormen van beschaving
Datum:
28-05-1961
Soort:
lezing
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep II > Zondaggroep (II) 1960-1961
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Zondaggroep II - 28 mei 1961 Goeden morgen vrienden,
Zondagochtendkring
Wij kunnen wel weer alle esoterische leringen gaan ophalen, maar ik zou het interessant vinden een ander punt te behandelen vandaag. Ik weet niet of u wel eens hebt nagedacht over
DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVINGEN
Dat ik u dat vertel heeft zijn reden. Wij leven op het ogenblik in een periode, waarin wij kunnen verwachten dat - zij het dat het misschien nog wat jaren duurt - een contact tot stand zal kunnen komen tussen de aarde en andere beschavingen, dus andere planeten. En om dat te kunnen verwerken en misschien ook te kunnen begrijpen, iets te kunnen begrijpen van de oorzaken van vliegende schotelrages, de mededelingen van Venus en Mars enz., is het misschien wel eens goed een vergelijk te maken tussen bepaalde vormen van cultuur enz. enz. En nu moet u niet boos zijn wanneer ik er hier en daar een paar meesters bijhaal, maar de kwestie is deze: Wanneer er ergens een beschaving ontstaat, dan zal die beschaving zich ontwikkelen in de richting van haar zelfhandhaving en haar uitbreiding. Daartoe maakt zij gebruik van alle middelen, die haar ten dienste staan. Nu kan zij deze middelen dus exoterisch, naar buiten toe vinden, of esoterisch, naar binnen toe. Een exoterische cultuur, een exoterische maatschappij baseert zich op haar bereikingen naar buiten toe; haar techniek, haar vorm van wetenschap is naar buiten toe gericht. En nu is het werkelijk aardig te zien hoe bepaalde parallellen bestaan in een naar binnen gericht beschavingspatroon en een naar buiten gerichte. Wij zouden dat ten dele kunnen vergelijken met ontwikkelingen die op de wereld zelf hebben plaatsgehad. Tenslotte, wanneer wij denken aan Egypte, dan vinden wij daar een deel van het cultuur patroon ook zuiver esoterisch, naar binnen gericht. Zien wij naar deze tijd, dan zien wij, dat ze volledig exoterisch is en zoals men zegt: materialistisch. Deze kwestie brengt b.v. dit op de voorgrond: Naarmate er externe communicatiemiddelen van grotere precisie en grote snelheden ontstaan, zal het innerlijk contact van mens tot mens aanmerkelijk minder worden. Een maatschaptij, die zich helemaal naar binnen toe richt zal zeer snel beginnen met projectie van gedachten. Deze projectie van gedachten wordt in een maatschappij als de uwe vervangen door de verschillende methoden van vervoer, schrift, later door radio en televisie. En hoe concreter en sneller die overbrenging van berichten extern wordt, hoe minder de innerlijke eigenschappen en mogelijkheid tot communicatie met anderen wordt ontwikkeld. Met de kunst zie wij al precies hetzelfde. Er is een tijd geweest, ook op aarde, dat de verteller, de beroepsverteller, de enige meester was. Hij gaf lering, hij gaf onderricht over geschiedenis, over de bereikingen van de stam. Hij leerde omtrent helden, de methoden van jacht, van landbouw en al, wat erbij hoorde en daarnaast wist hij een zeer eigenaardige emanatie van gevoelens te scheppen, waardoor zijn functie vaak een bijna priesterlijke was. Je kunt dat eigenlijk moeilijk omschrijven, dat procédé; misschien zou je het ‘t beste denkvoel kunnen noemen. Een eigenaardige woordcombinatie, maar gerechtvaardigd. Want indien zo’n verteller datgene, wat hij vertelt, volledig in beelden weet uit te denken (hij stelt zich dat helemaal voor en hij doorvoelt dat), dan is het niet eens nodig, dat hij enig redenaars of vertellerstalent heeft. Dan zullen de enkele woorden, die hij uitstoot, die hij gebruikt, de emotie a.h.w. communiceren aan allen, die hem horen en die in zijn nabijheid zijn. Dit gaat zover, dat ook degenen, die niet verstaan, wat hij vertelt, toch in diezelfde emotionele dwang, in die beleving worden meegetrokken. Het is een methode geweest, die b.v. in vroeg Egypte als z.g. magische beheersing bekend was, omdat men door deze methode van denken en werken dus grotere menigten, voor die tijd dan een 1000, een paar duizend man volledig in een ban wist te brengen. En deze mensen konden niets anders meer denken of voelen, zij moesten gehoorzamen, alleen door dit denkvoel procédé. U zult begrijpen, dat wanneer kunst naar buiten toe wordt verwerkelijkt, bouwkunst, muziek enz. de behoefte aan een dergelijke ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING 1
Orde der Verdraagzamen communicatie steeds minder wordt. Op aarde is ze dan ook teruggeslopen in de magie en zelfs in die magie is ze zo langzamerhand bijna gene el teloor gegaan. Maar stel u nu eens voor, dat er een andere cultuur, een andere maatschappij is, esoterisch gericht. Dan zal haar grootste kunstvorm juist bestaan in deze projectie van innerlijke beelden, dit meedelen van emotie; dan wordt dit alles een kunst, waarbij de persoon zelve het volledige instrument en uitdrukkingsmiddel wordt van al, wat hem beweegt. Vervoer is ook al zo iets. Naarmate ik eenvoudiger middelen neb om mij te verplaatsen, zal ik minder gebruik maken van mijn eigen kracht. Wanneer u leest hoe tegenwoordig een groot gedeelte van de hartvervetting en managerziekte e.d. te wijten is aan een te weinig lopen en te veel autorijden, dan zult u wel begrijpen wat ik bedoel. Stel nu echter, dat de communicatiemiddelen, zowel als de vervoersmogelijkheden en middelen in een bepaald gebied miniem zijn. Wat zal er dan gebeuren? Men zal gaan trachten in het begin via geestelijke weg, maar later door het projecteren van een deel van eigen persoonlijkheid afstanden te overbruggen. Dan komt er dus een contact tot stand wat je bijna met een transport kunt vergelijken. In zon maatschappij gaan alle krachten, die gelijk komen aan hetgeen de mens in zich kent, een buitengewoon grote rol spelen. Nu weten wij dat b.v. gedachtepatronen vergeleken kunnen worden met magnetische trillingspatronen. Wij kunnen nagaan, dat b.v. levenskracht zelve, vergeleken kan worden met elektrische flux; dat telepatische projectie gemoduleerde straling is; dat, wat wij fluïde noemen, in feite een zeer hoog trillend homogeen geheel is van eenzijdig gerichte moleculen met een zeer bijzondere draai. Wanneer je dat nu eens allemaal nagaat, dan kom je dus tot de volgende vraag: Wat zal het verschil zijn in wetenschap en wetenschappelijke ontwikkeling tussen de exoterische en esoterische groep? De exoterische groep gaat alles a.h.w. construeren. Zij maakt voor heel veel dingen Ersatz. Een mooi Duits woord waarvoor nog geen beter is gevonden, omdat een groot gedeelte van Europa op dit ogenblik nog walgt bij de idee aan Ersatz. Men kan op aarde b.v. zeer eenvoudig elke samenstelling namaken, die wordt voortgebracht door planten, door dieren, organismen, stof. Chemisch is die samenstelling volkomen zuiver. Wanneer ik mescaline maak, synthetisch, dan is die synthetische mescaline volkomen gelijk, op chemische basis, aan de echte. Haar werkingen voor het menselijk lichaam zullen volkomen gelijk zijn. Maar wat is het verschil? Wanneer ik synthetisch iets maak, dan zullen de moleculen en de vorming daarvan, trosvormig zijn. Laten wij het zo zeggen: het bestaat uit linker- en rechterhelften, die zo zijn samengevoegd, dat je er absoluut geen onderscheid meer in ziet. Bij polarisering b.v. dus door straling met gepolariseerd licht, is een dergelijke stof lichtdoorlatend, laat straling door. Heb ik het zelfde echter organisch, dan blijkt dat ik dus geen lichtdoorlating krijg. Het licht maakt geen slag, omdat het organische op zijn eigen manier, óf links óf rechts is georiënteerd. Het heeft een eigen moleculair rotatie en die moleculair rotatie is dan juist weer het levensprincipe. Waar het dus op neerkomt is dit, dat per een groot verschil is, ook op aarde, tussen de synthetische en de organische producten. Een organisch product heeft bepaalde kwaliteiten en eigenschappen, die zich tot in de kleinste delen uitdrukken. Op het ogenblik dus, dat een esoterisch gerichte groep zich gaat bezighouden met creatie, dus het voortbrengen van voor haar noodzakelijke stoffen, zal haar techniek gebaseerd zijn op levende stoffen. Om een voorbeeld te geven: een ruimtevoertuig. Een ruimtevoertuig, dat door een esoterische groep tenslotte toch zal worden vervaardigd, is niet een ruimtevoertuig in de zin van een aardse raket. Het is een soort organisch geheel, waarin de eigen beweging van de moleculen, de vele eigenschappen, die die materie heeft, zeer bijzondere zijn, herinnerend aan een levend wezen, waarbij dit geheel vatbaar is o.m. voor sterke gedachtestralingen en gedachtetrillingen en zelfs bepaalde z.g. suggestieve processen uitwerkingen kunnen hebben op die materie. Wanneer u nu alleen deze verschillen bekijkt, dan zult u het met mij eens zijn, dat er dus geheel verschillende cultuurpatronen kunnen bestaan, waarbij het belangrijkste verschil wel is dat in het geval van een exoterische cultuur en beschaving, alles van buiten uit wordt opgebouwd, terwijl in een esoterische beschaving alles in de eerste plaats van binnen uit wordt geprojecteerd. Van buiten uit krijgen wij altijd een constructieproces, van binnenuit krijgen wij een groeiproces. 2 ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Nu kunt u zich misschien voorstellen, dat b.v. op een gegeven ogenblik een technische cultuur vastloopt. B.v. uw eigen wereld. Er komt een moment dat die techniek een vermindering van bekwaamheid gaat betekenen, van capaciteit. Laten wij maar een heel eenvoudig voorbeeld nemen. Op het ogenblik, dat er goedkope rekenmachines komen, zal er ook een ogenblik komen, dat geen kind en geen mens meer zelf kan rekenen. Dat ze het allemaal met het rekenmachientje gaan doen. Dus de begaafdheid van de mens om in zich ingewikkelde berekeningen te volvoeren, calcules e.d., gaat practisch teloor en wordt vervangen door mechanisch rekenen buiten het ik. Wanneer echter op een gegeven moment die cultuur vastloopt, dan zal zij moeten overgaan tot een in zich voortbrengen van hetgeen zij tot nog toe buiten zich heeft gebracht. En wanneer je een cultuurpatroon ziet, dat b.v. een zeer hoge technologie heeft voortgebracht, dan zal het logische gevolg zijn, dat al hetgeen tot op dat ogenblik technisch werd volbracht moet worden aangevuld door de innerlijke kracht of anders gezegd, dat uitgaande van het bereikte exoterische peil men overgaat tot een esoterische verder ontwikkeling, die wederom maatschappelijk en cultureel geprojecteerd wordt en de maatschappijvorm bepaalt. Nu moet u eens goed luisteren. Ik heb uit deze gehele opbouw een paar conclusies te trekken en ik heb u al gezegd: ik moet er dan bepaalde meesters bijhalen. Wanneer wij horen, dat voor degene, die gelooft, alle dingen mogelijk zijn (Jezus); wanneer wij horen dat degene, die een is met de oerkracht (Krishnaleer) alle dingen voortbrengt; wanneer wij horen van bepaalde esoterische inwijdingsgeheimen, (o.a. de Griekse) dat de mens in zich de kosmos draagt, die hij buiten zich erkent, dan wordt het duidelijk, dat je dus als mens eigenlijk op elk willekeurig moment kunt overgaan tot een training, die esoterische bereiking ook practisch mogelijk maakt en vanuit het innerlijk projectie naar buiten toe van elke gewenste waarde toelaat, mits - dat is belangrijk - wij uitgaan van het bereikte punt buiten ons plus een innerlijke zekerheid, die het ons mogelijk maakt onze innerlijke faculteiten volledig te gebruiken. Stel nu, dat er een contact komt van de mens en de geest en de mens heeft een cultuur in de stof, die eveneens op deze esoterische waarden en projectie van binnen uit gebaseerd is dan volgt hieruit, dat de mens in staat is, mits hij voldoende zelfvertrouwen heeft en uitgaat van het door hem gekende wereldbeeld, inclusief alle technische exoterische bereikingen, te allen tijde alles zal kunnen reproduceren en vaak zelfs zal kunnen overtreffen wat vanuit de esoterische vorm van cultuur, van leven, geprojecteerd wordt. En dat is een heel belangrijk punt. Dus, waarde vrienden, wanneer uw persoonlijk bewustzijn hoger is op basis van wereldbeeld en concept dan van iemand, die buitengewoon esoterisch beschaafd is, dan zou het in theorie u mogelijk moeten zijn, om in zeer korte tijd al zijn bereikingen van esoterisch standpunt uit te overtreffen. Waarom gebeurt dat dan niet? In de eerste plaats de mens begint met een exoterisch wereldbeeld en wantrouwt over het algemeen zijn eigen vermogen om vanuit zichzelf iets te creëren. Hij gelooft wel aan een opbouw, maar niet aan een vanuit het ik groeien. der dingen. In de tweede plaats heeft hij een idee van meesterschap over de materie, maar gevoelt niet zoals de esotericus een verwantschap van materie met geest. Hij staat dus a.h.w. als eenling buiten al wat rond hem ligt. Hij bekijkt van een soort torentje uit soms is het een ivoren toren die wereld, die buiten hem ligt. Maar op het ogenblik, dat ik een te grote afstand neem van die wereld, die buiten mij ligt, zal ik mij niet meer met haar één kunnen gevoelen en zal ik zelve bewust of onbewust een grens opbouwen, die mijn innerlijke wensen, krachten enz. niet kunnen overschrijden,(niet duidelijk?) Goed, zo komt het en nu kom ik zo langzamerhand aan het hoofdpunt van mijn betoog dat elke mens, ook al leeft hij in een exoterische cultuur of beschaving, kan komen, niet alleen tot een esoterisch inzicht, maar tot een esoterische projectie en prestatie in zijn eigen wereld, kenbaar op het ogenblik, dat bij zijn verwantschap met al het geschapene in zich volledig beseft en volledig vertrouwt op de kracht, die in hem leeft, op de intensiteit van zijn gedachten en concentratie - en dat is ook heel belangrijk - zich niet houdt aan tijdsbepalingen, zoals die binnen een technische maatschappij gebruikelijk zijn. Want elk esoterisch projectieproces is tevens buiten u een groeiproces, dat gebonden is aan de natuurlijke wetten en niet aan constructie- of opbouwmaatstaven. Dat is belangrijker dan u misschien denkt. Het betekent heel wat. Want wij sproken nu over veranderingen, die in deze wereld gaan plaatsvinden en ik weet, dat er heel veel mensen zijn, die zich een klein beetje kriegel voelen omdat wij daarbij toch voortdurend menen te moeten wijzen op de grote gevaren en spanningen. Maar deze dingen behoeven voor u niet te bestaan, ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING 3
Orde der Verdraagzamen aangezien zij voor 9/10 een constructief karakter dragen en als zodanig een kunstmatige verstoring van natuurlijke evenwichten vormen en de mens, die in zich een voldoende kracht, eenheid en verwantschap met de natuurlijke kwaliteiten der materie heeft, altijd vanuit deze natuurlijke benadering en verwantschap, plus wilsprojectie, een evenwicht heeft over het tienvoudige, ja het honderdvoudige aan intensiteit op zuiver mechanische wijze aangewend of tot stand gebracht. Om het heel eenvoudig te zeggen; wanneer er 20 mensen voldoende bewust zijn, dan kunnen zij heel eenvoudig een atoombom beletten tot splijting over te gaan. Zij kunnen zelfs het gehele proces daarin remmen en de gehele bom in een zeer korte tijd omzetten in een vervalproduct, b.v. lood. Realiseer u nu eens goed wat dat betekent; 20 mensen met voldoende bewustzijn kunnen een atoombom met ettelijke megatonnen kracht heel eenvoudig veranderen, tegenhouden in zijn explosieve werking alles wat langs de mechanische weg een natuurlijk resultaat wordt genoemd tegenhouden, dan is het mogelijk om practisch alle resultaten van mechanisch ingrijpen en mechanische werkingen tegen te houden, waar zij niet berusten op een directe verwantschap met de kern van alle kracht en alle leven, maar in feite een misbruik zijn, een verstoring van evenwicht, die tegen de oorspronkelijke en natuurlijke status der materie ingaat. Pas dit nu eens uit jezelf toe. Ik kan mij voorstellen, dat je dit wilt doen met b.v. genezen. Gebruik nu eens werkelijk die procedure van in jezelf de verwantschap met het leven te voelen en vanuit die verwantschap elke onnatuurlijke evenwichtsverstoring terzijde te stellen. Dan kun je natuurlijk niet alle dingen genezen, dat is logisch. Maar wat je wel kunt doen, is heel veel, door maatschappelijke verhoudingen, door misbruik van de mens, kunstmatig veroorzaakte verstoring en binnen de weefsels en het organisme eenvoudig opheffen. Alleen wat levend is en natuurlijk zoals de kleinste delen overal, waaruit alles is opgebouwd, kan niet door deze kracht worden aangetast. U wilt misschien op een gegeven ogenblik grotere zekerheid hebben, U wilt uzelf beschermen, het is heel eenvoudig. Op het ogenblik, dat u van uit uzelve een bewustzijn van verwant zijn; van eenzijn en vriendschap projecteert naar al, wat rond u is, bent u practisch onaantastbaar voor alles, behalve voor de denkende mens, d.w.z. dieren, verscheurend, wild, giftig e.d. kunnen u niets doen. Wapens zullen falen. De elementen zullen falen; zowel water als vuur kunnen u niet beroeren. Aarde en stormwind kunnen u niets doen. Alleen de wil van de mens en daarmee dus de zuiver menselijke handeling zou kunnen doordringen in een dergelijke afscherming, tegen deze mens bestaat nog altijd de projectie van schuldbewustzijn, de erkenning van onjuistheid die - in de ander gelegd - hem moestal de handeling onmogelijk maakt. Zekerheid zoveel je hebben wilt. Vind je voor jezelf dat het leven te zwaar en te moeilijk is? Is er teveel tegenslag en gaat het niet zoals je het hebben wilt? Wanneer je van binnenuit, maar dan met het volste vertrouwen een verwantschap projecteert ook met al die z.g. dode dingen dan gaat het heel anders. Kunt u uw pan niet goed schoon krijgen, gaat uw tikmachine niet goed en is er weer een ander apparaat, dat bet ook niet doet? Probeer eens een instelling, waarbij u een verwantschap voelt. Geen begrenzing, maar een soort gelijkheid, een verwantschap met de materie. Het vreemde is, u bent dan automatisch en praktisch zonder kennis in staat wanneer het werkelijk mechanische remmingen zijn deze op te heffen. En dat zult u dan, omdat u tenslotte een exoterisch levend mens bent, zeer waarschijnlijk nog door een ingrijpen van buitenaf doen. Maar u zoudt het van binnenuit ook kunnen en wanneer die tikmachine niet aan uw eigen ritme is aangepast, dan wordt het een gelijk ritme, wanneer u die verwantschap voelt. Wanneer u die pan niet schoon kunt krijgen en die verwantschap is juist, dan wordt het a.h.w. een afstotende werking tussen de aangebakken vuillaag en het emaille van de pan, waardoor het zich eenvoudig laat verwijderen. Het is niet iets, dat alleen voor het allerhoogste te gebruiken is. Het is iets, wat je overal kunt gebruiken. Het gaat van het eenvoudigste, het laagste in de stof af tot het hoogst geestelijke. Want waar voor mij een verwantschap bestaat en deze verwantschap wordt erkend, ben ik in feite opgenomen in een kosmische gemeenschap, waarin bewustzijn en wil supremo regeren. Er is natuurlijk een verschil van wilsinhoud. B.v. de Schepper heeft een veel grotere wilsinhoud dan ik. Dat is logisch en er zijn wijzeren en groteren, die hebben ook meer bewuster 4 ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
gedachtevormen, meer inhoud dan ik. Maar waar ik hen als verwanten benader, zullen zij binnen het mogelijke eerder mijn werking, mijn kracht stimuleren, dan mij tegenwerken. Je zoudt ook als eenling en zelfs binnen een exoterische maatschappij als de uwe reeds voor uzelf een esoterische vorm van leven kunnen opbouwen, die niet gebaseerd is op wereldvervreemding, maar op wereldverwantschap in alle fasen van de laagst stoffelijke tot de hoogst geestelijke. En wanneer je die intensiteit van verwantschap kunt vinden, dan heb je practisch alle dingen mee, dan zijn er alleen nog maar de Goddelijke wetten en de in de grondwaarde van wil en denken niet eens van materie, alleen van denken en wil vastgelegde mogelijkheden, die je beperken. Dan is het je eigen voorstellingsvermogen en je eigen bewustzijn alleen nog wat het je onmogelijk maakt om b.v. een dubbel te projecteren op Mars of Venus of verder weg. Dan is het alleen nog maar je gebrek aan begrip voor de mogelijkheden, die het je belemmert in een verwantschap ook met de delen van je eigen lichaam bewust en met wil gevoeld, een reconstructie b.v. van een deel van eigen lichaamsbouw of een reconstructie van bepaalde organen tot stand te brengen. Overal waar verwantschap bestaat, de gedachte supremo regeert en de wil, kan door gedachte en wil gedachte als matrix en wil als vormende kracht practisch alles tot stand worden gebracht. Ik hoop, dat u dit hebt kunnen volgen en dan heb ik nog een laatste punt. Wanneer ik dit erken als naar buiten toe werkzaam, zo moet ik ook aannemen, dat elk sterker bewustzijn en elke sterkere wil in mijn wezen vormend kan optreden en dat dus mijn wezen door een erkende verwantschap met het hogere door het hogere gevormd wordt naar het bewustzijn van het hogere. En dat is heel logisch. U weet en dat geldt zelfs voor ons in de geest dat het niet is toegestaan een zekere vrijheid van ontwikkeling te belemmeren. Elke mens en elke geest heeft recht op het kiezen van een eigen weg. Maar wanneer ik een verwantschap in mijzelf ga gevoelen, b.v. met God, God als geprojecteerd in een van zijn grote krachten, b.v. bepaalde Heren van Licht, van Wijsheid soms, met misschien zelfs een heilige, die een reëel geestelijk iets dus draagt achter de voorstelling, dan zal ik door het aanvaarden van déze verwantschap, die nimmer is een aanbidding, let wel maar een verwantschap, een aanvaarden, een wederkerigheid van aanvaarding veroorzaken. En wat heb je nu exoterisch op aarde; de wet van de communicerende vaten. Wanneer a en b een verbinding vormen, waardoor zij in feite zo al niet voor het oog, i.p.v. 2 afzonderlijke vaten een vat zijn gaan vormen, dan zal het hoogste niveau van inhoud worden overgebracht tot er een gelijk niveau in beiden bestaat, zover dat mogelijk is. Ze geldt dit voor ons ook. Wanneer wij een verwantschap tot stand brengen van binnen uit met onverschillig welke hoge kracht, die wij ons voorstellen, als er maar ergens, achter de voorstelling zich een realiteit verbergt, dan zullen wij in onszelf aan wijsheid, aan weten, aan kracht, vermogen en volmaaktheid alles wat u maar hebben wilt zover het in die andere kracht aanwezig is, vervuld worden. Dat is geen kwestie van het opheffen van het ik boven zichzelf, neen. Het ik wordt vollediger door zijn erkenning van zijn verwantschap met de kosmos. En aangezien deze wetton en regels gelden voor alle dingen, maar voor de mens moeilijk in de praktijk te brengen zijn, gezien zijn gewoonte om alles buiten zich te zien i.p.v. er zich mee verwant en één te gevoelen, zou ik willen zeggen; vrienden, laten wij deze zondag heel nuttig besluiten, voorzover het mijn bijdrage betreft, door op te merken, dat alle begrippen, zoals ze gepredikt zijn; naastenliefde, onthechting, alle grote leerstellingen, zelfs die van rechtvaardigheid, tezamen inhouden een gelijkwaardigheidserkenning van wat buiten ons is, dat Jezus met zijn prediking van de Vader, i.p.v. God eveneens verwantschap heeft willen uitdrukken, dat in elke godsdienst met een werkelijke inhoud, elke esotorische les met een ware inhoud deze zelfde gedachtegang tot uiting komt. Deze gedachte is niets nieuws, u hebt zo 1000 maal gehoord, maar u hebt ze nooit begrepen. Nu heb ik zo in een beetje exotische vorm gegoten vanmorgen, om u duidelijk te maken wat mogelijk is en ik heb er zelfs het mogelijke contact tussen beschavingen van buiten de aarde levende wezens met op aarde levende wezens bijgehaald. Maar ik heb dat alleen maar gedaan om u duidelijk te maken wat als leer, als kennis, als realiteit op deze wereld voortdurend wordt aanvaard en geloofd door mensen, die het niet in de praktijk brengen. En mijn eindconclusie is dan; vrienden, wanneer jullie enig geloof hebt, wanneer je gelooft aan een God, aan rechtvaardigheid en naastenliefde, wanneer je gelooft aan de mogelijkheid tot God te komen enz., is het dan niet redelijk, dat je probeert niet alleen ergens vaag in het ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING 5
Orde der Verdraagzamen geloof en niet realistisch, maar vanaf het laagst stoffelijk niveau van verwantschap tot God toe in jezelf de grens te breken tussen het ik en wat daarbuiten ligt? Tracht jezelf een organisch geheel te voelen met het levende Al. En weet je wat het Koninkrijk Gods is? Dat is precies hetzelfde als dit. Dan weet je, waardoor eigenlijk wonderen gebeuren. Zo komen hieruit voort. Dan weet je waarom een ten hemelopgang van Jezus beschreven kan worden en aanvaardbaar is, ook buiten het technische om. Dan begrijp je zelfs waarom grote geesten en lichtende krachten, die het eigenlijk veel beter zouden hebben wanneer ze de aarde met rust zouden laten, op deze aarde werkzaam zijn en waarom ze in een witte broederschap b.v. voortdurend actief zijn voor het welzijn van anderen. Want onthoudt dit wel; wanneer u eenmaal iets in de kosmos en de wereld aanvaardt als deel van uzelf, wanneer u de verwantschap ermee aanvaardt, dan kunt u geen uitzondering meer maken. Een aanvaarden van een verwantschap met de kosmos betekent afstand doen van elke uitzondering. Wie bij wijze van spreken zich met het paard verwant wil voelen, zal het ook met de wandluis moeten zijn. Dat klinkt erg wreed en onaanvaardbaar voor de mens, maar dat is zo. Wie zich één wil voelen met God, zal zich één moeten voelen met elk doel van de schepping, tot het kleinste toe. Wie deze verwantschap in zich kent en aanvaardt, zal enerzijds door zijn wil een beheersing krijgen over het lagere leven en daarin een vormende werking kunnen uitoefenen, terwijl hij anderzijds vanuit het hogere leven alles kan putten, wat voor hem noodzakelijk is. Er zijn dan geen tegenstellingen meer, er is dan alleen een samenwerking, die tot uiting komt in alle leven en zelfs in de dode materie. Denk er eens over na en ik zou haast zeggen; experimenteer er eens voorzichtig mee. Voorzichtig, want u kunt niet wat in een heel leven is gevormd in een gaar dagen afbreken. U kunt de grenzen, die u voortdurend in uw voorstelling hebt opgebouwd niet ineens omzetten. Maar neem er eens een proef mee. Het zal in het begin misschien heel beperkt en klein zijn, maar wie bewust tracht zowel in de materie als in de geest van binnenuit werkzaam te zijn in een volledige verwantschap en een zo groot mogelijke harmonie met alle dingen, die zal voor zich ontdekken, dat wat ik hier heb gezegd niet alleen de waarheid is, maar dat de logische ontwikkeling voor de mensheid en zelfs de menselijke cultuur en de maatschappij moet liggen in deze esoterische beschaving. Deze esoterische bewustwording, die een voortzetting is van het stoffelijk bereikte, maar gelijktijdig een besef van het kosmische ware. Een prettige zondag verder. o-o-o-o-o Goeden morgen, vrienden, Wanneer ik zo dat eerste betoog het gevolgd, dan komt er voor mij een element bij van een ietwat moeilijk aanvaarden. Het is iets wat men verstandelijk kan verwerken, het is iets wat men als mens zich waarschijnlijk kan voorstellen, maar het is iets wat in zijn gebruik en zijn directe toepassing wat moeilijk is. Dus een moeilijkheid, omdat het ons lijkt, dat wij onszelf daarbij teveel prijsgeven of verloochenen. En daarom zou ik van mijn kant nog het volgende willen opmerken. Wanneer alle mensen beweren, dat zij op enigerlei wijze geloven in een kosmische liefde, in een mogelijke band met God of met goden, dan doen zij in hun geloof niets anders dan zoeven gepredikt werd. Kort en goeds de kwestie, waarom het zal gaan is niet die van geloof op zich of zelfs beleving, zij is alleen gelegen in het overbrengen van iets wat op het ogenblik voor de doorsneemens toch op een abstracter vlak ligt en met toevals- en noodlotsfactoren verknoopt is op een volkomen nuchter, reëel, bruikbaar en beheersbaar plan. Degene, die onmogelijkheden erkent, en dus zegt; deze dingen zijn mij onmogelijk, heeft voor zichzelf alweer de bekende begrenzing geschapen. Degene, die zegt; In God zijn alle dingen mogelijk, dient te boseffen dat waar God ook in mij leeft, in mij en door mij eveneens alle dingen mogelijk zijn. Het lijkt mij dan ook, dat voorgaande stellingen ongetwijfeld ook vanuit esoterie en godsdienst kunnen worden opgebouwd en dat zij daarnaast als een logische ontwikkeling van de menselijke beschaving gezien onze vriend heeft dat naar voren gebracht niet alleen een noodzakelijke en redelijke ontwikkeling vergen, maar dat zij een heroriëntatie van de mens t.o.v. de geest, de Goddelijke geest en al wat daarbij hoort, zullen moeten betekenen. En daarbij wil ik het, wat mijn commentaar betreft, laten. 6 ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Er zijn nog vele andere onderwerpen, waarmee wij ons zouden kunnen bezighouden op een zondag als deze. Ik geloof echter, dat een van de belangrijkste punten die ik, in aansluiting op het voorgaande kan aansnijden, wel is; realisme en realiteit. Onder realisme verstaat men werkelijkheidszin, onder realiteit werkelijkheid. Mijn werkelijkheidszin zal nimmer gebaseerd zijn op de bestaande werkelijkheid, doch alleen een voor mij aanvaardbare aanpassing aan de in mijn gedachten bestaande werkelijkheid voor mij betekenen. De werkelijkheidszin van de mens is niet aangepast aan een bestaande werkelijkheid, maar aan een volgens zijn wensen voorbehouden en geprojecteerde werkelijkheid. En de werkelijkheid, waarvan de mens spreekt, is eveneens over het algemeen vol van vertekening en verdoezelende feiten, sterk geprononceerd uitgedrukte regels en wetten van minder belang, waardoor een absolute verstoring van de werkelijke verhoudingen optreedt. Nu spreken wij dan van een kosmische waarheid en van een Goddelijke waarheid, maar, mijn waarde toehoorders; waarheid, goddelijk, kosmisch of menselijk is identiek. Er bestaan geen 2 waarheden; maar er bestaan ook geen 2 werkelijkheden. Daaruit vloeit voort; dat een ieder, die zoekt naar een kosmische of een goddelijke werkelijkheid, of naar de waarheid, de onbeperkte waarheid, zal moeten beginnen met zowel zijn eigen werkelijkheidszin als zijn werkelijkheidsvoorstelling te wantrouwen. Mijn vrienden, niets wat waar is in uw ogen is waar, want alles wat u op het ogenblik waar acht, is gedefinieerd aan de hand van een eenzijdig kennen en een eenzijdig beschouwen. Niets van hetgeen u op het ogenblik geestelijk of stoffelijk aanvaardbaar acht is geheel waar. Ofwel het is als waarheid onvolledig, of het is een vertekening van de waarheid. Dat geldt ook voor de meningen,die u zich gevormd hebt aan de hand van onze leringen. Uw werkelijkheidszin zult u althans voorlopig moeten gebruiken om het contact met de op zich niet zeer werkelijke wereld van mensen te kunnen handhaven. Want zolang u niet de innerlijke weg hebt gevonden, waardoor u in volledige waarheid contact met de medemens kunt opnemen, zult u dat moeten doen met die beperkte werkelijkheid, die de meeste mensen grotendeels gemeen hebben, hoe meer u echter deze werkelijkheidszin kunt vervangen door een gevoelde werkelijkheid en hoe meer u uw logisch scherp materialistisch betoog (b.v. met een groenteboer over de prijs van de aardappelen) kunt vervangen door een weten van de werkelijke waarde, dan is het niet meer nodig om een groot gedeelte van uw strijd en onderling verweer en verzet, zoals het nu bestaat, voort te zetten. Het is zelfs niet noodzakelijk om een zeer groot gedeelte van de nu bestaande waanvoorstellingen en façaden te handhaven, waar zij immers niet werkelijk zijn. Wanneer u echter in deze innerlijke waarheid en verwantschap, waarvan mijn voorganger zo schoon heeft gesproken een ander mens of onverschillig welk wezen tot de geest en de hoogste geest toe benadert, zal elke scheiding wegvallen. Er is geen omschreven, maar een beleefde werkelijkheid. En dit acht ik ook van groot belang als een korte aanvulling op de woorden van mijn voorganger, want de mens, die uitgaat van werkelijkheid en werkelijkheidszin, volgens stoffelijke normen, of - wat even vaak gebeurt - volgens imaginaire normen op basis van religieuze of andere stellingen zal nooit tot een begrip en een werkelijk contact kunnen komen. Waar men meent; dat men deze uiterlijke normen en vormen en omschrijvingen echter niet kan missen, heeft men vanzelf een belemmering opgebouwd, voor al hetgeen mijn vriend en voorganger zo schoon gezegd heeft. Daarom heb eraan toegevoegd en hopelijk evenzeer ter overdenking de zinsnede; Op het ogenblik, dat een innerlijke verwantschap, een volkomen beleefde werkelijkheid, eenheid schept tussen mens en hetgeen in de schepping bestaat, is geen theoretische of aan normen gebonden werkelijkheid of werkelijkheidszin of logica noodzakelijk. Dan zijn de laatstgenoemde waarden eerder een belemmering dan een bevordering van juist begrip, juiste samenwerking, het juist presteren van het juist op dit moment noodzakelijke. Met welke toevoeging u dan, naar ik hoop, genoegen wilt nemen en ik moet overgaan tot het besluiten van de bijeenkomst. o-o-o-o-o
ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING
7
Orde der Verdraagzamen Omschakeling Ik weet; wat bestaat is niet goed. Ik weet; zoals het gaat kan het niet langer meer zijn. Ik weet; dat het veranderen moet, dat wat klein is en beperkt, moet groeien, dat, wat te groot in mij gewoekerd is, verkleinen moet, misschien moet sterven, voordat ik werkelijkheid en werkelijkheidszin, begrip voor het ware leven en het ware ik, uit het Al eerst kan beërven. En daarom draai ik, vermoeid tot bijna aan de laatste snik, aan alle schakelaars en alle knoppen, ik schroef aan doppen, werk aan draden, bid om genade en weet niet hoe ik voort moet gaan, want al het menselijk bestaan flitst uit, en aan en toch kan ik nog niet beseffen, hoe vind ik vrijheid en hoe kan ik mijzelve gaan verheffen tot nieuw bestaan en nieuwe zekerheid. Het is te begrijpen, want omschakelen is vooral het bezinnen en met voorbijgaan van de tijd en eigen wens of grens, gesteld door menselijke rede, het betreden van de nieuwe paden. Het is geen zoeken van genade, geen eeuwig bidden om wat van buiten komt of een beroep op geestelijke kracht, op de geestenschaar, die rond mij dromt of op de macht, die mij geleiden kan. Omschakelen is een verbreken van de ban, die mij uit werkelijkheid verbannen heeft. Omschakelen is het oprecht en zonder perken uit mijzelf doen leven van het hoogste, dat reeds in mij leeft en deze kracht en deze gedachte vanuit mijzelve aan al wat rond mij is ook geven. Omschakeling is niet verlies of verandering. Het is alleen het erkennen van een nieuwe werkelijkheid en het zoeken van een moeizaam pad in eigen denken, dat tot deze nieuwe waarheid leidt en het mij, mogelijk maakt, mijzelf zozeer als het Al mijzelf een waarheid te schenken. Dat is volgens mij omschakeling en dat brengt mij aan het einde van mijn bijdrage aan uw bijeenkomst. Mag ik ten afscheid a.t.w. een goede raad geven; hardlopers zijn doodlopers. Wie zich wil omschakelen ineens, zal over het algemeen elke schakel met de werkelijkheid verbreken. Maar wie wat in hem leeft doet groeien tot het de plaats kan innemen van nu nog noodzakelijke maatstaven, die vindt de ware omschakeling; het innerlijk groeiproces, dat steeds meer onbelangrijke, onvolledige of uiterlijke krachten en waarden terzijde doet vallen om daarvoor de ware en Goddelijke Krachten, die vanuit het ik zijn opgebloeid tot bewust werken en leven, die plaats te doen innemen. Dus vrienden, langzaam met volharding en met een voortdurend beproeven van eigen kunnen en een steeds weer de rede plaats laten maken voor het niet slechts gevoelde, maar voor uit het gevoel ook buiten mij bewezen geloof, de ook buiten mij bewijsbare eenheid en éénwording met hogere kracht of de kosmos zelf trachten te bereiken. Ik hoop, dat u die raad zult gebruiken en ook tevens zult voorkomen, dat u met teveel gepeins misschien de zondag zoudt verknoeien. Want wie zich inspant doet dit het best door zich op tijd te ontspannen; opdat hij de inspanning kan dragen. Met deze laatste voor de stofmens wel zeer toepasselijke wijsheid wens ik u verder een goede en prettige middag.
8
ZII – 610528 – DE VERHOUDINGEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN BESCHAVING
De verloren beschavingen en de nabije toekomst
Datum:
18-07-1986
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1985-1986
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- De verloren beschavingen en de nabije toekomst
- Beantwoording vragen
De Zuid-Amerikaanse beschaving in de oudheid
Datum:
31-05-1956
Soort:
Lezing
Reeks:
1. Plaatselijke kringen > Kring Den Haag > Den Haag 1955-1956
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
DE ZUID-AMERIKAANSE BESCHAVING IN DE OUDHEID
De beschavingen van Zuid-Amerika zijn uit de aard der zaak betrekkelijk oud. Maar de beschavingen, die wij kennen door de opgravingen, zijn over het algemeen niet ouder dan 2 á 3000 jaar. Verder komen we daarmee niet. Ik heb mij altijd afgevraagd, hoe dat kwam en ik eerst in de geest geleerd, dat dit kwam door het bouwen van oude bouwwerken, dat wel heel erg in de mode was. Zo is het nu bekend, dat de heuvels met zig-zag trappen met een dubbel tempeltje) piramide onder gezeten van nog weer ouder te zijn. verschillende offertempels (die hoge piramidevormige heuvels en of ook wel met aan één kant een brede, opgaande trap, bekroond overbouwd zijn. Dat wil zeggen: daar heeft eerst een kleine een ander geloof, van een ander ras. De kern daarvan blijkt dan
De gebruiken van deze mensen zijn ons, westerlingen, over het algemeen niet erg sympathiek. Toch moeten we toegeven, dat ze op hun eigen wijze edel en verstandig waren. Alleen, een mensenleven telde voor hen nu eenmaal minder dan voor u. Als wij hun gebruiken zien, dan wordt heel sterk de nadruk gelegd op de orgieën die zij hielden, op de bloedoffers die werden gebracht. En men vergeet daarbij maar al te vaak te zeggen, dat deze feesten wel degelijk een religieuze betekenis hadden en dat het offeren van mensen oorspronkelijk slechts het offeren van vrijwilligers was. Als ik dan daarover ga praten en ik noem gebruiken, die u niet prettig in de oren klinken, dan zou ik u vooral willen vragen: beschouwt u dit niet vanuit uw standpunt. Beziet u dat nu eens als een normaal nevenverschijnsel van een maatschappij, die in een heel andere wereld leefde, die heel andere waarderingen kende dan u. De vroegste beschaving, die ik vanuit deze sfeer heb bestudeerd, ligt ongeveer 10.000 jaar terug. Dat wil zeggen, dat zij zeker niet ligt in de periode van Atlantis, maar eerder na de vernietiging van het grootste gedeelte van Atlantis. Ze is zelfstandig: ze is al enigszins voorgevormd. We vinden dan o.a. in het zuiden een ras met zeer eigenaardige gebruiken. In de eerste plaats blijken ze maanaanbidders te zijn. Ze aanbidden niet de zon, maar de maan. De maan brengt volgens hen zegen en vruchtbaarheid. Om deze maan juist te kunnen eren bouwen ze kunstmatige, ondiepe spiegelvijvers. (Een zeer vreemd verschijnsel, schijnbaar gereleerd met verschillende godsdienstvormen, die we ook in Oceanië vinden.) Men legt daartoe stenen op de bodem van de ondiepte. Daarop legt men steengruis, zo blank mogelijk. Dan wordt het geheel omgeven door een muurtje, dat iets uitsteekt boven de grond, b.v. tot kniehoogte. In een dergelijke vijver werpt men dan, als de volle maan daarin wordt weerkaatst, sieraden en schatten. Ik denk, dat u de zeden van deze gemeenschap nu niet direct aantrekkelijk zult vinden. Ze kenden b.v. een zogenaamd los huwelijk. Dat wil zeggen, dat de vrouw, als ze eenmaal met een man in relatie trad, slechts een periode van 56 dagen (twee manen) bij hem woonde: daarna konden ze hun contract vernieuwen of verbreken. Op die manier was er natuurlijk heel wat geruil. Ook bezat de man niet vast zijn eigen jachtgrond, zijn landbouwgerei, zijn eigen grond. Ook deze werden hem toegewezen, en wel voor een periode van 7 jaar. Daarna werd dat bezit weer aan anderen overgedragen. Het was verboden om datzelfde te behouden. Wel kon men door ruiling het weer terugkrijgen. De offers aan de maan werden gebruikt om daardoor de gemeenschap te versterken en daarvoor veel goeds tot stand te brengen. Zo werden b.v. de zogenaamde publieke gebouwen (een soort pueblo-bouw, uit klei gebouwd - adobe-bouw zou men tegenwoordig waarschijnlijk zeggen) gebouwd met de offergaven, die men in zo'n vijver wierp. Dat was in het begin vooral een bepaald soort steen en stukken metaal. We vinden dat vulkanisch gesteente erin wordt geworpen, dat door de eigenaar kan worden terugverdient door b.v. een maand voor het publiek welzijn te werken. Dergelijke vormen vinden we overigens ook later. Dit volkje leeft een lange tijd betrekkelijk vredig, totdat het te maken krijgt met aardbevingen. Die aardbevingsperiode is nogal hevig. We zien, dat delen van de aarde verzinken en andere zich verheffen. Dit volk trekt naar het noorden. Er treden vermengingen op, maar de 360 – DE ZUID-AMERIKAANSE BESCHAVING IN DE OUDHEID 1
Orde der Verdraagzamen spiegelvijvers blijven nog heel lang bewaard. Het is zelfs hieraan te danken, dat de voornaamste tempels en de voornaamste gebouwen van de Incabeschaving over het algemeen worden gebouwd bij een vijver of - indien dat mogelijk was - zelfs middenin de vijver. Dit gebeurde, opdat de weerkaatsing daarvan de heiligheid van het hemelse met het aardse zou verenigen. Andere volkeren zijn meer primitief. We kennen verschillende volkeren, die het een grote verdienste achten, indien ze hun medemensen eenvoudig om hals brengen. De gebruiken, die ook de Akaren (Jivaros?) nu nog hebben (het bewaren van gekrompen hoofdhuiden) was in zeer oude tijden algemeen. Verder zien we dat vele van die primitieve stammen eigenaardige huwelijksgebruiken hebben. Een jonge man mag niet in de stam huwen. Wanneer hij de periode van rijpheid heeft bereikt, trekt hij zich eerst in de eenzaamheid terug, wordt daarna als man door de stam erkend, maar kan niet in zijn mannelijke rechten treden, voordat hij zich uit een naburige stam een vrouw heeft geroofd. En als hij dan toevallig een vrouw heeft geroofd, die men daar waardeerde, volgde er meestal een klein oorlogje op. Dus u kunt zeggen, dat het daar eigenlijk al vóór het huwelijk was wat het in de moderne wereld soms na het huwelijk wordt. Deze volkjes echter kennen weer een godengeloof, dat vooral met de maan verbonden is. Die geloofsvorm is wel zeer eigenaardig, omdat zij in verband kan worden gebracht met verschijnselen, die wij ook elders in legenden vermeld vinden. Men vertelt daar n.l. dat de maan eens beledigd werd en tot dicht bij de aarde kwam. Zij spuwde toen vurige stenen op de aarde, waardoor de oogst werd verbrand, het wild word verjaagd, zodat de mensheid haast verkommerde en verdorstte. Daarna stuwde zij in haar grote woede de wateren over het land heen, zodat velen verdronken en omkwamen. Om te voorkomen, dat die maan nog eens zo boos zou worden, bracht men regelmatig bij elke volle maan mensenoffers. In het begin gebeurde dit zeer primitief door hen in het water te gooien en te laten verdrinken, wanneer de maan erin scheen. Later ging men meer geraffineerd te werk en bracht men offers aan reptielen, aan mieren, offers middels marteling en pijniging. Die offers werden bij de primitieve stammen geroofd. Ook kende men daar een slavensysteem. Dat slavensysteem bestaat vandaag aan de dag zelfs nog. Het berust op het volgende: Wanneer een krijger iemand gevangen neemt, dan behoort deze met zijn persoonlijkheid en al zijn bezit - voor zover men dit in beslag kan nemen - aan degene, die hem heeft buit gemaakt. Deze zal daarop aan de priester of hoofdman van zijn stam of groep een aanbod doen. Deze kan tegen en zekere vergoeding de slaaf overnemen. Doet hij dat niet, dan kan men vrij die slaaf behouden of lovend en biedend verkopen. Dat laatste gaat niet, als men hem aan het stamhoofd of de priester aanbiedt. Het systeem was niet zonder reden, want deze primitieve stammen hadden over het algemeen de gewoonte om in één groot huis samen te wonen. We vinden dat ook elders. Denkt u aan de Bataklanden waar u ook dergelijke woningen vindt. In dat grote huis moest er natuurlijk één de baas zijn. Die ene was ook voor de verdeling van alle voedsel aansprakelijk. De jacht brengt n.l. met zich mede dat degene, die de buit binnenbrengt, het eerst zijn deel mag afsnijden: maar dat mag nooit méér zijn dan hij voor zichzelf en zijn gezin nodig heeft om, ongeveer 24 uur van te leven en behoorlijk te leven. Ik kan u verzekeren, dat deze wilden ook vroeger massa's konden verslinden, die ongetwijfeld voor u een weekrantsoen zouden betekenen. Daarna werd de rest vrijgegeven ter vrije verdeling onder de leden van de stam. Als iemand nu veel slaven had, dan betekende dat dus dat hij, als hijzelf jachtbuit had, minder aan de gemeenschap zou afstaan, terwijl hij eveneens een grotere aanspraak op de jachtbuit van anderen kon laten gelden. De priester of het opperhoofd was dan ook degene, die voor een rechtmatige verdeling zorgde door te voorkomen, dat iemand teveel slaven had. Daaruit is weer een gebruik voortgekomen, dat men slaven inlijfde in de stam, waarbij men hem een meisje van de stam ten huwelijk gaf (de stamleden zelf trouwden in die tijd niet onder elkaar) en dan behoorde hij door haar bloed tot de stam, waarna hij dan voor zijn eigen gezin moest gaan jagen, Ik vertel deze dingen om u een klein inzicht te geven in hetgeen mogelijk was. Ongetwijfeld zal het u verbazen, dat onder deze volkeren, die betrekkelijk primitief waren, enkele stammen zo buitengewoon architectonisch waren onderlegd. Zij brachten werkelijke kunstwerken tot stand op het gebied van beeldhouwwerk, galerijenbouw en ook woningbouw, zodat men zich 2 360 – DE ZUID-AMERIKAANSE BESCHAVING IN DE OUDHEID
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
afvraagt hoe het kan, dat een dergelijke beschaving uit deze wilden voortkomt. Om u dit duidelijk te maken, moet ik erop wijzen dat reeds in de eerste periode, die ik heb bestudeerd, wij in het hoogland aan de noordkant van de Andes een volk aantreffen van z.g. gele of gouden mannen. (Dit zijn niet de Inca's, vergis u niet.) Deze stammen blijken reeds in deze periode stenen huizen te bouwen, muren op te trekken, die - ofschoon van onregelmatig gevormde stenen gebouwd – een waarlijk cyclopisch karakter dragen en beeldhouwwerk te gebruiken om vooral de portalen van hun woningen en tempels ermee te versieren. Ook zien wij in een ietwat latere periode, dat ditzelfde volk stenen uithouwt en primitieve beelden opstelt op plaatsen, die we gevoeglijk met straten en pleinen kunnen vergelijken. Dat deze gele mannen de stichters zijn van alle architectonisch besef dat bij deze primitieve stammen is ontstaan, meen ik wel te kunnen aannemen. Toch is hun bouwstijl en symboliek geheel verschillend van de bouwstijlen, en symbolen, die we bij de Tolteken en de Azteken vinden. Het is hier dus wel een zeer aparte vorm, waarvan betrekkelijk weinig is overgebleven. In Bolivia bestaan nog enkele kleine overblijfselen van deze bouwkunst. En ook aan de bovenloop van de Amazone vinden we verscheidene ruïnes, die – gereconstrueerd - ons tonen, dat hier inderdaad veel vroeger een volk heeft geleefd. Nu blijkt ons, dat dit volk de gewoonte heeft om slaven te maken, maar schijnbaar een sabbatjaar kent. Dat wil zeggen, dat men daar na 6 maanjaren (men rekent met maanjaren, niet met zonnejaren) alle slaven vrij laat. Dat zijn dus ook de slaven, die bouwen hebben geleerd. En aan gezien men die slaven goed verzorgt en hun vaak grote heden opdraagt en verantwoordelijkheden geeft, is het ook begrijpen dat velen van deze slaven lange tijd blijven nu als vrije arbeiders - naar huis terugkerend voor zichzelf ook stenen woningen en bijzonder schoon geconstrueerde houten woningen opzetten. Ik vermoed, dat daaruit de vorm van bouwen is voortgekomen, die men voor de eenvoudige pueblowoningen tegenwoordig nog gebruikte: namelijk grote kubus met daarop één, twee of zelfs drie kleiner kuben gestapeld omringd door een muur, en zodanig geconstrueerd dat men van buiten eerst van terras tot terras naar boven moet om dan naar binnen af te dalen. Soms is er ook nog een directe ingang naar de benedenverdieping, die over het algemeen een voorraadkelder is. Maar in de meeste gevallen is deze verborgen en geheim en wordt alleen in noodgevallen gebruikt. De bouwmethoden gaan tot tamelijk ver in het noorden door. En als wij ons nu realiseren, dat rotswoningen (door de wilde stammen gebouwd, nadat ze de architectuur bij de gele mannen hebben geleerd) later in bijna gelijke vorm verschijnen niet alleen in het noorden van Mexico maar zelfs tot ver in de Ver. Staten, dan zullen we begrijpen dat de invloed, die deze eerste bouwers hebben gehad, groot geweest moet zijn. Er treedt echter na enkele duizenden jaren (dat is nu dus naar schatting 6.000 jaar geleden) een verandering op. Deze verandering bestaat uit een plotseling scheppen van een zuilenstructuur. Tot nu toe hebben we wel de vaste zuil gezien, die de gele mannen gebruikten als een soort sieraad en vlakverdeling en gelijktijdig ook als steunbeer, maar we zien nu ook apart staande zuilengalerijen. Eigenaardig genoeg zien we nu een betrekkelijk kleine stam, met een lichtbruine huidskleur (we zouden kunnen spreken van blanken in de zin van b.v. de Spanjaarden, dus donker, maar tamelijk blank van huid) en deze mensen bouwen nu de zuilenstructuren. Hun huizen zijn gekenmerkt door waranden: die ze daar voor bouwen, terwijl hun tempels - vooral later - bijzonder opvallen, doordat er een gehele zuilengalerij om een plein wordt gevormd. Die zuilengalerij bouwen ze natuurlijk niet voor niets, want het blijkt ons dat in de tempel zelf slechts bepaalde ceremoniën plaatsvinden, maar dat heel veel plechtigheden, die nu o.a. ook met de zon in verband staan (weer een nieuw element) plaatsvinden op dit plein. Later ontwikkelt zich dat verder. Zowel bij de Azteken, als bij de Tolteken vinden we dan ook vaak een middenpyloon, waardoor het plein gelijktijdig als een soort massaal uurwerk dienst doet. Ook deze betrekkelijk blanke volkeren blijven niet al te lange tijd. Wij zien de blanke stam, al spoedig teruggeworpen door de volgelingen van de gele mannen, langs de kust wegtrekken. Zeer waarschijnlijk kennen ze op de Stille Oceaan ook scheepvaart. Ik durf niet te bevestigen, dat zij inderdaad vandaar naar andere landen zijn gegaan, omgekeerd van andere landen daarheen zijn gekomen. Ik kan slechts constateren, dat ze ongeveer een 1200 jaar v. Chr. absoluut verdwenen zijn: dan zien we het ras niet meer. Vóór die tijd heeft het al veel van zijn belangrijkheid verloren. Het blanke ras wordt teruggeworpen en leeft een lange tijd in de buurt van Argentinië. Daar komt het in contact met een andere stam, die – ofschoon het een zwervende stam is, die 360 – DE ZUID-AMERIKAANSE BESCHAVING IN DE OUDHEID 3
Orde der Verdraagzamen hoofdzakelijk in tenten leeft en slechts uit hout en steen gevormde winterwoningen kent buitengewoon bekend schijnt te zijn met astrologie. De uitleg, die zij geven van de hemelverschijnselen, is bijzonder logisch. Ze trekken daaruit als ervaren astrologen ook horoscopen, die toekomstbeelden geven. Het blijkt, dat een vermenging tussen deze beide stammen plaatsvindt. Enkele families blijven zuiver en op den duur ontwikkelen deze zich tot hogepriesters en heersers over het volk. In die tijd zijn er wederom uitbarstingen in de Andes, die tot een betrekkelijk late periode sterk vulkanisch is gebleven. Ook op het ogenblik is ze nog van een vulkanisch karakter, maar zelfs in 1500 waren er in deze streken nog regelmatig sterk vulkanische uitbarstingen. U zult begrijpen, dat deze vermenging plus de vulkanische werkingen een eigenaardig gevolg hebben. Want door de uitbarstingen worden vele volkeren uit het binnenland naar de kuststreken gedreven. Het volk van gemengde rassen (de Patagoniërs en dit geheimzinnige blanke ras) wordt verdreven. Een soort volksverhuizing. Zij danken op dat ogenblik zeer veel aan de gewoonten van dit zwervend Patagonisch volkje, want dezen zijn in staat zich door weer en wind te bewegen, zij bouwen snel woningen en tijdelijke verblijfplaatsen en kennen methoden om met tamelijk eenvoudige middelen transporten over grote afstanden te vervoeren. Als we weer nederzettingen zien, dan is dat in de buurt van de Rio Claro, die aan de bovenloop van de Amazone ligt. Ook bij de Rio Tinto vinden we enkele bouwwerken, die ons doen veronderstellen, dat men daar vestigwerken heeft gehad, waarmee men zich verdedigde tegen indringers uit het zuiden. Hier bloeit dit volk in deze beschaving op. Een gedeelte trekt verder. We hebben alle reden om aan te nemen, dat dit volk lange tijd in de buurt van Guyana tot Venezuela toe bivakkerende, later misschien weer vermengd met andere stammen, zich naar het noorden zal begeven en naar ik meen de beschaving der eerste Inca's zal stichten. Het tweede volk wordt steeds bruter, aangezien het Patagonisch element begint te overheersen. Er vormen zich godsdiensten, die gebaseerd zijn op de kosmische verschijnselen: dus op zon, maan en sterren. Men begint offerdiensten te houden, die hoe langer hoe meer een wreed karakter krijgen. Er zijn plechtigheden bij, die werkelijk vanuit ons standpunt weerzinwekkend zijn. Er komt b.v. een aantal mensenoffers voor, waarbij men een groot aantal mensen door vuur ombrengt. Men doet dit door rond hen een doornhaag te maken, die zeer hoog is. Ze worden daarbinnen samengedreven en dan wordt deze haag in brand gestoken. Het is brandbaar materiaal. Dit op zichzelf zou nog niet zo verschrikkelijk zijn, indien niet gelijktijdig daarbuiten bedwelmende dranken werden gedronken en tenslotte een algemene paring zonder enig aanzien des persoons de climax van het feest zou worden. Men geloofde, dat men door dit vuur de zielen zou opzenden naar de zon, naar de maan, naar de sterren. Dit was voor deze mensen vuur. Daar aangekomen zouden ze als laatste beeld en als laatste klank meebrengen de orgie: de vreugde der mensen, de vruchtbaarheid en de lust van de mensen. En zo zouden ze dan ongetwijfeld de goden bewijzen, dat de behoeften der mensen in meer welvaart lagen, opdat ze meer vreugde zouden kunnen genieten. U ziet, de logica is inderdaad aanwezig - zij het dan ook, dat ze voor ons niet gemakkelijk te volgen is. Deze volkeren trekken ook verder naar het noorden en zullen op den duur zich weer met hun broedervolk verenigen. Zij brengen dan een groot gedeelte van hun voorgangers ten onder. Dat is heel jammer, want deze eerste Inca's blijken uitstekende vestingbouwers maar vooral ook uitstekende wegenbouwers te zijn. Het grote wegennet, dat zij door geheel Mexico heen vlechten, dat voortloopt tot Santiago de Chile toe, dus practisch door heel Zuid-Amerika, door de moeilijkste gebieden heen, is een zeldzaamheid. De gebieden, die zij met hun snelle boden weten te bereiken, het aantal stammen dat zij aan zich horig weten te maken is ontstellend groot. We hebben hier te maken met een rijk, dat groter is dan dat van Karel de Grote ooit is geweest en dat een sprookjesachtige pracht kent, groter dan ooit in het rijk van Samarkand. Dit rijk nu wordt verbrokkeld en tenslotte uiteengedreven. U zult begrijpen, dat wanneer de strijd begint in Mexico (dus in het noorden van Midden-Amerika) bepaalde groepen van dit wegennet gebruik zullen maken om te vluchten. Hierdoor trekken zich groepen terug en komen op geheime verblijfplaatsen in de Andes samen. Oorspronkelijk waren dit forten (dus versterkingen, zoals de Romeinen die overal hebben aangelegd), maar zij worden nu uitgebouwd tot steden en op den duur worden de volkeren dier steden een aparte stam.
4
360 – DE ZUID-AMERIKAANSE BESCHAVING IN DE OUDHEID
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
Zo blijft het een tijd. Op den duur worden er zelfs heilige plaatsen gebouwd in meer ontoegankelijke gebieden. Dat wil zeggen, dat in het huidige oerwoudgebied van de Amazone vele grote ruïnes begraven liggen. Ruïnes, waarin de overlevering van deze volkeren is neergelegd. Ruïnes, die bijzonder interessant zouden zijn, omdat zij – naast de gebruikelijke godssymbolen en de primitieve beeldentaal - primitieve schriftkarakters weergeven, die met vroeg-Koptisch schrift een sterke overeenkomst hebben. De volkeren van Zuid-Amerika zijn tenslotte ondergegaan aan hun eigen rust en zwakte. Van ongeveer 1100 na Chr. tot de komst van de Conquistadores is er een absolute rust geweest in het grote rijk der Azteken. Er is ook rust geweest in de binnenlanden van Amerika. Eerst na de komst van de blanken is de strijd begonnen. Sommige van deze rassen hebben tenslotte zelfmoord gepleegd. Andere hebben zich verborgen en zijn langzamerhand verwilderd en hebben zich vermengd met de vele stammen, die op het ogenblik de haast nog onbetreden gebieden der Sertao bevolken. U ziet dus dat Zuid-Amerika een zeer interessante en lange geschiedenis achter zich heeft. Ik wil niet meer tijd van u vergen dan nodig is voor deze korte schets. Ik heb u slechts een klein beeld gegeven van wat er zo al is geweest. Uit de aard der zaak was het mij in dit kort bestek niet mogelijk te veel in te gaan op de verschillende ontwikkelingen. Maar ik hoop hiermee uw aandacht te hebben gevestigd op het feit, dat ook in andere werelddelen de mens oud is en reeds een hele geschiedenis achter zich heeft. Dit zal zoveel belangrijker zijn, omdat de restanten van deze oude beschaving nog - verborgen en aarzelend - hier en daar bestaan. De toekomst draagt dus in zich de mogelijkheid, dat deze oude overleveringen binnenkort ook weer uw westerse wereld zullen bereiken. En dan zult u misschien aan de hand hiervan kunnen zeggen, dat de mensheid over de wereld vele goden heeft gediend en vele godsdiensten heeft gehad (waaronder zeer vreemde), maar dat de mens zelf toch altijd weer heeft gevochten voor één ding: de vooruitgang van zijn eigen ras, de vooruitgang van zijn eigen stand, de bevestiging van zichzelf als zijnde superieur over de medemens. En daarmee zult u dan - ook in de oude geschiedenis van Zuid-Amerika - de geschiedenis van de gehele menselijke beschaving gekentekend zien. BEGRENZING Zolang er een verschil bestaat tussen wat ik erken als mijzelf en het Al, is er een begrenzing. De wijze, waarop ik die begrenzing stel, is afhankelijk van mijn ervaring, mijn voorstellingsvermogen en mijn wil. Hoe meer ik mij richt tot mijzelf, des te sterker ik mij begrens ten aanzien van de omwereld. Ik kan gelijktijdig voor de omwereld volledig deel van die wereld zijn en voor mijzelf door de "ik"- gerichtheid volkomen daarvan geïsoleerd en afgescheiden. Als zodanig moge gelden: Indien ik begrenzing zie als een grens tussen mij en de waarheid, tussen mij en mijn God, zo zal ik allereerst moeten trachten, mijzelf, mijn lot, mijn wezen achter te stellen bij de totaliteit, waarin ik mij erken. Want slechts door het "ik" voortdurend als deel van het geheel te beseffen, zal ik erin slagen de grenzen, die er tussen mij en het andere bestaan, ter zijde te stellen: en zal ik voor mijn bewustzijn kunnen doordringen in het onbegrensde Al waarin ik mijzelf ken, niet als "ik"-heid of eenling, maar als deel van de totaliteit. Indien gij in uw bestrevingen, door bemoeiingen, angsten, gevoelens omtrent uzelf begrensd bent, zo dient u te begrijpen dat die begrenzing voor U bestaat en niet voor anderen. Want in de werkelijkheid zijn er geen grenzen. Grenzen, zelfs de begrenzingen van het "ik" zijn kunstmatige, uit menselijk denken geboren lijnen, die alleen gelden voor het menselijke misschien voor het geestelijke - maar niet voor de ware kracht van alle dingen. Onbegrensd te zijn is ons einddoel. Onbegrensd in tijd, in ruimte. Onbegrensd in beleving en vermogen: en gelijktijdig onbegrensd in rust en evenwichtigheid. Zolang wij dit niet kunnen bereiken, zullen wij moeten trachten de begrenzingen, die uit ons "ik" voortdurend geboren schijnen te worden en daaruit oprijzen, zoveel mogelijk teniet te doen door de nadruk te leggen op de relatie tussen ons en het andere. Een relatie, die niet het "ik" zoekt te dienen of te bevredigen, maar die slechts zoekt: de eenheid van het "ik" met het andere voor zichzelf te erkennen en te doorleven. Dit is de oplossing van de begrenzing. Het is naastenliefde en meer dan naastenliefde. Het is een zelfvergetelheid, waarin het "ik" eerst waarlijk zichzelf kan vinden. 360 – DE ZUID-AMERIKAANSE BESCHAVING IN DE OUDHEID 5
Esoterische leerstellingen uit de Azteekse tijd
Datum:
09-08-1959
Soort:
lezing
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep II > Zondaggroep (II) 1958-1959
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Groep II, 9 augustus 1959 Goeden morgen, vrienden. Ik hoorde u daar onder elkaar spreken over
Zondagochtendkring
AZTEEKSE BESCHAVINGEN, TOLTEEKSE KUNST E.D.
Moet ik daaruit concluderen, dat er belangstelling bestaat zo voor enkele esoterische stellingen uit die tijd? De meer sinistere leefregels zullen we maar laten varen. Het is nu - daar mag ik nog even op wijzen - de laatste keer dat wij met de groep in deze samenstelling bijeenkomen. Ze kan hierna gelijk blijven, ze kan zich ook wijzigen. Dat ligt aan u en aan anderen, wanneer we dus vandaag eens een keer onderwerpen nemen, die u op dit ogenblik meer interesseren, dan de stof die op deze dagen doorgaans wordt “behandeld, is dat om eens een uitzondering te maken. Ik vind het eigenlijk wel leuk om eens te praten over die vergeten grootheid, waarvan zich de moderne wereld misschien nog iets herinnert in een beschrijving van het glanzende, met goud versierde hof van Montezuma. Reeds lang voor men intrad in de hallen van de laatste keizers van Mexico, was er in die streken een beschaving die rechtstreeks afstamde van de Atlantiërs. Het zou me te ver voeren om alle verbindingen hier aan te halen. Ik hoop dus dat u genoegen wilt nemen met het constateren van het feit. Het denkleven in de tijd van Atlantis was gebaseerd op tegenstellingen. Men kende dus het licht en het duister als even belangrijke factoren. Ook bij de witmagische genootschappen van Atlantis wordt zelfs gebruik gemaakt van het duister als een gelijkwaardige factor. Het is de intentie, waarmee men werkt, die bepaalt aan welke zijde men zich schaart. De grootste wijsheid, die Atlantis de mensheid als erfdeel schonk en die dus ook in ZuidAmerika een tijdlang geregeerd heeft, was deze; “In de schepping zijn licht en duister beide elkaar gelijk, elkaar verwant. De wijze nu erkent licht noch duister, doch kiest zijn eigen weg,” Deze stelling heeft geleid tot het ontstaan van een godencultus, die voortduurt, ook nadat Atlantis zelf grotendeels was ondergegaan - en ik bedoel hiermee dan de ondergang van ongeveer een 20.000 jaar geleden waarin men probeerde om in zijn eredienst het evenwicht te bewaren. De wijsheid hiervan op zichzelf is buiten twijfel. Leerstellingen, die daarop gebaseerd worden, hebben op de duur geleid helaas zou ik zeggen tot de praktijk van het bloedoffer, het mensenoffer, de vervanging op aarde van de levende God door een mens, die dan door Diens geest beroerd zou zijn. Kortom alle praktijken, waarvan de met bloeddoordrenkte offerstenen u nu op eigenaardige tentoonstellingen ietwat doen huiveren en griezelen. De heersende gedachtegang wordt misschien wel het best uitgedrukt in de geloofsovertuiging van de dromers. De dromers, die men wel eens piotos (?) noemde, net als een kleine zwam die later in de droomrituelen een grote invloed kreeg en die vandaag aan de dag door sommige Indianenstammen nog wordt gebruikt. “Alle manifestaties van licht en duister vloeien tezamen. Indien wij ons wendon tot het licht, moeten wij ons tevens wenden tot het duister, anders zullen wij sprekend tot het licht, vijand van het duister zijn en sprekend tot het duister, vijand van het licht. Onze weg is er een van zelfstandigheid. Wij moeten onze eigen weg weten te kiezen en daarbij de krachten van de kosmos en de wetten van de kosmos in een perfect evenwicht rond ons voortdurend aanschouwen en erkennen.” Het is een wijsheid, die zelfs te herleiden is tot Azië en dat wordt misschien gemakkelijker te begrijpen, wanneer wij ons realiseren dat de Aziaten in de oude tijd een grote invloed hebben gehad juist op het Zuid-Amerikaanse continent. Het behoeft ons dus niet te verwonderen dat we hier in een ver verleden een weerklinken vinden van Boeddha’s leer van onthechting. Alleen, de onthechting wordt op een ietwat andere wijze uitgelegd. “Wanneer gij priester wordt, zult gij uzelf onthouden van al datgene wat de mens bindt aan een bepaald aspect van ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD 1
Orde der Verdraagzamen de wereld.” Dat is begrijpelijk. De priester, de oorspronkelijke licht en duister, boven leed en boven vreugde. Hij moest onthechting verwordt dan later en leidt tot vervuiling, waarbij zwarte mantels, met vervuilde, tot vilt geworden baarden, offerplaatsen. priester, moest staan boven onafhankelijk zijn. En deze de priesters in hun sombere ronddwalen over de grote
Maar in het begin is de priester iemand, die in zijn onthechting vele ontdekkingen doet. Uit de tijd van de gouden tempels in de Andes, tempels waarvan een kort geleden weer actief is geworden, horen wij dan ook de wereldbeschouwing uitdrukken als volgt; “Te leven betekent te ervaren. De ervaringen die wij opdoen, bepalen de weg die wij zullen gaan. Indien wij ons alleen binden aan het stoffelijke, zal de overdaad aan stoffelijke ervaringen ons dwingen tot een intensiteit van geestelijke ervaringen. Indien wij ons alleen wenden tot het geestelijke, zo zal in ons geestelijk leven de voorstelling van de stoffelijke wereld ons voortdurend kwellen. Wij zullen stof en geest saam moeten voegen. Daarom mag er geen band bestaan met bepaalde stoffelijke waarden en toch moeten wij alle stof erkennen, Daarom mag er geen denkrichting bestaan, die de geest ketent in enkele denkbeelden en moet de geest vrij kunnen dwalen door de wereld van mogelijkheden.” De wereld van mogelijkheden. Het is een deel van deze filosofie en te citeren uit de oude school zou me ook hier weer te ver voeren. Maar ik zal trachten u een beeld te geven. In het geloof aan licht en aan duister, het geloof aan de zelfstandige weg van de mens, realiseert men zich zeer wel dat je als mens een bepaalde richting uit kunt gaan. Je kunt voor jezelf een zeker doel nastreven. Ga je dat doel nastreven, dan sluit je andere mogelijkheden uit. Je wordt dus eenzijdig. En in deze eenzijdigheid zal volgens deze stelling elke niet vervulde mogelijkheid een voortdurende dwang uitoefenen op jezelf, omdat de geest daarin tekort komende moet verdergaan juist in het tekort. Het teveel heeft betrekkelijk weinig werking. Maar daar waar je tekort schiet, tekort schiet voor je eigen denken misschien, tekort schiet zowel in de bevrediging van je verlangens als de mogelijkheid om te komen tot een nieuw wereldbeeld, daar ontstaat een soort doel; Een doel, dat je belast mat de taak om al het verzuimde in te halen. “Want de mens is” en nu citeer ik wel even “als de zon. Zijn stralen zendt hij naar alle kanten en het leven baart hij overal waar zijn licht heengaat. Hij is leven en dood tegelijk en uit leven en dood vlecht hij zich het licht, waarin de oneindigheid gekend wordt.” Het is duidelijk dat we met onze beperking in een enkele richting nooit verder kunnen komen. Dat weten we ook in deze tijd en hier op aarde. Maar in de tijd van het ZuidAmerikaanse continent en de daar heersende beschavingen wordt langzaam maar zeker deze gedachtegang er tot een, die misbruik baart. Eerst krijgen we de sterke uiting van ongebondenheid of bandeloosheid, waar men onbeheerstheid in de plaats stelt van vrijheid, Het gevolg is dat verschillende van de grote bergsteden.verlaten worden. Op het ogenblik kunt u nog op de hoge vlakten, soms verscholen in de dalen, iets vinden van de cyclopische muren, die men toen gebouwd heeft. De stenen, opeengestapeld met grote zorgvuldigheid, voeg op voeg zonder cement, hebben deze bouwwerken de eeuwen getrotseerd. Het volk zelf echter ging aan ongebondenheid en bandeloosheid ten onder. Men ging op de gedachtegang door en dwalende zoekt men naar een verklaring, die de eenzijdigheid van het bestaan toch weer inhoud geeft, die uit de bandeloosheid ordening laat groeien. En laat ons niet vergeten dat in de periode, dat de Europeaan voor het eerst direct contact maakt met de fabelachtige wereld van El Dorado, het Goudland, die ordening is doorgevoerd met een netheid en een precisie, die zelfs door de huidige regering en het sociaal systeem niet overtroffen wordt. Uit de bandeloosheid bouwt men een staat van rechten op. Al te grote ongebondenheid betekent vernietiging,, De wilde stammen dringen op de geleden der beschaving in. Er wordt strijd gevoerd en verschillende malen worden tempelplaatsen bij heilige meren b.v. verlaten, worden steden van vorsten prijsgegeven, omdat het ongebonden zijn van de gemeenschap het onmogelijk maakt tot een werkelijke verdediging te komen. Dan begint men rechten en plichten op te stellen en daarbij wordt de mensheid. verdeeld in factoren, die soms wat meer duister en soms wat meer licht zijn. Voor het eerst ontstaat de gedachte aan het cyclisch bestaan, de wedergeboorte-theorie die zo mooi wordt weerspiegeld in de begrafenisgebruiken van vele der oude stammen. De oude Inca’s hadden de gewoonte om de mens te begraven in dezelfde houding, waarin hij zich in het moederlichaam bevindt. “Want,” zo zeiden ze, “hij keert terug tot de moeder van het leven en wordt herboren.” Deze gedachte omtrent hergeboorte zal ook later weer teniet gaan, verdwijnen in het zand van de tijd. Maar het weten
2
ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
dat er in die mensen leeft, het weten van.die voortgang, brengt hen ook tot het stellen van een soort geestelijke compensatie. Men wil het evenwicht, het handhaven waarvan eens de taak van elke mens is geweest, nu overbrengen in de gemeenschap, aangevuld door verschillende hemel en hellewerelden. De gedachtegang benadert dan soms zeer sterk de werkelijkheid. De werkelijkheid wil dat zeggen van sferen, waarin men zich alleen van die sfeer bewust is, van gedachtebeelden die je ook wanneer je geen stoffelijk lichaam hebt blijven achtervolgen en een soort gevangenis vormen, waaruit je niet kunt ontsnappen. Er is, zo stelt men dan, een noodzaak om voor een ieder en voor elke stam een aanvulling te doen plaatsvinden. En dit kunnen we alleen doen, wanneer we het symbool van het Alzijnde (de zon, die haar stralen zendt naar alle zijden) aanbidden door de dood. Uitblussing lijkt op dat ogenblik de meest perfecte verering van de zon. Tot die tijd werden er op de tempeltorens offers gebracht van bloemen, van vruchten en van graan. Een bewijs van de dankbaarheid, waarmee men de gaven van de zon accepteert; een bewijs voor de volheid van het loven, waarin de bloesem, zelve stervende, wordt tot leven van de zon in de mens, waarin de vrucht (voedsel dat niet verbruikt wordt) wordt tot vruchtbaarheid der aarde. Maar die tijd gaat voorbij. “We zien dat aparte tempelkasten ontstaan met kloosters, waarin b.v. de z.g. zonnemaagden zijn opgenomen. En elk jaar weer worden een aantal van die zonnemaagden geofferd, vaak in de beproeving van het meer of van de put. Dat wil zeggen dat men hen in het water gooit en dat ze van zonsopgang tot zonsondergang moeten trachten zichzelven boven water te houden willen ze leven; zinken ze echter, dan is hun sterven een bewijs dat het leven van de zon vergroot is en dat de volheid van de zon dus sterker zal werken op de wereld. Een geloof kan zo sterk verworden. Al snel heeft men niet genoeg meer aan het licht en aan de hemel, er moet een counterpart zijn op aarde. We zien de vorst zelf, die eigenlijk de zon vertegenwoordigt, afstand doen van zijn grootste rechten. In zijn plaats treedt de jongeling, die met goudpoeder ingesmeerd, bijna stikkend onder het mengsel van gom en echt poedergoud, over het meer wordt gevaren, terwijl men de gaven van edelstenen, van flonkering waarin de zon gevangen werd, aan de aarde brengt. En het duurt niet lang meer of men rukt hem zijn hart uit. Want zo wil de geschiedenis het; de mens, steeds dichter komend bij zijn mogelijkheid God te bereiken, gaat steeds verder in zijn poging zijn eigen onwetendheid, zijn eigen onbelangrijkheid te verhullen, echter gebruiken. Een schijnwereld wordt geschapen. En uit die schijnwereld klinken dan enkele stemmen van vermaan die, juist als tegenstelling tot hetgeen u zo even besprak, zeer interessant zijn. Het zijn alweer de kluizenaars en de witte magiërs, die hier aan het woord moeten komen, want het volk zelf is ondergegaan in een zee van bijgeloof, een zee van compensatiewetten. De zon is het teken van de levende kracht. In het heelal staat de duistere zon, die niemand ziet en die haar stralen van leven zendt over alle werelden, alle werelden. Men neemt aan dat er ook leven is op de sterren. Een overblijfsel misschien uit de tijd van Atlantis, een vreemde overlevering. Men zegt dat er priesters zijn geweest en magiërs, die uitgetreden zijn in de ruimte en die op andere planeten zijn geweest en andere mensen hebben gesproken. En zeker niet op de sensationele manier van het Ufo-nieuws, dat in de laatste tijd de wereld wel eens beroert. In het leven van de duistere zon is het leven van de lichte zon. In het leven van de lichte zon en de duistere zon ontstaat voor ons de werkelijkheid, want uit beide geboren zullen wij de lichte zon erkennen en danken voor haar stralen, maar de duistere zon in ons zien, tot zij wordt uit duisternis tot licht, het licht tot weten. Het weten in de mens is de kracht en de beheersing. Wie weet van de tegenstellingen, die bestaan in het Al, regeert het Al, want en dan zal ik het beeld vertalen; het gaat hier over een spel, dat met stenen wordt gespeeld, een soort bikkelspel het schuiven met de ene steen tegenover de andere, doet op het bord van de tijd wel het figuur veranderen maar niet de werkelijkheid. Meester is de mens, die licht en duister t.o.v. elkaar weet te gebruiken. Want in hem is de geest van zowel de zwarte als de witte zon geopenbaard. De kracht van het leven en de kracht van openbaring van leven zijn beide gelijk. En in het goud van zijn wezen gelouterd door..... het zonnevuur (het is niet helemaal juist), openbaart zich in hem de weerkaatsing van het perfecte leven. Een ietwat typische stelling misschien, maar zo is het nog eigenaardiger. Ontdaan van alle bijkomstigheden want hier wordt gewerkt met geesten en met godennamen komen we tot een gedachtegang dat mens en mensheid een eigen structuur hebben. Zo iets als het kristal, dus ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD 3
Orde der Verdraagzamen een vaste opbouw van verhoudingen, waarin a.h.w. in de mens de godenwereld wordt gereproduceerd met elke god in een vaste stelling, in een vaste plaats. Het is moeilijk om dit helemaal te vertalen, toch is het te interessant om het te laten lopen. Neemt u dus genoegen met deze, aan uw tijd aangepaste, uitleg die ermee verbonden is. Wanneer de mens langzaam maar zeker uit zijn gaan tussen licht en duister ontwaakt tot aanvaarding van beide, dan kristalliseert hij en krijgt de ware vorm die hij in het Al moet hebben. Want elke mens is een werkelijkheid. Echter een werkelijkheid die zich niet kan openbaren, doordat ze amorf is. Op het ogenblik dat de mens zich bewust wordt van de krachten die in hem loven, zich bewust wordt van de godenwereld die in hem bestaat, zal hij door elke geestelijke kracht op zichzelf te erkennen en met juiste belangrijkheid te stellen tegenover haar tegendelen de perfecte vorm uit zichzelf openbaren, die hem te allen tijde ingeschapen was en waarin hij de volmaaktheid zelve wordt. Een typische opvatting. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat een mens als het zout, dat uit zeewater droogt, in een vaste kristalvorm zou komen, zodra het licht der eeuwigheid hem beroert en hem onttrekt aan de zee van tijd. Toch heeft men dat ook daar geloofd. En ik vraag me af, of men eigenlijk geen gelijk heeft. Onze opvattingen zijn anders. Wij menen, dat de mens zichzelf van het overvloedige moet ontdoen, dat hij langzaam maar zeker uit de waan van zijn wezen de perfecte vorm tot stand moet brengen, die nu eenmaal thuishoort in het goddelijk bestel. Maar die oude opvatting is dus anders. Men zegt; Alles wat in ons is, hoort er wel bij maar het is amorf, het vloeit, het kent nog geen vaste verhouding t.o.v. elkaar. Op een gegeven ogenblik zullen we de tussenstof - en dat zou dan de waan kunnen zijn - eruit onttrekken en daarvoor in de plaats stellen de vaste en onveranderlijke vorm, waarin God ons geschapen heeft; de gekristalliseerde mens; het beeld van perfectie. En eventjes komt hier de gedachte aan een Nirvana om de hoek kijken. Een wetend, een sapient (?) bestaan, waarin je daadloos bent omdat je je vaste vorm hebt gevonden. We horen misschien nog tot de kracht van het Goddelijke maar zelf niet bewegend, gadeslaande het totaal van de schepping uit een volmaakt evenwichtig wezen, dat daardoor de werkelijkheid volkomen kan erkennen. Het is opvallend dat een continent, dat tot dergelijke hoge en zuivere gedachten in staat is geweest, kon vervallen tot een prachtlievend barbarisme, waarin de wrede tempeldienaren als eens b.v. in Brittania de Druïden - de heerschappij op zich nemen. En toch mogen we ons niet vergissen door te zeggen, dat die wereld werkelijk barbaars is, want ook in de priesterkaste kennen we verschillen. Wanneer men uit de afstand van tijd, die ligt tussen uw wereld en Montezuma’s grootheid zoals ik reeds zeide terugschouwt, dan ziet men elke priester in het zelfde sombere gewaad, bloedbevlekt, hongerend naar een nieuw offer, zoekend naar slaven om aan zijn god te offeren op het ogenblik dat de zonnestralen de offersteen beroeren. Maar dat is niet helemaal waar. Het grote rijk met zijn vorsten, met zijn vazallen, met zijn grote wegen en zijn machtige legers, had vele priesterorden. Er zijn ook de priesters, die nog steeds het vruchtenoffer brengen. En we kunnen o.a. uit een dagboek van een van Pizarro’s volgelingen nog lezen, dat op bepaalde dagen op het meer, dat rond de hoofdstad ligt, een bootje uitvaart met priesters die een offer brengen van bloemen en vruchten, die ten dele worden verbrand, ten dele op het water uitgestrooid. Het zijn deze priesters die langzaam maar zeker - zichzelven verliezend - in de massa aan de Indiaanse volkeren nog veel van hun geloof hebben nagelaten. Zowel het duister van weleer als het licht van weleer leeft nog in de bergsteden van heden. De eigenaardige capaciteiten en eigenschappen van vroegere priesters worden nog vaak geopenbaard in de oude mensen, die ergens een onderkomen zoeken misschien bij een hacienda de of ergens in een klein dorp leven van de simpele bijdragen van de menigte, de arme peones. Laat ons niet vergeten, vrienden, Mexico’s grootheid is vergaan. Een nieuwe wereld is opgebouwd. Een wereld van eenzijdigheid en van materialisme. Het Panta Rhei van de Grieken weerkaatst zich in de opvatting van het amorfe leven, dat uit die oudheid nog steeds voortklinkt, zodat men soms zegt; Het leven is als water, maar indien het bevriest, wordt het diamant. Een spreuk, die waarbij de diamant overigens soms vervangen wordt door het borgkristal, doch ook wel door de topaas op het ogenblik nog opgeld doet tot zelfs in landen als Panama, Venezuela en natuurlijk de afgelogen gebieden van Mexico zelf. Een wonderlijk land en een vreemd land. Met een esoterisch erfdeel, dat binnenkort wel weer op de wereld zal gaan spreken, want niet voor niets is de tover en demonenwereld van Tibet verlaten. Niet voor 4 ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
niets zijn de laatste kloosters verstild tot kleine gemeenschappen van enkele oude mensen, oude monniken, die in het traditionele gewaad nog een aarzelende profetie spreken en die weten dat hun plaats leeg komt als zij sterven, terwijl geen vervanger zich zal melden. De tijd is voortgeschreden, de invloeden die in de siderische tijd afstormen op de aarde hebben hun stempel gezet op het gebeuren van de geest. Uitgeblust is het licht van Tibet, opnieuw ontstoken de lamp die in de Andes gloeit. De lamp van de priesters en van de oude wijsheid. In toekomstige tijden zal misschien de esoterische waarheid, die zelfs nog 500 jaar na Christus’ geboorte sterk leefde op het Zuid-Amerikaanse vasteland en het zuiden van Noord-Amerika, weer gaan klinken over de wereld. En ik geloof dat het steeds weer hetzelfde zal zijn: de gedachte aan het perfecte evenwicht; de gedachte aan de zwarte zon, die leven geeft en de witte zon, die leven openbaart. En misschien zal de mens door deze verandering en door deze werking meer en meer zijn eigen, zijn werkelijke vorm in het Al gaan vinden. En misschien zullen de geesten van lang vergane filosofen en priesters, staande bij hun oude tempels die nieuw zijn geworden, uitroepen; “Ziet, uit de mens is het kristal der eeuwigheid geworden, waarin de ”Schepper Zijn volle glorie openbaart.” Want zo, vrienden, gaat het altijd. Wat was keert terug, totdat wij leren om ook verleden en heden en toekomst te kristalliseren, vast te leggen in één werkelijkheid, die eeuwigheid is. En wanneer u kijkt naar de relieken van die oude tijd, denk dan niet alleen aan het duister en aan de demonen, maar denk ook aan het licht dat geschenen heeft over lang vergeten volkeren. Het licht, dat als een fakkel wordt voortgedragen van land tot land, van mens tot mens en dat, steeds weer aangewakkerd door de ingewijden, op deze wereld het nieuwe licht schept, waaruit de mensheid haar ware vorm kan vinden. Dan hoop ik dus dat ik u met dit verhandelingetje aan de hand van uw eigen belangstelling van daarnet toch een klein plezier heb gedaan, zodat u met een prettige indruk afscheid van me neemt en zegt; “Goed, er moge een jaar voorbij zijn gegaan, we hebben in dat jaar wat geleerd, we hebben wat gehoord dat ons interesseerde.” En of we terugkeren naar de zondagochtendbijeenkomsten van de O.D.V. of niet, we zullen daarin toch een houvast vinden, dat het ons mogelijk maakt om ook in onszelf iets te kristalliseren, namelijk de kennis van ons eigen wezen en de vaststelling van onze eigen verhouding t.o.v. die grote wereld, waarin God Zich voor ons nog verbergt. Vrienden, ik wens u allemaal nog een prettige zondag toe. o-o-o-o-o Goeden morgen, vrienden. Er zijn natuurlijk een groot aantal onderwerpen, waarmee we ons bezig kunnen houden. Mijn voorganger was een goed spreker en die – Het zij eigenlijk een klein beetje - invloed uitoefenen op het onderwerp. Heeft u soms zin om vandaag ook ten opzichte van mij invloed op het onderwerp uit te oefenen? Misschien kunt u iets zeggen over het geloof. In de vorige zondagochtenddienst werd het geloof enerzijds aanbevolen en aan de andere kant werd er gezegds er kan een teveel aan geloof zijn. Misschien kunt u daar verder op ingaan. Ja, nu is het jammer, dat ik voor mezelf niet gelovig genoeg ben om geloof boven alles te stellen. Maar ik wil dan proberen er wat over te vertellen. Als je tenminste met mijn methode genoegen neemt. Kijk eens, geloof is noodzakelijk. Het is heel begrijpelijk, want op een gegeven ogenblik staan we in een wereld, waarvan we niet voldoende snappen en waar we toch iets van menen te weten. U gelooft b.v.in een voortbestaan. Waarom doet u dat? Omdat u zich niet kunt voorstellen, dat er een einde aan uw bestaan zou komen. En waarom kunt u zich dat niet voorstellen? Omdat u in uzelf een continuïteit van leven voelt, die onbewijsbaar is, nietwaar? Op deze manier is dus geloof noodzakelijk. Het eenvoudig stoffelijk weten behelst te weinig werelden, te weinig waarnemingen om tot een aanvaardbare zekerheid te komen, die het hele leven regeert. Maar aan de andere kant gaat de mens soms zijn eigen eisen stellen. Dat wil zeggen, de waanideeën die hij zo ontwikkeld heeft omtrent wat zou horen en mogelijk zou zijn warden tot ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD 5
Orde der Verdraagzamen een geloof. Dan gelooft die mens b.v. in een eigen uitverkiezing. Dat is nou dwaas, want als je goed kijkt dan zie je dat alle mensen recht moeten hebben op hetzelfde. Wanneer je dus gelooft in een speciale uitverkiezing, dan geloof je niet in een kosmische God maar in een speciaal Godje van jezelf. Maar als je een speciaal Godje van jezelf hebt, kan deze nooit kosmisch zijn. Dan zullen alle krachten van die God, de wetten die Hij je oplegt, de waarheid die Hij je verkondigt, eenzijdig zijn en onvolledig. Dus we moeten in ons geloof een zekere beperking zoeken aan de ene kant en een zekere kracht aan de andere kant. En ik geloof dan ook wel dat daar het zere hoofd vandaan is gekomen. Want men zegt tegen zichzelve; “Ja, ik moet geloven en ik mag niet alles geloven. Wat moet ik dan wel geloven en wat moet ik niet geloven,” Nou ja, dat is heel eenvoudig, Nou moet je eens luisteren. Er zijn dingen zonder dewelke men niet kan leven. Dat is het gevoel van belangrijkheid, het gevoel van deelzijn van de wereld, van voortbestaan, het gevoel van in-verbinding-zijn met een kracht groter en sterker dan jezelf. Wanneer een geloof voor ons een innerlijke noodzaak is, is het de uitdrukking van een werkelijkheid, waarvan we deel uitmaken, ook al kunnen we het niet bewijzen. Om te komen tot een volledige levensuiting moeten we heel eenvoudig dus al die dingen samenvatten tot een geloof, dat ook een geloof in onszelf impliceert. Per slot van rekening als de ontvanger van belastingen een dwangbevel moet uitschrijven en hij gelooft niet dat hij dit doet met het recht van de staat, dan kan hij schrijven wat hij wil, maar dan zal het hem erg moeilijk vallen een deurwaarder te vinden met al wat erbij hoort. Integendeel, door al zijn schrijverij ontstaat bij hem dan hoogstens schuldbewustzijn en schrijfkramp. Dat is niet redelijk. Hij moet weten voor zichzelf; “Wat ik doe is verantwoord.” Dan kan hij de plank misslaan van uit het standpunt van een enkeling, maar voor zichzelf moet hij weten: “Ik ben verantwoord in mijn werk. Ik doe wat nodig is.” Zo gaat het met ons ook. Ik kan me voorstellen dat hier iemand zegt; “Ik voel in mij de noodzaak tot genezen,” Nou goed, als je die noodzaak werkelijk in je voelt, dan weet je ook dat je de kracht daartoe op de een of andere manier zult hebben, zult krijgen. Dan is dat een geloofskwestie, natuurlijk. Maar het is eigenlijk eerder een vertrouwen in dat innerlijk weten. Een vertrouwen op jezelf en op alles wat erbij hoort ook. Dan wat wij noemen; “Een geloof om aan de werkelijkheid te ontkomen,” Geloof is voor ons de mogelijkheid om te rationaliseren. Het klinkt misschien gek, hé. Maar er zijn zoveel onbekende verschijnselen, dat het voor ons noodzakelijk is om op een gegeven ogenblik die dingen vast te leggen, Dan moeten we zeggen; “Zo is het, ik voel dat aan, ik weet dat zeker en daar komt niemand meer aan.” En omdat we dat geloof hebben, zijn we dan in staat iets te doen. Dan kunnen we veel meer presteren dan anders, dan komen we tot een veel verder ontplooien van ons wezen dan zonder dat mogelijk zou zijn, Als een kind op school zit en het gelooft dat het absoluut geen zin heeft om te leren lezen en te leren rekenen, dan zal het heel moeizaam vooruitgaan en alleen door veel dwang. Toch kan het voor zichzelf niet met zekerheid zeggen dat dat lezen en het rekenen nou later van belang zullen zijn. Je weet hoe kinderen zijn. De een heeft het ideaal asman te worden, de ander wordt liever schillenboer. Maar toch geloven ze dat die ouder is het weten (men gelooft dus in een-kracht-wijzer-dan-het”ik” ), accepteren dit en komen zo tot een vaak veel eenvoudiger en veel gemakkelijker assimileren van de kennis, die een kind wordt opgelegd. Het gaat zover, dat het kind op een gegeven ogenblik ook gelooft dat jaartallen belangrijk zijn en pas later tot de conclusie komt dat veel van zijn schooltijd en van zijn vroeger plezier ermee bedorven werd. Zo is het nou met geloof. Wij weten niet alle dingen en we zullen heel vaak geloven en krachtens het geloof dingen doen, die later minder noodzakelijk blijken. Maar wanneer we dat geloof niet bezitten, doen we helemaal niets. We hebben dus een geloof nodig. Maar dat geloof mag niet ad absurdum worden doorgevoerd, Stel je voor dat een kind gaat zeggen; “Ik moet later kunnen rekenen of schrijven; nou, vader en moeder kunnen zo veel, dan geven ze me vandaag of morgen wel een tabletje en dan kan ik rekenen, lezen en schrijven,” Dat is nou weer te ver gaan, we weten dat er een bepaalde hoeveelheid van eigen pogen noodzakelijk is om te komen tot bereiking. Dat wordt steeds weer geopenbaard in elk aspect van het leven. Of je nou in de geest uit of in de stof, je zult zelf wat moeten doen anders kom je niet vooruit. Te geloven dat je iets voor niets krijgt, is waanzin. En zeker voor jullie die weten omtrent de wetten van gelijkblijvende velden, de wetten van evenwicht, de wetten van oorzaak en gevolg en al wat erbij hoort. We weten dat een pogen, een streven en van uit onszelf offeren a.h.w. noodzakelijk is om iets te bereiken. Maar aan de andere kant moeten we geloven, dat de mogelijkheid tot bereiken aanwezig is. Wij moeten geloven dat datgene, wat uit ons innerlijk 6 ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
voortkomt, wat we óns gedreven voelen te doen, in feite zin heeft, kosmisch, Dat het betekenis heeft meer dan zo alleen maar in een enkele wereld. Nu is er natuurlijk een kwestie van geloven en geloven. Er zijn mensen die geloven zo sterk, dat ze hun leven opofferen aan dat geloof. En er zijn ook mensen die geloven zoveel, dat ze het wel geloven. Kijk, dat laatste is nou het foutieve geloof. “Ik geloof dat ik toch wel eens bij God terecht zal komen, nou ja, waarom zou ik me nu zo druk maken, waarom zou ik goed doen, ik geloof het wel.” Dat is verkeerd geloof; “Ik wil met alle geweld miljonair worden, een vijand verslaan of onverschillig wat. En omdat ik dat wil, geloof ik dat het Gods wil is.” Fout. We moeten wel degelijk een onderscheid kunnen maken tussen wat wij verlangen en de verschijnselen op ónze manier en een kosmische tendens, die nooit op een enkel individu alleen kan slaan maar die op alle dingen gelijkelijk voor ons van toepassing is. Op het ogenblik dat wij voelen dat iets in verband staat met de kosmische krachten, komen we tot een geloof dat zekerheid is. Dat is een noodzaak. Op die manier moeten we geloven, omdat het de enige methode is om ons onvolledig bewustzijn aan te vullen op een zodanige manier, dat wij met die kosmos in contact zijn, dat we met de krachten van de kosmos kunnen werken. Maar aan de andere kant, wanneer we verdergaan en geloven dat wat wij willen en dat wat wij belangrijk vinden voorgaat boven alle dingen, wanneer we geloven dat God of de geest of wie dan ook daarop een speciale sanctie zal geven, dan zijn we fout. Laten we het maar weer heel eenvoudig stellen; Wanneer we zeggen, dat God voedsel heeft geschapen om de mens op aarde in stand te houden, dan is dat normaal, dat is kosmisch. Maar wanneer we nou gaan zeggen, dat God voor u speciaal kippetjes heeft geschapen, omdat u daar zo van houdt, dan bent u fout. Toch zijn er veel mensen die een dergelijk soort doorvoeren van het geloof tot in het absurde een noodzaak vinden. Ze vinden het noodzakelijk te geloven dat God voor hen en voor hen alleen genade heeft gesteld. Zoals je verwacht dat een goeie gastheer als je binnenkomt zegt; “Moet je nog een borrel?” Zo stellen zij zich voor; wij komen het leven in en God staat al klaar en zegt: “Moet je een glaasje genade?” Dan zeggen zij; Nou hebben wij “ja” gezegd, dan hebben wij die genade, dan kan niemand anders haar meer krijgen. Kolder! Er zijn mensen die zich voorstellen; Ik bid tot God, ik bid met schoon geloof en nou krijg ik kracht. Ik, Dat heeft een ander niet. Het is mijn kracht. Foutief. Op het ogenblik dat ze een geloof bezitten, hebben ze geen werkelijke kracht. Want een kracht of die nu door bidden of door geloven of door streven komt is altijd een kosmische kracht en alomvattend. En zo moet je dan ook de zaak bekijken. Op het ogenblik dat wij in onze privé-belangen aan het werk zijn, moeten we niet te veel geloven dat daar een ingrijpen van boven in zit. Maar op het ogenblik dat wij in een kosmische tendens werken, streven, dan moeten wij geloven dat daarin de hogere kracht zich openbaart en dat wij die kracht kunnen manifesteren door ons eigen wezen. Als we zover komen, nou ja, dan weten we eigenlijk wat we moeten geloven. En dat betekent ook dat geloof voor iedereen een beetje verschillend is. Want iedereen kent op zijn eigen manier kosmische waarden. Iedereen weet op zijn eigen manier a.h.w.; “Dit is eeuwig? dat is alleen maar van mij.” Maar ondanks het verschil, in je geloof in waar geloof zowel als in schijngeloof, bijgeloof zit een zekerheid: namelijk dat wij, al verschillen wij in de definitie van wat we geloven, op een gegeven ogenblik grijpen naar een en dezelfde kracht, een en dezelfde factor. En dan kan degene, die op zijn Hindoes gelooft en die op zijn Mohammedaans gelooft, precies hetzelfde wonder doen als degene, die Christelijk gelooft. Want al hebben zij hun geloof verschillend omschreven, anders gedefinieerd, ze hebben dezelfde goddelijke Kracht aangeboord en die zal zich dus bij gelijke wil gelijksoortig manifesteren in elk van die personen. En die kracht is er altijd. Dat is nu een van die dingen, die je moet geloven, maar die je ten dele ook kunt bewijzen. Hoe komt het anders dat jullie levende wezens zijn, die geestelijk verder kunnen doordringen dan alleen maar het zuiver materiele? Hoe komt het dat jullie abstract kunnen denken? Hoe komt het dat je soms droomt en dat je geest daarbij andere werelden beroert? Die kracht - dat weet je dus - is jullie kracht. Dat is een goddelijke gave, waar je niets van weet en waarin je moet gelóven. En als je dat geloof bezit, dan weet je ook dat wanneer je zelf streeft naar een uitdrukking van kosmische waarden in je eigen wereld, dat je altijd een beroep kunt doen op de goddelijke Kracht, die er leeft in je wezen en die zich openbaart in je wereld. Dat waren een paar kleinigheden over geloof. Nou weet ik niet of de zaak veel duidelijker is geworden, maar enfin ik hoop er dan maar het beste van. ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD 7
Orde der Verdraagzamen Ja, dan ga ik zo langzamerhand het woord maar weer eens overgeven aan de volgende spreker. Maar nou geloof ik - en dat is dan geen waar of kosmisch geloof - dat het misschien wel aardig zou zijn als ik jullie een paar zinspreuken zou meegeven. Het is zo iets als de begrafenis van deze zondagmorgengroep, die binnenkort een wederopstanding beleeft, dus hoort er een grafschrift bij. Dan wil ik dit zeggen; Wie uit een zee van onbegrepenheden een waarheid heeft gepuurd, is ruimschoots beloond. Wie in de gedachten van anderen zijn eigen beeld duidelijker heeft gezien, weet meer omtrent de eeuwigheid. Wie uit een spel van woorden en beelden iets ziet doorschemeren van kosmische lijnen, heeft,of hij het weet of niet, het ware Jeruzalem, de ware stad van vrede gezien en de kosmische kracht, die voor allen gelijkelijk vreugde is. Zo, je behoeft ze niet boven je bed te hangen, maar denk er eens over na. Ik wens je er veel plezier mee. Misschien zien we jullie een volgende reeks van bijeenkomsten weer, dat weet ik natuurlijk niet zeker. Ik vermoed dat van sommigen zo wel zeker, maar dat is geloof en geen kosmisch geloof. Maar wat ik wel zeker weet, dat is dat ik ook van mij laat horen, wanneer mij de kans wordt gegeven. Ik hoop dat dat jullie niet zal afschrikken. Prettige zondag. WAAKZAAMHEID Waakzaamheid dat is wakker en attent zijn tegelijk. Een mens sluimert zo vaak in, weet u. En soms schijnt het of hij wakker is en alle dingen ziet, maar in hem zijn de gedachten zo werkzaam geworden, dat hij wat werkelijk buiten hem bestaat niet meer ziet. Deze dingen zijn het nu juist, die waakzaamheid zo vaak tot een aanfluiting maken. En nu denk ik aan iets, dat eigenlijk in dit tijdseigen niet hoort. Ik denk in verband met die waakzaamheid aan de wacht, die bij het rotsgraf stond, waaruit Jezus is herrezen. En dan vind ik ongeveer dit beeld; Wachter, staat gij in de nacht sterk met uwe speer gewapend tegen de vijand? Wachter, droomt gij in uzelve beelden, terwijl gij uiterlijk verweer wilt voeren tegen al wat er bestaat? Wachter, noemt ge het waakzaamheid en voelt ge niet wat nader sluipt; voelt ge niet hoe kille schaduw door uw wezen kruipt en in het bloed doet groeien u een kilte zonder eind? Wachter, spreekt ge van waakzaamheid en voelt ge niet de hand van eeuwigheid, die u beroert? Uw ogen staren naar het doel. Uw houding is streng en strak. Maar ‘t is of achter d’ ogen brak de hand van werkelijkheid tot denken, Hebt gij nu wel beseft wat waarheid is? Zijn niet uw eigen dromen u heslopen en hebben zij ondanks de eeuwigheid, die nader komt u niet het zien genomen en al ‘t horen? Wachter, hoort ge niet de zilveren klank van hemelkoren, die nader komen? Wachter, voelt ge niet de kracht van licht, die zich ontplooit.., en blijft ge waakzaam dromen? Wachter, val neer, bescherm uw toog, De glans van de werkelijkheid leeft. ‘t Is eeuwigheid, goddelijke. Kracht op zichzelf, die een wijl uw wezen omzweeft.: Ween, wachter, ween. Ween en val neer en voel u door goden bedrogen. Gij, die dacht waakzaam te zijn en haast werd verteerd door een goddelijk vuur, bedenk in dit uur: slechts zij, die waakzaam zijn naar stof en geest en beide krachten saam doen gaan, wij vinden het werkelijk gebeuren. Voor hen bestaat niet waan of sluiering als nevel, of droom als werkelijkheid. Wie werkelijk waakzaam is, die ziet der kosmos’ strijd waarin Gods kracht en liefde voor alle tijd wordt afgewogen. 8 ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Waakzaam zijn mijne vrienden, dat is in feite eigenlijk geestelijk en stoffelijk voortdurend wakker zijn. Voelen wat je geestelijk beroert en benadert, zonder daardoor blind te worden voor de stoffelijke wereld rond je heen. En de stoffelijke wereld erkennen, zonder daarom het geestelijke, dat in je leeft, te verloochenen. Zo een beeld te vormen van je eigen wereld, zo je eigen weg te gaan, dat is eigenlijk het doel van waakzaamheid. En nu had ik me voorgenomen om een klein woordje van mezelf te gaan zeggen. Ik hoop dat het u niet stoort. We hebben nu al vele jaren met elkaar gesproken, zo over dit en over dat. We hebben gesproken over de ware leer van Jezus, over lang vergeten filosofieën, over werelden waarvan de laatste herinnering allang is verklonken in de huidige nacht. We hebben ons bezig gehouden met haast oppervlakkige problemen en zijn soms doorgedrongen tot in de diepten van sferen en wereld. En met dat alles, vrienden, hebben we eigenlijk voor onszelf alleen maar geprobeerd juist in de verscheidenheid van leven iets te vinden van datgene, wat in onszelf werkelijk is. En daarom zou ik als afscheid u weet het, de anderen hebben het u al verteld dit willen zeggen; Vele stemmen profeteren. Vele krachten stromen op je toe. En soms word je in ‘t strijden om begrijpen, om het weten.....zo moe, onmetelijk moe. Soms zoek je diepte, zou je willen gaan tot in de lichtste sferen en je vindt alleen weerkaatsing van je eigen onvolkomenheid. Soms zou je alleen maar aan jezelf willen denken en wordt geconfronteerd met de eeuwigheid. Maar al wat werkelijk is gegeven, van God en niet van geest of mens, vindt in je eigen stil aanvaarden, vermogen tot denken en overwegen, zijn werkelijke grens. U is de kracht tot denken wel gegeven. In u brandt het eeuwig vuur van goddelijk licht. Wat al gegeven u of niet gegeven, het is wat gij uit de werelden van geest en stof, tot eigen wezen hebt gericht. Aanvaardt ge al wat in u is geboren als goed, waardoor ge zelve verder uw weg kunt gaan, dan moogt ge rustig al wat verder is vergeten. Dan moogt ge zeggen zelfs dat wij soms niet bestaan. Maar ín uzelf moet gij de Schepper Zelve zeker heten de Kracht, het begrip dat in u leeft, zodat ge met de voeten op de aarde toch geestelijk reeds in de allerlichtste wereld leeft. Want dat, vrienden, is de enige waarheid, die ik u hier als afscheid nog mag en moet voorhouden. Wat wij geven, ach, daar heeft u uw eigen mening over. De ene keer beroert het u, de andere keer gaat het u voorbij. Het is onbelangrijk, Belangrijk is wat er In u bestaat, wat er In u leeft. Als we iets ertoe mogen bijdragen dat innerlijk leven te verrijken, zijn we dankbaar. Maar u bent het, uzelf, die de weg tot God moet vrijmaken. Gij zijt het zelf, die de sleutels van het leven in u draagt en daarmee uzelf de eeuwigheid kunt ontsluiten. Onze stemmen, eeuwig als ze zijn voor onszelf, vergaan snel voor u. Maar wat ín uzelf leeft is eeuwig, Bouw uzelf, mijne vrienden, eeuwigheid van licht, van vreugde. Laat in u iets zijn van het eeuwig optimisme van zekerheid omtrent Gods gave ook voor en aan U. Wanneer u dat doet, wanneer u dat heeft, zijn alle dingen mogelijk, is het leven een vreugde en overwin je elke zorg, elke kommer, elke last. Wat wij u toewensen niet alleen nu vandaag, omdat het een speciale gelegenheid is maar altijd dat is dat u in uzelf steeds meer zekerheid zult mogen vinden omtrent de eeuwige vrede en vreugde, die ook voor u bestaan. Dat u kans zult zien om die in uw eigen leven steeds meer te manifesteren, omdat u zo reeds nu deel moogt hebben aan dat grote leven, waarin we eens allemaal een zullen zijn.
ZII 590809 – ESOTERISCHE LEERSTELLINGEN UIT DE AZTEEKSE TIJD
9
Geesten en goden in de oude beschavingen
Datum:
22-06-1956
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1955-1956
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
GEESTEN EN GODEN IN OUDE BESCHAVINGEN
22 juni 1956 Goedenavond vrienden, Aan het begin van onze bijeenkomst moet ik u er nog even op wijzen, dat wij tot nu toe nog niet alwetend zijn. Het is ongetwijfeld een betreurenswaardig feit, maar het is nu eenmaal zo. Daarom dient ook u, die hier komt om ons aan te horen, daarmee rekening te houden. Na de pauze wordt er gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen. D.w.z. dat vragen, die u hebt over de eerste onderwerpen en die naar uw inzicht althans, belicht moeten worden, dan ook nog kunnen worden gesteld. Wij rekenen op u, dat u ook zelfstandig na zult denken. Dan heb ik nog een andere aankondiging. Er is mij verzocht u mee te delen, dat wij i.v.m. de campagne, die wij kort geleden begonnen zijn, onder andere in verband met atoomgevaar, één van onze sprekers zich voorstelt de volgende week te spreken over: "De groeiende gevaren van deze tijd". Wij menen, dat deze lezing belangrijk is, zoals u ook al ongetwijfeld heeft kunnen vaststellen, blijkens de gegevens, die wij u verschaft hebben over het atoomgevaar, althans in deze fase volledig betrouwbaar. U kunt dus aannemen, dat wat wij de volgende week brengen, ook voor u van groot belang is en zeker ertoe bij zal dragen u een wereldbeeld te geven, dat uw streven in een bepaalde richting zal versterken en rechtvaardigen. Vanavond van mijn kant ook, mag ik in de rij van experimentele betogen een lezing gaan houden. Nu weet u, dat deze lezingen in de eerste plaats bedoeld zijn als een soort van test. Het gaat ons er om: hoe kunnen wij u het beste benaderen? Het gaat er ook om voor ons om elk woord, dat wij kunnen spreken in de komende tijd dubbel te doen tellen. De onderwerpen ervoor zijn betrekkelijk heterogeen en ook de wijze, waarop wij ze behandelen, is ongetwijfeld steeds anders. Ik hoop, dat u dat niet wilt zien als een wispelturigheid onzerzijds. Het is belangrijk dat, wanneer u hier komt, wij u ook inderdaad kunnen boeien. Belangrijker nog is het, dat wij, naast het gesproken woord, ook de intensies tot u door kunnen laten dringen. Dit houdt in, dat gezien de tot nog toe gedane experimenten, het woord als magisch element meer dan tot nog toe gebruikt zal moeten worden in de lezingen die wij geven aan het begin van elke avond. Ik heb een onderwerp gekozen, dat misschien niet uw aller aandacht zal hebben, maar waarvoor ik uw clementie van te voren alweer inroep. Ook het onderwerp zelf is betrekkelijk experimenteel. Ik zou n.l. met u willen spreken over: Geesten en goden in oude beschavingen. Thans zou ik u willen belichten het karakter van de geesten die lange tijd onder de naam van "goden" en "demonen" een deel van de wereldbevolking volledig in hun macht hadden. Om u duidelijk te maken, hoe de toestand was, kan ik, geloof ik, het best een paar stellingen citeren uit die tijd. Er is een priester-ziener, die in de buurt van het tegenwoordige Benares woonde, aan de boorden van de Ganges. Hij dichtte een groot lied over de krachten in de natuur. Hij schreef: Ziet geboren worden ons, Onze Goden uit regen en wind. Hun stem spreekt uit de donder En hun tekenen doen zij kond’, Zodat alle auguren weten, Welke weg zij gaan bewandelen. Alle auguren! Dat is eigenlijk het belangrijkste punt. De goden zijn willekeurige schepsels. Producten misschien van de natuur, of in sommige gevallen ook eigenaardige verschijnselen, maar zij geven tekenen, waardoor de mens in de toekomst kan zien. Zij tonen hem aan, hoe hij moet handelen om voordelen te hebben en vragen in ruil zeer zware offers vaak hiervoor. Wij kennen in de Syrisch-Babylonische maatschappij hoofdzakelijk deze goden, of godheidjes, onder de naam van Baäl. Later zien wij, dat de zonnedienst hiermede verknoopt wordt, zodat men gaat spreken over Baäl of Bel-Herachté, Heer Zon. Maar voor die tijd kent elke stad zijn eigen godheid en zijn eigen orakel. In dat orakel leven wel degelijk geesten. Ik hoop, dat u mij niet kwalijk neemt, zo alles beziende om te proberen dit alles te schetsen hoe het er eigenlijk toeging. Stelt u zich voor; een stad, dat is een staat. De grenzen 1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
van de stad, ga je 15, 20 km voorbij en dan is het land afgelopen. In zo'n stad, temidden van een versterkte veste, - huizen, die heus goed gebouwd zijn en vaak zeer omvangrijk,- heerst een vorst. Door tuinen omgeven troont hij daar en zijn gezag is voor hem het enig belangrijke op de wereld. Daar vlak bij het paleis vinden wij de tempels. De tempeldienaren zijn in veel gevallen de eigenlijke heersers, ofwel de dienaren van de heer, die het wereldlijk gezag uitoefent. Dezen hebben één bepaald verlangen: Deze heer tracht voor zichzelf iets te verwerkelijken. Sommigen willen rechtvaardig zijn. Op de oude stenen kunt u het nog terug vinden. Ook in die tijd werden er wetten gegeven, die zuiver en waar waren. Wij vinden al in zeer oude tijd wetboeken, waarin de tien geboden, zij het op ietwat heidense wijze, werden weerspiegeld. Wij vinden ook vorsten en koningen die slechts voor zichzelf welvaart verlangden. Die terwille van hun weelde, hun eigen genot, niet aarzelden hele volkeren te onderdrukken. Wij zien de vreedzamen en de veroveraars elk met hun eigen instelling. Allen zijn zij omringd door een hofhouding, die niet helemaal betrouwbaar is. Aan alle kanten het dreigend gif, de sluikse moordenaars, uitdagingen en strijd. Er zou opstand kunnen komen. Indien de god tegen hem zou spreken, zo weet de heerser, zou hij tussen de haat van het volk en de hebzucht van de hovelingen verpletterd worden. Het is dus begrijpelijk, dat er in zo'n mens voortdurend sterke spanningen heersen. Indien hij genot wil kennen is héél de wereld zijn speelveld. Wijnen uit alle streken heeft hij in zijn paleis opgeslagen. Voelt hij voor een gelag? Wie hij zich als gast beveelt, zal het niet wagen te weigeren. Wanneer de vorst lacht, lachen de gasten. Zijn er geen vrouwen genoeg, dan roof je er maar. Voor een vorst is er altijd genoeg om zich uit te leven. Heel zijn bestaan is vol pronk en praal. Heeft hij vijanden? Sluit ze in de kerkers. Wurg ze met langzame wreedheid. Scheur ze de ledematen uiteen. Martel en kwel ze. Een vorst kan zich alles veroorloven. Een dergelijke sfeer is begrijpelijkerwijze een sfeer, waarin alles door hartstocht en haat wordt beroerd. Dat is niet vreemd. Dat behoort niet alleen tot de oudheid. Ook in deze dagen zijn er nog voorbeelden genoeg te noemen, waarbij de haat van groep tegen groep, of volk tegen volk, langzaam duistere machten naderbij trekt, tot deze uiteindelijk groep en volk met eigen verlangen en kracht doordesemen en maken tot een werktuig. Zo ging het in die dagen ook. Maar meer nog: de priesters kenden mediums. Mediums, precies zoals u die hier kent. Ook al was het ritueel omslachtiger. Ook zij kenden de geïnspireerden en de magiërs, die schijnbare wonderen doen. In die dagen waren er ook genezers, die de zieken konden genezen, of konden doden, naar gelang dat uitkwam in de politiek. Zo'n geest kon juist hierdoor een gezag en macht verwerven, groter dan de vorst zelf bezat. Vooral wanneer hij in het begin de vorst steunde. Het begint met de geest, die neerdaalt en iemand in beslag neemt. Een medium, of een zwakzinnige. Op het ogenblik, dat de vorst voorbijkomt, krijst een vreemd schrille stem nooit gehoorde, onverstaanbare woorden. Dan begrijpelijker, looft de stem de vorst en zijn macht. Zij profeteert een overwinning, of een komende overvloed en het komt uit. De vorst wordt voor de ogen van het volk door bovennatuurlijke krachten in zijn macht bevestigd. Dat heeft waarde. Zoiets kan een vorst van die dagen niet verwerpen. Hij gelooft er misschien zelf niet in, en zegt hij voor zich heen:"Ach, die vent is gek". Maar hij geeft hem een erekleed en een huis. Hij bouwt voor deze god een tempel. Hij rechtvaardigt dit: "Dit is nodig, want deze god vermeerdert mijn macht en verheerlijkt mijn daden". Ongeveer zó begint het meestal. Eerst wordt er een eenvoudige tempel gebouwd. Tempels met een paar beelden door geïnspireerden ontworpen. Of misschien ook wel door gewinzuchtige priesters opgebouwd. Een tempel met orakels, die alle truukjes kennen. In negen van de tien gevallen zijn zij allesbehalve echt. Maar daarachter schuilt het verborgen gevaar: "de demonische geest", die sterker en sterker zijn stempel drukt op de mens. Een geest, die degenen die het wagen zich tegen hem te verzetten, verschijnt in wonderlijke vorm, zodat zij schuimbekkend en verkrampt van angst terug wijken om uiteindelijk door een hartcollaps beroerd, voorgoed neer te zinken. U hebt wel begrepen dat dergelijke geesten niet tot de beste behoren. Maar dat zijn de geesten, die de mensheid door haat en hartstocht tot zich roept. Wanneer wij hierover spreken mag u dit laatste nooit vergeten. Deze geesten zijn niet tot heersers geworden omdat zij uit zichzelf de macht daartoe hadden. Zij zijn zo machtig geworden, omdat de mensheid met zijn wreedheid, zijn eigenzinnigheid, zijn hartstocht, zijn haat, hen geroepen en gevoed heeft. Hebben zij eenmaal voorgoed van een plaats bezit genomen, dan begint eerst het werkelijke drama. De goden geven tekenen. O, zeker, deze geesten weten ook tekenen te geven. Maar dit kost kracht. Om deze te verwerven heeft deze geest behoefte aan emotie. Eerst misschien de angstige doodsschreeuw van een duif, die 2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
ruw als offer wordt vermoord. Dan de doodsklacht van een kalf, dat wordt geslacht. Dan een stier. Tien stieren, honderd stieren. Bloed! Rokend bloed! Pijn! Doodsangst! De sidderende emotie! De hebzucht! De begeerte. Daarvan leeft deze geest. Hiermee voedt zij zich. Hierdoor groeit zij. Ieder looft, eert en prijst de god en het orakel spreekt. De geest groeit in macht en kracht. Eerst was zij misschien een onbetekenende kleine kracht uit het duister. Maar door de verering, de begeerten, de angsten van de mensen, is zij langzaam gegroeid tot een kracht, die inderdaad een stad kan verpletteren. Dan stelt zij eisen. Het offer is niet genoeg. Het orakel blijft uit. De geest heeft geen behoefte meer aan het onnozele offer van een enkel geitje, of een kalfje. Zij verlangt nu edeler wild, bewustere angst, diepere emoties: een mens! De vorst komt met een vraag. Hij knielt neer - of hij er nu aan gelooft, of niet - en vraagt de grote Baäl, de machtige Heer van alle Hemelen, om hem te redden. Want, bv. een vijand bedreigt de grenzen. Och, die bedreiging zal zo groot niet zijn. Het is misschien slechts een klein groepje plunderende Bedoeïnen, of ruzie met een ander stadstaatje over geheven rechten. Maar hoe het ook zij: de vorst knielt. Voor een groot gedeelte zal zijn gezag, zijn populariteit afhangen, van wat het orakel antwoordt. Dat is de situatie, waarop die geest heeft gewacht. Daar klinkt een holle, galmende stem. Het schijnt uit de ingewanden van het beeld te komen. O, wij weten het. Het is een priester met een spreekbuis. Maar achter die priester staat die zwakzinnige, die de eerste keer met felle kreten heeft uitgeroepen en de vorst heeft verheerlijkt. Want die heeft het in waanzinnige trance gemurmeld:"Het bloed van een mens! Het bloed van een mens!" En dan galmt die stem plechtstatig: "Gij offert mij niet genoeg, vorst. Ik vraag u een offer edeler dan de dieren. Breng mij een mens. Ik zal u zegenen en de overwinning is u". Slaven zijn er genoeg. Och, het is jammer. Vooruit dan maar. Er wordt een slaaf gebracht. Ritueel wordt hem het hart uit het lijf gerukt, of wordt hem de maag open gesneden, zodat uit de naar buiten spuitende darmen een orakel gelezen kan worden door de priesters. "Het antwoord is gunstig! Het komt uit!" Geloof maar, dat het antwoord de eerste keer uitkomt. De geest moet eerst zijn macht bevestigen. Alles, wat hij heeft aan kracht en vermogen, al wat hij heeft gezogen in lange jaren uit die stad, dat zou hij daarvoor willen geven: Mensenlevens! Haat! Vrees! Emotie! Daar leeft die geest van. Zo begint het. Eerst één offer, dan meer. Dan tientallen. Uiteindelijk zien wij dan de wanstaltige tempels, waar men in vuur, of soms ook in koperen ketels, roodgloeiend door vuur, mensen offert. In de tempel, waarin de tekenen worden gelezen in de ingewanden van de dieren, of uit de gang van een hoen, dat wat korrels pikt, of uit verschijnselen, die aan de hemel zichtbaar worden. Orakels zijn er altijd. De tempel groeit. Want slaven alleen zijn niet genoeg. De offeraar moet ook betaald worden. Zo komt er dan een ogenblik, dat zo een stadstaat in de handen van zo'n god is. Hij kan er eigenlijk niets meer aan doen. Want wie heeft de macht? De vorst en de priesters. Wat kan het volk doen? Het volk gelooft in deze god. Het zal hem betreuren, het zal hem misschien in stilte vervloeken, maar het gehoorzaamt. Zo gaat dan de gang verder tot zo een geest eindelijk de vernietiging van de stad, van de tempel, van zichzelf heeft volbracht. Zij is nooit tevreden, zij vraagt altijd meer. U denkt misschien, dat dit kleine beeld voor één stadstaatje geldt. Laat ik u uit uw droom helpen. In het jaar 600 v. Chr., nog niet eens zo heel erg lang geleden, waren er ruim 850 van dergelijke Baäls alleen in het zuidelijk deel van Azië en het noordelijk deel van Afrika werkzaam. Al deze Baäls vroegen mensenoffers en kregen ze. Al deze Baäls volbrachten feiten, die men op het ogenblik onder de wonderen zou rekenen. Zij presteerden occulte verschijnselen van buitengewone kwaliteit. Die geesten waren toen de directe meesters van de mensen. O, wij weten het, er zijn ook goede geesten geweest. Er is vaak gestreden en wij weten dat in verschillende steden uiteindelijk het goede heeft gezegevierd. Maar het neemt de macht van het kwaad niet weg, wanneer het goede het bestrijdt. Dat betekent alleen maar, dat die macht van het kwade soms - een enkele keer – een klein beetje wordt beteugeld. Mag ik u een klein aantal getallen opnoemen, misschien vindt u, dat het statistiek is? Er werden in de jaren van 64O tot 600 v. Chr. geofferd, in het door mij genoemde gebied, ruim dertig duizend mensenlevens. Met een bevolking, die niet veel groter was dan Nederland. Er werden kapitalen verbruikt, waar men zoveel miljoenen alleen voor tempelbouw bestemde, dat de doorsneemens in die dagen - denkt u maar eens na met uw belastingen van heden ten dage bijna driekwart van zijn inkomen aan belastingen en taksen zag weggaan. De helft van deze gelden kwam te minste ten goede aan de priesterschap. Er zijn in die tijd een groot aantal 3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
mediums geweest. Maar in de door mij genoemde periode van 404 jaar zijn te minste 1200 van deze mediums, deze stemmen van de goden, gestorven in hun eigen bloed, terwijl zij in trance waren. Ik noem maar een paar feiten. Die krachten zijn er natuurlijk tegenwoordig niet meer. Dat waren de geesten van de Oudheid. De oude "goden". Dat waren de "goden", die mensenoffers vroegen, zelfs in Egypte. Het zijn die "goden" geweest, die het oude Syrië ten onder brachten. Het zijn die geesten geweest, die Babylon maakten tot één van de meest zedenloze steden, die deze aarde ooit gekend heeft. Die geesten zijn niet dood. De geest kan niet sterven, vrienden. De geest leeft voort. Zeker, ik geef toe, er is een groot verschil tussen zo'n oude tempel met de leeuwen als wachters geverfd aan de ingang, met azuren tegels ingelegd, met zijn priesters en priesteressen, die in plechtige statie opgaan, en een tegenwoordig zakelijk gebouw. Er is een verschil tussen uw beschaving van chroom en staal en ratelende machines en de sfeer van wierook, bloed en offer, dood en verderf van die oude dagen. Maar de hartstochten? Zijn die verschillend? Vandaag de dag zijn er zoveel mensen, die haten en zeggen: "Ach, wij kunnen er niets tegen doen. Wij haten nu eenmaal". "Ik haat de Japaners", zegt de een. Een ander haat de Duitsers. "Ik, zegt een derde, haat ze allemaal, want ik heb in een kamp gezeten, omdat ik - bv. - N.S.B.-er ben geweest". Ergens anders strijdt een mens voor zijn rechten met haat in zijn hart. Want hij is een kleurling. Hij zou alle blanken wel willen verscheuren. Daar staat de blanke met een gebaar van "Dit gekleurde gepeupel lust ik niet. Ik haat ze, want zij zouden mijn baantje kunnen nemen. Zij komen in mijn buurt wonen en mijn bezittingen gaan in waarde naar beneden. Weg ermee!" Is er zoveel verschil, vrienden? Vroeger: haat het volk, haat de vorst, haat de priesters, haat je buurman. Op het ogenblik is het: haat een ras, haat een land, haat een godsdienst, of een levensbeschouwing. Haat, altijd en overal. Denkt u, dat die oude goden - ook al wordt hun naam nooit meer genoemd - werkelijk verdwenen, helemaal weg zijn? Dat zij nooit meer zullen terugkeren op deze wereld? Denkt u, dat zij doof zijn voor de stem van een mensheid, die dreigt te vergeten wat naasteliefde eigenlijk betekent en een bepaalde haat vaak beschouwt als een nationale deugd? Denkt u werkelijk, dat de duistere krachten daarvoor dood zullen blijven? De oude goden waren ongetwijfeld indrukwekkender: het grote beeld, wanstaltig, geheimzinnig staand in het schemerig duister, het gebaren van de priesters, een licht, dat plotseling opvlamt, de houtskool komforen, van waar kruiden vreemde geuren de ruimte inslingeren totdat je half bedwelmd bent. Deze dingen maken indruk. De moderne goden zien er anders uit. De tegenwoordige goden bestaan uit gedrukt papier. Meer niet. Of men ze nu noemt de stellingen van Marx, Mein Kampf, of de grondslagen van de democratie, maakt niet veel uit. Deze dingen zijn op zichzelf misschien edel en goed, doch daarachter verschuilt zich de demon. Het beeld van zo een god was vroeger een groot kunstwerk. Juwelen van edelsmeed- en steenhouwerskunst; ook aan architectuur was er veel te bewonderen in die oude tempels. Zij behoorden vaak tot de grootste prestaties, die de mensen in die tijd leverden. Maar zeg mij, vrienden, is het heden ten dage eigenlijk niet precies hetzelfde? Maakt men ook hier niet, op zich edele dingen, tot iets dat aandrijft tot haat? Maakt men ook hier niet, al is het dan i.p.v. goden, in de naam van idealen, (de mens) tot slaaf van de demonische krachten? O pardon, spreek ik over de moderne tijd? Natuurlijk, ik zou moeten spreken over de oude tijd. Laten wij het dan zó zeggen: de geesten en de demonen van de oudheid zijn door de mensheid van heden weer op de mensheid los gelaten. De hebzucht van de oude priesterkasten, de zucht naar weelde van de oude vorsten, de zelfzucht van de mensen en het egoïsme en het onbegrip leven en ook de oude goden leven. Een god brengt soms bijzonder goede dingen, maar soms ook bijzonder slechte dingen. Nu was het een oud geloof in die dagen, dat wanneer een god werkelijk ten uiterste vertoornd werd, - iets, wat zo ongeveer eens in de 7 à 800 jaren gebeurde - deze god gewoon het klimaat veranderde. Wanneer dit geschiedde nam men aan, dat deze god onherstelbaar beledigd was. Dan ontstond er in de tijd van de regens grote droogte, de warmte van de zomer maakte plaats voor felle koude, zodat de oogst niet tijdig rijpte. Waren de rijpe vrachten nog op het veld, dan regende het zó lang, soms zelfs uit heldere hemel, dat de oogst verrotte. Men meende, dat een vertoornde god macht had over wind en golven, en deze door zijn macht dwong de schepen te nemen van de stad, of staat, die hij vervloekt had. U gelooft niet meer hieraan op het ogenblik. Misschien gelooft u ook wel niet, dat er dergelijke demonische krachten bestaan. Maar de natuur zal u wel anders leren. De natuur zal door haar verschijnselen u tonen, dat u evenals de ouden afgoden hebt aanbeden. Of uw afgoden nu kapitaal heten, of 4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
positie, of u ze "vrijheid" doopt, of politieke overtuiging, maakt eigenlijk weinig verschil uit. Het gaat er niet om in wiens naam u zich overgeeft aan haat en vooroordeel. Het gaat er niet om hoe u - en daarmede deze wereld - uiteindelijk gekomen bent in een toestand, waarbij de één de ander het licht in de ogen niet gunt. De feitelijke toestand, daar alleen gaat het om. De rest doet niet terzake. In de oudheid zijn landen en volkeren hieraan ten onder gegaan. Wilt u een voorbeeld hebben, wat iets dichter bij uw eigen tijd ligt? Goed! Rome had een aantal goden zoals er slechts zelden in één stad tezamen vereerd werd. Hier woonden de Vestaalse maagden die het heilig vuur hoedden. Vlak daarnaast een Egyptisch priester, die Osiris of Anubis, diende. Hier danst het masker van Pan en daar schrijdt de toornige Zeus en werpt zijn bliksems ter aarde. Loki sluipt door de gangen onder het circus. Kortom, wat er aan goden in de wereld bekend is, leeft in Rome en wordt daar vereerd. Zo vreemd kunt u zich de god niet denken, of u vindt zijn tempel wel ergens. Zelfs een Jahweh, een God van de Joden, bood men daar een plaats in de rij van de erkende goden. Slechts het feit dat deze dwazen (de Jodsen; Red.) op dit gebied de meerderheid en wijsheid van Rome niet wensten te erkennen, heeft Hem (Jahweh; Red.) ervoor behoed (om in) dat Rome één beeld onder vele te worden. De goden zijn er. Priesters en auguren zijn er. Ook de haat is er. De haat, die het begin was van Rome's macht. Haat tegen de boeren, tegen andere rassen, tegen de niet-stedelingen, die rond de stad woonden. Wie geen Romein is, moet verdreven worden van huis en haard. Zijn er stammen, die Rome niet erkennen als meester? Drijf ze uiteen! Vernietig ze! Niets is gelijk aan de macht van Rome. Zo komt de trots. De wet van Rome, zo zegt men in die dagen, is de wet van de wereld. Later gaat men nog verder. Men zegt: "Onze keizer is de ware God. Naast hem is niemand iets waard". Wenst u in Rome weelde te bezitten? Er zijn duizend goden. Breng offers en smeek hen erom. U zult dan weelde verkrijgen, of ten onder gaan. Vandaag kun je nog lachen en feestvieren, morgen daalt een pretoriaan de Palentijnse heuvel af en brengt je in het gunstigste geval een beleefd veroordelend woord van de keizer. Soms wenst de keizer, dat je voor hem zult verschijnen. Dan weet je vaak, dat het verstandiger is jezelf de aderen te openen. Soms ook komt in de nacht een bruut geweld van moordenaars, of wordt je leven genomen door sluipend vergif. Rome is ondergegaan, ja, het heeft zichzelf vernietigd, omdat het niet kon begrijpen, dat mens-zijn méér betekent dan Romein zijn. De haat, die Rome wekte en bezat, heeft Rome ten onder doen gaan. De minachting, die Rome kende voor alle anderen, deed het sterke Rome vallen. Rome vervalt, totdat het uiteindelijk niet meer is dan een omstreden stad, of deel van een kerkelijk staatje. Uiteindelijk wordt het de hoofdstad van een mogendheid, die in de ogen van de wereld slechts tweederangs is. Dit, zelfs in uw tijd, na zoveel jaren. Rome, dat in eigen land werd overvleugeld in macht en glorie, tot zelfs het universiteitsstadje Padua zich kon veroorloven te spotten met verzoeken, die van Rome kwamen. Een ander voorbeeld? Denk aan de Grieken, die met zelfverheffing zich zelfs boven hun Goden stellende, spraken over het recht van de mens, maar vergaten aan èlke mens datzelfde recht toe te kennen. Wat zegt u? Wenst u een voorbeeld, dat in de geschiedenis dichter bij uw tijd ligt? Denk aan Karel de Grote, die zich een rijk bouwde op haat. Zijn God was een eigenaardige bloedige God. Met bloed en zwaard dwong hij zijn onderdanen het christendom te aanvaarden. Hij wist, slechts één keuze voor allen! Wie niet onder zijn vanen vochten: kerstening of moordl Deze Karel was misschien een groot man, maar zijn rijk werd reeds verdeeld, voordat hij stierf. Zijn zonen hebben, wat overbleef van zijn rijk, verspeeld èn verworpen. Er bleef niets dan een chaos over van zijn rijk, waarvan men aan zijn hof trots zei, dat het reikte van zonsopgang tot zonsondergang. Nog niet voldoende? Wilt u een voorbeeld, dat nog dichterbij ligt? Er werden stellingen verkondigd over de rechten en plichten van de mensen in een land niet ver van hier. Een stelling, die niet dwaas was. Laat ons dit niet vergeten. Er zijn mensen geweest, die zeiden: "Wij zullen deze stellingen aanvaarden. Wij zullen er naar leven en deze waarheid aan iedereen opleggen". Er gingen mannen in zwarte regenjassen 's avonds door de straten, gewapend met pistolen en knuppels. Er vielen slachtoffers. En de tegenpartij? Zij marcheerde op met soldaten en geweren. Zij moordden deze revolutionairen uit, waar zij de kans kregen. Maar van opstanden en slachtoffers werd een handig gebruik gemaakt. "Wij kennen het redmiddel. Wij zijn beter en meer dan jullie". Zo beheersten zij het rijk. Zeg mij, waar zijn deze mensen gebleven? Ook zij hebben hun beroep gedaan op de wrede goden van macht en haat. Ook zij hebben wat papieren en het beeld van een mens tot god verheven. Zij zijn niet meer. Misschien is dit niet prettig voor u om te horen. Ligt het wat tè dicht bij uw tijd? Maar waar blijft het, vrienden? Ook daar werden wrede 5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
offers gebracht, ook daar werd met mensenlevens gespeeld, om de god die men vereerde, tevreden te stellen. Daarna dreigden de anderen in dezelfde fouten te vervallen en dezelfde goden te aanbidden. Och, wat wilt u? Wij móéten toch wel haten? Als de communisten komen blijft er voor ons toch niets over? Die Amerikanen moeten wij eigenlijk ook maar haten, want die bemoeien zich te veel met onze zaken. Nu moeten wij die Belgen toch eigenlijk ook niet zo licht nemen, want met al die Benelux-intriges zijn die Belgen toch eigenlijk ook wel gevaarlijk. Over de Duitsers moet je maar niet eens spreken, dat is plebs, dat hoort in de goot. Wat zei u daar? Hebt u het nooit gezegd? Nu ja, misschien niet. Maar u weet toch heus wel, dat er zo gedacht wordt door een hele hoop mensen. Hebt u ook niet ergens een vooroordeel? U weet wel: Frankrijk, een volk in ondergang, of de Italianen, die zijn lafaards, die kunnen alleen maar zingen. Dan die Arabieren! Misdadigers, die de arme weerloze Israëliërs afmaken. Wat zegt u? Ja, natuurlijk! Die gemene Israëliërs hebben die arme Arabieren zonder recht of reden huizen en bezit ontnomen. Zij hebben hen zo maar het huis uitgejaagd, gemarteld en doodgeschoten. Je moet ze maar haten, vooral goed haten! Er zijn nog veel meer dingen om te haten. Als je haten wilt, is heel de wereld vol van dingen, waar je je haat op kunt richten. Eén ding kan ik u verzekeren. De oude goden hebben eens op aarde geregeerd en in bloed en nood hun tol geheven van degenen, die zij regeerden. Zij brachten ondergang aan eenieder, die hen vereerde. Wanneer ook u de oude goden eert, al is het onder andere naam en in nieuwe vorm, geloof mij, uw lot zal hetzelfde zijn. Het is goed om te spreken over vooruitgang, geestelijke stijging en bewustwording. Natuurlijk. Wanneer er iets is, wat ik u geven kan, dat u helpen kan bij uw verdere bewustwording, neem het, want ik schenk het u gaarne, of wil het met u delen. Het beste, wat ik u geven kan, is dit: Het weten, dat het noodzakelijk is voor bewust- wording en bewustzijn elke haat, elke minachting, elke begeerte, elke overbodige luxe te verwerpen. Want zelfs dat, wat u begeert, kan voor u een valstrik betekenen, waardoor ook u gebonden wordt aan de demonische krachten, die vandaag, zoals vroeger, rond gaan op deze wereld en trachten deze wereld te beheersen. Dit beeld is niet erg optimistisch. Integendeel! Je zoudt er pessimistisch onder worden. Gelukkig hebben wij nog een ander voorbeeld. Er is een stad geweest, die weigerde om te haten. Ook zij hadden een Baäl, een heer, een god. Goden, waarheen de kinderen gaarne gingen om hen bloemenoffers te brengen. Terwille van die god had men lief, vierde men gezamenlijk feest, at men en dronk men. Terwille van die god gaf men van al, wat men bezat, rijkelijk aan zijn medemensen. Deze stad kende bijna 1000 jaren lang een ongestoord bestaan. Zij was gelegen in Azië, in de buurt van het huidige Indo-China. Het was een stad vol pronk en praal, maar de mensen waren er gelukkig. Men kende er geen haat en afgunst. Wanneer er plunderaars kwamen vanuit de bergen, dan was deze stad sterk. Zij verdreef hen niet, doch zei: "Onze macht is groot, maar indien u armoede lijdt, wij hebben overvloed. Wij zullen u dus geven uit onze oogsten, maar niet wat u vraagt of bepaalt, doch dat, wat wij volgens recht en leer u willen geven". Tot er een mens kwam, die sprak: "Wij zouden wel dwaas zijn, indien wij aan die plunderende boeren uit de bergen ook slechts één korrel graan zouden geven. Laat ons tegen hen vechten!" Hebzucht en haat deden toen hun intrede, en zo begon de ondergang van deze stad. Daar, waar deze pronkvolle stad vroeger stond, waar eens in de tempels regelmatig de stem van grote en goede geesten de mensheid vermaande, zijn nu nog slechts wat losse stenen en misschien een enkele ruïne. Eerst werd de tempel verlaten, want de goden waren stom en hadden geen stem meer. Toen verzandden de beken en verdroogden de velden. Daarna kwamen de regens, de streek werd een moeras en de overlevenden vluchtten. Wanneer u nu ziet wat er nog over is van bijna 1000 jaren menselijk geluk en streven, het is niets meer dan wat verweerde steenblokken, overwoekerd door veel, voor u vreemde, geheimzinnige gewassen. Misschien zal het in uw wereld ook zo gaan. Misschien dat eens een zee zal golven, daar, waar Den Haag lag met zijn regeerder en en zijn gewichtigheid. Misschien dat eens een heuvel opgroenend (groen oprijzend?) boven de zee, zal aanduiden waar eens het trotse Londen stond. Dan zullen de dieren des velds misschien grazen op het steenachtig veld, dat het enig overblijfsel is van het grote Berlijn. En de lichtstad Parijs een moeras is geworden, dat nog slechts bezocht wordt door wat trekkende vogels. Wie weet. Het is mogelijk, dat dit gebeurt, mijn vrienden. Wanneer de westerse mens de goden blijft vereren, die hij thans, - ook al noemt hij ze geen goden, - maar al te vaak vereert. Maar juist, omdat het nog niet tè laat is, kunnen wij tegen dit noodlot strijden. Wij bezitten een wapen, dat wij zowel voor onszelf, als voor de wereld, kunnen 6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
gebruiken. U weet misschien, mijn vrienden, dat wij steeds de verdraagzaamheid prediken. Leer je medemensen te tolereren. Leer te tolereren, dat een ander anders streeft en denkt dan jij. Wees onaantastbaar in je eigen sterkte, waar dit je eigen leven en overtuigingen aangaat. Maar val nooit een ander aan en vooral veroordeel niet, wanneer hij niet kennelijk en duidelijk merkbaar aan u, dus niet aan anderen, daartoe reden geeft. Toch is verdraagzaamheid alleen niet genoeg. Wij moeten afstand doen van meer aanvaarde waarden: wij mogen niets begeren wat aan een ander toebehoort. Wij moeten vrijelijk weten te geven, waar wij slechts geven kunnen. Wij mogen geen acht geven op rang en stand en ons verheffen op het aanzien, dat de mensen ons toekennen. Wij mogen ons niet beroemen noch verheffen op de eerlijkheid en zuiverheid van onze eigen handelingen. Wanneer er mensen zijn, die zó leven, - ook al zijn het weinigen - dan kan er nog veel gebeuren. In de Bijbel lezen wij, dat God Sodom en Gomorra wilde sparen, indien er slechts 10 rechtvaardigen woonden. Wanneer voor uw wereld eens hetzelfde ogenblik aanbreekt en de demonen klaar staan om in een regen van onblusbaar vuur een laatste oogst aan wanhoop en emotie binnen te halen, hoe zal het dan op de wereld zijn? Zullen er dan rechtvaardigen genoeg zijn (om) een verantwoording te dragen, die anderen niet meer kunnen, of durven, aanvaarden? Zullen er dan mensen gevonden worden, die vrijwillig afstand willen doen van alles, behalve hun recht om mens te zijn? Zullen er dan mensen zijn, die geen haat kennen, doch slechts liefde? Wat meent u? Ligt dit in de verre toekomst? Zeker in de toekomst. Maar voor deze toekomst wordt juist nu de basis gelegd. De goden van de oudheid gaan om op de wereld. Deze vreemde demonen spelen met het hartebloed van de mensheid. Zij bevorderen uw hebzucht en uw eigenwaan. Schijnbaar vragen zij u slechts weinig offers en bieden u een groots loon. Maar het uiteindelijke loon, dat zij u brengen is ondergang, verderf en duisternis, geestelijke en lichamelijke verwording. Kies dus, mijn vrienden, wat u wilt zijn. Een mens die er in deze tijd beter af komt en wat meer heeft in zijn leven, of een mens, die leeft voor het Licht, voor de Waarheid Gods en de toekomst? Kies, mijn vrienden. Zo u gekozen hebt ten goede, doe afstand van uw eigenwaan; doe afstand van uw begeerte en uw bezit. Verwerp uw vooroordelen. Er is slechts één waarde werkelijk belangrijk in al uw levens: Gods Liefde en Licht, die rond u zijn, èn in uzelf de oprechte naasteliefde voor de mensheid, voor de wereld, voor al het zijnde. Dit zijn de waarden, waarmee u thans de basis kunt leggen voor de redding van de wereld van morgen. Verwerp deze dingen en de resultaten zullen spoedig kenbaar worden. Wanneer het stoffelijk zegel op deze wereld wordt gedrukt en de wereld, zoals vroegere steden en staten, de tol zal moeten betalen aan de machten, die zij heeft gediend, betekent dit de redding. Ik dank u voor uw aandacht. Het woord is thans aan de tweede spreker.
SCHOLING IN DE MAGIE
Goedenavond vrienden, Het tweede onderwerp is naar uw eigen keuze. Wat is dat vandaag? Vraag: Wat zijn de bijzonderheden bij een scholing in de magie? Spreker: Ja, daar kan ik wel over praten. Bijzonderheden bij scholing in de magie. De toekomstige magiërs worden natuurlijk van het begin af aan proeven opgelegd. Dat zult u begrijpen. Echter zijn al deze proeven van minder belang. Men leert zeer veel dingen begrijpen, bezien en men leert werken met natuurkrachten, die niet algemeen bekend zijn. Dan komt het moment, waarop de magiër eigenlijk voor het eerst wordt geconfronteerd met de werkelijkheid van zijn gekozen richting. In het leven van ieder mens is er wel iets, dat hij bijzonder vreest. Vooral de magiër zal juist deze vrees moeten overwinnen. In het leven van elke mens is er wel iets, dat hij liefheeft boven alles. De magiër zal deze liefde moeten verloochenen. Ongeacht, let wel, of hij een zwart-magiër wordt, of een wit-magiër wordt. Dit is een voorbereiding. Daarna komt pas eigenlijk het goede onderwijs. U zou kunnen zeggen: tot nog toe heeft hij lagere school gehad. Het doorstaan van deze beproeving is zoveel als een toelating tot het middelbaar onderwijs, daarna moet hij nog een hogere school volgen, wil hij werkelijk wat worden. 7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Het eerste, wat zij een magiër leren, is het begrip van de z.g. onbetekenende waarden. Het berust op waarschijnlijkheden. In elk leven, overal en bij elke mens komen zo van die kleine onbetekenende toevalligheidjes voor, onverwachte dingen, waar je helemaal niet op hebt gerekend. De magiër moet leren om die toevalligheden te verwerken. Toeval is ook een uiting van een niet-gerealiseerde waarde, die in je leven ligt. Als u toevallig een vriend ontmoet, dan garandeert dat, dat er een oorzaak moet zijn. Als u op dat ogenblik behoefte hebt aan vrienden, dan betekent die ontmoeting met die vriend - in negen van de tien gevallen - , dat uw hele verdere ontwikkeling in deze zaak gunstig zal zijn. U zou zeggen: het is waarzeggerij, maar gebaseerd op meer dan gebruikelijke waarden. Dan krijgt hij zo een klasje door te maken in droomuitlegging. Droomuitlegging is tegenwoordig ook al weer iets, waar ze een hoop van af weten. Maar in die oude tijd al baseerde de mens alle dromen op een innerlijk weten. Had men zich de kennis hieromtrent eigen gemaakt, dan volgde onderricht op ander gebied. Hierbij werd o.a. levitatie onderwezen. Simon, de tovenaar, was een magiër, die dit geheel beheerste. Wat het totaal echter van zijn handelingen aangaat, behoorde hij bij het grauwere gedeelte. De volgende klas bracht het contact met geesten en het in zich opnemen van geestelijke krachten. Voor de wit-magiër betekende dit: leren de sferen te bereiken en in zichzelf de krachten daarvan opnemen. Voor de zwart-magiër betekende dit deel van het onderricht: leren een verbond te sluiten met geesten. Neem nu bv. een levitatie. Je kunt natuurlijk jezelf trainen, tot je met eigen krachten, dank zij eigen innerlijke toestand, je boven de aarde verheft. Maar je kunt ook een contractje maken met een ander, zodat die, wanneer het nodig is, je in ruil voor de dingen, die jij geeft, je met zijn krachten eenvoudig opheft. Wij kunnen over het algemeen van de zwart-magiër wel zeggen, dat hij, ondanks dat, geen gemakkelijk leven heeft. Maar waar de wit-magiër in elke handeling persoonlijk opgaat en met heel zijn wezen erin betrokken wordt, zal de zwart-magiër in veel gevallen zich tot het oproepen en bezweren van andere machten beperken. Zowel wit- als zwart-magiërs leren alles, wat er op dit gebied bestaat. Na dit onderricht echter komt er een definitieve splitsing. De wit-magiër leert zichzelf in dienst te stellen van de mensheid en zijn krachten niet te gebruiken voor zichzelf. De zwart-magiër leert daartegen de krachten van de geest en van de wereld voor zichzelf te laten werken en deze ten eigen bate te gebruiken. Hij werkt dus slechts ten eigen voordele en geheel zelfzuchtig. De wit-magiër wordt echter, voor hij zijn kennis in de praktijk mag brengen, gedurende langere tijd verplicht als gewoon mens onder de mensen te werken, zonder van zijn magische capaciteiten gebruik te maken. Eerst wanneer hij ook deze proef doorstaan heeft, wordt hij als volwaardig magiër in de Broederschap van de Wit-Magiërs opgenomen en ontvangt hij de laatste inwijdingen, waarbij hem geheimen worden geopenbaard, die de zwart-magiër slechts zelden en dan nog door een leven van eigen onderzoekingen kan leren kennen. Een groot gedeelte der magische praktijk berust echter vooral bij de zwart-magiërs - op intimidatie en suggestie. Als voorbeeld kan ik hiervoor noemen een heks die buiten Rome leefde. Zij verkocht liefdesdranken, vergiften, enz. Als tovenaarster had zij niet veel te betekenen, maar juist dat lesje van opzienbaren, had zij heel goed geleerd. Evenals sommige van haar collega's, had zij de gewoonte op de kerkhoven aanwezig te zijn, wanneer er iemand begraven werd. Wanneer zij zeker was, dat niemand haar kon zien, groef zij het lijk op, drukte het de oogballen uit en vrat deze op. Eet smakelijk! Ook danste zij wel op een hoop gloeiende stenen. Nadat zij dat had gedaan, ging zij dan naar een nabij gelegen kerkhof, zwaaide daar met een brandende fakkel, daarna doofde zij die en dan stond zij te roepen van: "Kom maar, mijn geliefde is dood!" Enz.enz. U begrijpt wel, iemand, die dat zag, meende, dat zij minstens 77 duivels op visite kreeg en ging er dus vandoor, dan waren zij doodsbang voor haar. Maar wanneer zij er iets in haar vak nodig hadden, dan dachten zij er anders over. Dan zeiden zij:"Dat moet toch wel een machtige tovenares zijn!" Door de suggestie alleen deed een drankje van haar dan soms meer, dan een beter drankje van een magiër in een dergelijk geval. Een wit-magiër mag mensen nooit dwang opleggen, noch zelfbedrog in de hand helpen werken. De wit-magiër koos n.l. een geheel andere weg. Er is dan ook één regel, die hem vanaf het ogenblik, dat hij zijn lering begint, voortdurend wordt ingepompt: "Je mag nooit opvallen. Je mag nooit méér lijken dan een ander mens. Je mag jezelf nooit van de anderen onderscheiden. Zeker, je mag je eigen leven leiden. Maar je mag je nooit voordoen als iemand, die bovennatuurlijke krachten heeft, of méér dan normaal is. Heb je krachten en wil je die aan een leerling geven, doe het dan zó, dat alle krachten, die je uitstraalt, worden afgeschermd, houd alles geheim en zorg 8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
vooral, dat er niet te veel van uitlekt. Je mag niet als een buitengewoon mens worden gezien. Je bent jezelf. Daarom ben je dienaar van de mensheid". Verder leren zij altijd: "Je mag de mensen slechts dat geven wat zij voor hun bewustwording nodig hebben". Dit zijn natuurlijk allemaal van die bijzonderheden, van die kleine en grote verschillen. Verder leren wit- en zwart-magiër allebei hun walging te overwinnen. Zo iemand wordt gesteld tegenover de afzichtelijkste toestanden, wezens en dieren. Men zegt bv. aan een leerling: "Hier heb je een paar slangen". Giftig waren die meestal niet, maar goed, het zijn toch dieren, waar de doorsnee mens niet erg van houdt. Dan werd hen gezegd: "Dit zijn nu je kinderen voor de komende tijd. Zorg goed voor ze". Ging je dan slapen - meestal op een hard bed, hoor, want de service was bij dergelijke leerscholen nooit goed - dan zochten de slangen in de kamer de warmte op en kwamen dus boven op je body liggen. Dat moest je dan nog maar goedvinden ook! Ook leerden zij iemand de meest onooglijke spijzen te eten en de meest vreemde drankjes te drinken. Zij leerden zo iemand ook vaak gifstoffen in te nemen, nadat hij eerst een laagje olie had gedronken. Later, vóór het gif werkte, moest hij dan alles weer uitbraken. Op die manier leerde je meteen om nergens bang voor te zijn. Je mag nergens bang voor zijn en nergens afschuw voor hebben. Alles was gewoon. Er is bv. een magische school geweest, de kant van Egypte uit, waar zij een vijver hadden met krokodillen. De jongelui nu daar werd geleerd om zich tussen die krokodillen onbevreesd te bewegen en tussen hen in te baden. Zolang zij niet bang waren gebeurde er ook geen ongelukken. Maar op het ogenblik, dat zij bang werden, hadden zij meteen een leerling minder. Het zijn niet direct zachtzinnige methoden geweest die zij daar hadden. Wij kunnen wel zeggen, dat al deze scholingen als typisch beginsel hadden: de harding, het tot meer dan mens maken van de leerling. Voor de verder gevorderden goldt, zowel bij de zwart- als bij de wit-magische scholing, dat de leerling, die niet slaagde, hierdoor ten onder ging. Die leerling wist te veel om hem daarmee rustig vrij rond te laten lopen. Maar zijn weten was nog niet groot genoeg om hem te binden binnen de magische broederschap. Vanuit dat standpunt was het dus beter, dat onbekwame leerlingen door een krokodil werden opgegeten, of in een afgrond vielen, dan dat half-geschoolde magiërs de wereld in zouden trekken. Dit principe is door alle tijden heen steeds doorgevoerd. Natuurlijk waren er ook wel eens excessen. Zo was er een magische school in de buurt van de IJzeren Poort. U weet wel, bij de Donau. Daar dwong men de leerling o.a. bloed van levende mensen te drinken. Dit werd gerechtvaardigd door te verklaren, dat men met het bloed uit de aderen ook de levenskracht en het weten van die mens in zichzelf overbracht. Ook dwong men daar de leerlingen met een machtswoord zich boven de aarde te verheffen. Ook de wit-magiër deed dit wel. Maar deze leerlingen moesten voortgaan met dit machtwoord te werken, tot zij ongeveer honderd meter boven de aardoppervlakte gestegen waren. Mislukte het, dan vielen zij te pletter en niemand zou er aan denken, hen te begraven. Hoogstens kwam na verloop van tijd een nieuwe leerling misschien naar een geschikte schedel zoeken. Dat gebeurde in de middeleeuwen. Het is dus nog niet zo lang geleden. Ook op het ogenblik bestaan er nog magische scholen. Maar die zijn - eerlijk gezegd - niet direct van de beste kwaliteit. De witte magie heeft langzaam maar zeker haar karakter gewijzigd. Zij is geworden tot een esoterische scholing, die een persoonlijke magische ontwikkeling mogelijk maakt aan elk individu, dat daarvoor de capaciteiten heeft. De orthodoxe zwarte magie heeft nog maar zo hier en daar een enkel schuilplaatsje. De Voodoo-school op Jamaica bv. Dan zit er een in Suriname, tamelijk ver de Marowijne op. Dan in Tibet niet te vergeten. Daar zijn ook nog een paar van die scholen. Dan hebben wij nog de grote school van Shiva in India. Maar dat zijn het dan toch wel. Al deze scholen hebben de laatste tijd één punt gemeen, n.l., dat zij een soort klooster zijn. Wie als leerling wordt aangenomen, staat in alle levensuitingen te allen tijde onder de macht van het genootschap. Zou hij zich af willen scheiden, dan is de onmiddellijke dood hiervoor de straf. De leergangen bevatten daar o.a. necromantie, dus het bezweren van doden en soms zelfs het opwekken van doden. Verder levitatie en Poltergeist-verschijnselen. Contact met en (het) bezweren van demonen. Offerdiensten en meestal ook de gehele, of gedeeltelijke, beheersing van de natuur. Verder wetenschap omtrent de gedragingen van dieren en de beheersing daarvan. Dat is tegenwoordig de ontwikkeling, die wordt geboden op een dergelijke magische school. Over de daar heersende gebruiken zullen wij verder maar niet spreken, want die zijn nu niet direct prettig. 9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Naast de werkelijk zwarte magie zien wij verdwazings- en suggestieverschijnselen, zoals wij die gepaard met krachtoverdragingen en sympatische verschijnselen, zien optreden bij de goenagoena in Indonesië. Goenagoena is overleveringswetenschap. Zij is niet zuiver magisch. Voor het grootste gedeelte berust het echter op kennis van suggestieve werkingen, giffen, planten plus een beperkte geestelijke scholing. Deze lering wordt, van mond tot mond overgeleverd, over het algemeen van moeder op dochter, of van vader op zoon. Verder valt ons op, dat de inwijding in deze geheimen over het algemeen niet volledig is. De moeder zal nooit in staat zijn haar dochter alles te leren. De dochter ontdekt er weer een paar punten bij en zo wijzigt de lering zich langzaam. In zekere zin is het nog wel magie, maar het behoort zeker niet tot de magische scholing, waarover wij spreken. Dan kennen wij natuurlijk ook nog de zogenaamde magische inwijdingsscholen bij verschillende negerstammen. Maar dezen berusten voor negen tiende op bedrog. Het resterende bestaat voor 90% uit wreedheid tegen mens en dier en minachting voor het menselijk leven. Het resterende procent is een symboliek, waarachter inderdaad magische waarden zijn verborgen. Deze laatsten zijn dan gelijk aan de wit- en zwart magische waarden, zoals wij die over de gehele wereld kennen. Zo, dat zijn dan een paar gegevens. Het is misschien niet veel, maar het komt uit een goed hart, moeten jullie maar denken. Vraag: Wat is de bedoeling eigenlijk van het chaotisch principe in de zwarte magie? Antwoord: Verheffing van zichzelf boven de gehele wereld. M.a.w.: elke zwart-magiër moet krachtens zijn werken egomaan en egoïst zijn. Het wekken van chaos in de gehele wereld, mits hij zelf hierdoor de wereld beheerst, of hij er vreugde uit kan putten, is zijn doel. Vorming in de wereld wordt alleen dan zijn doel, wanneer hij zelf hierdoor veel beter kan worden. Om het verschil tussen witte en zwarte magie nog eens uit te drukken: de zwart-magiër leeft ten koste van de mensheid, de wit-magiër leeft ten bate van de mensheid. Ik zou zeggen: Gaat u nu maar pauzeren. Goedenavond.
VRAGENRUBRIEK
Goedenavond vrienden, "Vragenrubriek". Persoonlijke vragen niet toegestaan. Op andere vragen antwoord (ik), zover dit verantwoord gegeven kan worden. Voor dat wij beginnen, wilde ik graag één opmerking maken. Als ik zo hier en daar in het eerste gedeelte steekproeven neem, omtrent de reactie van het publiek, dan lijkt het eerder of wij zo nu en dan de Orde moeten gaan omdopen. Dan zouden wij ervan moeten makens E.N.B.P. "Eerste Nederlandse Bond v. Pessimisten", i.p.v.:"O.D.V.". Dat is toch heus de bedoeling niet. Als ik de opmerking dus mag maken; de bedoeling is niet, dat u pessimistisch wordt omtrent de wereld, maar dat u heel optimistisch zelf begint te werken en te redden, wat er te redden valt. Dat is nog heel wat, hè? Vraag: In "Sleutels" wordt de geest als een vrouwelijke entiteit voorgesteld, terwijl in onze taal het woord "geest" steeds in mannelijke vorm gebruikt wordt. Is hiervoor een verklaring? Antwoord: Och, wat zal ik zeggen? Een verklaring hiervoor in zoverre, dat geest eigenlijk mannelijk noch vrouwelijk is, volgens onze ideeën, en dat wij dan beleefdheidshalve over het algemeen het vrouwelijke de voorrang gunnen, waar per slot van rekening het mannelijklogische, doortastende bij de geest weliswaar wel aanwezig is - ja, dames, niet denken, dat ik hier sarcastisch ben, ik meen het werkelijk - dus in de geest weliswaar aanwezig is, maar toch in overheersende mate – althans in het Licht - getemperd wordt door een grote liefde voor het leven, voor de Schepper, en voor alle schepselen. Vandaar, dat men waarschijnlijk "haar" zegt i.p.v. "hem". Opmerking: Het is geen taalkundige voldoende reden. Antwoord: Misschien is het helemaal geen voldoende reden en als dat niet het geval is, neemt u dan maar aan, dat er een fout zit in ons spraakgebruik. 10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Vraag: Reïncarneert de geest afwisselend in een mannelijk en een vrouwelijk lichaam, of is dit niet aan een vaste regel onderhevig? Mijn vraag berust op een theorie, die de Rozenkruisers aanhangen. Antwoord: Het is niet wisselend. Want, zou het wisselend zijn, dan zou je altijd te maken krijgen met iemand, die vrouw is en geestelijk nog grotendeels het mannelijk element op de voorgrond brengt en omgekeerd. U zult dus begrijpen, dat dit afhankelijk is van de behoefte en eigen instelling van een incarnerende geest en niet aan een bepaalde wisseling onderhevig is. Vraag: Op pag. 435 van het vrijdagavondverslag wordt gezegd, dat de enige vorm van openbaar gebed, door de Orde gebruikt, plaats heeft bij het "instralen van de draagtekens". Kunt U hierover een en ander vertellen, of is de vraag op deze bijeenkomst misplaatst? Antwoord: Misplaatst is het niet. Wij gaan van de stelregel uit, dat alles wat wij proberen goed te doen ter verbetering van onszelf en de mensheid ter meerdere eer en glorie van de Schepper, uit wie wij zijn voort gekomen, voldoende gebed is. Slechts wanneer wij komen tot een plechtigheid, zoals het instralen van draagtekens, dan roepen wij a.h.w. de steun aan van alle krachten en geesten en ook van de Schepper boven, om met ons te zijn, daardoor symboliserende, dat wij één wensen te zijn met het totaal van de Schepping en om (wij) de krachten ter zegening daaruit wensen te putten. Dus ik zou haast zeggen: dat hoort bij de ritus. Al is daarbij dan ook geen sprake van een vaste ritus. Met het resultaat natuurlijk, dat hier inderdaad openlijk een smeekbede aan God wordt uitgesproken. Misschien zou ik eraan toe kunnen voegen, dat ons inziens het uitspreken van een smeekbede aan God, noodzakelijkerwijze een formaliteit blijft. God leeft ook in ons. Hij weet dus ook, wat wij nodig hebben. Wij nemen aan, dat onze God een liefdevolle God is, een rechtvaardige God en wanneer dus datgene, wat wij verlangen voor ons leven en bewustzijn noodzakelijk is, dan zullen wij het ook wel krijgen, of wij vragen, of niet. Het feit, dat wij bidden en iets vragen, betekent dus, dat wij eerder onszelf voor ogen stellen, wat wij precies verlangen en nodig hebben, dan dat wij dit uit het Goddelijke zonder meer wensen te verkrijgen. Dat is dwaasheid. Wanneer wij echter weten wat wij willen, dan zullen wij met de Goddelijke Kracht in staat zijn om dit door ons eigen werken in deze tot stand te brengen. Vraag: Tijdens de vorige lezing, haalde de spreker ter illustratie het voorbeeld aan van een zeer welvarende zakenman, die na zijn overgang, in de lagere sferen aan allerlei plagerijen blootgesteld was. Is er voor deze "verblinden" helemaal geen hulp aanwezig, in welke vorm dan ook? Antwoord: Hulp uit de lagere sferen, dit zou sarcastisch zijn. Het gaat hier om die man, die de 40 sigaren in zijn mond kreeg. Sarcastisch gezien zou iemand met 40 asbakjes aan kunnen komen dragen. Maar de enige hoop, die er werkelijk voor hem bestaat, is dat hij zich realiseert, dat hij zelf dergelijke dingen noch tegenover anderen mag uiten, noch van anderen mag verlangen, dat hij onbetekenend is en zich dient te onderwerpen aan de regels, die voor iedereen bestaan. Op dat ogenblik heeft hij dan zijn grootste fout, eigenwaan en zelfverheffing en daardoor verblinding, overwonnen en komt hij vanzelf in een toestand, waarbij men hem dus uit een lichtere sfeer kan benaderen en helpen. Als hij zover is gekomen, gebeurt dat wel. Vraag: Wat was de naam van die gelukkig stad en de plaats? En de jaartallen van opkomst en ondergang? Antwoord: Wacht even. Dat was met die eerste lezing? Dat weet ik op het ogenblik niet. Ik zal kijken, of ik het te weten kan komen. Vraag: Hoe luidde die stelling van die mannen in lange mantels? Antwoord: Daar weet ik helemaal niets van, hoor. Dat moet je me maar eerst eens duidelijk maken. Reactie: Hoe was die stelling van die mannen in zwarte jassen, die hun mening opdrongen aan anderen? Antwoord: Waarschijnlijk: wij zijn beter dan jij. Daar zou het wel op neerkomen. Precies weet ik op het ogenblik ook dat niet. Ik zal kijken, of ik degene, die dat gezegd heeft, te pakken kan krijgen, dan krijgt u antwoord, anders moet u maar wachten. Ik kan er ook niets aan doen. 11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Vraag: Bij het eerste onderwerp werd als voorbeeld genoemd Karel de Grote,"in wiens rijk de zon niet onder ging". Moet dit niet Karel de Vijfde zijn? Antwoord: Neen, dat was wel degelijk Karel de Grote. Karel de Grote, wiens rijk ging van de Vikingrijke macht, dat is Denemarken practisch, tot het zuiden van Frankrijk en een gedeelte van Spanje, uiteindelijk zelfs heel Spanje, en tot over Italië en Duitsland heen. Zijn uiterste grenzen waren, als ik mij niet vergis, aan de kant van het tegenwoordige Tsecho-Slowakije. Dat heette in die tijd dus een rijk, waarin de zon niet onderging. Het werd inderdaad over hem gezegd. Het was niet Karel de Vijfde. Zover als ik ook weet, had Karel V ook geen drie zonen. Karel de Grote wel. Antwoord: (op vorige vragen): Ja, die stad, die werd genoemd was Matusrad. Dus Mat-us-rad. En dat was ongeveer van 2100 v. Chr. tot 1176 v. Chr. Misschien kunt u het nazoeken, misschien is er iets over bekend. U kunt nooit weten. Over die mantel-beweging (daar) heb ik nog niets van gevonden, nog niets van gehoord, dus ga ik voorlopig maar weer verder. Vraag: Is het mogelijk dat er afwijkingen of negatieve werkingen in het bloed aanwezig zijn, terwijl de arts dit bij onderzoek niet kan constateren? Antwoord: Dat ligt aan het onderzoek, dat de arts doet natuurlijk. Aangenomen, dat iemand met alle bekende middelen wordt onderzocht, is deze mogelijkheid zeer klein. Maar aangenornen, dat wij met iemand te maken hebben, die niet alle hormoonwerkingen nagaat en het samenspel van de interne secreties. Evenals de mogelijkheden van gebrekkige voeding en alle daardoor ontstaande gebreken en vergiftigingsverschijnselen plus het bloed zelf onderzoekt, iemand, die zich dus bv. bepaalt tot één eenvoudige bloedbezinkings proef, kan dat niet vast stellen. Vraag: Is het waar, dat een atoomwolk zijn radioactiviteit in 2 à 3 uren verliest? Is het overdrijven van zo een wolk gevaarlijk voor het land? Dit in verband met het gebeurde in Australië. Antwoord: Het is wel erg overdreven, wanneer je zegt, dat de radioactiviteit in 2 à 3 uren verloren gaat. Op grond van wat ik daarover van verschillende experts aan onze kant heb vernomen meen ik, dat het het minimum ongeveer 100 uren is. Wij nemen dan aan, dat de gevormde wolk door de wind zo wordt verspreid, dat de in de deeltjes bestaande activiteit voor het gehele bestreken oppervlak praktisch tet 0 terug loopt. Blijft de wolk geheel tesamen, dan zal de radioactiviteit gedurende 5 à 6 jaren kunnen blijven bestaan. Wanneer een dergelijke radioactieve regen op het land neerkomt of de radioactieve wolk laag overdrijft, bv. bij mist op het land, kan worden aangenomen, dat, indien deze regen langer dan tien minuten bij matige val aanhoudt, of een wolk meer dan een uur de aarde beroert, dan bestaat mogelijkheid, dat mutaties hierdoor ontstaan bij planten en lagere dieren. Wanneer een radioactieve regen radioactieve zouten en deeltjes neerslaat, kan worden aangenomen, dat binnen 24 uur mogelijkheden voor weefselaantasting en genetische verandering ook voor hogere zoogdieren en mensen ontstaan. Indien de regen zo sterk is, dat de radioactiviteit boven normaal blijft gedurende minstens een week, kan gezegd worden, dat lichte aantastingen van organen plaats kan vinden, waarbij in de eerste plaats het ontstaan van kanker en leverziekten bevorderd zal worden. Ook kunnen er onder die omstandigheden besmettingen ontstaan, die eerst na ongeveer 10 jaren tot uiting zullen komen. Dit laatste betreft langzame ontbinding van cellen op bepaalde plaatsen binnen het lichaam. Denk er nu om niet pessimistisch worden! Het is nog niet zover. Ook daar is het nog niet zo erg. Vraag: Kunt u iets over erfelijke belasting zeggen? Antwoord: Moet ik het kort zeggen, of moet ik het volledig zeggen? Ach, wij zullen het allebei maar doen. Dus kort en krachtig. Erfelijke belasting... Teminste, daar gaat het toch over, hè? Zoals u het zei, zou het ook erfrecht kunnen zijn. Dat kan ik natuurlijk veel eenvoudiger formuleren. Erfrecht houdt in, dat als iemand iets erft, de staat voor het grootste gedeelte meeërft. Erfelijke belasting is natuurlijk een andere kwestie. Alle eigenschappen, die zich latent, of door omstandigheden gevormd, in het lichaam van vader of moeder bevinden, worden via de chromosomen in zaad en eicel neergelegd. Bij het ontstaan van een nieuw lichaam zullen deze kwaliteiten dan ook invloed hebben op de vorming en eigenschappen van dat nieuwe lichaam. 12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Dat is vereenvoudigd de theorie. Dit geldt natuurlijk alleen op stoffelijk gebied. De geest kent geen erfelijkheid. Zij blijft steeds zichzelf. Reactie: Dat laatste was toch zeker de bedoeling van de vraagsteller? Antwoord: Dat kan. Dat zal wel. Maar laat mij nu eerst eens mijn gang gaan, want ik zou erfelijkheid nog nader uiteen zetten. Om korte dingen lang, pardon, om lange dingen kort te maken zal ik het u zeer eenvoudig gaan vertellen. De incarnerende geest zal over het algemeen een lichaam kiezen, waartoe die geest zich aangetrokken gevoelt, of ook wel, omdat de geest meent, dat het lichaam mogelijkheid biedt tot ervaringen, die voor de geest vanuit zijn geestelijk standpunt begerenswaardig schijnen. Ook wel, omdat zij aangetrokken wordt door de sfeer. Zij, kijk eens aan, nu zeg ik het ook al vrouwelijk. Hindert niet, beleefd is beleefd. Dames gaan voor. De geest kan zich dus aangetrokken gevoelen door de sfeer die in en rond de ouders heerst. In alle gevallen heeft de geest, mits zij bewust genoeg is, de mogelijkheid stoffelijke kwaliteiten en tendenzen op aanvaardbaarheid te toetsen. Doet zij dit niet dan kan dit harerzijds een nalatigheid zijn, waar zij logischerwijze de gevolgen voor heeft te dragen. Is zij niet voldoende bewust, dan is dit het gevolg van de ontwikkeling die zij tot dusverre doormaakte en zullen de gevolgen van de incarnatie voor haar in verdere bewustwordingen een les betekenen, waardoor zij o.a. leert, de in sfeer en wezen optredende symptomen beter te duiden. Wanneer de geest een lichaam aanvaardt, dan wordt dit in de praktijk door haar reeds gekozen rond het ogenblik der bevruchting. Gedurende een periode daarna is zij met het wordende lichaam nog niet één en heeft zij dus nog de mogelijkheid, zo zij dit wenst, dit lichaam te verlaten. Eerst na enkele maanden wordt zij daarmede één. Vanaf dat ogenblik is zij beperkt in haar belevingsmogelijkheid en blijft zij gedurende de volgende periode onderdanig aan de eigenschappen, die werden vastgelegd in de 48 mannelijke en de 48 vrouwelijke chromosomen. Deze samenkomend en elkaars werkingen opheffende, dan wel versterkende, zullen zij de uiteindelijke kwaliteiten van het lichaam, zover hierbij stoffelijke invloeden optreden, dus verder bepalen. Andere bepalende invloeden, die ook wel onder erfelijkheid worden gerekend, doch dit in feite niet zijn, vloeien voort uit toestanden, optredende binnen het lichaam van de moeder gedurende de periode der zwangerschap en in het bijzonder gedurende de laatste maanden daarvan. In deze laatste tijd n.l. kunnen de zich in het lichaam van de vrouw bevindende stoffen, ingebrachte giften en prikkelstoffen, evenals psychische faktoren, op de vorming van het lichaam (van de foetus; Red.) en de eigenschappen daarvan, vaak aanmerkelijke invloed uitoefenen. De geest, die in een dergelijk lichaam leeft, voltooit hiermee echter voor zichzelf een bepaalde fase van bewustwording. Zij heeft dus nooit het recht aan de ouders iets te wijten. Omgekeerd zullen de ouders er zich van bewust moeten zijn, dat zij als erfelijke kwaliteiten en pseudo-erfelijke kwaliteiten, aan de kinderen slechts datgene mee kunnen geven, wat in henzelf sluimert, leeft of aanwezig is. Wanneer zij menen, dat een eigenschap niet in henzelf te erkennen is, kunnen zij wel aannemen, dat zij niet voldoende zelfkennis hebben. Ik meen, dat dit wel voldoende is. Vraag: Maar hoe zit het dan, die kinderen moeten dus in hun onderbewustzijn een overeenstemming hebben met het onderbewustzijn van de ouders? Antwoord: Wanneer u lid wordt van een muziekkorps, dan moet u enige interesse hebben voor muziek. Als u incarneert in een bepaald gezin, zijn de kwaliteiten van dat gezin, vooral de geestelijke en de karaktereigenschappen, de factoren die u bijzonder aantrekken. Het karakter wordt voor een groot gedeelte door stoffelijke factoren mede bepaald. Deze zijn dus al in het wordende lichaam aanwezig. Eigen streven, oorzaak van eigen keuze, versterkt deze. Zo komen wij dan tot de geestelijke overeenstemming, althans zover dit de onbewuste wereld betreft, tussen ouders en kind. Maar dit is zeker geen wet van Meden en Perzen. Want ook tegenstellingen kunnen hier soms aanwezig zijn: n.l. wanneer de waarden van het voorgeslacht door terugval t.o.v. het huidige geslacht een sterke karakterwijziging tot stand brengen. Dan is de geest nog wel gelijk, maar de stoffelijke impulsen, waardoor deze geest zich in de stof kan uiten, zijn anders geworden. Men zegt dan wel: hij, of zij, is precies het tegengestelde van vader of moeder. Vraag: Moet men dat erfelijk verkregen karakter dan zijn hele leven verder behouden? Antwoord: Niet altijd. Men moet er rekening mee houden dat een sterke geest in staat is het lichaam te dwingen zich aan de behoeften van die geest aan te passen. Maar een geest, die het lichaam voelt als haar werkelijkheid en hoofd-uitdrukkingsmiddel, zal zich daaraan onderdanig 13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
voelen en zal dus haar eigen wensen en uitdrukking in overeenstemming gaan brengen met wat het lichaam wenst. Een sterke geest daarentegen zal dus de stoffelijke karaktereigenschappen, die bepaalt worden door hormonen, enzymen, dus interne secreties, langzaam maar zeker aan zich aanpassen. Een zwakke geest wordt door het lichaam geleid in al haar uitingen. Vraag: Is het mogelijk, dat de wordende moeder geestelijk gedomineerd wordt door de incarnerende geest? Antwoord: Ja, het is mogelijk, maar niet erg waarschijnlijk. Je moet altijd maar onthouden, dat, wanneer dit gebeurt, de incarnerende geest qua geest en bewustzijn veel hoger moet staan dan de moeder. Dan eerst zou dit kunnen optreden. Iets anders is, dat de moeder gedurende gevorderde zwangerschap, meestal vanaf de vijfde à zesde maand, beïnvloed kan worden door het binnen haar reeds gevormde organisme, dat tezamen met de toestand van de zwangerschap bepaalde wijzigingen binnen haar lichaam betekent, die zich zullen weerspiegelen in haar karakter, haar verlangens, haar wereldaanvaarding, enz. Vraag: Kunt u iets vertellen over het Hadra? (Sufi-mantram: Red.) Antwoord: Neen, dat kan ik helaas niet. Het zit mij vandaag nogal tegen, want een antwoord op die vraag over mannen in lange jassen, heb ik ook steeds niet te pakken kunnen krijgen. Als verontschuldiging kan ik u slechts een definitie bieden van mijn eigen capaciteiten. Deze geldt trouwens voor de meeste geesten. Een geest weet, omdat een geest weten kan, wat een andere geest weet. Wanneer een geest weet, wat een andere geest weet, geeft zij het weten van die andere geest door middel van eigen weten en mogelijkheden door, opdat zij zo de geest van degenen, die haar toehoren, bereiken kan. Maar wanneer een geest niet in staat is een andere geest te bereiken, die geestelijk de waarden, die de geest verlangt, in zich draagt, maar in die andere geest niet ontdekken kan, dan kunnen wij dus zeggen, dat de geest die tracht weer te geven, wat in een andere geest leeft, dan niet in staat zal zijn weer te geven, wat in een andere geest leeft, zodat deze geest dan de geest, die toehoort niet zal kunnen vertellen, wat het antwoord is op de vraag, die zij in de geest, of in de stof, gesteld hebbende, gaarne door deze geest beantwoord zou zien. Ingewikkeld? Daarom heb ik het juist langzaam gezegd. Als jullie het nu nog niet snappen, kan ik er ook niets aan doen. Ik wilde daarmede zeggen, vrienden, wij kunnen wel veel, maar niet alles. Nu schijn ik dus vandaag minder dan veel gekund te hebben. Ik kan er niets aan doen. Een volgende keer dan misschien weer beter. U moet maar denken, de ene keer spreek ik zonder aarzelingen, zelfs reeds over de vierde dimensie, maar een andere keer loop ik tegen een hadra op en kom niet verder. Jullie moeten het dus maar nemen, zoals het komt. Nu, dan wens ik jullie na deze avond allemaal maar een goedenavond en een goede nachtrust.
HET SCHONE WOORD
Goedenavond vrienden, Wij zullen dan de bijeenkomst gaan besluiten met "Het schone Woord" uitgesproken aan de hand van een citaat. "Mij spreekt de blomme een tale, mij is het kruid beleefd, mij groet het altemale, dat God geschapen heeft". Waarbij dus Guido Gezelle tot leid-ster wordt van "Het schone Woord" van deze avond. God heeft Zijn Naam geschreven in het glinsterende zand. Hij is de Kracht gebleven, die met zegenende hand het leven aan de aarde heeft gegeven. Ik zie Gods Naam geschreven 14
© Orde der Verdraagzamen in een bloem, die wuift, en in een bij, die zoevend van bloem tot bloeme stuift. Ik zie Gods Naam geschreven in wolken, die zo langzaam gaan en in wat bomen, die wat stil in d' avondschemer staan. Mij spreekt het Al een tale, mij is het Al een woord, dat, door mijn stille ziele ten allen tijd gehoord.
Stem van Gene Zijde (III)
Want God is de Kern van 't leven en Kern van alle kracht en heeft Zijn wezen neergeschreven in al, tot aanzijn eens gebracht. Ik kijk in 't spiegelende water, of in 't geklater van een waterval. Ik kijk naar de diepe hemel, of naar 't groene stille dal. Kijk ik naar het sterrengewemel, of naar de stilte der woestijn, ten allen tijde zal Zijn Naam mij hierin steeds een teken zijn. Ik ben de wereld ingegaan en bleef een wijle stille staan bij 't nederige mos. Kijkend naar dat kussentje op d' aarde neergevleid zo los, met bloomkens klein als miniatuur, verpoosde ik een kort, kort uur en vroeg mij af: "Gij wereld, klein, wat heeft u kracht gegeven?" En ziet, het nederig mos sprak mij: "Mijn God gaf mij het leven". Ik staarde naar de woeste zee, die met haar wilde baren een wereld vormde vol geweld, vol ongekende gevaren. Ik heb aan die zee, zo woest, gevraagd: "Wat is het, wat in u leeft, wat in u jaagt?" En de zee, zij zweeg een wijle stil. Toen zei zij:"Ik ben, omdat God dat wil". Ik ben naar een kerk toen gegaan en bleef voor het altaar staan, - een heil'ge beeld zag op mij neer en stelde mijn vraag, ook nu eens weer: "Wat is hier, wat alles leeft, wat al gestalt' en vormen geeft?" En ook de kerk, zij sprak tot mij: "God, hier gevangen, buiten vrij ". Toen ben ik tot mijzelf gegaan 15
© Orde der Verdraagzamen en ging tot aan de zielepoort en sprak, wat aarzelend, ontdaan, het allerlaatste woord:
Stem van Gene Zijde (III)
"Wat is het, wat er in mij leeft? Wat in mij werd geschapen? Wat jaagt het bloed mij in 't hert tot het stijgt mij naar de slapen? Wat is het, wat mijn denken leidt? Wat is het, dat mij voort doet gaan en streven? Zeg mij, mijn ziel, wat is de kracht, waaruit ik nog mag leven?" Het herte sprak en de ziele sprak en het bloed, dat ruiste het voort en het was er één en machtig groot in mij lovende, één akkoord. "Gij zijt het leven, geboren uit God. Het is God, Die door u leeft. Het is God, Die uw ogen het licht en het hart de vreugde des levens geeft. Het is God, Die met u lijdt in uw smart en met u gaat al uw weg. Zo luister, gij mens, naar wat ik u zei, en hier in de stilte u zeg: "God is het Leven en God is de Kracht. Niets zal zonder Hem ooit bestaan. Zie naar wat leeft, naar wat streeft, naar wat bestaat en gij kunt tot uw God daarin gaan". Toen sprak mij de bloem een tale. En de wind, zij sprak mij een woord. Mijn hart, dat jubelde een dankkreet en de vogelen droegen het voort. "Ik dank U, Gij, Heer der Hemel, Gij, Heer der natuur, van mijn hart Dat Gij mij leven hebt gegeven met vreugde en met smart. Ik dank U, dat ik mag sterven en in U verder gaan. Want wonder zijn Uw wegen en wonder is 't bestaan". Uit de stilte kwam een zegen, terwijl mijn wezen stille zweeg. De natuur verstilde. "Gij zijt, omdat Ik het wil, en u geschapen heb. En ziet, ik draag u in Mijn hart en hul u in uw Licht. Mijn Licht ook in u, 16
© Orde der Verdraagzamen opdat vervullend uwe plicht, gij in moogt gaan tot in Mijn hart, bewust van Mijn bestaan. Dat is het begin der werkelijkheid En 't einde van uw waan".
Stem van Gene Zijde (III)
Daarmede, vrienden, heb ik misschien gefaald in schoonheid, zoals een Gezelle die bracht, maar toch uitgedrukt, wat in ons aller hart kan leven, wanneer u de regelen, die hij, Gezelle, geschreven heeft, een ogenblik beschouwt. Hiermede nemen wij afscheid. Ik dank u voor uw aandacht en wens u een goedenavond en een gezegende huisgang.
17
Geheimen van het oude Egypte
Datum:
24-09-1965
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1965-1966
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- Geheimen van het oude Egypte
- Het begrip waarheid
Het oude Egypte
Datum:
25-05-1979
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1978-1979
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- Het oude Egypte
- Kort maar krachtig
- Alice Baily
- waarheden in dichtvorm
- meditatie
- reuma en artrose
Oude beschavingen
Datum:
28-07-1961
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1960-1961
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- Oude beschavingen
- Esoterie: De persoonlijke inwijding
Tibet
Datum:
02-12-1960
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1960-1961
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
2 december 1960 Goedenavond, vrienden.
TIBET
Allereerst wijs ik u erop, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. De volgende week zal na de pauze gelegenheid worden gegeven tot algemene vraagstelling. Tevens herinner ik u aan de Steravond op 16 december. Mijn onderwerp voor heden is: TIBET Wanneer wij in kringen als deze "Tibet" noemen, zo denkt men onmiddellijk aan alle kloosters, de magiërs, de Panchen-Lama's én de Dalai Lama in zijn grote paleis. Kort gezegd: men denkt aan een land, dat geheel in de greep van de magie is, waarbij de bevolking een betrekkelijk laag peil van leven en denken bezit. Indien u nadenkt, zult u begrijpen, dat hierin de laatste tijden heel wat verandering is gekomen. Eens was Tibet een uithoek van de wereld. Op de door voortdurende winden afgejaagde hoogvlakte was weinig te beleven. In de dalen liggen de kleine dorpen, terwijl wij zo hier en daar kloosters vinden en zelfs kloostersteden. Onder deze kloosters waren er meerdere, die een schuilplaats boden aan ingewijden en mensen met bijzondere paranormale vermogens. Ongeveer in 1890 begon er in Tibet een uittocht. Reeds in die dagen trok veel van de werkelijk belangrijke geestelijke waarde van Tibet naar een andere plaats. Na deze periode zijn er Europeanen in Tibet geweest, die daar zochten naar geestelijke waarheid en inhoud, en vol bewondering hebben dezen uitgeroepen: "In dit land kan men toch wel de werkelijke geestelijke beschaving vinden." Sommigen onder hen zijn monnik of tovenaar geworden, maar feitelijk hebben dezen de volle geestelijke bloei in Tibet niet meer mee gemaakt. In deze dagen, nu China wegen heeft gelegd over de bergpassen en overal rode troepen strijden tegen de laatste restanten van de vrijheidslievende Tibetanen, is er geen sprake meer van de geborgenheid en rust, die Tibet eens geestelijk kenmerkte. Toen China binnentrok in dit land, hebben velen zich afgevraagd: "Waarom hebben de grote magiërs, die Tibet toch in zo uitreikende mate bezit, dit alles niet weten te voorkomen". Anderen zullen zich afgevraagd hebben, hoe het mogelijk was, dat deze schuilplaats van 's werelds oudste wijsheid zonder meer werd prijsgegeven. Want het verzet van de magiërs bracht wel enige vertraging, maar had op het uiteindelijke resultaat geen invloed. Ik dacht, dat u hierover wel eens iets meer zou willen horen. Dan dienen wij allereerst heel ver in het verleden terug te gaan, naar de tijd van bijna 12.000 v. Chr. In die tijd was er nog steeds sprake van een grote trek naar het oosten. Deze tochten naar het oosten blijven duizenden jaren aanhouden en worden eigenlijk pas afgesloten met de nederlaag van Alexander de Griek, die men ook wel "de Grote" noemt. In de tijd waarover wij spreken, trokken vele mensen die naar veiligheid zochten naar het oosten. Zij kwamen langs Indië. Dit gebied was al redelijk beschaafd, terwijl in de Gobi nog sprake was van enkele restanten van beschaving, ofschoon de kernbeschaving daar al gedeeltelijk teloor was gegaan. In deze gebieden heerste vaak strijd en bleek de begeerde veiligheid niet altijd te vinden. Vandaar dat de wijzen verder trokken naar een gebied achter de Karakorum. Deze hoogvlakte werd zozeer door de stormwind geteisterd, was zo arm aan water en voeding, dat niemand daarvoor veel interesse had. Dit land zou later Tibet worden genoemd. De wijzen, die hierheen trokken, vestigden zich niet - zoals men misschien zou menen - als priesters en monniken. Zij begonnen zich te vestigen als een soort tovenaars en waren tevens in zekere zin missionarissen. Met hun magische kunsten brachten zij het volk, eerbied en begrip voor de natuur bij. Zij brachten genezing aan zieken en kregen al snel het gezag in handen. Deze tovenarij bestaat op het ogenblik nog in Tibet. De Tibetaanse tovenaars worden door de bevolking zeer gevreesd, ook vereerd. Zelfs de soldaten van Rood-China zijn erg voorzichtig, wanneer zij met een tovenaar te maken krijgen: Je weet immers nooit, wat die kerels uit gaan spoken?
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Uit de tovenaarsgemeenschappen ontstond een school. De opvoeding daarin ging in drie richtingen. De eerste groep hield zich alleen met de zuivere tovenarij bezig, leerde een soort lezen en schrijven, gaf kennis van natuur- en geneesmiddelen. Hieruit groeiden later de tovenaars van Tibet, die een geheel afzonderlijke kaste vormen en vaak afgodenvereerders zijn. De tweede was meer esoterisch geaard. Men hield zich bezig met overleveringen en oude geestelijke wijsheid. Ook hier leerde men een vorm van schrift hanteren. Het geestelijke peil was ongeveer gelijk aan dat van de Brahmanen in latere dagen. Deze groep zou later deel uit gaan maken van de boeddhistische leer, toen deze eenmaal in Tibet vaste voet kreeg. Deze groep hield in latere dagen zich ook bezig met het verzamelen en schrijven van leringen en boekwerken. Men hield zich bovendien vaak bezig met het kopiëren van bestaande geschriften en beelden, debatten over esoterische en godsdienstige stellingen. Later vormden zich een drietal kleinere groepen - tot voor kort in een drietal kloosters nog weerkaatst - die zich met de magie bezig hielden. Daarbij werd van een geheel andere basis uitgegaan als door de eerste groep, die in hoofdzaak uit natuurmagiërs bestond. De derde en voor ons belangrijkste groep was die van de kluizenaars. Hun methode van leven en werken was betrekkelijk eenvoudig. Men stichtte ergens een klooster, dat, ingeval van nood, slecht weer e.d., beschutting kon bieden aan allen, die tot de gemeenschap behoorden. Elk van de kloosterlingen had een eigen kluis, geheel eenzaam gelegen, die moest worden gebouwd binnen het bereik van een bel, gong, of horen, die zich in het klooster bevond, zodat de kloosterlingen te allen tijde tot het klooster konden worden teruggeroepen. Elk van de kluizenaars had een bepaalde tijd kloosterdienst, waarbij hij naast meer stoffelijke taken, ook enig onderricht gaf aan zijn medebroeders en eigen ervaringen voor het nageslacht trachtte vast te leggen. Het grootste gedeelte van de tijd werkte men in eenzaamheid aan de volmaking van eigen innerlijk wezen. Deze laatste groep werd op den duur versterkt door geleerden van de tweede groep. Daardoor ontstonden beroemde kloosters als het klooster van de Zeven Blinden, het Klooster der Winden, het Klooster der 1000 demonen. Degenen, die in dergelijke beroemde kloosters leven, zijn weliswaar nog steeds zoekers naar volmaaktheid, maar zij bestemmen minder tijd in algehele afzondering en worden geletterden, studenten, verzamelaars van geschriften, kenners van de oudheid. Toch blijven zij ook in hun gemeenschappen steeds kluizenaars. De inwoners van deze kloosters zijn merendeels geleerden en mensen van grote geestelijke bereikingen. Onder hen zijn wel in de eerste plaats de ingewijden te zoeken. Alles, wat u in deze dagen hoort over de wonderen van Tibet zou uiteindelijk aan deze groep toegeschreven moeten worden. Andere zogenaamde wonderen, als de loop van de gelumpa's, de windlopers, die zo snel heten te gaan, dat zelfs geen grasspriet onder hun schreden zich buigt, de zogenaamde zwevende monniken en de geestenbezweerders hebben in de werkelijke wonderen van Tibet over het algemeen alleen een klein en door de meer bewusten getolereerd, aandeel. Juist de grote wijzen en ingewijden traden steeds minder op de voorgrond. Zij gingen hun eigen wegen. Daardoor ontstond een soort Tibetaanse ondergrondse. Achter het masker van gewone kloosters verborg zich dan ook al snel een reeks van geheime gemeenschappen. Dezen vormden een soort bond, die over een zeer uitgebreide en diepgaande kennis omtrent het weten en werken van de oudheid beschikte, terwijl men ook zeer oude geschriften, of kopieën daarvan, had weten te bewaren. Verder had men, door de overleveringen, kennis, waar de geheime schatten in bepaalde ruïnes zich bevonden en kende men de geheime bibliotheken, die vele historisch en magisch belangrijke werken voor de buitenwereld verborgen hielden. Door studies, die vele eeuwen in beslag namen, had men daaruit het beste en meest waardevolle weten te puren. Deze ondergrondse organisatie werd geregeerd door de vertegenwoordiger van de zonnelogos of het Licht, die later ook wel met de Heer der Wereld uit de Tibetaanse legende vergeleken werd. Rond hem stond de Raad der 24 Ouden. De deelnemers aan deze groep pleegden in zeer verschillende delen van het land te vertoeven en kwamen maar zelden in de stof samen. Zij beschikten over vele mogelijkheden, o.m. de telepathie en wisten verder uit de Tibetaanse ruiters een zeer bijzonder en doelmatig estafettesysteem te ontwikkelen. Dit wordt in deze dagen ten dele nog gebruikt, maar dan ten dienste van het verzet tegen China. Om de ware verhoudingen te begrijpen moet men weten, dat dit z.g. ondergrondse geestelijke rijk niet gebaseerd was op Tibet, of de bewoners van Tibet. Ofschoon in de meeste kloosters het merendeel van de inwoners uit Tibetanen en Aziaten bestaat, blijkt, dat de deelhebbers aan dit
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
ondergrondse rijk uit de meest verschillende nationaliteiten werd opgebouwd. Als voorbeeld neem ik het jaar 1860. Toen bevonden zich in de verschillende kloosters, als deelgenoten van dit geestelijk werk, 50 Engelsen, 70 Russen, vele Chinezen, enkele Nederlanders, Fransen etc. Ook Portugezen, treffen wij in de kloosters aan, sommigen al rond 1600 n. Chr. Het doel, dat men zich in deze gemeenschap had gesteld, was: het lot van de wereld voorzien, de geestelijke werkingen van onvermijdelijke gebeurtenissen te wijzigen en de bewustwording van de mensheid als geheel te bevorderen. Het is logisch, dat een groep als deze zeer snel contact zal krijgen met hogere geestelijke krachten, die ongeveer hetzelfde op zich hebben genomen. Rond 3000 v. Chr. ontstaat een algeheel samenvloeien van de Witte Broederschap met dit geestelijke ondergrondse rijk. Dit is op zich reeds een interessante en historische ontwikkeling. Het verhaal gaat verder. China wordt steeds machtiger. Vanuit China dringen beschaving en handel steeds verder in het Tibetaanse land door. Er ontstaat een eigen cultuur. De bouw van Lhasa begint eerst rond 200 v. Chr. In zijn huidige vorm stamt de stad uit ongeveer 1500 n. Chr. De Potala bestaat uit zeer verschillende bouwgedeelten, waarvan de eersten dateren uit rond 500 n. Chr., terwijl de laatste belangrijke delen werden gebouwd rond 1860 - 1870. Ongeacht het geheel eigen karakter van het land is dan ook de cultuurgeschiedenis van dit volk nogal verward. Vooral, wanneer langs de karavaanwegen steeds meer uit het Westen stammende handelswaren het land binnen stromen, verandert er zeer veel. Toch zal het volk nooit geheel eigen denken en eigen gebruiken verloochenen. Rond 1930 ontstaan daardoor situaties, die voor de westerling gewoon bespottelijk zijn: Tegen een ruime vergoeding kan men dan bv. in Lhasa via de telefoon zonden biechten aan de Dalai Lama zelf een kwijting van schuld verkrijgen. Ik zou vele soortgelijke verhalen kunnen vertellen. De politieke structuur wordt voor een zeer groot deel bepaald door de machtspolitiek van China. Daardoor komt bv. kort na Christus' geboorte de splitsing tussen geestelijke en stoffelijke macht tot stand. Deze splitsing is later de aanleiding tot een machtsstrijd, waarbij niet alleen de geestelijke en stoffelijke gezaghebbers van het land betrokken raken, maar ook twee soorten kloosters zich tegen elkaar wenden. Wanneer wij bij een verdere ontwikkeling van het boeddhisme te maken krijgen met de gele en rode monniken, is de verwarring compleet. Het zal u duidelijk zijn, dat grote geestelijke krachten bij een dergelijke verwarring niet zo gemakkelijk tot uiting kunnen komen. Wanneer nog steeds magische krachten beschermend optreden en Tibet een lange tijd tot een onaantastbare vesting maken, zo is dit in de eerste plaats wel te danken aan het ingrijpen van de ondergedoken ingewijden. Officieel treden dezen overigens nooit op de voorgrond, ofschoon zij een tweetal machtige vertegenwoordigers afvaardigden naar de raad, die mede het land regeren in de vorm van 2 kloosteroversten. Zelfs deze vertegenwoordigers zijn alleen bekend als de meesters van zeer belangrijke kloostergebieden, maar worden alleen door ingewijden erkend als de spreekbuis van een zeer belangrijke geestelijke orde. Waar de ingewijden zich steeds meer terug trekken, gaan de eigenlijke bewoners van Tibet zich steeds meer op de grijze en zwarte magie toeleggen. De doodsmagie wordt bv. door een noordelijk klooster ontwikkeld, maar gaat vandaar zeer snel over in de handen van de eenvoudige tovenaars, die, als resten van het eerste missiewerk in dit gebied, ruim 12.000 jaar geleden zijn overgebleven. Naarmate deze magie toeneemt onder het volk, zien wij de Lichtende krachten zich steeds meer in het zuiden van het land concentreren. Men kan ook stellen, dat reeds ongeveer 1750 n. Chr. de Lichtende krachten en de belangrijke kloosters van het ondergrondse rijk zich hoofdzakelijk in het zuiden, bij voorkeur in de omgeving van de zuidelijke bergpassen, bevinden. Wanneer de verwarring toeneemt en het jaar 1900 nader komt, blijkt een groot deel van de witte gemeenschappen te verdwijnen. In de kloosters blijven enkele kleine groepen monniken als een symbolische bezetting over. Rond 1923 trekken kort achtereen langs de bergpassen o.m. 97 karavanen weg, die hoofdzakelijk boekwerken, zowel op hout, papier als perkament vervoeren. Deze transporten verdwijnen langs minder bekende wegen naar de kleinere bergstaten en Afghanistan. Niemand weet, wat hun uiteindelijk doel was. Ook tempels, die al een lange tijd voor aanbidding door gewone mensen gesloten waren, werden rond deze tijd weer opengesteld. Bepaalde bergtempels, in de levende rots zelf uitgehouwen, waren tot rond 1900 nog volkomen geheim. Kort daarna horen wij van pelgrims, die daar bepaalde heiligdommen en relieken gaan vereren. Klaarblijkelijk is ook hier veel verwijderd en zal het belangrijkste uit deze tempels eveneens langs onbekende paden naar een nieuwe bestemming zijn vervoerd.
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
In zekere zin weerspiegelt hetgeen ik over Tibet heb gezegd het wereldgebeuren. Naarmate de grote conflicten in de wereld nader komen, horen wij vanuit Tibet waarschuwende stemmen. Vooral de voorspellingen vanuit het Klooster van de Blinden en het Klooster der Wijzen verkrijgen zelfs in Europa enige bekendheid. Voorbeeld: In 1906 wordt gewaarschuwd, dat de strijd, die dan uitgevochten wordt, slechts een voorbode is van een grote oorlog, die de mensheid in verwarring zal brengen en voor velen hongersnood en dood met zich zal voeren. Opmerkelijk is ook een reeks profetieën, die in 1926 begint en tot 1940 voortgaat. Degene, die deze profetieën achteraf zou nalezen, vindt hierin reeds aangeduid, dat er een tweede wereldoorlog komt, terwijl Amerika als overwinnaar in de oorlog wordt aangeduid. In de dagen, dat deze voorspellingen worden gegeven, heeft niemand dit zo begrepen. Dit is m.i. ook aan de vaagheden in de voorspellingen te wijten. Wat echter insiders reeds lang opvalt, is het feit, dat bepaalde groepen mensen, bepaalde geestelijke invloeden en orakels onopvallend, maar steeds sneller, verdwijnen. Zij schijnen zich in de lucht op te lossen. Tussen 1920 en 1950 valt bv. op, dat bepaalde, zeer beroemde kloosters bijna leeg staan, ofschoon men voortdurend neofieten aanneemt. De scholing vindt in deze kloosters normaal voortgang, het aantal leerlingen is steeds groot. Het aantal monniken neemt af, terwijl het aantal leerlingen, dat men opneemt, groter wordt. Dit is een tegenstrijdigheid, die men zelfs dan alleen maar weet te verklaren door aan te nemen, dat monniken, zodra zij een bepaalde graad hebben, wegtrekken naar andere kloosters, of centra van geestelijk leven. Er zijn bepaalde elementen in dit verhaal, die de geschiedenis van Tibet voor ons buitengewoon interessant maken. In de eerste plaats omvat het geestelijk werk in Tibet tenminste 3 sterrenbeelden, drie tekens van de dierenriem. Gedurende twee geestelijk negatieve en één geestelijk positieve periode blijft Tibet het belangrijke geestelijke centrum op aarde. Zodra de periode van de Vissen afloopt, blijkt de geestelijke kracht van Tibet te veranderen. Naarmate Aquarius dichterbij komt, verdwijnt steeds meer de werkelijke invloed en kracht van Tibet. Wat blijft, is een reeks van legenden en sensationele verhalen, plus veel folklore. Eens was Tibet bijna onbekend en werd alles, wat daar geschiedde, als normaal beschouwd. Nu lezen wij overal verheerlijkingen van Tibet, waarbij men de onaangename verschijnselen, die de laatste jaren voor elke waarnemer toch duidelijk kenbaar waren, liever maar vergeten worden. Dit alles moet een reden hebben. Volgens mij blijkt hieruit, dat Tibet als pool van de wereld, zijn betekenis verloren heeft en wel tussen 1900 en 1950. Indien wij stellen, dat Tibet een geestelijke pool is geweest, zo moet er ook een tegenpool zijn geweest, want polen treden altijd in paren op. Na enig zoeken vinden wij, dat Engeland zeer waarschijnlijk de tegenpool van Tibet is geweest. Engeland was bijna voortdurend een centrum van voorname stoffelijke en geestelijke activiteiten. Voorbeeld: Engeland is in bekende tijden voor Rome zeer belangrijk geweest. Het was belangrijk in de geschiedenis van de Noorse volkeren, de Vikings bv. Daarnaast blijkt Engeland de vesting van de Kelten en Druïden te zijn geweest. Zoals Tibet echter voor de buitenwereld betrekkelijk onbelangrijk lijkt en vooral in zich besloten blijft, zo geldt dit evenzeer voor Engeland, dat zich eveneens steeds met goed gevolg isoleert. Indien de geestelijke pool in Tibet verdwijnt, zal ook de betekenis van Engeland veranderen. Gezien de huidige ontwikkelingen in politiek en economie is het wel duidelijk, dat Engeland zijn positie van exclusief land, van "lonely splendor", zijn isolement, steeds meer prijs zal moeten geven. Het wordt steeds sterker in de gemeenschap van de westelijke wereld opgenomen en gaat ook zichzelf steeds meer aan de verhoudingen elders aanpassen. Iets, wat zeker voordien niet altijd het geval was. Het is dan ook belangrijk, zowel voor de wereld als de geestelijke ontwikkelingen daarop, de nieuwe brandpunten te vinden. Na onderzoek blijkt, dat op het ogenblik het grootste brandpunt van geestelijke krachten in het noorden van Zuid Amerika is gelegen. Nog is geen centrum van even grote kracht als in Tibet was gevormd, maar de intensiteit van geestelijke werkingen en mogelijkheden neemt steeds toe, zodat dit punt van intensiteit zeker binnen niet al te lange tijd bereikt kan worden. Indien wij nu de tegenpool zoeken, zo blijkt ons, dat deze in geen geval in China kan liggen, maar mogelijkerwijze in Afrika - rond de Middellandse Zee - ofwel in Rusland denkbaar is. Onderzoek bevestigt, dat een werken van Afrika als tegenpool waarschijnlijk is. Conclusie: de stoffelijke nacht en hoofdinvloeden zijn in andere handen gelegd, terwijl de geestelijke invloeden vanuit een ander continent en daarom mogelijk met een andere inhoud gaan werken. Europa, dat in het verleden tussen deze polen als belangrijkste gebied was gelegen, vormt klaarblijkelijk ook in
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
de nieuwe tijd een soort bufferzone, die slechts weinig minder intens en belangrijk door beide polen wordt beïnvloed, dan in de afgelopen periode. Ook hieruit wil ik enige conclusies trekken. Ik kan deze niet geheel verantwoorden aan de hand van hetgeen ik tot nu toe gezegd heb, maar wil ze u desondanks voorleggen: Het blijkt ons, dat in de periode van grote geestelijke invloed uit Tibet en wereldlijke machtsinvloeden vanuit Engeland de grootste geestelijke ontwikkeling met gelijktijdige stoffelijke ontwikkelingen plaats vond in Europa. Europa bracht in verhouding het grootste aantal geniale mensen voort, terwijl vele van deze genieën in staat bleken materie en filosofie, handelen en denken, met elkaar te verbinden. Verder blijken in Europa genootschappen te bloeien, die in staat zijn het westerse materialisme en de oosterse gedachtensfeer op opvallende wijze te verenigen, waaruit een nieuw soort esoterie voortkomt. De onderzoeker meent eerst alleen met oude wijsheden te doen te hebben, maar ontdekt dan alras dat vele nieuwe en belangrijke waarden aan de oude leerstellingen zijn toegevoegd. Ook de belangrijke geestelijke veranderingen blijken zich in deze tijd in Europa afgespeeld te hebben. Vanuit het noorden en het zuiden ontwikkelen zich godendiensten, die een belangrijke aanvulling betekenen van de heersende natuurverering zonder meer. Daarna blijkt ook het christendom, ofschoon elders geboren, in Europa tot bloei te komen en zijn werkelijke betekenis voor de wereld te verwerven. Eerst vanuit Europa wordt het christendom verder over de wereld verbreid. Ook de priesterlijke waardigheid van de mens blijkt, ondanks alles, in Europa het gemakkelijkst en volledigst tot uiting te komen. M.i. was Europa dan ook in het verleden een brandpunt van geestelijke en materiële machten, die elkaar bestreden. Vergelijkend lag Europa op de equator van de geestelijke wereld, waardoor stoffelijke en geestelijke invloeden een zo gunstig mogelijk klimaat vonden en tot een zo evenwichtig mogelijke ontwikkeling konden komen. Gezien de plaatsing van de huidige centra acht ik de mogelijkheid groot, dat Europa ook in de komende periode dergelijke invloeden zal ondergaan. Ik verwacht in de komende tijd een overheersing van een niet uit Europa stammend en waarschijnlijk ook niet kaukasisch of blank volk. Gelijktijdig verwacht ik een overbrengende culturele en religieuze overheersing vanuit het blanke ras en Europa. Uit mijn betoog blijkt, dat de oude wetenschappen, die men met zoveel moeiten heeft vergaard en bewaard, niet aan de massa werden gegeven. Het totaal van deze gegevens werd slechts aan zo weinigen ter beschikking gesteld, dat niet meer dan 10 of 12 personen op aarde in staat waren zich een oordeel te vormen omtrent het gehele verloop van de geestelijke krachten op aarde en niet meer dan 30 mensen zich een oordeel konden vormen omtrent de geschiedenis van de wereld. Wel blijkt, dat voor bepaalde openbaringen en godsdiensten uit deze geschriften geput zal zijn. Wij vinden daarin gelijke stellingen en waarden als ook in de boeken en geschriften vermeld zijn. M.i. mogen deze oude wijsheid en deze oude geschriften dan ook niet worden gezien als een actieve factor in de ontwikkeling van de wereld, doch moet dit eerder worden beschouwd als een soort archief, waaruit men ten hoogste een reeds getrokken conclusie zal kunnen bevestigen. Op de vorming van de wereld zal dit alles geen bepalende invloed hebben. Ik meen verder te mogen stellen, dat, alles, wat in deze tijd zal worden bereikt, zowel technisch als godsdienstig en esoterisch, zal worden vastgelegd in soortgelijke, langzaam geheim wordende boekerijen, zonder dat dit op de feitelijke ontwikkelingen in de wereld ook maar enige invloed heeft. De verandering van geestelijk en materieel klimaat voor een groot deel van de wereld zal inhouden, dat alle groepen, die op dit ogenblik rustend of stabiel waren, in toenemende mate actief gaan worden. In Europa, waar de wijziging van invloeden niet zo groot is, zal deze activiteit aanmerkelijk minder zijn. Ongeacht de overheersing door andere volkeren en rassen zal Europa voor komende geslachten zijn taak als bakermat van de hedendaagse beschaving kunnen handhaven. Daar Europa het gemakkelijkst in staat zal zijn andere groepen en rassen te benaderen en te begrijpen, zullen de gezondenen voor deze nieuwe tijd in toenemende mate uit Europa voortkomen. Hun werk zal geen missie zijn in de gebruikelijke zin van het woord, daar zij als technici en magiërs meer zullen werken in de opbouw van cultuur en beschaving van de nu nog primitieve of evenwichtige volkeren, zonder het eigen karakter van deze volkeren aan te tasten.
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Wij hebben getracht enige conclusies te verbinden aan deze verschuiving van geestelijke pool. Wat zal in de komende tijd het lot van Tibet zelf worden? Als pool was het in zich rustig; waar een pool zich eenmaal gevormd heeft, treden weinig werkelijke veranderingen op. Vergeet niet, dat wij de grootste rustpunten in de wereld steeds zullen vinden rond de geestelijke en stoffelijke pool en de daartussen liggende equator. In alle andere gebieden is er sprake van een niet evenwichtig zijn van krachten, waardoor daar grote activiteiten te verwachten zijn. Wanneer deze rust wegvloeit, zal Tibet steeds sterker deel uit gaan maken van de moderne wereld en deel uitmaken van de moderne wereldpolitiek. Vanuit zichzelf zal het moeilijk een plaats in de wereld kunnen innemen; het is een religieuze staat, die zijn achtergrond verloren heeft. Door zijn ligging, zijn hoogte en zijn ontoegankelijkheid wordt het een ideaal gebied voor het lanceren van ruimtevoertuigen, het aanleggen van raketbases en het doen van proeven, die men voor anderen geheim wil houden. Ik neem aan, dat de techniek in de komende tijd een steeds sterker stempel op Tibet zal zetten. Het deel van de bevolking, dat deze vernieuwingen niet kan aanvaarden, zal gedeporteerd worden, of opgaan in andere volkeren. De tovenaars, magiërs en priesters, die nu nog in dit land vertoeven, zullen ongetwijfeld trachten hun kunnen en hun kennis op de een of andere wijze te gelde te maken. Zij hebben hun bestaan immers op deze macht en de kennis gebaseerd. Het is aan te nemen, dat een dergelijke macht door de nieuwe gezaghebbers niet meer geduld zal worden. Maar de magie, die feitelijke resultaten weet te bereiken, zal zich ongetwijfeld aanbieden voor onderzoeken. Anderen zullen zich misschien tot een soort variéténummer verlagen, of een plaats zoeken in leger en staat. Zowel voor China als in mindere mate voor de grensstaten daarvan, en Japan, zal dit betekenen, dat het nu nog paranormaal genoemde door onderzoek gehanteerd zal kunnen worden en deel uit zal gaan maken van de militaire macht, of de regering van volkeren. Telepathie zal m.i. binnen niet al te lange tijd deel uitmaken van de verbindingsdiensten van de legers op aarde. Ook de training, die in de meeste gevallen streng geheim werd gehouden, zal voor een groot deel in handen van leken komen. Ik vermoed dan ook, dat de beroemde Tibetaanse training voor lang en snel lopen, zich lichter maken, concentratie, adembeheersingstechniek, gemeengoed zullen worden. Ik denk, dat dit voor Tibet een vreemde en belangrijke rol zal gaan spelen in de komende 6 à 7 jaren. In deze periode moet volgens mij de omstelling van de geestelijke polen zover voltooid zijn, dat reeksen van krachten worden gerealiseerd. Dit houdt tevens in, dat de voornoemde gegevens beschikbaar worden. In de eerste plaats zal men die waarschijnlijk in China aan kunnen treffen, met als gevolg de publicatie van verschillende gegevens als een oorspronkelijke ontdekking in Rusland. Rusland en het oostelijk (.......?) zouden hierdoor een enorme vooruitgang op het gebied der parapsychologie door kunnen maken. Aan de rest van de wereld zullen ook zeker de middelen verschaft worden - o.m. door een nu op veel hoger peil staande parapsychologische wetenschap - om zich hiertegen te verweren. Mijn eindconclusie voor vandaag luidt dan ook: de veranderingen, die Tibet in de loop der tijden heeft ondergaan, zijn praktisch ten einde. Tibet wordt nu eenmaal deel van de wereld als een normale staat. Al, wat hierin eens besloten was aan lichtende en demonische krachten, is herverdeeld over de wereld en zal zijn invloed vooral in de komende 40 à 50 jaren sterk merkbaar maken in alle nu beschaafde gebieden. Er mag mee worden gerekend, dat juist de magische aspecten van dit volk al in de komende 10 jaar over heel de wereld de aandacht zullen trekken, terwijl binnen 7 jaar een zeer duidelijke uitwerking van dit soort krachten reeds zal worden getoond. Zoals reeds gezegd, kan dit vooral worden verwacht op het gebied van militaire training, training van ruimtevaart en ruimtevaarders misschien ook, met daarnaast het scheppen van politieke eenheden en het scheppen van geheimbonden met ander dan een zuiver geestelijk doel in vele landen. Vraag: Kunt u iets meer zeggen over de wijze, waarop de geestelijke pool, die zich nu vormt, zich zal uiten? Antwoord: Het zal u duidelijk zijn, dat het vormen van een dergelijke geestelijke pool gepaard zal gaan met vele revolutionaire verschijnselen. Wanneer de aardpolen verschuiven, ontstaat er een ramp, een verschuiving van evenwicht, die overal tot uiting komt. Dit is evenzeer het geval, wanneer geestelijke polen zich verplaatsen. Volgens mij zou die pool zich nu al moeten uiten in een grote geestelijke instabiliteit rond de plaats, waarop de pool zich vormt. Mogelijkerwijze wordt dit aangevuld met natuurverschijnselen, die eveneens op een onevenwichtigheid duiden. Ook mag worden gerekend met het optreden van wonderen - meestal aangepast aan de heersende religie - een toenemend optreden van een geloof aan wonderdoctoren, eventueel een
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
verscherping van de tegenstellingen tussen magiër en priester. Dit zou vooral bij primitievere en emotioneel minder beheerste volkeren zeer sterk kunnen gaan spreken. Verder denk ik aan de omwentelingen als bv. op het platteland in Mexico en dergelijke staten. Hier zal in zeer korte tijd zeer veel veranderen. Voor de wereld als geheel meen ik, dat een duidelijke golf van begrippen en verschijnselen zich vanuit het oosten naar het westen zal gaan bewegen, om ongeveer in 1966 à 67 het poolgebied te bereiken, waarna deze verschijnselen en tendensen schijnbaar opeens verdwijnen. Door het bereiken van de geestelijke pool worden deze verschijnselen dan gestabiliseerd. Onder deze verschijnselen zouden te noemen zijn: massahysterie, echte en onechte wonderen, verwachting van wonderen, die niet vervuld wordt op bepaalde plaatsen en in massa verwacht wel te verstaan - en verder bepaalde politieke tegenstrijdigheden. Onrust, gebrek aan daadkracht bij leidende figuren, maar tevens opzienbarende ontdekkingen. Daarnaast politieke revolten en het optreden van plotselinge veranderingen in de sociale structuur, die een noodzaak tot onmiddellijke hervormingen inhouden. M.i. is deze golf op het ogenblik ongeveer tot Griekenland gekomen en zal zich vandaar met betrekkelijke grote snelheid naar Spanje bewegen. In Spanje verwacht ik einde 1962 omwentelingen, die waarschijnlijk kort daarop ook in Portugal uitbreken. Hierbij zal waarschijnlijk tevens sprake zijn van een verandering van religieuze inzichten. Voor Spanje is dit van grote betekenis, want daar is men sedert 1500 op dat terrein niet veel verder gekomen. Daarna meen ik, dat de kenbare verschijnselen een tijdlang af zullen nemen. Wij horen er minder van, omdat de invloedssfeer zich dan boven de oceaan bevindt. Terwijl Europa zich van deze veranderingen herstelt, zullen wij de werkingen van de tegenpool zien. Deze moet m.i. met zich brengen: een poging om tot absolute rendabiliteit van productie te geraken, wat als gevolg grote moeilijkheden veroorzaakt met kartels e.d. Een verstoring van het evenwicht op verschillende beurzen zou hiervan het gevolg zijn, evenals moeilijkheden en het onbetrouwbaar blijken van vele kleinere en enkele grote bankinstellingen. Verder zullen wij een reeks van nieuwe uitvindingen zien, die veelal eerst door kleinere landen, groepen, of maatschappijen gelanceerd zullen worden, om daarna - zij het na veel protest - door grote groepen, landen etc. te worden overgenomen. Omwentelingen op het gebied van landbouw en veeteelt. Dit alles komt uit de tegenpool voort, zodat m.i. deze golf allereerst - en waarschijnlijk reeds binnen enkele jaren - de USA zal beheersen. Voor het forum van de wereld zal het lijken, of de USA de eerste is, die het volle geweld van deze golf te dragen krijgt. De veranderingen in Eritrea en andere Afrikaanse staten valt immers, gezien de ogenblikkelijke situatie, daar minder op. Direct gevolg hiervan: reeksen van crisisverschijnselen, gevolgd door sterke sociale hervormingen. Dezen kunnen zeer wel een geheel nieuwe politieke structuur aan de USA geven. Canada wordt zijdelings beïnvloed. Verder zullen wij deze werkingen in het noorden van Europa zien, waarbij voor het westen de veranderingen in de Scandinavische staten een grote rol zullen gaan spelen. De invloeden trekken als golven om de wereld heen. Aangezien een schokgolf meestal niet alleen komt, meen ik, dat de door mij genoemde reeksen van ver- schijnselen vooraf zullen worden gegaan door 2 of 3 kleinere, minder belangrijke golven van gelijksoortige invloeden, terwijl de hoofdverschijnselen gevolgd zullen worden door in intensiteit afnemende reeksen van onregelmatigheden. Vraag: Is dit definitief? Antwoord: Ja, alleen zijn de verschijnselen niet zo plotseling als bij een kantelen van de aarde. De reeks verschijnselen strekt zich over vele jaren uit. Vandaar, dat dit voor de mensheid niet zo rampzalig is. Vraag: Hebben de drie godsdiensten iets met deze polen te maken? Antwoord: De godsdiensten zelf niet, wel de wijze, waarop de godsdiensten worden beleefd. Godsdiensten zijn niets anders dan een uitdrukking van het volksdenken, gericht op een zodanige wijze, dat dit geuit kan worden in de richting van Godserkennen en Godsbeleven, terwijl gelijktijdig een soort zekerheid uit het bovennatuurlijke kan worden geput. Dat daarnaast in de godsdiensten grote geestelijke waarden schuilgaan is niet zo belangrijk, als het lijkt. De kern, de werkelijke waarde, is in bijna alle godsdiensten gelijk. U zult uit het voorgaande begrijpen, dat een verandering van de geestelijke polen van de wereld gepaard kan gaan met een verandering van het godsdienstig beleven, zonder dat de uiterlijke vorm van de godsdienst daarbij mede verandert.
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Vraag: Mogen wij uit het positief noemen van getallen als 7 en 10 jaren de gevolgtrekking maken, dat wij niet zo pessimistisch hoeven te zijn over atoomontploffingen enz.? Antwoord: M.i. hoeft de mens hierover niet al te pessimistisch te denken, zolang hij denkt in de termen van menselijk ras en menselijke ontwikkeling. Wil hij gaan denken in termen van volkeren en bevolkingsgroepen, dan moet ik toegeven, dat de gevaren wat groter zijn. Wij menen echter, dat zelfs op het ogenblik de kans nog 50-50 is dat geen gebruik zal worden gemaakt van de grote atoomwaarden in een alles omvattende oorlog. Theoretisch bestaat het gevaar voor een ontvolking van bepaalde gebieden dus wel. Er zijn bij ons enkelen, die pessimistischer zijn dan ikzelf en degenen die mij daarover bijvallen. Ons inzicht is de erkende gevaarlijkheid van het atoomwapen en enkele rampen, die bij het gebruik van kleinere atoomwapens een explosie van experimenteel of commercieel geëxploiteerde atoomzuilen op zullen treden, zal als gevolg hebben, dat atoomkracht als hoofdwapen uitgeschakeld wordt. Op de wereld zal men beseffen, dat elk gebruik van atoomwapens, zelfs de tactische met een explosiefkracht van 500 tot 5 ton, te riskant is. Men zal de kleinere wapens niet in willen zetten, omdat men beseft, dat de tegenstander dan steeds grotere wapens zal willen gebruiken. Verder zal m.i. de komende omwenteling niet zozeer de nadruk leggen op de strijd tussen landen, of zelfs werelddelen en grootmachten, maar eerder zal worden bepaald door de opstandigheid van de bevolking binnen deze grootmachten, die niet zullen wensen een dergelijk oorlogsrisico op zich te nemen. Ons standpunt is verder: in de komende jaren zal er ongetwijfeld van vele omwentelingen - gewelddadige en stilzwijgende - sprake zijn. Dit zal zich niet beperken tot kleinere staten, of onderontwikkelde gebieden, maar eveneens optreden in grote staten en statenbonden en het Amerikaanse blok. Naar wij menen zal door deze omwentelingen voor een groot deel van de wereld een zodanige eenheid ontstaan, dat het op het ogenblik grootste gevaar - Azië - in toom zal worden gehouden. Azië en vooral China heeft zijn begrip van macht in hoofdzaak gebaseerd op het scheppen van een steeds sterker groeiend bevolkingsaantal. Door een falen van deze politiek bij een steeds geringer worden van de aanwas in de jongere generaties, zal men eerder een diplomatiek spel om de macht gaan spelen, waarbij geweld terzijde wordt gelaten en ideële waarden meer en meer op de voorgrond komen. Na 1970 zal daadwerkelijke machtsmisbruik van staten en volkeren dan ook steeds minder voorkomen. Kerndata voor grote spanningen liggen o.i. in de eerste helft van 1961, verder in het gehele jaar 1963 en een deel van 1969. Wij menen, dat deze jaren sterke veranderingen van de politieke en economische situatie in zullen houden. Het komende jaar is eigenlijk een aanloop en zou aanleiding kunnen geven tot een veranderen van de situatie rond Berlijn. Dit zou dan tevens een symbool zijn voor veranderingen in de verhouding tussen Rusland en de satellietstaten van het oostelijk blok. Daarnaast denken wij aan bepaald reformpogingen in de USA, die zullen voeren tot grote conflicten tussen werkgevers en werknemers. Wij menen, dat door dit conflict ook de sociale situatie daar zich zal wijzigen. Kleine oorlogen zijn in dit jaar niet uitgesloten. Het is zelfs mogelijk, dat een kleine staat als proefveld voor de grote mogendheden gaat dienen, maar wij menen, dat het toch niet werkelijk ernst wordt. 1963 is gevaarlijker, omdat hier - m.i. - sprake zal zijn van prestigekwesties van groot belang. Zodra prestige in het geding komt, zijn staten en staatslieden gevaarlijker dan ooit. Werkingen in de natuur en commerciële moeilijkheden zullen ook hier een werkelijk grote oorlog verhinderen. Wij verwachten dit jaar wel mobilisaties, maar geen werkelijke oorlog. Geen agressiviteit zozeer dus een op alles voorbereid zijn, eerder een verdedigende houding. 1967 zou een reeks van uitvindingen tonen, die een herverdeling van belangengebieden noodzakelijk maken. Dat is dan de laatste conflictmogelijkheid. Is deze periode eenmaal voorbij, dan zal er een periode van 3 à 400 jaren volgen, waarin vooral Europa tot hernieuwde opbouw komt, terwijl de productieve functies, die wij op het ogenblik in de z.g. beschaafde naties zien, naar landen als China en Indië zullen worden overgeheveld. Als geheel mag deze periode vreedzaam worden genoemd, zodat zij niet alleen een wereldvrede mogelijk maakt, maar ook van groot belang is voor de verdere geestelijke ontwikkeling van de mensheid. Wij zijn inderdaad nogal optimistisch. Wij zeggen wel niet, dat de operatie zonder pijn zal verlopen, maar menen, dat, wanneer dit alles achter de rug is, men zal kunnen zeggen: de operatie, die de nieuwe tijd aan de wereld heeft verricht, is geslaagd. De patiënt is niet gesuccombeerd en gevoelt zich redelijk wel. Vraag: Is dit onvermijdelijk, of kunnen wij, mensen, hieraan iets doen?
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Antwoord: Hetgeen ik gezegd heb, is in grote lijnen volgens mij praktisch onvermijdelijk. Alle door mij genoemde situaties zullen dan ook met zekerheid optreden. Het is niet met algehele zekerheid te zeggen, hoe de mensen hierop zullen reageren. In de praktijk zal men kunnen stellen, dat de mens een zeer grote invloed uit kan oefenen op het verloop van deze dingen in zijn eigen omgeving. De manier, waarop uzelf en uw medemensen zullen reageren op deze spanningen zal ongetwijfeld een haast bepalende invloed hebben op de manier, waarop u deze zult ondergaan. Ongeacht het vaststaan van de hoofdtendensen zal toch veel van de mensen zelf afhangen. Vraag: Hoe ontwikkelt de situatie zich tussen Rusland en China? Antwoord: Uiteindelijk zal deze situatie zich moeten ontwikkelen tot een revolte in China. Dit volgt in de eerste plaats reeds uit de door mij geschetste verandering van krachtverhoudingen. Ten tweede zijn er ook materieel bepaalde aanwijzingen voor te vinden. China is op het ogenblik niet in staat uit zijn krachten het peil van de westerse landen te benaderen of te bereiken. Hulp van buiten is noodzakelijk. Gezien eigen politieke instelling kan men deze hulp op het ogenblik alleen van Rusland verwachten en aanvaarden. De pogingen tot vergaande sociale hervorming in China hebben al in deze tijd aanleiding gegeven tot grote verliezen en vele onlusten. Sinds de invoering van het kolchozensysteem voor landbouw, industrie en visserij blijkt de gemiddelde opbrengst van de bedrijven zozeer te zijn gedaald, dat het evenwicht tussen voedselbehoefte van de bevolking en productie ernstig bedreigd wordt. Ook mag bekend worden geacht, dat in verschillende provincies reeds nu verzetsbewegingen opereren. Juist daarom - typische reactie van de oosterling - wordt men officieel veel gestrenger dialectisch marxistisch dan voordien: "het bewaren van gezicht." Volgens mij vloeit hieruit voort, dat China in het komende jaar wel eens met de vuist op tafel zal slaan, maar dat Chinese vertegenwoordigers van rang zeker bij de volgende parade op het Rode Plein aanwezig zullen zijn. Ook, mogelijkerwijze eerst na de val van de heer K. zal van een toenadering tussen beide staten openbaar sprake zijn, waarbij de meer vreedzame politiek van het huidige Rusland zich wijzigt in een uiterlijke agressiviteit, maar tevens een reëler en zakelijker houding t.o.v. het westen. Het feit, dat de heer K. niet in staat is geweest China van zijn kracht te overtuigen, is tevens de aanleiding tot de wijzigingen, die op het ogenblik onder meer in de legerleiding gaande zijn. Vraag: Kunnen wij aannemen, dat, na de genoemde zeven jaren, de integratie van Europa een feit wordt? Antwoord: Ik vrees, dat inderdaad een steeds verdergaande integratie van Europa een noodzaak zal worden, omdat men alleen op deze wijze de bovennationale en haast onafhankelijke kartels, die nu Europa trachten te exploiteren, baas zal kunnen. Men zal zien, dat in de komende tijd binnen Europa in steeds toenemende mate supranationale kartels worden gevormd voor grondstoffen en industrieën. De feitelijke zeggingschap van de regeringen zal daarbij steeds minder worden. Dit zullen de leiders van de staten niet tolereren, zodat zij zullen komen tot steeds verdergaande verdragen. Hierdoor zal het supranationale orgaan dus steeds minder noodzakelijk worden en uiteindelijk opgeheven kunnen worden. De strijd zal dus gaan tussen supranationale belangengroepen en statenbonden, die, om hun gezag te handhaven en hun betekenis te behouden, steeds meer de grenzen zullen afschaffen. Maar voor er werkelijk sprake zal zijn van een Verenigde Staten van Europa zal men waarschijnlijk wel het jaar 2.000 schrijven. Vraag: Wanneer wij weten, dat de geestelijke pool nu gevestigd wordt in Zuid Amerika, vraag ik mij af, waar de aanvulling vandaan zal komen? Antwoord: Zoals reeds opgemerkt, heeft in Tibet een tijdlang een groot deel Europeanen en niet Tibetanen deel uitgemaakt van deze geestelijke bond. Ik vermoed, dat de aanvulling in de eerste tijd zal geschieden uit de z.g. beschaafde landen, daarnaast uit de goedwillende negers, terwijl een groot deel van de deelhebbers zeker uit Azië zal blijven komen gedurende de tijd, dat dit werelddeel door eigen leefwijze sterk met de geestelijke pool gebonden is. De stoffelijke aanvulling zal voorlopig wel uit geheel de wereld geschieden. Later kunnen wij aannemen, dat, evenals in Tibet de Tibetaan de hoofdrol heeft gespeeld, in Zuid-Amerika de mesties, de Zuid-Amerikaanse mengbloed, een grote rol zal gaan spelen. Ik weet niet, hoe lang het zal duren, voor deze fase intreedt en neem aan, dat - althans voorlopig - de stoffelijke aanvulling Europees en Aziatisch is. De aanvulling van geestelijke krachten en invloeden, in zoverre deze niet kosmisch van geaardheid is, meen ik te kunnen herleiden tot de Witte Broederschap.
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Ik meen dan ook, dat daarin een grote verandering optreedt, geestelijke kracht en invloed zullen ongeveer gelijk blijven. Wel zal deze kracht in invloed en besluiten zich meer gaan richten op de tendensen van Aquarius. Ook meen ik, dat deze geestelijke pool tijdens haar verplaatsing vele invloeden heeft doen ontstaan, waardoor individueel - dus niet "en groupe" - een groot geestelijke bewustwording mogelijk is. Ook na de overgangstijd blijven de gelijke invloeden gemeenlijk nog langere tijd bestaan. Na ongeveer 6 à 700 jaren zal men het pad opnieuw moeten zoeken, waar het pad dan weer te veraf komt te liggen van het denken en leven van de doorsnee mens in de wereld. Het geestelijke peil van de gemiddelde mens zal dan heel anders zijn, zodat wij moeilijk kunnen overzien, hoe dit alles dan precies zal zijn. Vraag: U zegt: het geestelijke peil zal veranderd zijn. Het geestelijke doel dan niet? Antwoord: Er is maar één geestelijk doel. Dat volgt ook uit alle lezingen, die wij geven. Er zijn zeer vele wegen om dit doel te bereiken en niet elke mens kan alle wegen gaan, maar het doel blijft gelijk en is onveranderlijk. Vraag: Acht u het aantal van degenen, die dit doel benaderen, groeiende of ongeveer gelijk? Antwoord: Ongeveer gelijk. Onze ervaring is, dat degene, die op aarde het doel voldoende dicht benadert, niet meer op aarde pleegt terug te komen in stoffelijke vorm. Uw wereld is nu eenmaal een doorgangshuis. Wie geestelijk ver genoeg is gekomen, is zo blij, dat hij van inkomstenbelasting, douaneformaliteiten etc. afscheid kan nemen, dat hij slechts door zeer dringende redenen tot een hernieuwde stoffelijke incarnatie zou kunnen worden bewogen. Vóór ik eindig wil ik nog enig commentaar geven op uw commentaar. Allereerst is mij opgevallen, dat het belangrijkste punt van de lezing slechts twee maal - en dit door dezelfde persoon werd aangestipt. Het belangrijkste element in mijn lezing was nl. de verplaatsing van de geestelijke pool en de daaruit voortvloeiende invloeden. De belangstelling bleek groot te zijn voor de politiek. Verder merkte ik op, dat men zonder angst de komende tijd tegemoet ziet. Ik heb getracht hier geruststellende woorden te spreken, maar wil dezen nog even aanvullen. Deze dingen gebeuren, omdat de komende en geestelijke positieve periode voor de mensheid en geheel de wereld, evenals voor vele lagere geestelijke sferen, een zeer grote verandering en vele nieuwe mogelijkheden betekent. Dit heeft alleen zin, wanneer er op aarde de gelegenheid blijft deze veranderingen in de stof te verwerken. Alleen hieruit trek ik al de conclusie, dat op aarde wel veel gebeuren kan, maar geen ondergang zal plaats vinden. Dit zou inhouden, dat Aquariusinvloed voor dit zonnestelsel van weinig of geen betekenis zou zijn. Ik neem dit laatste niet aan, daar de macht van Aquarius in de laatste tijd al kenbaar is geworden. Ik meen te mogen stellen, dat, ongeacht de vele moeilijkheden en spanningen, die de komende tijd met zich brengt, de mogelijke oorlogshandelingen zelfs, het voor de mens, die bewust verder blijft streven, zo goed als zeker is, dat zijn wereld niet onder kan gaan. De mens, die nu bouwt, kan gerust verder bouwen. Niets van hetgeen hij tot nu toe tot stand brengt, zal zo dadelijk zonder zin en reden weggevaagd worden. Een groot deel van hetgeen u nu geestelijk en stoffelijk bereikt, zal voort blijven bestaan. Ofschoon de natuur in de komende tijd ongetwijfeld mede in zal grijpen en o.i. aan de Amerikaanse kusten onheil zal kunnen baren, zal toch algemeen gezien, de huidige technische beschaving en wetenschap de basis mag worden geacht voor een nieuwe geestelijke en esoterisch gericht tijdperk. Gebaseerd op de materie zal dit tot grote bloei en vruchtbaarheid komen. U mag weten, dat atoombommen e.d. gevaarlijk speelgoed zijn, dat elke oorlogszucht een dreiging uit den boze is. Maar u moet wel beseffen, dat grotere krachten dan alleen deze beslissen zullen en zolang de mensheid zelf nog naar het goede zoekt, voor zich vrede en inzicht verlangt, daarnaast blijft streven naar geluk en vrijheid, hierdoor deze krachten niet in alvernietigende mate gebruikt zullen worden. Oorlogen zullen geen ondergang van gehele werelddelen, of slavernij voor gehele volkeren betekenen. Uiteindelijk zal de mensheid, zij het niet heel ongedeerd, zegevierend uit de beproevingen van deze overgangstijd te voorschijn komen. Dit is mijn innige overtuiging. Ik weet, dat deze niet door allen in de geest zo volledig wordt gedeeld, als door mij hier gesteld wordt. Maar indien er zin is in de Schepping, zin is in de beschaving, zin in het leven zelf is, zal er geen ondergang mogelijk zijn.
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Gelovend in een God, die het leven heeft geschapen en de mens in dit leven een doel heeft gegeven, geloof ik evenzeer, dat de mens de mogelijkheid zal worden gelaten om zijn doel te bereiken en de menselijke taak te volbrengen. Hierop, naast de door mij geciteerde argumenten, baseer ik mijn innerlijke zekerheid, dat deze moeilijke periode voor de mensheid slechts het begin is van een nieuwe groei, een nieuwe ontwikkeling. Ik hoop, dat van u, ook wanneer er spanningen en moeilijkheden zijn, geen defaitistische gedachten uit zullen gaan, dat u niet zult zeggen: "Nu gaat de wereld onder", maar steeds weer uzelf voor zult houden en ook anderen: "Deze moeilijkheden kunnen wij te boven komen. Er is zoveel te winnen, dat deze krachtsinspanning in vergelijking daarmee, uiteindelijk onbetekenend is." Goedenavond.
ESOTERIE
Goedenavond, vrienden. In dit tweede gedeelte van de avond zullen wij dan gezamenlijk trachten ons te begeven op het pad der innerlijke beleving. Er is over alles, wat met esoterie samenhangt, al zo onnoemelijk vaak gesproken, dat ik mij afvraag, of het wel zin heeft op alle gedachtegangen en procedures daarmee verbonden ver door te gaan. Toch zijn er wel punten, die de belangstelling wel waard zijn. O.m. een juist begrip. Ik weet nog goed, dat ik - het is lang geleden - met een vriend sprak en daarbij ook het woord esoterie gebruikte. Waarop hij opmerkte, dat hij niet om verenigingsleven gaf. Dit misverstand brengt voor mij de noodzaak met zich, allereerst het woord esoterie eens te definiëren in zijn juiste zin en betekenis. Onder esoterie verstaat men, het zoeken naar de eigen werkelijke persoonlijkheid. Men neemt aan, dat in deze werkelijke persoonlijkheid geestelijke waarden verborgen liggen, die helaas bij het merendeel van de mensen slechts beperkt tot uiting plegen te komen. De totale gang van het zoeken naar het Ik is verder gebonden met de krachten van de natuur en kosmos, zodat men onder het begrip esoterie ook wel verstaat: het zoeken naar de parallellen, die tussen het Ik en de gebeurtenissen in de kosmische werkelijkheid bestaan. Van verenigingsleven kan dus esoterisch - eigenlijk weinig sprake zijn. Elke mens heeft een eigen levensdoel en een eigen pad, langs hetwelk dit doel bereikt kan worden. Zeer begrijpelijk, indien alle mensen gezamenlijk hetzelfde doel onmiddellijk na zouden streven volgens dezelfde methode en langs hetzelfde geestelijke pad, er een geestelijk gedrang ontstaat, dat elke geestelijke bereiking welhaast onmogelijk zou maken. Indien wij uitgaan van het persoonlijk zoeken, het persoonlijk beleven en de persoonlijke bewustwording, kan elke groepering, die esoterisch tracht te denken of te werken, slechts een verzameling zijn van individuen, die onderling ervaringen uitwisselen, maar desondanks - en vaak met grote koppigheid - hun eigen weg verder gaan. De vereniging, die zich esoterisch noemt, zal in hoofdzaak een band kunnen vormen van onderling begrip, die op het werkelijk persoonlijke streven slechts weinig invloed uitoefent. Nu ik deze voor mij belangrijke vaststellingen tot uiting heb gebracht, vraag ik mij onwillekeurig af, of de mens wel beseft, op welke wijze dit persoonlijk pad is opgebouwd. Er zijn mij, uit mijn geestelijke bestaan en mijn vroegere, wat luchthartiger periode, voldoende feiten bekend omtrent mensen, die als kind in huis verkeerden met de groten van de geestelijke wereld. Zij kregen Napoleon op visite, om vervolgens hun toilet te bespreken met Marie-Antoinette en de zegen voor hun plannen te verwerven van een der apostelen, of zelfs de Here Jezus Zelf. Dit is op zich natuurlijk belachelijk. Wij kunnen niet verwachten, dat dergelijke geesten zich met het persoonlijke beleven van een mens zo intens bezighouden. De mens schept zich daar dan ook waanfiguren en refereert daaraan. Dit zich refereren aan een dergelijke figuur zou wel eens kunnen wijzen op een poging het Ik tot eenheid te brengen en het onderbewustzijn in de gestalte van verschillende hoge figuren met het dagelijkse leven in overeenstemming te brengen. Ik wil niet zeggen, dat elke waarneming van het bovennatuurlijke is uitgesloten, of dat een contact met Jezus, of andere hoge geesten onmogelijk is. Wel wil ik hier opmerken, dat op het esoterische pad dergelijke figuren vaak de vermomming zijn van het eigen Ik. Het is te
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
begrijpen, dat de mens, wanneer hij al voor zichzelf maskerade speelt, zich gaarne een masker aanneemt, dat wat schoner is, dan zijn besefte werkelijkheid. Daarom mogen wij met zekerheid, stellen, dat een innerlijk ondergaan van krachten, ook op deze wijze tot uiting komt. Nu zal alles, wat werkelijk het innerlijke pad van de mens gaat, gericht zijn op het eeuwige, het kosmische, het harmonische. Zodra echter bepaalde zelfzucht, poging om het Ik op de voorgrond te stellen, of pogingen om anderen van zichzelf afhankelijk te maken, dan ook in belangrijke mate het gevolg zijn van deze - volgens de persoon in kwestie zo belangrijke, geestelijke contacten - dienen wij aan te nemen, dat althans grotendeels eigen onderbewustzijn en enkele licht verwaarloosde minderwaardigheidscomplexen aansprakelijk zullen zijn. Maar indien dergelijke maskers, dergelijke verbeeldingsmomenten, nu de uitdrukking zijn van een hogere kracht, die in ons bestaat, van een bewustzijn, dat wij ons openlijk nog niet durven realiseren, zo zal dit zeker merkbaar zijn. Wij kunnen niet aannemen, dat een Goddelijke waarde, ongeacht onder welk beeld deze in ons is uitgedrukt, het zal laten bij een stil verschijnen en een innerlijk gesprek, waarbij de mens zichzelf de meest begeerde antwoorden op een gezaghebbende toon pleegt te geven. Neen, hier moet inderdaad ook een praktisch iets het gevolg zijn, De esotericus, die in zich dit contact met geest, met Licht, met grote meesters doormaakt, zal daarom wel als maatstaf de vraag gaan hanteren: wat kan ik er mee doen? Dit is een vraag, die men hoofdzakelijk zichzelf dient te stellen. U kunt dit natuurlijk aan de buitenwereld vragen, maar de antwoorden, die men daardoor verkrijgt, zijn niet altijd in overeenstemming met de esoterische praktijk, of het menselijke gevoel van meerderwaardigheid. De plaatsen, waar men volgens de wereld zoiets kan stoppen - van de pijp af tot minder welvoeglijke plaatsen toe - zijn nu niet direct een vleiende reactie te noemen en zullen ons vaak in verwarring brengen. Wij moeten steeds voor onszelf uitmaken: wat puur ik hier uit? Welke waarde vind ik hierin voor mijzelf? Vraag u niet teveel af: welke is de bron? Men kent immers de boom aan zijn vruchten, zo men zegt. Ik heb nog niemand horen beweren, dat de perelaar appels draagt. Niemand verwacht aan een pruimenboom ananas of tomaten te zien groeien. Wanneer uw geestelijk beeld in uzelf gunstige vruchten draagt in de vorm van kracht, blijmoedigheid, energie, misschien zelfs de ontwikkeling van gaven, waardoor u anderen op meer geestelijke wijze in het toch niet gemakkelijke, stoffelijke bestaan reëel kunt steunen, dan kunnen wij concluderen: deze beelden zijn voor ons volledig juist. Zo wij van hieruit verder gaan, komt alras de vraag, of de fantasieën, de heerlijke droom en waanbeelden, die de mens plegen te plagen, wanneer hij zich bezig houdt met de innerlijke grote werkelijkheid, eigenlijk niet even waar en belangrijk kunnen zijn, als de meest ware dingen wanneer het resultaat tenminste goed is. Het voorbeeld kunt u in deze tijd vinden. St. Nicolaas is een legendarische figuur die klaarblijkelijk de Middellandse Zee is overgestoken om van Myra naar Madrid te komen, van waaruit hij - midden uit het vaste land – een stoombootverbinding pleegt te onderhouden met de havens van Nederland. Deze schertsfiguur brengt in de mens eigenschappen tot uiting, die belangrijk zijn als bijvoorbeeld attentie voor zieken en armen, de mogelijkheid om elkaar op vrolijke wijze de waarheid te zeggen en gelijktijdig van een welbegeerde gave te voorzien. M.i. is deze Sinterklaas reëler dan menige figuur, die weliswaar oratorisch weldaden de wereld in pleegt te slingeren, maar met de praktische verwerkelijking van zijn belofte, ver achter pleegt te blijven. Dit houdt in, dat ik - esoterisch gezien - de werkelijkheid van Sinterklaas, heel wat hoger aan sla, dan die van menige staatsman of bekende prediker. Wij moeten uitgaan van de vraag: wat is de mogelijkheid tot bereiken? Indien wij, dromende van Sinterklaas, de mogelijkheid krijgen ons uit deze imaginaire figuur iets te verwerven, waarmee wij de mensheid kunnen verrijken, de mensheid gelukkiger en beter kunnen maken, zo zullen wij niet alleen mogen stellen, dat de Sint voor ons werkelijk is, maar zelfs, dat ergens in ons een gemijterde oude heer schuil gaat, die een bijzonder attractief deel van onze eigen persoonlijkheid uitmaakt. Nu bevindt op dit moment - en ook in de komende weken - de wereld zich in een toenemende vloed van geestelijke kracht. Niet altijd is de mogelijkheid tot geestelijk werken en geestelijk beleven op aarde gelijk. In de eerste plaats speelt de tijd van het jaar hierbij een rol, het gemeenschappelijke denken van de mensheid, in de tweede plaats treden hogere geestelijke krachten de wereld nader. Dit is een buitengewoon mooie gelegenheid om, wanneer je op het geestelijk pad bent en daar bepaalde krachten meent te erkennen, deze aan de tand te voelen. Want alles, wat waarlijk in ons leeft, alles wat waarlijk uit het Goddelijke is
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
geboren, schept op het ogenblik een openbaring, een kenbaar verschijnsel, een stoffelijk te constateren resultaat. U zou in deze dagen zeer veel geestelijk werk tot stand kunnen brengen op uw eigen wereld. Het feit, dat dit uit een innerlijke bewustwording en ontwikkeling - een eigen innerlijke bewustwording en ontwikkeling voortvloeiend uit eigen geestelijk pad, in u geboren wordt - brengt mij ertoe mijn definitie der esoterie nog wat aan te vullen. Ware esoterie is een innerlijk beleven, waarbij innerlijke krachten, mogelijkheden en weten zozeer worden gestimuleerd, dat zij ook in de eigen wereld kenbaar en daadwerkelijk tot uiting kunnen worden gebracht. Het is - helaas - niet voldoende alleen te weten, wie en wat je bent. Er is een bekend verhaal uit de laatste tijd over een persoon, die zich zanger pleegde te noemen, ofschoon de heesheid van zijn gekrijs hem m.i. deze titel zeker niet waardig maakte. Deze figuur maakte een reis, waarbij hij een grens moest overschrijden en hij bleek zijn paspoort vergeten te hebben. Bij de controle merkte hij op, dat hij de bekende zus en zo was. De douaniers meenden: "Zing dan iets, daaraan zullen wij u zeker herkennen". Helaas, de zanger was zeer verkouden, dat hij zelfs zijn gebruikelijke heesheid niet overtuigend kon produceren en werd teruggewezen. De mens komt ook aan de grens van de wereld. Hij heeft zijn innerlijk beleven, zijn persoonlijkheid en zijn innerlijke waarheid misschien opgevoerd tot onmetelijke hoogten van Lichtend weten. Maar wanneer hij werkelijk in de kosmos, in het ware bestaan, deel wil hebben en binnen wil treden in de grote werkelijkheid, wordt ook hem telkens gezegd, wanneer hij de grens wil overschrijden tussen innerlijk leven en het deelgenootschap van het kosmische bestaan: wij geloven gaarne, dat u degene bent, die u zegt te zijn, maar kunt u dit bewijzen? Alleen wanneer wij het bewijs in de wereld buiten ons kunnen leveren, zal onze geestelijke bewustwording, ons innerlijk bestaan, samen kunnen vloeien met het grote bestaan van de kosmos zelf. Nu schijnt het mij - vanuit mijn ongetwijfeld beperkt standpunt - toe, dat het doel van mens en geest is, zo intens, zo volledig mogelijk één te zijn en zo volledig mogelijke harmonie met het Kosmische Zelf te vinden. Wij noemen ons innerlijk ontwaken en ons esoterisch pad immers de weg naar God. Dan volgt hieruit, dat slechts degene, die zijn innerlijk beleven voortdurend en daadwerkelijk weet te bewijzen, slechts degene, die voortdurend en zonder onnodige aanvallen op, of kritiek op anderen, zijn innerlijke waarheid tot uiting brengt, waardig is werkelijk esotericus te heten. Slechts dezen zou moeten worden toegestaan over esoterie met gezag te spreken. Mij lijkt voor elke leek de meest juiste stelling: wat u mij zegt, vind ik schoon, maar slechts indien ik het bewijs vind voor de waarheid daarvan, wil ik mijn leven daaraan wijden. Dit, mijne vrienden, is een klein en misschien voor u niet zeer interessant betoog van mijn standpunt. Laat mij u nog aan één ding herinneren: Ook u, wanneer u spreekt, zegt de dingen, die u persoonlijk het meeste interesseren. Indien u eerlijk bent tenminste. Indien u niet eerlijk bent, tracht u te zeggen, wat anderen het meest interesseert, waarin u niet helemaal kunt slagen. Ik hoop, dat ik aan de fout van het tweede zoveel mogelijk ben ontkomen en heb zo eerlijk mogelijk getracht het eerste te doen. Ik wil u niet langer kwellen met mijn misschien wat taaie, of zelfs slaapwekkende betoogtrant. U glimlacht, maar mag ik opmerken, dat, waar de slaap de geest vrij maakt om tot hogere waarden op te gaan, zelfs de sluimering, die mogelijk uit mijn woorden is ontstaan, esoterische waarde zou kunnen hebben. Verder druk ik de hoop uit, dat u, wanneer de laatste spreker zo dadelijk het zijne gezegd zal hebben, u huiswaarts zult keren met de overtuiging, dat denken alleen niet genoeg is, daar slechts de gedachte, die tot daden voert, werkelijke waarde heeft. Ik dank u zeer voor uw aandacht en wens u verder een genoeglijke avond toe.
HET SCHONE WOORD
TROTTOIR
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Soms droog en stoffig in de zon, soms lichtend spiegelspelend in de regen, ligt het wachtend voor u klaar, deel van de straat, overal, wat er over gaat, heeft het steeds nog gezwegen, het trottoir. Vlugge schreden vol van vreugde, moeizame stappen, versleten en oud, stappen vol vuur en vol van ideeën en schreden lusteloos, loom en koud, tekenen voeten het leven, wanneer zij betreden het trottoir. Het bied je veiligheid, behoed je in het verkeer, blijf maar op het trottoir, zo zegt men, dan ben je wel behoedt, blijf maar op het trottoir, dan gaat het je wel goed. Maar wanneer je ergens wilt komen, wanneer je uit dromen werkelijkheid wilt maken, iets bereiken, niet slechts wilt prijken met een veilig leven, dat geen betekenis dan statistisch heeft; wanneer je aan het eind van het leven wil bereiken, waar je in je jeugd van droomde: betekenis, kracht, mededogen, pas je dan eigenlijk wel op het trottoir? Werd ooit iets bereikt zonder werkelijk streven? Het aanvaarden van risico en gevaar? Wie slechts de veiligheid zich wenst, wankelt bij 't komen van de dood, wankelt van het trottoir en ligt dan in de goot van geestelijk onbesef. Het werkelijk leven is een weg, die jezelf moet gaan, zo snel als je kunt. het is je vergund je weg te kiezen, jezelf te verliezen in het doel, dat je zoekt. Slechts door - ondanks gevaren - je weg te gaan, worden geestelijk resultaten geboekt. Voor de geest wordt het leven tot een gevaar, wanneer men in het leven slechts veiligheid zoekt, slechts durft te gaan op het trottoir.
14