4. De grote godsdiensten
Boeddhisme
Datum:
12-01-1982
Soort:
lezing
Reeks:
1. Plaatselijke kringen > Kring Rotterdam > Rotterdam 1981-1982
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
Error: Copying of text from this document is not allowed.
Christendom en de christelijke ethiek
Datum:
26-06-1964
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1963-1964
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- Christendom en de christelijke ethiek
- Esoterie - De Innerlijke Weg
De betekenis van godsdiensten in deze tijd
Datum:
02-09-1960
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1960-1961
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
DE BETEKENIS VAN GODSDIENSTEN IN DEZE TIJD
2 september 1960 Goedenavond, vrienden. Wij vangen dan weer aan met een nieuw verenigingsjaar. Ook dit jaar geldt weer: wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Toch hopen wij met u samen tot een groter bewustzijn te komen. Gezien de situatie van de wereld op dit ogenblik en vooral ook de toestand, zoals wij deze vanuit geestelijk standpunt zien, zal het in het komende jaar noodzakelijk zijn steeds weer op meer actuele toestanden in te gaan. Ons eerste onderwerp handelt over godsdienst. Wees niet bang! Geen vroom gebazel, want daarvoor hebben wij geen tijd meer in deze dagen. Geen theologie ook, want verwarring is er al genoeg in de wereld. Met u wil ik spreken over: DE BETEKENIS VAN GODSDIENSTEN IN DEZE TIJD Wanneer wij het woord "godsdienst" uitspreken, denken wij onwillekeurig aan de grote godsdienstige groepen, die op dit ogenblik de wereld beheersen. Elk van deze groepen heeft een eigen wijze van beleven en denken. Een ding hebben zij allen gemeen. Elke godsdienstige groepering baseert zich op een reeks morele voorschriften, een reeks van onbewijsbare stellingen en ten laatste, maar zeker niet ten leste, ook op het bieden van zekerheid aan de mensen. Het vreemde hierbij is, dat een wereld, die in verwarring geraakt - zoals op het ogenblik in toenemende mate het geval is - voor een mens heel wat meer gaat betekenen, dan alleen maar een sleur, of een wijze van leven, of zelfs een morele codex. De godsdienst wordt voor de mens tot een verweer tegen een wereld die hij niet meer aan kan. Wanneer wij geloof en godsdienstigheid op de proef willen stellen, zo hoeven wij hen niet op waarheid en eigen verdienste te beschouwen. Wij dienen na te gaan, hoe de mens, die zo gelooft, zich houdt onder de toenemende belasting en spanningen van zijn tijd. Blijkt, dat hij in die godsdienst en dat geloof, een voldoende innerlijke zekerheid vindt, zich daarin geborgen weet, zodat hij de wereld en haar spanningen kan verdragen, zo moet worden gesteld, dat voor de gelovige mens deze godsdienst zuiver en goed is. Bij het aanleggen van deze maatstaf blijkt alras, dat het begrip "godsdienst" niet meer beperkt kan blijven tot de groepen, die zich als zodanig aankondigen en beschouwen. Ook het humanisme blijkt dan een vorm van godsdienst te zijn, waarbij de mens in de plaats van een geopenbaarde Godheid kan treden en in het mens-zijn de zekerheid en de nodige morele normen biedt, die voor de mens nu eenmaal noodzakelijk schijnen. In bepaalde totalitaire landen zien wij, dat de staat de plaats van de Godheid is in gaan nemen. Ofschoon men hier van een politiek, of sociaal stelsel pleegt te spreken, heeft dit stelsel voor de mens toch alle eigenschappen die men normalerwijze binnen een godsdienst aan de Godheid toekent. Dit houdt in, dat wij in de huidige wereld enige verbluffende en eigenaardige tegenstellingen kunnen ontmoeten. Enerzijds zoekt een deel van de mensheid zijn geborgenheid in een staatsvorm, een vorm van gemeenschap, die in de ogen van de leden daarvan onfeilbaar is. Deze gemeenschap zorgt voor zekerheid en waarborgt een ieder, die er deel van uitmaakt, bepaalde rechten. Deze staat heeft - evenals God - het recht ook buiten het begrip van de mensen te handelen, zonder dat zij hierdoor minder Goddelijk, of minder onfeilbaar zou worden. Een andere groep zoekt naar een vorm van vrijheid binnen de gemeenschap, maar wenst binnen deze vrijheid een God te erkennen, die een soort eeuwige reserve is, een kracht, waarop men altijd terug kan vallen. Het is duidelijk, dat een systeem, dat de staat tot God maakt, nooit tot overeenstemming kan komen met een systeem, dat de Godheid buiten de materie projecteert. Hier is een tegenstelling, waarvoor geen oplossing kan worden verwacht in menselijk of logisch vlak. Overigens kunnen wij hier meteen opmerken, dat bij godsdiensten en geloof de logica heel
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
vaak zoek is. De logica is enerzijds zoek, doordat men een aanvaarde stelling à priori als juist blijft aanvaarden en weigert haar aan een proef of onderzoek te onderwerpen. Anderzijds gaat men er toe over stellingen van die godsdienst of leer aan de huidige toestand aan te passen. Men wil dus de leer ten koste van alles onaangetast laten. In het communisme is dit de leer van Marx en in mindere mate ook de leer van Engels. In de Christelijke gemeenschappen is dit het evangelium en de leringen der apostelen, terwijl bij de Boeddhisten de toespraken van de Gautama Boeddha zelf en de in vele geschriften die regels en wetten definiëren als zodanig moeten worden beschouwd. Men heeft hier steeds getracht een interpretatiemogelijkheid te vinden, die aan de wereld van heden is aangepast, terwijl men aan de andere kant steeds weer probeert het oude toch onveranderd, of schijnbaar onveranderd te bewaren en zo onaantastbaar te blijven voor de meer stoffelijke verschijnselen van de wereld. Dit alles zou ons overigens in de bijeenkomsten onverschillig kunnen blijven, indien niet zoveel op de wereld en zo groot deel van de menselijke bewustwording juist door dit verschijnsel zou worden beheerst. Ik meen er verstandig aan te doen mijn redenen om dit onderwerp te bezien onmiddellijk te doen volgen door een uitvoerige verklaring en deze puntsgewijs te behandelen. 1. Geen enkel godsdienstig of sociaal systeem in zijn huidige vorm is voldoende om de denkende mens een volledige geborgenheid te geven. Dit houdt in, dat geen enkel op massaal gebaseerd geloof in deze dagen gelijktijdig in staat zal zijn de mensheid verder te helpen én de mens te bevredigen. Dit voert tot pogingen godsdienst en staat - zoals in het verleden eveneens het geval is geweest - zodanig met elkaar te verbinden, dat wij van een theocratie van een godsdienst kunnen spreken. Aan de andere zijde tracht men het religieuze element in de staatkunde steeds meer te doen meespreken, ofschoon men God daarbij niet noemt. Men stelt dan, zonder dit uit te spreken, de aanvaarding en aanbidding van een bepaalde godsdienst en het volgen van de uit dit geloof voortkomende zedenwetten als het beginsel van de staat om de mensheid zo aan staat en godsdienst gelijktijdig geheel te ketenen. In deze dagen is de wereld zeer oproerig. Deze oproerigheid blijft niet alleen beperkt tot opstanden, staatkundige opstootjes e.d. De doorsneemens in deze dagen is onrustig. Deze onrust gaat veel verder dan hij zich pleegt te realiseren. Een groot deel van deze onrust komt voort uit een innerlijke onzekerheid. De doorsnee mens wanhoopt aan de maatschappij, waarin hij leeft, twijfelt aan de God, waarin hij gelooft en twijfelt aan zichzelf en zijn rechten in de maatschappij. Krachtens dit punt zou kunnen worden verwacht, dat de mensheid zich langs steeds meer divergerende paden groepswijze gaat bewegen. Steeds meer zullen de groeperingen uiteen gaan en ondanks hun schijnbare samenwerking en eenheid vertwijfeld zoeken naar een eigen God, een eigen nieuwe zekerheid in een eigen sociaal aanvaardbare en zekerheid biedende vorm. 2. Waar wij, naast de verschijnselen van onrust en omwentelingen op het politieke vlak en de onzekerheid op het religieuze vlak, ook te maken krijgen met een aantal economische verschijnselen, die onmiddellijk invloed hebben op de mens en zijn omgeving, dienen wij ook hieraan enige aandacht te besteden. Het is gemakkelijk aan God te geloven, wanneer je in nood verkeert. Een mens die in nood is, wil zelfs geloven, dat hij kan blijven drijven op een grashalm, wanneer hij in het water ligt. Hij zal geloven, dat hij alleen door de handen uit te strekken, kan vliegen als een vogel. Kortom, hij komt tot een sterke aanvaarding, ook van het ongeloofwaardige en onlogische. De mens, die het goed gaat, heeft het idee, dat hij zelf over vele dingen moet en mag beschikken. Door deze idee van zelfbeschikkingen komt hij tot een zeer sterk doorgevoerde kritiek op godsdienst, esoterie, filosofische stellingen en alles, wat daarmede verbonden is. Eenvoudig gezegd, hoe beter het de mens stoffelijk gaat, hoe moeilijker het hem geestelijk wordt gemaakt. Zo gezien zijn de crisisverschijnselen, die wij op het ogenblik zo hier en daar zien, terzijde te stellen. De onrust in de vele staten, die pas zelfstandig zijn geworden, evenals de lethargie of innerlijke verdeeldheid van de reeds langer bestaande staten, zijn op deze wereld te verklaren. De doorsnee mens meent in deze dagen zeker te zijn. Zijn zekerheid is afhankelijk van factoren, die hij niet beheerst. Economisch bv. van een steeds toenemende productie en een daarmede gepaard gaande toename van verbruik. Dit laatste zal overigens in de komende jaren niet te handhaven blijken. Ook hier een verstoring van het gevoel van zekerheid, nu in besef, later in feite. Nu heeft de moderne mens althans uiterlijk het geloof in een bepaalde God aanvaard.
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Onverschillig, hoe hij de Godheid noemt of omschrijft. Hij drukt deze God tevens uit in een bepaalde sociale structuur. Wanneer hij het slechter krijgt, zal het de moderne mens zeer moeilijk vallen om te zeggen: "Dit is werk van de hand Gods". Of "Dit is een Goddelijk ingrijpen". Eerder is hij geneigd te zeggen: "Indien de God, of de staat, die ik heb gediend, mij gaat ontnemen, wat rechtens het mijne is, zo is deze God - of staat - niet goed". Ook in deze zin mogen wij een opwelling van onrust verwachten. Het verloop van de economische tendensen op deze wereld pleit voor een toenemende onrust en onzekerheid die uiteindelijk het sterkste tot uiting zal komen op meer geestelijk vlak. 3. Hoe meer de mens in contact komt met bepaalde religieuze factoren, hoe meer hij zal trachten dezen zelf te beleven. Vooral daar, waar het hem nogal naar den vleze gaat, zoekt hij niet meer de aanvaarding van een God of kracht in zich, maar het beleven van deze kracht vanuit zich. Deze beleving vanuit jezelf kan nooit gevonden worden op een geheel bevredigende wijze in een normaal aanvaarden van een godsdienst. In die godsdienst wordt men tot een deel van het geheel gemaakt, waarbij men zelf geen besluiten kan nemen en gevoerd wordt, terwijl het verboden is geestelijk zelf te gaan. Op deze wijze komt men tot een weerzin, die zich openbaart in een zoeken naar zelfstandigheid. Vergelijk: er is een tijd geweest, dat de mensen gaarne in groepen en per autobus reisden. Het was gemakkelijk: er was iemand bij, die voor alle dingen zorgde en je had alleen maar "O" en "A" te zeggen, wanneer je iets moois of belangrijk werd aangewezen. Voor de rest had je plezier en keek je, wat de wereld betreft, netjes voor je. Als Nederlander doodde men de tijd tussen de bezienswaardigheden over het algemeen met het naar buiten werpen van bananenschillen en het zingen van vaderlandse liederen als: "En van je hela hola..." Die tijd is aan het voorbij gaan. Wij krijgen meer en meer te maken met een pogen individueel te reizen. Men wil nog wel gezamenlijk naar een standplaats gaan, maar eist meer en meer tijd voor zichzelf op. Men wil meer en meer de vreemde landen op eigen wijze beleven. Men heeft immers meer van vreemde landen gezien en gehoord en durft zich meer zelfstandig daarin uit te leven. Zo gaat het met de godsdienst ook. Het blijkt ons, dat weinig overblijft van de op het ogenblik uiterlijk nog geldende normen van godsdienst en ook staatkunde. Ook blijkt meer en meer, dat zelfs de wetenschap niet geheel kan voldoen aan de eisen, die de mens innerlijk stelt. De mens verlangt zelf te beleven en te ervaren. Dit kan alleen geschieden langs de innerlijke weg. De esoterie, de filosofie, zullen dientengevolge toch een steeds grotere rol in het menselijke leven moeten gaan spelen. Wij zullen een zich hierop richten dan ook zowel in de gemeenschappen, als door de individualisten daarbuiten in steeds sterkere mate zien ontstaan. Het is logisch, dat een steeds grotere en meer innerlijke vrijheid noodzakelijk is, wil de normale mens in dit stoffelijke leven ook zijn normaliteit kunnen behouden, zonder tot een complex van allerlei geestelijke en verstandelijke stoornissen te worden. Hoe nu dit alles samen te voegen met de bekende voorspellingen omtrent de komende tijd, het jaar 1963, etc.? Wanneer je op het ogenblik de tendensen over geheel de wereld bestudeert, valt op dat er een toenemende neiging tot anarchie merkbaar wordt. Deze anarchie komt tot uiting in het meer en meer terzijde stellen van diplomatieke geplogenheden. Daarnaast in een steeds groter minachting voor bezitsrecht. Ook bij de regerende partijen zien wij een steeds minder wordende eerbied voor grondwetten en het recht van het individu. Zowel bij de kleine burger als bij de hoge heren zien wij een steeds verminderende beleefdheid. Indien u meent, dat dit onjuist is, vergeet u waarschijnlijk, dat er nog niet zo lang geleden een diplomatie bestond, die haar hoogtepunten vond in het spreken van halve waarheden en het maken van zeer beleefde en giftige complimenten. Tegenwoordig is diplomatie een soort wederkerige scheldpartij, die met een borrel na afloop kan worden beklonken. Dit wijst in een bepaalde richting, die niet voor allen even aangenaam kan zijn. Een aantasting van het huidige politieke en maatschappelijke bestel, met een geleidelijke verwording van de oorspronkelijke inhoud van de vele verschillende godsdiensten. Ook in de godsdiensten gaat men meer en meer tegen de grondregels in. Stel verder, dat de wereld deze anarchie schijnt te bevestigen met overstromingen, vulkanische uitbarstingen, aardbevingen, enz. Dit geschiedt nog niet in een zodanige mate, dat wij terecht een wereldomvattende ramp mogen verwachten. Ook hier komt een verstoord evenwicht tot uiting, die heel wat universeler blijkt te zijn, dan in een bekend verleden het geval was.
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Anderzijds zien wij, dat ook in de aarde normale en dus normaal te verwachten reacties steeds meer uitblijven. Wij weten, dat in het verleden de uitbarstingen van een bepaalde vulkaan steeds weer gepaard gingen met aardbevingen en vulkanische verschijnselen in afgelegen gebieden. De laatste tijd komt dit in sterk verminderde mate voor. Ook hiervoor dient een reden te bestaan. Klaarblijkelijk is in de vulkanische werkingen en de werking van de aardschors een zekere onsamenhangendheid ontstaan, een soort anarchie, waarbij het reageren van de aarde niet meer geschiedt als geheel, maar in steeds sterkere mate is aangepast aan plaatselijke omstandigheden. Verder valt op, dat in de natuur storingen zijn ontstaan, die sommigen zeer groot noemen, anderen weg willen praten. Deze storingen zijn in feite middelmatig, maar blijvend. Ik doel hierbij op de variaties in radioactiviteit van de atmosfeer, de radioactieve neerslag, waardoor de genen van planten en kleinere aardwezens zó worden aangetast, dat deze een mutatie van vormen en eigenschappen zijn gaan vertonen. Ook dit alles wijst op veranderingen. Nu zijn er mensen, die denken: "Dadelijk komt het jaar 1963. Dan is alles voorbij". Er zijn ook mensen, die denken, dat dit jaar zal beginnen met ontstellende gebeurtenissen, of een grote oorlog. Ook dit niet. Dit jaar is een jaar, waarin de climax van deze anarchistische tendensen kenbaar wordt. Een dergelijke climax moet gepaard gaan met een toenemende belasting van elke mens afzonderlijk, zeker ook geestelijk. Het is dit laatste punt, dat onze interesse voor dit gebeuren zo groot maakt. Zal een mens in staat zijn een steeds toenemende belasting van zenuwstelsel en denkvermogen te verdragen? De steeds toenemende en schokkende veranderingen in eigen toestand en omgeving zowel stoffelijk als geestelijk te blijven volgen? Zal de mens in staat zijn terug te vallen op het geloof van zijn kinderjaren, of het geloof, dat hij zegt te hebben? Dan wel zal hij een andere geestelijke weg moeten gaan kiezen? Ik zal u niet langer meer vervelen met mijn betoog. Maar op deze vragen moeten wij toch nog een antwoord geven. Het is duidelijk, dat geen enkele beleven zonder geloof de mens in de komende tijd een uitweg laat. Evenzeer is duidelijk, dat de sterk uiteenlopende omstandigheden en condities, die voor de verschillende individuen op zullen treden, niet via één enkele gemeenschappelijke regel zullen kunnen worden aanvaard of verwerkt worden. Elke mens zal moeten komen tot een eigen én innerlijk geloof, dat dan geheel abstract moge zijn, het zal in elk geval een persoonlijke band met de kosmos in moeten houden. Indien de mens de band met de oneindigheid gevoelt, zal hij door de temporale veranderingen niet zozeer worden geschokt en getroffen, maar ook hierin de grote lijn trachten te vinden en te volgen. Dit laatste zal het hem dan mogelijk maken te ontkomen aan de zware belasting van denken en wezen, waardoor hij niet hoeft onder te gaan in zorgen, problemen en wanhoop. Om tot een juist innerlijk aanvaarden van het leven te komen, zal de mens zijn Ik nauwkeurig moeten leren kennen en ontleden. De ontleding van het Ik houdt niet een volledig weten omtrent alles , wat je doet, in. Dit is haast onmogelijk. In de mens bestaan bepaalde dierlijke factoren, die haast niet redelijk te kennen, of te ontleden zijn. Wel betekent het een vasthouden aan één enkel beginsel, dat men te allen tijde en ten koste van alles blijft doorvoeren. Een mens moet bovenal immers trouw blijven aan zichzelf. Hij zal tevens trouw moeten zijn aan alles, wat hij in de wereld als goed heeft erkend. Hiermede associeert hij eigen denken en wezen. Zelfkennis impliceert ook het steeds sterker beleven van de hogere delen van je eigen wezen. Wanneer het een mens mogelijk is zich terug te trekken vanuit een stoffelijk en disharmonisch milieu in een andere wereld of sfeer die harmonisch is, zo moge het beeld, dat hij zich van die wereld vormt, misschien nog fantasie zijn, het aanvoelen van die wereld, het ondergaan van die toestand en Kracht op zich stelt de mens reeds in staat zich te herstellen. Zo kan hij onrust van de lagere en stoffelijke wereld leren verwerken en overwinnen. Dit zijn dan de meer logische en nuchtere factoren van de godsdienst in deze tijd. Het is tevens een verklaring van ons streven in de komende dagen. Ik ben mij ervan bewust, dat ik in mijn betoog zo hier en daar een sprong heb genomen, die velen onder u wat groot lijkt. Sta mij toe hieraan vanuit mijn eigen standpunt nog enig commentaar te verbinden. In het innerlijk van elke mens leeft iets, wat hij niet nader omschrijven kan. Het is een soort gerechtigheid, een weten omtrent het juist of onjuist zijn van zijn daden. Daarnaast leeft in elke mens ook wat ik "kracht" zou willen noemen. Kracht, zoals een mens ook spierkracht heeft, maar van een andere grootorde. Het feit, dat men recht en onrecht in zich wel degelijk erkent,
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
ook al is men meestal geneigd daar maar over heen te praten, voert tot een soort vitaliseren of verlammen van de geestelijke krachten, die wij bezitten. Wanneer wij goed doen, ook al erkent niemand dat en wij doen dit alleen om goed te zijn, gevoelen wij ons opeens rijk. Wij hebben de idee, dat wij geholpen en gesteund worden. Wij hebben het gevoel, dat wij meer kunnen volbrengen Wij zullen dan niet belemmerd zijn in het gebruik van onze geestelijke krachten. Wij zullen ook lichamelijk, dus als mens, méér kunnen presteren. Wanneer wij kwaad doen, ook al weet niemand dit, zo is er een deel van ons wezen, dat wij niet geheel kennen, omdat wij de schuld niet wensen te aanvaarden. Dientengevolge schakelen wij een deel van ons wezen uit. Vergelijkend gesproken zouden dit de armen, de benen, of het hoofd kunnen zijn. Maar u allen weet, dat iemand, die geen benen heeft, nog zo sterk mag zijn, maar altijd veel moeite zal hebben de plaats te bereiken, waar hij die kracht zal kunnen gebruiken. Iemand, die geen armen heeft, zal snel kunnen gaan naar de plaats, waar zijn kracht noodzakelijk is, maar haar daar niet kunnen aanwenden. Degene, die het inzicht niet heeft, waardoor hij zijn krachten op de juiste wijze gebruikt, komt ook tot geen resultaat. De mens is afhankelijk van zijn innerlijk rechtsgevoel, om zijn geestelijke krachten te ontplooien. In een wereld als die van heden is het gebruik van geestelijke krachten steeds weer noodzakelijk. Ik wil hier niet wijzen op de onbewuste telekinese, die steeds meer optreedt bij dobbelen e.d., of de onbewuste telepathie. Deze dingen redeneert de mens toch weg. Ik zou willen wijzen op het feit, dat paranormale genezingen in de wereld toenemen in een tijd, dat het geloof aan wonderen steeds meer afneemt. Ik zou willen wijzen op het feit, dat mensen tot haast onmogelijk lijkende lichamelijke en geestelijke prestaties komen, alleen omdat zij zich weten te concentreren. Vele mensen weten in deze tijd geestelijke krachten in te schakelen naast de lichamelijke. Wat dit betreft kunt u wel iets leren van de Olympische Spelen. Elke mens heeft geestelijke kracht. Ook u. Die kracht blijkt echter voor 9/10 gebonden en niet vrij bruikbaar te zijn. Men kan dan die geestelijke krachten, ook al bestaan zij in het Ik, niet vrij maken. Wanneer nu de gehele wereld buiten u in oproer komt, zult u in vele gevallen de keuze hebben tussen het gebruiken van uw geestelijke krachten, of een ondergang. Men zal het onmogelijke moeten proberen, dan wel zich bij een roemloos einde neer moeten leggen. Zolang men niet door schuldbewustzijn, of een besef van absolute onwaardigheid terug wordt gehouden, zal men dan ook de geestelijke krachten kunnen en moeten gebruiken. Volgens mij komt er dan ook in de komende jaren - en dit zou reeds in de komende maanden merkbaar moeten worden - een toenemend gebruik van occulte, of paranormale krachten op de voorgrond. Men zal steeds meer worden geconfronteerd met het ingrijpen van een schijnbaar noodlot, maar op vreemd regelmatige manier. Wanneer alle mensen ondergaan, dan wel wakker worden én hun geestelijke krachten gaan gebruiken, zo houdt dit in, dat onnoemelijk veel regels uit het verleden teloor gaan. Want waar geestelijke krachten bruikbaar zijn, vallen de regels van wetenschap, logica en politiek, zoals die nu worden aanvaard, weg. Er zullen nieuwe regels moeten komen, omdat door het manipulerend vermogen, dat in de geestelijke krachten schuilt, elke vorm van samenleving en recht anders weg vallen. Alleen een maatschappij van heren en slaven zou dan nog mogelijk blijven zonder algehele herziening van zeden, mores, geloof en regels. Mijn conclusie zal u nu wel duidelijk zijn: wij hebben in de komende jaren godsdienst, of beter gezegd wáár geloof, hard nodig. Wij hebben naast dit geloof behoefte aan kennis van goed en kwaad, zoals deze dingen in ons leven en kennis van ons eigen wezen. Immers alleen hiermede zullen wij de geestelijke krachten kunnen ontketenen, en juist gebruiken, die de aarde een ander aanzicht moeten geven. Het voorgaande is niets anders dan een omschrijven van één enkele fase van de grote hervorming, die het Aquariustijdperk de mensheid zal brengen. Wij kunnen deze periode van 1001 zijden bezien, maar juist aan het begin van het verenigingsjaar meen ik, dat het belangrijk is te wijzen op het feit, dat geloof in deze wereld van een overweldigend belang begint te worden. De behoefte aan een steeds sterker persoonlijk geloven en beleven is bepalend voor de mens van heden, maar ook voor de toekomst van de gehele mensheid. Wij noemen ons "Orde der Verdraagzamen". De meeste mensen zeggen, dat dit een mooie naam is, die inhoudt: "Gebruik mij als voetmat en loop maar over mij heen". Wij kunnen begrijpen, dat ware eenheid en samenwerking alleen kan ontstaan uit een wederkerig respect en begrip. Wij moeten begrijpen, dat alle geestelijke bereiken alleen mogelijk is langs de
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
innerlijke weg en door de innerlijke kracht. Wij moeten beseffen, dat iedere mens en iedere geest het recht en zelfs de plicht heeft op zijn eigen wijze en niet slechts op onze manier de innerlijke God te vinden, door eigen geloof de innerlijke kracht te ontplooien. Wij zullen in het komende jaar ongetwijfeld vaak grijpen naar recente gebeurtenissen. In vele gevallen zullen, wij zelfs trachten op de recente gebeurtenissen zelfs iets vooruit te lopen. Wij zullen u daarbij steeds weer voor blijven houden, wat het gebeuren van heden werkelijk is, maar ook wat uzelf kunt doen en moet doen binnen dit gebeuren. In deze eerste lezing heb ik getracht een belangrijk punt kort en duidelijk te omschrijven. Denk hier goed over na. Verder wijs ik u er op, dat ik het woord "God" alleen gebruikt heb om aan te geven, wat er in u leeft, onverschilligheid, of u daar nu aan gelooft, of niet. Ik heb het woord "godsdienst" alleen gebruikt om een mentaliteit te omschrijven en u duidelijk te maken, hoe bepaalde menselijke behoeften in het verleden geformaliseerd werden. Tevens heb ik u erop gewezen, dat deze vormen niet meer voldoende zijn voor deze dagen. Niet in de eerste plaats het wezen, maar de vormen en de beleving van de godsdiensten zullen moeten veranderen. Ten laatste heb ik getracht u duidelijk te maken, dat wij hier niet alleen samen komen voor een gezellig theekransje, of een heerlijk stukje esoterie. Wanneer wij hier bijeen komen, dient dit te geschieden, omdat wij bereid zijn de handen aan de ploeg te slaan. Het is alleen mogelijk de handen aan de ploeg te slaan, wanneer men ook weet, welke kant men uit moet gaan, wat er gedaan moet worden. Wij zullen trachten u de noodzaken te tonen. Ik zal nog eenmaal herhalen, wat wij op deze avond als voor mensen en mensheid noodzakelijk hebben geconstateerd: Een mens moet zijn innerlijke God en het innerlijke vertrouwen op het hogere weten te vinden. De mens moet een innerlijke zekerheid hebben en vinden en leven naar dit geloof. De mens moet trachten al hetgeen hij innerlijk als goed of onjuist ervaart, te veranderen en te herstellen. De mens moet trachten al hetgeen hij als goed gevoelt, te gebruiken om de geestelijke krachten, die in hem sluimeren, te ontplooien en zo te komen tot een steeds actiever en hoger geestelijk werken en streven op aarde. Zó kunnen wij de akkers ploegen, waarin zo dadelijk het zaad zal vallen van een nieuwe tijd. Zo kunt u als mens, zo kunnen wij als geest bijdragen aan een der grootste bewustwordingsprocessen, die in de geschiedenis van deze wereld mogelijk zijn geweest. Zó kunnen wij gezamenlijk er misschien toe bijdragen, dat mislukking als in het verleden gemaakt en een nieuw terugvallen van de mens tot het oertype, wordt voorkomen, zodat de mens boven het huidige peil zal kunnen evolueren tot een voertuig, wat iedere geest gaarne betreedt, omdat het in waarheid is geworden Gods beeld en gelijkenis, geprojecteerd op aarde. Vraag: Ligt de morele herbewapening niet in de geest van hetgeen u zegt? Antwoord: Ja, de morele herbewapening gaat inderdaad enigszins in de richting, die ik bedoel. Zij heeft het bezwaar, dat zij haar moraliteit baseert op Judaïstische waarden, dus op de eigen geboden en de daardoor nu geldende moraal, niet begrijpende, dat de uiterlijke verschijnselen en de uiterlijke levenshouding gezonder, maar weinig of geen betekenis hebben. Slechts indien dezen geestelijk actief optreden met zich brengen, zijn zij van belang. Ik zou de morele herbewapening uitgebreid willen zien tot een bewust activeren van geestelijke krachten, die nu wel vaak onbewust worden aangeroerd, maar die bij een bewust gebruik veel meer inhoud en betekenis zouden kunnen geven aan deze op zich ongetwijfeld bewonderenswaardige beweging. Reactie: Er wordt toch wel veel gedaan, want men werkt over de gehele wereld. Antwoord: Zeker, maar dan denk ik terug aan een van de voorvaderen van deze groep, de Oxford-beweging. Of, wanneer ik nog verder wil gaan, kan ik denken aan het wereldomvattende van de theosofie. Het vreemde is, dat deze bewegingen heel vaak vast blijken te lopen in een goed bedoeld formalisme, in plaats van de overgang te vinden van noodzakelijke samenwerking tot een ook persoonlijke en meer geestelijke ontwikkeling, die een vrije en verdere bewustwording voor allen mogelijk maakt.
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Vraag: De boodschappen, die wij doorkrijgen, zullen toch ook wel gegeven worden aan personen, die hoger in de kerkelijke hiërarchieën zijn geplaatst, opdat ook dezen een invloed ten goede uit kunnen oefenen? Antwoord: Ja, dit is wel juist. Ik zal niet verder uit de school klappen om te voorkomen, dat degenen, die de gunstige invloed uitoefenen, ontslagen worden, wanneer men er achter komt, dat hun werken meer inhoudt dan een herleving en een herbeleving van een bepaald geloof. Het betreurenswaardige is, dat kerkelijke functionarissen, ongeacht van welke kerkelijke gemeenschap zij stammen, ten sterkste gebonden worden aan de kerkelijke opvattingen. Hierdoor zijn zij sterk gebonden aan de in de kerk gangbare theologie, de moraal door de kerk aanvaard, haar macht, etc. Degenen, die méér zeggen - wat zij waarlijk denken - dan wel wenselijk is, worden uit de kerk gezet, of uit de openbaarheid verwijderd. Degenen, die bronnen openlijk aan zouden durven tappen, die niet overeenstemmen met hetgeen de kerk als goed aan het volk doceert, vliegen eveneens eruit. De tijd, dat men opstandelingen in een klooster opsloot, om ze daarna heilig te verklaren, is helaas voorbij. Op het ogenblik worden velen in de kerken, die openlijk durven zeggen, wat vele van hun confraters denken, vernederd en uitgestoten, of op een andere wijze naar minder gevaarlijke plaatsen weggemanoeuvreerd. Dientengevolge kan ik - helaas - niet verder ingaan op de vraag, die u stelt. Alleen kan ik opmerken, dat wij uit de geest natuurlijk trachten allen te bereiken. Verder kan ik nog opmerken, dat het voor ons gemakkelijker is mensen te bereiken, naarmate dezen minder persoonlijk belang hebben bij het slagen van een bepaald systeem, of bij de overwinning van een bepaalde religieuze opvatting. Vraag: Ik las, dat in de katholieke kerk zelfs een soort vereniging van vrijdenkers is gesticht. Dat is toch een gunstig teken? Antwoord: Ja, maar een katholiek, die vrijdenker mag worden, is te vergelijken met een hond, die eens in zijn hok vastgebonden was en nu aan een looplijn wat meer vrijheid vindt. Vergeet één ding niet: een godsdienst, evenals menig staatkundig systeem, loopt achter de noodzakelijke ontwikkelingen - onder leden of bevolking - aan, omdat alleen op deze wijze het gewenste gezag verder kan worden gehandhaafd. Dit houdt in, dat, wanneer het vrijdenken onder de R.K. zeer sterk toeneemt, men dit zal gaan dulden, om zo de vrijdenkers met zachte hand te kunnen leiden in een richting, waarin de vrijdenkerij nog kerkelijk aanvaardbaar blijft. Ik acht dit dan ook niet direct gunstig als verschijnsel binnen de kerk, wel als een verschijnsel onder de gelovigen, die klaarblijkelijk het absolute gezag van de hiërarchie verwerpen om binnen de aanvaarding van deze hiërarchie een meer persoonlijk denken na te streven. Dat is voor mij het meest belangrijke. Vraag: Maar dit zou toch binnen de kerken op den duur tot wanorde kunnen leiden? Antwoord: Als antwoord zou ik hier een oude stelregel aan willen halen, die door von Moltke en Kaiser Wilhelm werd gebruikt: "Wanneer je een sterk leger wenst, moet je de ontevredenheid aanmoedigen, om deze ter juister tijd tegen de vijand te richten." Ik meen, dat dit de toegefelijkheid voor een deel verklaart en tevens een antwoord is op uw opmerking. Ontevredenheid is welkom, omdat zij gebruikt kan worden tot het wekken van spanningen, die men zich dan op anderen ziet ontladen. De in vrijdenken ontstane kracht, het vrijere denken, betekent een stemming, waardoor men tegen andersdenkenden in feite sterker staat dan voordien. Overdracht van stemmingen is heel gewoon. Kijk maar eens naar een man, die op kantoor ruzie heeft gehad met zijn baas. Wanneer hij dan thuis komt, is hij eindelijk eens voor vijf minuten de "baas" in huis. Een heel natuurlijk verschijnsel. Hebt u verder nog een klein onderwerpje? WAARHEID Maar welke waarheid? U zegt nu wel: spreek eens over de waarheid. Is niet alles waar voor onszelf, wat wij als waar beschouwen, terwijl niets van wat wij kennen, of waar achten, waar is in kosmische zin? Dat is een grote moeilijkheid. U zegt: Spreek over de waarheid. Wat is waarheid? Wat is waar? God is waar, zo kunnen wij zeggen. Maar dat is een geloofsvorm. Wij kunnen God niet definiëren. Daarom kan ik ten hoogste de waarheid vanuit mijn eigen standpunt belichten. Dit houdt in, dat dit zeker niet de enige waarheid is.
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Onder waarheid versta ik: het vermijden van onjuistheden en leugens, zover mij dit met mijn beperkte vermogens en kennis mogelijk blijkt. Onder waarheid versta ik verder het van anderen aanvaarden van die punten, die volgens mijn beperkte vermogens en mogelijkheden onomstotelijk juist lijken. Het totaal van wat waar is, zal ongetwijfeld opgebouwd zijn uit vele dingen, die ik reeds nu waar noem, maar die ik niet in hun juiste betekenis en verhoudingen kan zien. Zolang je als mens of als geest leeft en dus een sterk persoonlijke vorm van bestaan kent, wordt je beheerst door de illusie. De illusie is in feite je meester, niet de waarheid. De illusie is niets anders dan de vertekening van bestaande waarheid in de lachspiegel van eigen angsten en begeerten. Daarom is het ons onmogelijk een gefundeerd oordeel over kosmische waarden uit te spreken. Wij kunnen nooit zeggen: "Dit is waar", of: "Dit is niet waar". Wij kunnen alleen stellen: "Dit is nu voor mij waar, maar morgen kan het al minder of méér waar geworden zijn". Wilt u in de stof weten, wat waarheid is, dan zult u zich moeten baseren op de relatieve wereld, waarin u zich beweegt. Stoffelijk is alles waar, wat je waar maakt. M.a.w.: in de stoffelijke wereld zal een waarheid altijd uit twee delen bestaan: de gedachte en de haar bevestigende toestand of daad. Ontbreekt de gedachte óf de toestand - daad - dan kan van een feitelijke waarheid in stoffelijke zin niet worden gesproken. Een toestand, die niet gerealiseerd is, zal onwaar zijn, zover dit ons eigen beleven aangaat. Een gedachte, die wij hebben, maar niet aan de praktijk durven toetsen, is voor ons evenzeer onwaar. Doordat wij de gedachte niet in de stof durven omzetten, geven wij reeds toe, dat wij haar niet als geheel waar beschouwen. Stoffelijk moet waarheid steeds worden gezien als bestaande uit twee afzonderlijke factoren: het stoffelijke bewijs, de stoffelijke toestand, of daad, en daarnaast het geestelijk concept, dat door het bewijs ontstaat, of door toestand en daad wordt bevestigd en omschreven. Geestelijk is voor ons al datgene waar, wat door ons bewustzijn kan worden bevat en niet zozeer veranderlijk is, dat het voortdurend in zijn tegendeel kan omslaan. Dit laatste is zeer belangrijk. Ik kan vandaag wel licht zien, waar ik morgen duister zie, of omgekeerd. Dan zijn licht en duister geen absolute waarheden; zij zijn niet waar, maar alleen verschijnsel. Dit verschijnsel wordt door mijn eigen waarnemingen zonder meer definieerbaar. De toestanden, die uit de veranderlijke waarden voortvloeien, kunnen voor mij wel degelijk waarde bezitten, maar niet de feitelijke situatie op een bepaald ogenblik. Indien er voor mij nu eens meer, dan eens minder Licht is, maar het Licht altijd blijft, kan ik zeggen: er is Licht. Niet kan ik in waarheid definiëren, wat de waarde, inhoud, of kwaliteit van het Licht in waarheid is. Naarmate mijn bewustzijn groter wordt en ik meer facetten van dat Licht ga zien, kan ik dat Licht meer vanuit een persoonlijk standpunt definiëren en zo komen tot een grotere persoonlijke waarheid. Eerst indien ik zelf deel van dit Licht ben, zal ik het wezen van dit Licht en de absolute waarheid daaromtrent kunnen bevatten. Zoeken naar waarheid wil niet - zoals velen denken - zeggen, dat men zoekt naar iets, wat kosmisch vaststaat. Zoeken naar waarheid wil in feite zeggen: zoeken naar datgene, wat voor jou en op dít ogenblik onomstotelijk juist en waar is, om zo - je baserende op het gekende - tot een groter besef van het absoluut ware te kunnen komen. Zoals onze vriend Henri met een citaat van Multatuli op zou merken: "Waar niets geheel waar is, zelfs dit niet, kan niets van hetgeen ik gezegd heb, geheel waar zijn voor u. Maar voor mij heeft het een zodanige schijn van waarheid, dat ik waarlijk mijzelf waar uitdruk, wanneer ik zó over de waarheid spreek." Ik dank u voor uw aandacht en wens u verder een goedenavond.
ESOTERIE BESCHOUWINGEN
Goedenavond, vrienden.
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Er bestaat een oud gezegde, dat stelt: In elke mens leven twee draken, die worstelen om de suprematie. Wanneer één van hen wint, is de mens geen mens meer. Om meer dan mens te worden, moeten bepaalde functies in de mens - hoofdzakelijk de dierlijke - beheerst en overwonnen worden. Om minder dan mens te zijn, moet je alles buiten het denken aan vandaag en jezelf terzijde zetten. De mens is een strijdtoneel. Wanneer wij zoeken naar innerlijke waarheid en wijsheid, zijn wij als mensen geneigd aan deze strijd, die wij als geheel natuurlijk beschouwen, voorbij te gaan. Toch is het juist deze strijd in de mens, die van buitengewoon belang wordt voor zijn bewustwording en zijn vermogen het Ik waarlijk te realiseren. Elke mens heeft een aantal gewoonten. Een mens wil voor zichzelf altijd de eer redden. Zegt men niet in het oosten, dat niets erger is, dan zijn gezicht te verliezen? Dit geldt ongetwijfeld overal, waar mensen zijn. Niets is erger dan eigen onvolkomenheden in het aangezicht te moeten zien en te erkennen. Wij allen zullen in ons leven bepaalde fouten maken; voor een stofmens is het maken van fouten zelfs praktisch onvermijdelijk. Elke fout, die je maakt, mits als zodanig erkend en niet misbruikt, voert tot een verdere bewustwording. Maar het niet willen erkennen, dat je een fout maakt of gemaakt hebt, voert reeds zeer vroeg - vaak reeds in de kinderjaren - tot het aannemen van een wijze van gedragen, waarmede je de aansprakelijkheid voor je daden van je af werpt. Voorbeeld van meer klinische aard? Er was een klein jongentje van ongeveer 5, 6 jaar oud. Dit kind, oorspronkelijk de oudste zoon in de familie, werd door omstandigheden ondergebracht in een daglonersmilieu, waarbinnen het geen enkel voorrecht meer kon laten gelden. Het kind beschouwde het gehoorzamen aan anderen toen reeds als een soort nederlaag. Wanneer het tot gehoorzaamheid gedwongen werd, kreeg het aanvallen, die oorspronkelijk werden beschouwd als epilepsie. In feite kon het kind door de pseudo-epileptische aanval in eigen ogen ontkomen aan de aansprakelijkheid van eigen weigeringen, terwijl het na de aanval kon gehoorzamen zonder daardoor in eigen ogen aan gezag te verliezen. In het verdere leven werd dit jongentje een betrekkelijk bekend staatsman. Hij is op het ogenblik ergens in het oosten minister voor sociale aangelegenheden. Telkenmale, wanneer hij met zijn meerderen in conflict komt, krijgt hij epileptische aanvallen. Na een dergelijke aanval toont hij zich buitengewoon meegaand. Hierdoor is het hem mogelijk zijn huidige status al langere tijd te handhaven en zich toch steeds op eigen onverzettelijkheid te beroepen. Alle toegeven geschiedt immers tijdens een toestand, waarin lichamelijk een verzet of nadenken tijdelijk onmogelijk was? Dit op zich is een betrekkelijk vergaand voorbeeld. Er zijn mensen, die op soortgelijke wijze weerom vaak van de vroegste jeugd af - zich hebben aangewend met bepaalde emoties, of kunstmatig opgewekte toestanden, de aansprakelijkheden af te wijzen, die zij niet wensen te dragen. Een mens die zoekt naar het ware Ik en de innerlijke weg, moet allereerst beginnen dergelijke aanwensels te erkennen voor wat zij zijn. Op het ogenblik, dat wij opeens last krijgen van drift of onverschilligheid, door onze hartstochten overweldigd worden en daarmede tevens aansprakelijkheden afwijzen, of in de richting voortgaan, die wij begeren, kunnen wij aannemen, dat dit een soortgelijk aanwensel is. Wij trachten dan door een schijnbaar onbeheersbaar iets, dat ons als verontschuldiging dient, de fouten die wij bewust en vrijwillig maken, goed te praten. Ik laat het aan een ieder van u over om op eigen wijze na te gaan, in hoeverre hij/zij soortgelijk aanwensels en tics bezit. Mogelijkerwijze bezit u ze niet. Indien u al te luid uitroept, dat het voor u niet meer geldt, moet u toch voorzichtig zijn. Bij nader onderzoek zal dan vaak blijken, dat u op even koninklijke wijze vele andere waarden als voor u niet meer geldend ontkent, om zo te ontkomen aan verplichtingen, die u minder aangenaam zijn. Zelfkennis is de eerste noodzaak. Wij weten, dat voor de mens, die het innerlijke pad gaat, de wetten der mensen ophouden te bestaan. Er kan geen enkele sociale of algemeen aanvaarde morele wet bestaan, die voor de esotericus juist zo geheel haar waarde behoudt. Wie zichzelf kent, handelt volgens de harmonie, en de eenheid met het kosmische en zal daardoor aansprakelijkheden aanvaarden, die hij volgens stoffelijke normen niet zou kunnen en mogen dragen. Omgekeerd zal de bewuste vrijheden, waar de stof - in onbewustzijn van haar ware wezen - zich gebonden acht aan wetten en regels. Een ons hierop beroepen, zonder dat wij eerst de innerlijke eenheid geheel bereikt hebben, is weerom een uitvlucht.
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Er zijn vele gevaren op het pad der bewustwording. Het gevoel van superioriteit is een van de grootste. Wij zullen dan de wereld zien als te minderwaardig of te eenvoudig en niet meer beseffen, wat zij in wezen is en inhoudt. Wij zijn als blinden, die zeggen, dat bloemen geen betekenis meer hebben als zij niet geuren, alleen omdat wij toevallig geen kleuren kennen. Wij zijn dan als mensen, die zeggen, dat wind geen enkele betekenis heeft voor de mensen, omdat hun bedrijf toevallig op waterkracht werkt. Het is dwaas dergelijke stellingen te verkondigen. Toch zullen wij dergelijke verklaringen vaak tegen komen. Door dit ontvluchten aan ons werkelijke wezen en persoonlijkheid, komen wij te staan voor een valse, een imaginaire persoonlijkheid. Wanneer je naar zelfkennis streeft, maar daarbij een dergelijk vals beeld van eigen persoonlijkheid als leidsnoer gaat gebruiken, zul je vele in het leven niet geheel aanvaardbare handelingen gaan stellen. Je zult conclusies trekken over de wereld en jezelf, die niet reëel zijn. Daarom is het noodzakelijk alle valse voorstellingen van het Ik zover mogelijk terzijde te stellen en zo ons te ontdoen van gevolgen, die wij niet meer kunnen overzien. Het is niet erg, wanneer een mens handelt als een dier, maar dan mag hij ook zichzelf niet meer als mens beschouwen en zich op menselijke rechten beroepen... Zodra een mens zich op zijn menselijkheid en zijn menselijke rechten gaat beroepen, zal hij ook als mens moeten handelen en het dierlijke in zich beheersen. Indien men zich een geest acht met geestelijk bewustzijn en geestelijke begaafdheid, zo zal men ook moeten handelen als een bewuste geest en niet meer als een eenvoudig mens. Dit is het eerste principe van de innerlijke weg. Esoterie, die alleen bestaat uit theoretische wijsheid, heeft weinig zin. Esoterie, die gebaseerd is op het innerlijke ware en dit innerlijk ware doet manifesteren in elke wereld, waarin men vertoeft, brengt het Ik tot de eenheid met de groot kosmische krachten. Men zegt wel: Als de verteller op het dorpsplein zit, vergeten velen hun plichten... . Ik zal u duidelijk maken, dat dit heel begrijpelijk is. Er zijn dorpen en gemeenschappen, waarin alle families elkaar kennen. De belangrijkste verhalen gaan over de maaltijden, die men genoten heeft, of de vraag of deze en gene met zijn echtgenote heeft getwist. Wanneer in een dergelijke gemeenschap iemand komt met verhalen over heksen en prinsessen, draken en geheimzinnige helden, vergeet men al snel het dagelijkse leven. Hoe begrijpelijk dit ook is, het kan daarom nog niet genoemd juist worden. Want waar te veel geluisterd wordt naar schone verhalen en zangen, maar het dagelijkse werk verzuimd wordt, wordt het dagelijkse maal tot een verkoolde massa die geen voeding meer biedt. Daar springt het vat en houdt geen water meer, daar rot de oogst op het veld. Bij ons in het leven vinden wij een soortgelijk dorpsplein. De waarheden, die tot de esoterie behoren, zijn immers altijd dezelfde en steeds gelijkluidend. Zij vormen een soort geestelijke familie, die wij heel goed leren kennen, wij weten het allemaal precies. Dan komt de toverzang van een buitengewone stemming. Dan krijgen wij te maken met de hoogheid van een spreker of profeet, die ons boeit en de waarheden doet vergeten. Wij worden geconfronteerd met verhalen, die ons innerlijk beroeren, maar niets inhouden, dat voor ons eigen wezen van belang is. Het is geen kwaad, indien wij luisteren. Tenminste, wanneer wij alle taken vervuld hebben. Het is misdadig en dwaas te luisteren, zolang een andere taak ons nog wacht, vooral wanneer deze taak onmiddellijk volbracht moet worden. Dit is een tweede kernpunt van de innerlijke weg. Wij zullen steeds weer stellingen ontmoeten, die mooi zijn. Wij zullen worden geboeid door filosofieën, betogen en beschrijvingen, maar wij hebben slechts het recht ons daarmede bezig te houden, wanneer wij onszelf kennen en over onszelf meester leren zijn. Kleine gelijkenis; zij is onschuldig, maar niét zonder betekenis: Er was eens een oude heer, die als grootste rijkdom van zijn vaderen een leemgroeve had geërfd. Omdat hij zakentalent had, maakte hij van deze leem geen schotels voor de rijst, of vaten om in te koken, maar maakte afgodsbeelden. Hij maakte vele verschillende beelden van Goden, helden, wijzen en heiligen. Hij verkocht deze voor rijke prijzen. Toch werden de beelden niet gebakken. Neen, zij werden in de zon gedroogd. Zo zouden zij sneller vervallen. Dan zou de leem opnieuw hogere waarde krijgen, omdat men een nieuw beeld moest kopen. Zo leefde de man vele jaren en was zeer met zichzelf tevreden. Op een dag, dat hij waardig uit zijn woning wilde schrijden, struikelde hij. Opziende zag hij een demon. Dit ontstelde hem zeer, zodat hij onmiddellijk terugkeerde in zijn woning achter de beschermende poorten, die alle geesten tegenhouden.
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
U weet wel, dat in elk huis van belang poorten worden opgericht, met in het midden een muur. De mens, zig-zag gaande, kan zo ongehinderd binnenschrijden, maar de geesten, die slechts rechtuit kunnen gaan, laat hij buiten achter. De demon wachtte steeds buiten de deur op onze waardige heer. Deze overdacht de toestand en liet uiteindelijk een nieuwe poort maken in een ander deel van zijn woning. Nauwelijks had hij langs deze nieuwe weg zijn woning verlaten, of hij zag de demon achter hem aan komen, zodat hij voor een ogenblik zijn waardigheid vergat en ijlings achter de beschuttende poorten terugkeerde. De eigenaar van de leemgroeve werd slaaf van de demon, een gevangene, die in zijn eigen huis was opgesloten en vanuit een klein hoog venster bevelen schreeuwde naar zijn arbeiders, die voor hun heer op deze afstand minder achting toonden, dan hij wenselijk achtte. Deze onvrijheid werd ondragelijk, daarom liet de waardige heer een wijze kluizenaar komen, die de roep had het rijk van de midden-luchten geheel te kennen en alle demonen te kunnen verdrijven. Deze kwam, at en dronk, liet zich rijke geschenken geven en begon de zaak ernstig te bestuderen. Vele dagen klonk zijn gong rond het huis, vele dagen brandde hij reukwerken en las in de klassieke meesters der magie. Toon sprak hij: "Heer, nu weet ik, van waar uw demon komt. Uw demon schuilt in de klei." "Waarom zou een demon van de klei juist mij belagen?'' "Dat is eenvoudig", sprak de wijze. "Gij hebt immers het geld zo lief. Uw geld verwerft gij door liefde aan de klei gebonden, maar de klei ontvangt tevens de teleurstellingen en verwensingen van allen, die te snel hun beelden zien breken en vervallen. Deze teleurstellingen en vervloekingen nu zijn het rijke voedsel, waarvan uw demon leeft. Gij hoeft uw demon niet te vrezen, want hij heeft u zeer lief. Wanneer hij u toch kwelt, zo is dit ongetwijfeld slechts om u tot het vervaardigen van meer en slechtere Godenbeelden aan te zetten. Verlaat gij echter de leemgroeve, zo zal de demon u verlaten." De waardige oude eigenaar van de leemgroeve leefde vanaf dat ogenblik met zijn demon, want hij had het geld en dus ook de klei te lief om haar te verlaten. Daarom wordt hij nu gekweld door een demon, die hij zelf tot grote kracht heeft gevoed en misschien wel heeft helpen scheppen. Wanneer de kwellingen hem een ogenblik voor woorden laten, zo verwenst hij luidkeels de leemgroeve en de klei en spreekt de wens uit eens herboren te worden in een land, waar alleen maar zand is, zodat geen kleidemon hem zal kunnen volgen en kwellen. Zoals deze man met zijn leemgroeve, zijn vele mensen. Zij zoeken voor zich ongetwijfeld het goede en uit al hetgeen het leven hen ter beschikking stelt, maken zij wijsheid voor anderen. Maar de wijsheid, die zij geven, is vaak een broze wijsheid. Wanneer de wijsheid dan faalt, komt de teleurstelling van de anderen. Maar de anderen keren toch terug, want de eerste wijsheid was schoon. Zo wordt langzaam, maar onophoudelijk, een demon gebouwd van teleurstellingen en onwetendheid. De wijze beseft dit en laat alles achter zich om verder te trekken. Maar wie dit niet beseft, of zich te zeer hecht aan de winsten, die zijn groeve van wijsheid hem geeft, blijft gebonden aan deze demon, tot hij verlangt in een wereld te leven, waarin het geven van dergelijke wijsheid niet meer bestaat. Zo, laat ons voorzichtig zijn, dat wij niet de wijsheid, die ons door anderen, of ónze voorvaderen gegeven is, de wijsheid, die wij zelf misschien in andere levens ook vergaard hebben, uitbuiten om daardoor van anderen te gewinnen, of de meerderen van anderen te zijn. Want op deze wijze schept men zich een demon, die de weg naar de waarheid verspert en de weg naar beter inzicht onmogelijk maakt. Het is belangrijk, dat een mens, die de esoterie als belangrijk punt in zijn leven beschouwt, ook leert zich voortdurend te ontzeggen. Nu bedoel ik niet in de eerste plaats de stoffelijke ontzegging, waarop zovele mensen nadruk plegen te leggen. Stoffelijke ontzegging heeft weinig betekenis, zij het, dat zij de mens tot beheersing kan voeren. Ik bedoel een geestelijke ontzegging, het ontkennen van de meerwaardigheid, die men zo gaarne t.o. anderen gevoelt. Het zich ontzeggen van het geven van wijsheden aan anderen, ofschoon dit een zo groot aanzien geeft. Belangrijk is het, dat de esotericus leert zonder daarvoor voorrechten op te eisen, op de meest onopvallende wijze steeds dienstbaar te zijn aan anderen. Hiermede wil ik overgaan tot een tweede onderwerpje:
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
HET IK Wat is er voor ons immers belangrijker in heel het Al dan het "Ik"? Het Al kan bestaan, maar wanneer ons "Ik" er niet is, bestaat het voor ons niet. Het "Ik", het centrum van eigen wezen, is voor ons het centrum van het volmaakte en het kosmische, het middelpunt van alle kosmische belevingen, is in feite de kosmos zelf. Het klinkt u misschien dwaas in de oren. U meent immers, dat de dingen, die met het Ik samenhangen, alleen kunnen - en mogen - gezien worden als deel van en onderdanig aan het grotere. Ik moet toegeven, dat ik dit met u eens ben, zodra ik tracht te spreken vanuit een ander standpunt dan het mijne. Maar een standpunt, dat niet werkelijk het mijne is, kan ik niet volgen tot het laatste toe. Wat geen deel van mij is, kan ik nooit werkelijk begrijpen en verwerken. Mag ik daarom stellen, dat het "Ik" voor de esotericus zeer belangrijk is en voor hem de enige werkelijke weg naar besef, inzicht en waarheid vormt, die hij bezit? Het "Ik" is het enige middel, waardoor men kan leren in de kosmos te dienen én te heersen. Buiten het "Ik" bestaat er voor ons geen enkele weg naar oneindigheid, eeuwigheid, eeuwige zaligheid e.d. Omdat het "Ik" zó belangrijk is, zullen wij dit "Ik" altijd weer moeten beschermen. Wanneer er iemand een beeld heeft van kostbaar jade, zal hij dit ongetwijfeld hullen in vele zachte doeken en het wegsluiten in een ebbenhouten kist, opdat het door de eeuwen heen, onberoerd door de tijd en mensenhanden, zijn schoonheid zal kunnen behouden. Het kostbaarste, wat de mens bezit, is zijn "Ik". Dit "Ik" confronteert hij steeds weer met de wereld. Dit "Ik" bezoedelt hij en hij stelt het zonder aarzelingen bloot aan de zwaarste risico's. Dit is dwaas. Wanneer het "Ik" een zo kostbare schat is, zullen wij het boven alle dingen moeten behoeden. Wij zullen het moeten wikkelen in de zachte doeken van nederigheid, dienstbaarheid en aanvaarding. Wij zullen het moeten beschermen door het te bergen in de ebbenhouten kist van innerlijke zekerheid. Slechts zó kunnen wij onveranderd de Goddelijke schoonheid, die eens in ons werd neergelegd, realiseren. Het is misschien voor velen aanvaardbaar, wanneer wij u toeroepen: "Het einde van de wereld is nabij. Kom, bereid u voor". Maar uw werkelijk einde kan nooit nabij zijn en evenmin het einde van uw wereld, want gij zijt eeuwig! Uw "Ik" is deel van de kosmische krachten en de wereld, waarin u leeft is slechts het bewustzijn, waarbinnen die kosmische kracht zich uit. Een dergelijke opwekking zou dus misleidend zijn. Wij kunnen u toeroepen: "Wij zullen u de sleutel geven tot de grootste wijsheid". Maar wat voor ons de grootste wijsheid is, is voor uw "Ik" misschien niet aanvaardbaar of dwaas. U bent uzelf. Omdat gij uzelf zijt, niet meer en niet minder dan dat, zult u goed moeten beseffen, wat gij zijt. Wat u met dit "Ik" zult kunnen en moeten volvoeren, hoe u dit "Ik" voor alles kunt behoeden tegen schade en misvormingen in en door de wereld. Ik wil dit toelichten met enkele citaten: "Er is een weg. Wie de weg kent, vindt zijn plaats. Wie zijn plaats kent en de plichten van die plaats vervult, is één." Er is voor ons een weg, een lot. Dit is ons ingeschapen. Wij allen hebben ongetwijfeld wel eens het gevoel van een hoge bestemming. Maar daarnaast bezitten wij wel degelijk een innerlijk weten omtrent hetgeen wij geestelijk in feite zijn. Dit is hetgeen, wat voor ons belangrijk is. Indien wij dit besef weten uit te drukken in daden en leven, zo vinden wij onze plaats. Dit is niet slechts onze plaats in een wereld, maar onze plaats in alle werelden. Met alle werelden kunnen wij één worden. Eén worden met alle werelden betekent eveneens de bestemming van eigen wezen geheel vervullen en één worden met het Goddelijke, het opgaan in het Goddelijke. Dit is het doel, waarnaar wij streven. Een andere wijsgeer roept ons toe: "Hoedt u voor hetgeen de wereld u voorhoudt. Slechts wie de wijsheid in zich kent, en in zich kent en in zich doet weerklinken, begrijpt het wezen ervan en is zichzelf." Deze spreuk maakt deel uit van een kritiek op de grote keizerlijke examens, waarbij de student werd genoopt op een algemeen aanvaarde versie van de klassieken, zijn commentaren in formeel zeer nauw omschreven verzen neer te penselen. Ook voor ons heeft
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
deze spreuk zin. De wijsheid, die rond mij ligt in de wereld zal ik voor mijzelf moeten verwerken en begrijpen. Dat kan niemand anders voor mij doen. Indien ik tracht mij te verheffen op iets, dat niet mijn eigen is, zal ik vallen. Wanneer ik tracht groot te zijn zonder de innerlijke grootheid te bezitten die daarbij behoort, zal het mij gaan als de longvis, die zich zover opblies om een haai te gelijken, dat hij stierf. Wij moeten redelijk blijven. Elke mens vindt rond zich een schatkamer van wijsheid. Het is geen wijsheid, die mag worden geïnterpreteerd op de algemeen gangbare manier. Wanneer wij een Bijbel lezen, zo moeten wij die Bijbel innerlijk verwerken en zal daarin voor ons alleen datgene waarde hebben, wat ons innerlijk aanspreekt. Indien wij ons daarmee bezighouden en dit innerlijk verwerken, ontplooien wij ons wezen. De lotus van het Ik bloeit open. Het kan nieuw kosmisch Licht ontvangen en daaruit nieuwe krachten putten. Maar degene, die de letter slechts volgt, of de inzichten van anderen zonder verder overleg erkent als belangrijker dan de zijne, zal zichzelf daarin wegcijferen en tevens het zichzelf onmogelijk maken eigen wezen tot een groter geestelijk begrip open te plooien. Langzaam maar zeker zal deze mens dan de krachten ontberen, die vanuit het "Ik" dienen te komen en die van buiten het "Ik" niet kunnen worden verkregen. Ik weet, dat er velen zijn, die spreken over een vervangend offer. Indien een ander mijn schulden draagt, maar ik mijzelf van die schulden toch bewust blijf, zo is het voor mij, alsof de ander deze schulden niet draagt. Wanneer een ander mij zijn weten geeft, maar het is niet mijn eigen weten, dan is het uiteindelijk voor mij alsof ik nimmer enig weten ontvangen heb en ik zal zo zonder weten blijven. Het "Ik" is zo belangrijk en kostbaar, dat men aan de ontwikkeling daarvan zeer zeker aandacht moet blijven besteden door zich steeds weer af te vragen: Wat ben Ik? Wat wil ik? Maak dan hetgeen u werkelijk met het Ik verlangt, ook werkelijk af. Vraag u steeds weer af: wat kan ik begrijpen, wat kan ik aanvaarden? Het zal u misschien afzonderen van anderen. Dit geef ik toe. Maar is uiteindelijk niet de wijze de mens, die woont in de vrijheid van de bergen, terwijl de dwaas hij is, die steeds weer tegen eigen verlangen zich laat vangen in de drukte der menigte en de beënging der steden? Is niet de wijze de mens, die de waarheid der natuur drinkt uit het licht van de zon en het duister van de nacht en is niet hij dwaas, die waarheid wil zoeken in de dromen, die ontstaan uit de rijstwijn? Dit beseffen betekent voor de mens enerzijds een het prijs geven van de bindingen met vele dingen in de wereld, die men zeker meende te bezitten. Aan de andere kant wil het ook zeggen: jezelf ontplooien. En dit laatste lijkt mij al belangrijk. Onze geëerde vriend de eerste spreker heeft in zijn toestand gedoeld op de toestanden in de wereld en het verder verloop van het wereldgebeuren. Maar indien uzelf niet gebonden bent aan de toestanden van de wereld, zo zal uw persoonlijke ontplooiing verder gaan, ongeacht hetgeen in de wereld geschiedt. Indien u uzelf tot slaaf van de wereld gemaakt hebt, zult gij aan het gebeuren daarin niet kunnen ontkomen, hoezeer u ook poogt dit te doen. Gij zijt! In u is God. In u is het leven, de kosmische kracht. "Ik" en kosmos samen zijn voor u de grote werkelijkheid. Al het andere is onbetekenend en nietig. Misschien meent u zich op deze wereld te verheugen, of zeer te lijden. Maar deze dingen gaan voorbij. Zij zijn geen werkelijk deel van u. Het zijn mogelijkheden, waaruit u kunt leren meer en beter uzelf te worden, meer en beter uw plaats in de kosmos in te nemen. Meer niet. In u zijn bepaalde dingen, die te allen tijde deel van het "Ik" zullen blijven en nooit ten onder kunnen gaan. Het zijn deze dingen, die u in de kosmos uw werkelijke betekenis geven. Wat vandaag gebeurt, is morgen voorbij. Wat heden belangrijk lijkt, is morgen reeds begraven onder het stof der geschiedenis. De helden van deze dagen zijn misschien de dwazen van morgen. Maar wat ik nu ben, waarlijk bewust en werkelijk geuit, zal het "Ik" nog zijn, wanneer de zon is uitgeblust en de laatste sterren het Al dooft. Dit zal ik nog zijn, wanneer de kosmische nacht verklinkt en uit het herboren oeratoom een nieuw Al ontstaat. Want dit is de waarheid. Besef dus wel, hoe belangrijk u zelf bent. Besef, hoe belangrijk het is, dat u juist úw weg gaat, juist úw eigen krachten leert kennen en gebruiken. Zeg nooit, ik wil de kracht van mijn vrienden in de geest bezitten. Zeg ten hoogste: uit hun krachten wil ik het bewustzijn verkrijgen, dat mij in staat zal stellen zelf sterk te zijn. Alleen indien uzelf sterk bent, bent u ook veilig. De geest kan u beschermen voor een uur, een dag, een mensenleven misschien, maar nooit voor de eeuwigheid. De kracht, die in u woont, kan u te allen tijde beschermen. Zeg niet, ik wil de
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
wijsheid van de wereld tot de mijne maken, want wat heden nog wijsheid heet, is morgen nutteloos, waardeloos en vergaan. Zeg: In mijzelf wil ik bewustzijn bezitten omtrent mijn God en de waarheid. Ik wil mijzelf kennen, want deze dingen gaan niet voorbij. Het Ik is de eeuwigheid, nu nog begrensd, naar eens onbegrensd en daardoor de grote waarheid, waarin wij de werkelijkheid van God leren kennen. Mijn woorden schieten hier ook te kort. Daarom wil ik nog overgaan tot een derde punt. Hoe belangrijk het Ik ook moge zijn, er is in ons nog een tweede iets van buitengewoon belang: zelfvertrouwen. Op het ogenblik, dat ik niet in mijzelf geloof, heb ik al hetgeen ik daarmee in mijzelf verwerp, terzijde gesteld en voor mijn gebruik gesloten. Op het ogenblik, dat ik in mijzelf geloof en in mijzelf vertrouwen heb, kan ik alles, wat in mij leeft, gebruiken en alle mogelijkheden, die in mij schuilen, realiseren. De esotericus beseft zeer wel, dat hij de kracht, die in hem leeft, alleen blijvend kan realiseren voor zichzelf, evenals alles in de kosmos, wat met dit "Ik" harmonisch is. Niemand zal krachten in het "Ik" kunnen realiseren, die zonder enige harmonie, of verdere selectie in het Al toegepast kunnen worden. Menig mens zou gaarne krachten bezitten en zo geheel de wereld te kunnen wijzigen. Maar hij beseft niet, dat dit onmogelijk is. De krachten, die u vanuit de Goddelijke kern, die in u rust, kunt ontvangen, is mateloos, tomeloos, onoverzienbaar in haar grootheid en gloed. Zij is onvoorstelbaar in haar duur. Zij past alleen binnen uw wezen en in alles, wat daarmede harmonisch is. Daarom is het zeer belangrijk, dat wij in het leven de harmonie van het Ik met anderen steeds sterker leren uitdrukken. Hoe juister wij deze harmonie tot uitdrukking brengen, hoe meer de kracht, die in ons leeft, ook rond ons merkbaar en werkzaam zal zijn. Hoe meer wij ons eigen innerlijk in de wereld uitdrukken en zonder ons af te vragen, wat anderen daarvan denken, hoe beter wijzelf zullen leven en hoe groter door ons wezen de uitstrooiing van Goddelijke krachten in het Al zal zijn. Er komt een ogenblik, dat het Al zal sterven. De theorie ervan is u misschien wat vreemd. Ik zal haar vergelijkend weergeven: Er zijn op de wereld bergen en dalen. Daardoor kan de mens stijgen en dalen. Daardoor kan hij uitzien over grote vlakten, of beperkt worden in uitzicht ver beneden zijn eigen vermogen tot zien. Maar steeds weer komt de wind en draagt iets weg van de hoogte der bergen, steeds weer stort de wind iets van de hoogten in de dalen. Zo komt er een ogenblik, dat alle dingen in de wereld even hoog, even vlak zijn. Is er kosmisch gezien een gelijk zijn van alle krachten, dan is er geen uitzicht meer op verdere ontwikkelingen, is er voor geest of mens geen stijgen of dalen meer mogelijk. De beweging houdt op te zijn, de uiting gaat ten onder. De stromen vloeien niet meer en de zeeën zijn gedempt. Dan is het, als is de aarde niet meer. Nu nog zijn er verschillen van kracht. De kracht in ons en de kracht buiten ons. Eens zullen deze krachten gelijk zijn. Dan is er nog wel een bestaan, een zijn, maar geen leven en geen uiting bestaat dan meer. Slechts wie dan één is met het Zijn zelf, leeft waarlijk. Laat ons daarom nooit toornig zijn, dat er verschillen van kracht, meningen en strevingen bestaan. Laat ons niet teveel ons laten verstoren door de verschillen tussen bepaalde geestelijke en stoffelijke waarden. Zij zijn noodzakelijk. Zij maken het mogelijk de eenheid met het zijn te bereiken, waardoor zelfs het vervloeien van alle krachten ons wezen niet meer kan blussen en wij te allen tijde deel blijven en zijn van het Al-zijnde. Voor het heden geldt bovenal: Wees u er steeds van bewust, dat uw eigen wezen kracht is, die harmonisch kan worden geuit. Met elke daad, die wij juist stellen, dragen wij een stofje van de bergen af Goedenavond, vrienden.
14
De Catharisten
Datum:
30-11-1899
Soort:
Juweeltje
Reeks:
6. Overige Lezingen, Sprookjes en Juweeltjes > Juweeltje - 1954-1955
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Juweeltje
DE CATHARISTEN
Een mystieke secte in het Middeleeuwse Frankrijk. Van het Griekse woord "KATHAROS" (rein) leiden we het woord CATHARIST af. Veel is er geschreven over deze mystici, hun vermoedelijke oorsprong, hun geschiedenis en het verband met andere z.g. "geheime" secten van de Middeleeuwen. Betrouwbare gegevens betreffende de kwestie van Middeleeuwse legenden kunnen echter worden verkregen uit verscheidene historische verslagen en uit mededelingen van vooraanstaande personen. Eveneens uit een verstandige verklaring van de verslagen der Inquisitie. Natuurlijk moet een onderscheidingsvermogen gebruikt worden bij het beoordelen van deze laatstgenoemde verslagen, daar zij noodzakelijkerwijze het merkteken dragen van die instelling, n.l. haar partijdigheid en fanatisme. Inwijdingsrituelen en ceremonieën ontdekt in een manuscript, dat in het bezit is van de stad Lyon, een manuscript van het Nieuwe Testament, waarop alle riten van de Chataristen waren gebaseerd, en in een apocrief evangelie van de Heilige Johannes, gewoonlijk meer bekend onder de naam "Céne Secréé", met details uit sommige geschriften van R. Sacchioni, een Chataristische Bisschop, die later zijn geloof verzaakte, door lid van de Inquisitie te worden. Door deze geschriften te bestuderen en te vergelijken met die welke in de bibliotheek van Lyon bewaard bleven, is veel licht geworpen op deze mystici. Hun gewoonten kunnen teruggevoerd worden tot Manes, die in Perzië leefde omtrent de derde eeuw A.D.. Hij was een ernstig en oprecht bestudeerder van het Bhoedisme en van de Chaldeësche filosofie, en hij verdiepte zich in de verborgen wijsheid van de Egyptenaren. In later tijd werd hij een oprecht Christen, en uit de ontzaggelijke wetenschap, die hij verwierf uit deze verschillende geestelijke stromingen stelde hij een levensbeschouwing samen, waarop hij zijn leringen baseerde, n.l. dat men langs verschillende paden de Grote Universele Waarheid moest trachten te bereiken. Zijn volgelingen, die "Maniceeën" werden genoemd verspreidden zijn leer, die gelijktijdig gebaseerd was op de leer der verzaking van de Oosterse Godsdiensten, en op de Grote Wet van Liefde en Mededogen van de Christelijke leer. Belangwekkende documenten zijn kort voor de tweede wereldoorlog ontdekt in het Oosten, o.a. in Turkije en China. Eveneens in Fayoem, Egypte. Geschriften van Manes en van zijn volgelingen. Enkele van deze manuscripten ontkwamen aan verbranding, toen de discipelen van Manes werden vervolgd. Vanuit het Oosten trokken deze volgelingen naar Europa, te weten naar Bulgarije. Volgens sommige geschiedschrijvers was het van hieruit, dat hun leringen tot in Italic doordrongen en tenslotte verder Westwaarts gingen tot in Frankrijk, waar we hen aan het einde van de lle eeuw terugvinden en waar zij Catharisten werden genoemd. Zij geloofden aan een enige God, Monisme dus, erkennende het bestaan van twee tegenovergestelde principes, welker tegengesteldheid zichtbaar is in de stoffelijke manifestatie. Licht en Duister, of, Goed en Kwaad, of het positieve opbouwende principe, waar tegenover staat het negatieve en afbrekende principe. Laatstgenoemde werd de Duivel van de Rooms Katholieke leerstellingen. Door de Stof is het Heilige principe van de Mens, - de Ziel - in Duisternis gedompeld, van waaruit zij zich haar zaligmaking moet verwerven langs opeenvolgende incarnaties, een reeks van levens op de deze aarde. Door lijden en het beoefenen van liefde en barmhartigheid, moet zij langzaam opstijgen uit de Duisternis, vanuit de begoocheling van de Stof, om zich te verenigen met het Heilige Licht, het Eerste Beginsel, de schepper. In hun rituelen kan de Christelijke in slag van hun wijsheid herkend worden, terwijl hun balladen en gezangen, hun "romances" het merkteken van de Bhoedistische invloed dragen. Op hun beurt hadden deze gezangen en balladen een grote invloed op de literatuur en de DE CATHARISTEN
Orde der Verdraagzamen verstandelijke ontwikkeling van dat tijdperk, en op de fijngevoelige inspiraties van de dichterlijke troubadours. Om hun discipelen te helpen bij de langzame voortschrijdende ontplooiing van hun Zielen, gaven de Catharisten hen Inwijdingen. Maar om deze Inwijdingen waardig te worden moesten de volgelingen zichzelf reinigen door voortschrijdende ascese, door vasten, onthouding, en een grote en vurige wens om tot volmaaktheid te komen. Armoede werd eveneens betracht, als de bevrijding van het Zelf van wereldse boeien. De Hel bestond voor hen niet. Het gebied van Satan was op deze Aarde, en het vuur van de lagere gebieden van de Krachten der Duisternis was in feite het lijden, hier en nu, niet in een hiernamaals. De zielen der mensen konden derhalve worden gered en bevrijd door het lijden tijdens hun aardse leven. Zulke leringen waren niet dogmatisch. Het streven van de Catharistische Predikers was niet om hun volgelingen een uitzichtloos noodlot op te leggen, maar om hen de overtuiging te geven door het geloof en de het levende voorbeeld van reinheid en armoede, in hun persoonlijke leven. Zij brachten waarlijk de hoogst mogelijke geestelijkheid in praktijk en werden de "Volmaakten", of de "Reinen" genoemd. Dit waren de predikers, maar er waren natuurlijk nederiger volgelingen, het grote aantal van eenvoudige gelovigen, die werkten en baden onder de hoede van de "Volmaakte", die lering gaf en hen hield op het Pad van geestelijke wijsheid. De bevrijding de Ziel van de gebondenheid aan de stof, en de liefde tot anderen - Broederschap - waren de fundamentele grondwaarden van hun leerstellingen, tezamen met de Drie-Enige samenstelling van de mens. De leiders waren diepzinnige beoefenaars van de filosofie en waren aan de universiteiten verbonden, waar zij een actief aandeel hadden in alle discussies en disputen, die hen konden verlichten. Maar de leerstof van de academie was niet hun enige bron van wijsheid. Door concentratie en meditatie trachtten zij in onmiddellijk contact te komen met de Cosmische Geest, het Christus-Bewustzijn, de Logos. Te dien einde beoefenden zij het vasten voor een Inwijding, evengoed als soms daarna. Zij deden dit eveneens voor grote religieuze feesten. Een eigenaardigheid van hun rituelen was de handoplegging, genaamd "Consolation", of "Consolamentum" - Vertroosting. Het werd in sommige gevallen aangemerkt als een doop. Zij erkenden niet de kracht van doop door het water, zoals ingesteld door Johannes de Doper. Voor hen was slechts een ware doop: die van de Geest, zoals gebracht door Jezus Christus. Slecht zo kon de Heilige Levende Geest, de Heilige Cosmische Straling inwerken op de Ziel van de mens en de grovere trillingen van de stof doordringen en omzetten. Dit sacrament werd beschouwd als een middel tot verlossing en tegelijkertijd als een voorbereiding tot de staat van reinheid, door de discipel verkregen na een lange periode van vasten en mediteren. De Inwijding door middel van handoplegging van de Prediker had tot doel, om in staat gesteld te worden in contact te komen met Cosmische Bewustzijn, de Geest van God. Dit ritueel, de handoplegging, werd ook toegepast op de stervende, om de Ziel te helpen het Hiernamaals binnen te gaan. In dit geval kon het Consolamentum ook gegeven worden door een lid van de familie, of door een vrouw, vooropgesteld, dat hij, of zij reeds het sacrament had ontvangen, hetgeen betekende, dat de middelaar volledig en geestelijk gerechtigd was, om het aan de stervende te verlenen. De Priesterwijding werd eveneens gegeven door het Consolamentum, en zelfs aan vrouwen, die dan gezegend werden tot diacones. Elke gemeenschap van Christelijke Catharisten had op zijn minst een diacones.
DE CATHARISTEN
De grote godsdiensten
Datum:
27-08-1974
Soort:
Cursus: Les I t/m III
Reeks:
1. Plaatselijke kringen > Kring Arnhem > Arnhem 1974-1975
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- Proloog, Het schone woord: Consequentie - duivel - rust
- Blz 1 t/m 9 ontbreken, Het Christendom
- Het Hindoeïsme, De basis van het Hindoeïsme, Het essentiële verschil tussen Hindoeïsme en Boeddhisme, Het schone woord: Verandering - licht - lotus
De vele godsdiensten in de wereld
Datum:
17-07-1961
Soort:
lezing (datum zie historische kalender)
Reeks:
2. Zondagmorgenkring > Zondaggroep I > Zondaggroep (I) 1960-1961
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen Groep I 17 juli 1961 Goeden morgen vrienden, Ik zou vandaag graag eens met u willen spreken over
Zondagochtendkring
DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD
en ik zou ik willen beginnen met een kleine gelijkenis. Lang geleden maakte Rubens eens een schilderij en kreeg daarvoor een paar nabestellingen. Het gevolg was dat hij, nu hij zelf met meesterhand het eerste werk had afgemaakt, het andere liet kopiëren, o.m. door een Italiaan, Amaldo, en nog een paar. En die kopieën waren zo goed, dat het uiteindelijk moeilijk was, zo niet onmogelijk, om het verschil nog te vinden, want de leerlingen hadden allen ongeveer hetzelfde gedaan. Ze hadden de penseelstreek van de meester geïmiteerd, ze hadden de beschikking over dezelfde verven, hetzelfde doek. Rubens tekende al deze stukken, maar achter degenen die gekopieerd waren, maakte hij een klein tekentje. Veel later, dat is geweest omstreeks 1890, werden deze stukken verhandeld en ze werden allen gelijkelijk aangeboden als een echt stuk. Toen zei iedereen: "Nu zijn deze schilderijen niets meer waard, want niemand kan met zekerheid zeggen wat de echte is en wat de kopie is." Ik geloof dat dat een zekere dwaasheid was. Men wilde dat ene stuk hebben, dat Rubens geschilderd had, maar is dat logisch? Het is uiteindelijk een historisch verhaal, het is gebeurd. Wij vinden mensen op de wereld, die zeggen: "Ja, kijk eens, nu zijn er een heel stel godsdiensten. Als je die tot de keper ontleedt, dan zijn ze eigenlijk allemaal precies hetzelfde, alleen het lijstwerk verschilt wat. Maar welke heeft nu God zelve geschilderd? Want die andere, die God heeft goedgekeurd en die precies hetzelfde zijn, zijn niets waard en als we dat niet kunnen uitvinden, dan is er niets iets waard." Een eigenaardige stelling. Wanneer we nu bij de Christenen komen, dan zeggen ze: "Wij hebben de enige waarheid" en onder elkaar vechten ze erover wie de enige waarheid van de enige waarheid bezit. En hetzelfde zien we elders. De een beweert, dat Ali de enige juiste opvolger is geweest van de profeet en een ander heeft daar weer zijn eigen visie over en noemt weer een andere grootheid. Ik vraag mij af of het dan werkelijk zo belangrijk is, dat b.v. een godsdienst de enig waar geopenbaarde is? Weet u, om mijn beeld af te maken moet ik nog naar iets anders grijpen. Wanneer we 100 merken waspoeder hebben, dan zullen we zien, dat er misschien 20 of 30 van dezelfde fabriek komen en om eerlijk te zijn: van die 30 komen er 20 uit precies dezelfde vulvaten. Alleen de verpakking is anders. Nu zijn er toch mensen, die beweren dat ze niet kunnen wassen of ze moeten een speciaal middel hebben. Er is geen feitelijk verschil in inhoud, alleen in verpakking en het komt allemaal uit dezelfde fabriek. Wat is dit dan? Is dat dan niet suggestie? Is dat geen dwaasheid eigenlijk? Nu, dan heb ik mijn punt gemaakt, vanwaar we vandaag vertrekken. Is het belangrijk waar een leer vandaan komt, uiterlijk? Is het belangrijk wat een leer voor versieringen heeft, wat voor ritueel, wat voor kerkdienst? Is het belangrijk, dat een leer toevallig zus of zo wordt uitgelegd? Is het niet veel belangrijker, dat er achter die leer de waarheid schuilt van de aanwezigheid van een goddelijk wezen? De mensen geven dat niet toe en het vreemde is, dat ze die zelfde dwaze fout op duizend-en-een wijzen herhalen. Er zijn op het ogenblik op de wereld zeker 40 verschillende soorten van Marxisme en ze zeggen allemaal, dat ze de enig juiste weg hebben. Er zijn ongeveer een 14 á 15 verschillende systemen, economische staatssystemen, en ieder beweert, dat hij het enig juiste heeft. Toch is de kern van alles gelijk, de mens en zonder die mens kun je niets doen. En zo is het met een godsdienst, zonder god kun je niets doen. Wie zich teveel bezig houdt met de uiterlijkheden, ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD 1
Orde der Verdraagzamen moet op een gegeven ogenblik voor het voor hem ontstellende punt komen te staan, dat alles waardeloos is, waardeloos dan wel naar zijn eigen inzicht. Nu gaan we eens kijken hoe die dwaasheid nog verder in elkaar zit. Er zijn ijverige zendelingen geweest, die beweerden dat het Gods wil is dat de negers broekjes dragen en zich helemaal niet afvragen waarom de goede God ze dan niet met die dingen geschapen heeft. Er zijn mensen die beweren dat we allemaal regelmatig op Zondag stil moeten zitten en niets moeten doen, want de zevende dag rustte God, maar anderen zeggen: "Nee, dat moet op Zaterdag, want dat was de sabbath." En weer anderen zeggen: "Ja, maar het is Gods bedoeling helemaal niet, dat we niets gaan doen, het is maar een kwestie van rusten." Al deze verschillen, al deze eigenzinnigheden, hebben uw wereld langzaam maar zeker in een soort harnas geperst van verdeeldheid, een harnas dat in zekere zin ook weer een Nessushemd is: een hemd dat je prikkelt en dat je brandt en dat pijnlijk is. Waarom niet terugkeren tot de kern van de zaak? Laten we dan de kern van de zaak vandaag eens nader bezien. Er is een God, goed. Dat is iets, dat m.i. onloochenbaar is, ofschoon het een geloofspunt is en niet te bewijzen. Deze God heeft alle dingen geschapen, zo zeggen we. Uitstekend, maar heeft deze God dan verder nog iets bijzonders gedaan? Heeft hij beperkingen gemaakt en bepalingen? Nergens staat geschreven of anderszins dat dit het geval is, want God schiep hemel en aarde en hij zag dat het goed was. Dat staat zelfs in de Bijbel. Dus, zoals de dingen geschapen zijn, zijn ze goed. Dan zijn ook de mensen goed, zoals ze geschapen zijn en niet zondig en slecht. Dan is alles wat in de natuur voorkomt uit zichzelve goed, dus vanuit God. De enige afwijking hiervan zouden wij kunnen vinden door te gaan zeggen: Maar wat de mens heeft gemaakt, dat is niet goed. Maar, als wat de mens maakt niet goed is, dan is het niet in overeenstemming met de wil Gods, dan is dus de mens zo sterk, dat hij tegen de wil van God kan ingaan, dat hij de goddelijke wetten eenvoudig opzij kan zetten. Dat is dwaasheid. Alles is goed en wel, veel is goed wat de mens veroordeelt, heel veel zal goed zijn ongeacht de mening van de mens. Alles is natuurlijk en evenwichtig. Nu weten wij, dat b.v. de mens het ecologisch evenwicht heeft verstoord. Hij heeft veel dieren en insecten gedood en daardoor voor zichzelf de nood geschapen om voortdurend weer te blijven strijden, maar hij heeft de middelen ervoor. We zouden dus kunnen zeggen: In de wereld is alles goed, zolang als er evenwicht blijft, maar wanneer je een bepaald iets wegneemt, dan moet je de taak daarvan overnemen. Nietwaar, de boer die vandaag de vogels wegjaagt, zal morgen de insecten moeten bestrijden. Ook dat is logisch. Waarom dan al deze nadruk op wetten? Komen wetten niet uit de natuur voort? Maar nee, de mens moet en zal wetten hebben en als het maar even kan bovendien door God geopenbaarde of althans geratificeerde wetten. Nietwaar, we hebben de 10 geboden Gods en een bepaalde afdeling van het Christendom voegt daarbij de 5 geboden van de Heilige Kerk. Waarom? Zijn Mozes’ geboden dan zoiets bijzonders? Nu, als je ze nagaat, eigenlijk niet. Er is maar één ding bij, een enkele zinsnede, die we niet veel vroeger bij andere volkeren terugvinden en dat is: "Ik ben de Heer uwen God en ge zult geen vreemde goden voor mijn aangezicht stellen." Dat is het enig originele punt en vergeet niet, dat voor een dergelijk begin een zeer politieke reden aanwezig is. Waarom zouden die geboden uit God zijn? Ze bestonden reeds lang voordien. Ze waren neergelegd in de wetten van rijken en reeds in Urstijd bestonden er bepaalde regels, die neerkomen op het "Eert uw vader en moeder," en op het "Gij zult niet doodslaan," en "Gij zult niet stelen." Die dingen waren er. Heeft de mens dan zo’n behoefte aan een wet van God? Of is zijn wet alleen maar belangrijk, wanneer die uit God komt en zou je er anders omheen kunnen? Is dat zijn opvatting? Wat wij horen in de Bijbel, is Gods me toch wel eigenaardig, dat een als publicator van esoterische geschiedkundige verdraaiingen. En woord. Ik zou het niet willen bestrijden altijd, maar het lijkt God optreedt als illustrator van allerhande overleveringen, beschouwingen, pornografie, staatkundige verhalen en die kunnen we allemaal in de Bijbel vinden.
Weet u, deze stelling: "Wij moeten a.h.w. Gods hoogst persoonlijke zegel, Gods woord hebben. Wij hebben de enige waarheid," is vaak de dood van de menselijkheid in de mens. Nu 2 ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
staat u in een periode van vernieuwing, daar is zo dadelijk nog wel iets meer over te zeggen. In deze periode van vernieuwing zullen ongetwijfeld de eeuwige wetten zich even sterk en precies gelijk openbaren als in alle tijd. Je kunt niet aan de kosmische wetten, je kunt niet aan de eigenschappen van de structurele eigenschappen zelfs van de kosmos, van de wil Gods ontkomen. Ik vraag me alleen af of je dat nu moet zien als iets wat in woorden moet zijn vastgelegd. De natuur zelf heeft haar wetten. Die wetten komen voort uit haar geaardheid, haar wezen. Ze zijn erin verankerd. Verandert iets in de natuur zijn geaardheid, dan veranderen ook de wetten waaraan het gehoorzaamt. Zou de mens een uitzondering zijn? Ik geloof dat niet. Wanneer er andere omstandigheden komen, zal de mens aan andere wetten moeten gehoorzamen en wanneer hij dat niet doet en zich blijft houden aan zijn oude, haast versleten huisgoden, dan blijft er niet veel anders over dan de ondergang. De mens heeft n.l. met ik zou haast zeggen, groot opzienbarend geweld en lawaai verklaard, dat de mens alleen door macht het recht kan handhaven. Hij heeft verklaard, dat de mens in principe goed is. Hij heeft verklaard dat ….. en zo kunnen we doorgaan, alles dus eigenlijk maar precies in orde is. Nu, heel aardig, maar ik vraag me dan af: Hoe komt het dan, dat zoveel verschijnselen al deze stellingen tegenspreken? In de moderne tijd wordt gezegd, dat je een kind niet mag slaan. Dat is goed misschien voor zijn gezondheid, maar het is slecht voor zijn psyche. Nee, je moet een beroep doen op het goede in de mens. Een beetje dwaas, hé? Is er wel goed in de mens zoals men dat verkondigt? Als je resultaten ziet van de moderne opvoedingsmethoden, waarschijnlijk niet. Weet u, de geschiedenis doet me denken aan het volgende: Er is iemand die krijgt een heel jonge hond. Het beest is niet zindelijk. Maar hij is helemaal niet boos op die jonge hond, men weet dat hij zijn behoeften doet, dat is natuurlijk. Maar elke keer dat hij het doet, wordt hij er met zijn neus ingewreven, krijgt een paar tikken op zijn achterwerk en een vermanend woord. Het gevolg is dat die hond zindelijk is, nietwaar. Binnen korte tijd is hij zindelijk, dan heeft hij het geleerd. Als je een beroep gaat doen op het goede geweten van die hond, nu, ja, neem me niet kwalijk, dan kun je beter alle kleden en dergelijke verwijderen. Nu verwacht men echter, dat het bij een mens anders is, want de mens, zegt men, heeft het goede in zich. Maar sedert men de jeugd minder discipline geeft, minder leert, zonder haat, zonder drift, maar desnoods met stevige en harde maatregelen, dat ze zich moet aanpassen, is er jeugdcriminaliteit. En elke periode waarin de mens weer meent, dat hij een beroep kan doen op zoals vroeger b.v. de eer van de mens, of op dit van de mens, of dat van de mens, dan blijkt dat de jeugd daar niet op ingaat. Het zijn geleerde, maar niet ingeschapen waarden. Maar, dat is op zichzelf misschien nog niet zo erg, maar stel u nu eens de dwaasheid voor. Er is een jong mens. Die jonge mens is altijd zo’n beetje zijn eigen gang gegaan en niemand heeft hem ooit geleerd, dat hij zich aan die maatschappij moet aanpassen. Nu wordt hij meerderjarig. Toevallig is hij net meerderjarig als hij iemand doodslaat. Dan krijgt hij levenslang. Was het 2 dagen voordien geweest, dan was hij nog jeugdig geweest en dan had men hem er af laten komen met een paar jaar in een opvoedingsgesticht, waarin hij dan wel slaag krijgt, maar meestal te laat om er iets van te leren. Is dat geen kolder? Een ander voorbeeld. Wij moeten, zo zeggen ze, zorgen dat elke mens aan zijn rechten komt, want elke mens heeft recht op leven. Is leven een récht? Meent u dat? Meent u dat werkelijk? Als u midden op zee in het water valt en er is niemand in de buurt om u eruit te halen, dan moet u zeggen tegen de golven: "Ik heb recht op leven." Dan zult u zien of u recht hebt. U moet het zeggen tegen een hongerige leeuw, die tegenover u staat: "Ga weg, ik heb recht op leven." Of tegen een giftige slang. Zeg het tegen de elementen. Zij trekken zich daar niets van aan, u hebt geen recht. U moet strijden om te leven. Elke mens heeft recht op arbeid. Arbeid is geen recht, arbeid is een noodzaak. Om te leven moet men werken, men heeft niet het recht om te werken. En als er ergens iemand is, die niet werkt en blijft leven, dan is dat in feite een ongezonde toestand, hoe vreemd het ook klinkt. Alleen wanneer hij door zijn eigen arbeid het recht tot rusten verworven heeft, ja, dan, dan kan men zeggen: "Hij heeft dus zoveel arbeid verricht, dat hij er iets van overhoudt." Maar men spreekt over het recht, dat de mens heeft op arbeid. Men wil arbeid maken. Maar om arbeid te maken, moet men dus in feite het recht van alle arbeiders beperken. Dat is ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD 3
Orde der Verdraagzamen dwaas. De vrijheid van de arbeid, de vreugde van de arbeid worden gedood, omdat men gelooft aan recht op arbeid. Elke mens heeft recht op geluk. Heeft u recht op geluk? Bent u dan zo gelukkig? Die hele wereld een zee van gelukkige mensen? Of zoekt u misschien alle, sommige koortsig, andere wat minder koortsig naar het geluk? Soms voor een kort ogenblik die toestand in uzelve vindend? Dat is geen recht. Wij hebben recht op onze verworven welvaart. Natuurlijk, dat klinkt mooi, maar welvaart is in feite meer bezitten dan een ander. Dat verkrijg je door te strijden tegen een ander, met eerlijke of oneerlijke middelen. Wanneer je dat door strijd hebt verworven, kun je het alleen door strijd behouden en niet anders. Ik kan verder gaan. Ik zou u alle dwaasheden van de mensheid stuk voor stuk kunnen opsommen, maar deze dwaasheden zijn op het ogenblik het geloof van het merendeel van de wereld. Dat je recht hebt op leven, recht hebt op dit en op dat. Je hebt die rechten niet krachtens een goddelijke wet. Nu kunnen we dat verbloemen door een geloof te vormen en dat te gaan uitleggen, of stellingen op te bouwen die o , zo fraai klinken. Maar laten we nu de consequentie eens nemen: aannemende dat niet een andere invloed komt en eenvoudig die mensen breekt in hun vreemde opvatting. Iedereen heeft recht om te leven, dus ongebreidelde toename van menselijk ras, waarbij de nadruk ongetwijfeld valt op de minderwaardige typen die veelal, (drang tot zelfbehoud, ingeschapen waarde) zich sneller trachten voort te planten dan alle anderen. Verval van het ras. Als u de voorvaderen van de mieren zoudt kunnen spreken, dan zouden ze u daarvan wat kunnen vertellen. De ideale staat, zekerheid voor iedereen, ja, maar ook met slavernij voor iedereen en wanneer het te groot wordt, dan alleen door roof, veroveringen en exploitatie van anderen voortbestaan. Dat hoort er dan ook bij. Voelt u hoe vreemd al deze zeer humane en mooie stellingen klinken, wanneer je ze niet tot de basis en de kern kunt terugbrengen, n.l. de natuurlijke wetmatigheden de natuurlijke omstandigheden. En nu zijn er heel veel natuurlijke omstandigheden en krachten die, juist waar deze rechten van de mens (waar men zoveel over spreekt) eigenlijk zinloos zijn, toch weer de mogelijkheid geven om zoiets te bereiken als wordt nagestreefd met het erkennen van die rechten. Want, overal waar men zeker is van zichzelve, zal men uiteindelijk overwinnen. Wanneer 2 dieren tegenover elkaar staan en het een is zeker van zichzelf en het ander niet, deinst de onzekere af. Slechts waar gelijkwaardigen tegenover elkaar staan, is strijd onvermijdelijk. Geen strijd tot de dood, let wel, dat is alleen maar een kwestie van voedselnoodzaak, maar een strijd tot erkenning is afgedwongen. Recht tot leven heb je alleen wanneer je zo zeker bent van jezelf en zo bereid om voor dat leven te vechten en te strijden, desnoods ook voor het leven van anderen, (je bent een massadier, een kuddedier) dat je daardoor dit recht neemt, maar je bezit het alleen krachtens je eigenschappen, je gedragingen en niet anders. Wanneer zo dadelijk hier de hele wereld in oproer zou komen, en die mogelijkheid is zeker niet zover verwijderd als menigeen denkt, dan kun je alleen met zelfverzekerdheid, met het bewustzijn dat strijden vermeden moet worden, tenzij je tegenover iemand staat die gelijk sterk is en dat je dan moet uitmaken wie de sterkste is en je daaraan onderwerpen, uiteindelijk voortbestaan. Wat die arbeid betreft: Werken moet je altijd, mensen, al is het maar voor jezelf. Daadloosheid is onmogelijk. Maar wanneer arbeid identiek is met vreugde, dan is het goed, dan is het natuurlijk. De dieren, die jagen hebben een zekere vreugde aan de jacht en de dieren, die grazen werken ook op hun manier. Ze hebben vreugde daaraan. Alles in de natuur wat natuurlijk komt, uitgezonderd misschien dood en ziekte, brengen vreugde. Wanneer de mensen de vreugde genomen is aan de arbeid, dan zullen zij zich tegen de arbeid verzetten, dat is logisch. Dan gaan ze dus proberen hun arbeid meer en meer te beperken, dan komt er dus een ogenblik, dat hetgeen men nog aan arbeid verricht, zo weinig aan inhoud heeft dat het niet voldoende is om de mensheid in stand te houden en dat de behoefte en de gewoonte van arbeid teloor zijn gegaan, van werkelijk hard werken, werkelijk werken alleen om de prestatie. Dan volgt hieruit dat er een ogenblik moet komen waarop de mensheid in zijn zoeken naar steeds meer rust, verleerd heeft te werken en even zinloos ten prooi valt aan de hardheid van natuurlijke wetten, als het wilde dier dat een lange tijd thuis gevoed en, door de mensen gevoed niet meer weet hoe het zijn prooi moet zoeken, hoe het moet strijden, heel gauw het slachtoffer wordt van de omstandigheden. Er zijn maar enkelingen die zich daarboven uit kunnen werken. 4 ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
Een aanpassing aan de moderne tijd is nodig en die is nodig voordat al deze dingen werkelijk tot een climax komen. Die climax is nog wel een paar jaar weg, maak u geen zorgen, maar wanneer die aanpassing niet plaats vindt, wanneer ze verder gaan zoals nu, dan komt er een ogenblik dat het niet meer gaat, dan komt er een ogenblik dat dit hele kaartenhuis van sociale structuur en van schone idealen in elkaar valt en het dierlijk machtsbewustzijn van de enkelen, die nog willen vechten ten koste van alles, die nog willen werken, ongeacht wat het oplevert, die hele wereld in hun bezit krijgen. Want God heeft zijn wetten in de natuur gelegd en niet in een serie schoon klinkende leuzen, die de mensen zo aardig in de oren klinken. Het klinkt misschien vreemd, dat ik u dit zeg als een voorbereiding op de nieuwe tijd, die toch uiteindelijk juist hogere geestelijke waarden gaat brengen. Maar vergeet één ding niet. In jezelf kun je hogere waarden bereiken, kun je een weten hebben, een kracht, een vermogen om iets tot stand te brengen, dat niemand anders heeft. Daar kun je stijgen, in jezelf. Je kunt datgene wat jezelf bent sterker, hoger, edeler, bewuster maken, maar je kunt de wereld niet maken. Je kunt de mensheid niet veranderen, je kunt alleen jezelf veranderen. En juist in zo’n periode van omwenteling, komen die menselijke eigenschappen eigenlijk niet zo sterk naar voren als de menselijke misvattingen. Dan worden deze innerlijke vermogens veel minder geëxploiteerd dan de zinledige leuzen en ontvluchtingen aan de werkelijkheid, die uiteindelijk tot ineenstorting moeten voeren. Daarom meen ik terecht te mogen zeggen, dat het zeer belangrijk is in deze dagen of u de innerlijke wetten leert kennen, de eigen wetten van uw leven en bestaan, dan dat u zich alleen maar houdt aan de rechten van de mens en het gegeven woord Gods, en de rest. Genoeg echter van deze situatieschets, die in zekere zin een afbreken beoogt van veel wat u misschien heilig acht, want waar we afbreken, moeten we bouwen. Elke mens bestaat uit stof en geest. Elke mens kan beschikken over de vermogens van de stof en de geest. Elke mens kan stof en geest tot een harmonie en een samenwerking brengen, waardoor zijn eigen vermogens, zowel tegenover de stoffelijke wereld als de geestelijke wereld verveelvoudigd wordt. Wie een innerlijke eenheid bereikt, machtig en sterk, die kan veel betekenen ook voor anderen. Hij wordt de verdediger a.h.w. van een stukje van de menselijke kudde. Maar kun je die kracht, die innerlijke sterkte, dat innerlijke evenwicht wel bereiken, wanneer je je voortdurend, stoffelijk vooral, mentaal, laat beïnvloeden door leuzen die niet reëel zijn? Om geestelijk en stoffelijk juist te denken, te reageren en te handelen, moet je afstand doen van de dwaze gedachtegang, dat je ergens rechten hebt en dat je ergens een goddelijke woord hebt, waarop je je zo maar te beroepen hebt, waar al de natuur voor moet stilstaan, moet aanvaarden, dat je zelf in een voortdurende strijd, onderhoud eigenlijk, moet uitdrukken je eigen innerlijk wezen. En dan moet je toegeven, dat ook geestelijk het niet is een kwestie van God geeft mij, maar ten hoogste van door God en de goddelijke wetten kan ik verwerven en behouden. Persoonlijke actie, persoonlijke strijd, zijn belangrijk. Wanneer ik deze eenheid heb, wanneer ik die leiding kan geven, dan sta ik eigenlijk buiten een groot gedeelte van de maatschappij. En als ze mij dan zeggen: "Ja, maar ik weet dit, want dit is het woord Gods," dan moet ik antwoorden: "Kunt ge mij met tekenen bewijzen, dat God heeft gesproken, of wilt ge het God vragen of hij het mij wil herhalen, zo niet dan neem ik uw stelling niet aan. Wat gij gelooft, zij het uwe, wees in vrede daarmee, maar ik kan dit niet zo aanvaarden. Voor mij is Gods woord niet geschreven in een boek, maar in de natuur en in mijn wezen en die wetten, al zijn ze veel harder dan wat gij beseft, zijn belangrijker, dan al de schone woorden, waarmee ge komt aandragen." Ik sta dus buiten de maatschappij en een ander komt aan: "Ja maar, volgens het innerlijk goed van de mens, de zeden en de moraal, is dit en dat alleen toelaatbaar" en dan moet ik zeggen: “Ja goed, maar dat heeft niets te maken met de natuur. Wat je daar zegt, is aardig zolang je iemand zo gek krijgt om zich eraan te houden" en misschien moet je zelfs verder gaan en zeggen: "Ja natuurlijk, dat zijn de zeden en de moraal waarop de mens zich verheft en die hij ontduikt zolang hij de kans krijgt.” Dan sta je buiten de maatschappij, ik geef het toe, maar is het belangrijk dat u binnen deze waangemeenschap blijft staan? Is het belangrijker, dat u de werkelijkheid gaat leren beleven? Die werkelijkheid maakt dus allereerst een mens wat eenzaam, want hij staat eigenlijk buiten het gewende kader van het menselijk denken. Maar hij heeft gelukkig compensaties, want wie ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD 5
Orde der Verdraagzamen leeft met de natuur, (dat kunt u zien zelfs bij de natuurmens), verstaat de natuur en haar tekenen en dat gaat verder dan alleen maar het lezen van een spoor. Het wordt op den duur een soort occult weten, zelfs bij de eenvoudige mens, de mens wiens denken nog niet geschoold en verder ontplooid is. Als gij in die eenzaamheid komt te staan, komt ge wederom in contact met de natuur zelf, de ruwe rauwe natuur zeker, maar de natuur waarin het goddelijke gaat spreken. Dan bent u wel in staat om een eenheid te kweken tussen stof en geest, dan bent u wel in staat om realistisch te reageren. Niet volgens wat men zegt, volgens leuzen van vaderlandsliefde of mensenrecht, maar volgens uw innerlijk weten omtrent hetgeen voor u juist is. Ge keert dan in feite terug tot een soort primitiviteit, een jungle toestand, zeker, maar het is uit de jungle, dat altijd weer de maatschappij wordt opgebouwd. Het is uit de hardheid van het leven, dat de schoonste beschavingen ontstaan. Het is uit de hardheid van het natuurlijk leven, dat langzaam maar zeker de nieuwe schoonheid van een duizendjarig rijk kan opbloeien. Niet de menselijke droom van zoetheid en engeltjes, die wieken over de aarde om de mensen te behoeden tegen alle dingen, maar een duizendjarig rijk waarin elke mens persoonlijk voor zijn God kan treden en daardoor leeft naar de wetten van die God en de geestelijke wet die op aarde dus stoffelijk niet direct van kracht is, mede beleeft en uit in de stof en dan komen we verder. Er is een wet, die voor de mensheid wel van zeer groot belang is, een wet die duizenden malen is herhaald. Wij noemen die in de Christelijke zin de wet van naastenliefde. Maar die wet van naastenliefde bestond al veel vroeger. Het was al een leer van de stam: "Alle leden van de stam beschermen alle leden van de stam, anders kan geen van hen voortbestaan." Eigenbelang zegt u, maar het was een genegenheidsvorm, een vorm van trouw, van eenheid. Dit geldt nu nog. Alleen wanneer de mens zijn medemens, de mensen die hij kent, beschouwt als delen van een gemeenschap, die hij met zijn krachten en zijn inzichten moet helpen, beschermen en verdedigen, die hij moet troosten, kortom die hij moet opvoeden en instaat houden om het leven aan te kunnen, dan komen we verder. Naastenliefde kunnen we natuurlijk ook anders rationaliseren, ik weet het wel. We kunnen mooie woorden gebruiken over God en alles wat daarbij komt, maar nuchter gezegd: Zonder naastenliefde kun je niet voortbestaan. Een mens die alle mensen haat en voortdurend alle mensen aanvalt, gaat zelf onder en brengt andere mensen tot ondergang. Maar mensen die, ongeacht onder welk mom of in welke naam, elkander waarlijk liefhebben, elkander verdedigen, helpen, voor elkaar a.h.w. instaan, die vormen een kracht die onbreekbaar is. Hoe groter het aantal mensen dat in naastenliefde verenigd is, hoe sterker hun vermogen, geestelijk en stoffelijk, en hoe moeilijker het te breken is. De nieuwe leer van de nieuwe tijd moet wel veel van de illusies van het heden verstoren, ook de illusie misschien van een naastenliefde, die alleen maar een zoet gevoosd hemellied is. Maar ze stellen daarvoor de praktijk: We moeten elkander liefhebben zo goed als we kunnen. We moeten elkander helpen en beschermen zo goed als we kunnen, want slechts gezamenlijk zijn we sterk. Als eenling zijn we zwak, maar we moeten wel beseffen dat we nimmer werkelijk kunnen samengaan zolang wij laboreren aan illusies. Misschien denkt u dat het toch wel goed is om te wijzen op de goedheid van krachteloosheid, enz., en te zeggen dat de macht en wapenen en strijd op de wereld misschien weinig betekend hebben. Als u dat gelooft moet u dat eens vragen aan het oude Byzantium, aan Carthago en Troje, de duizenden dode steden. U moet het vragen aan het uitgebrande Berlijn of wapenen niets betekenen. Maar er zijn meerdere soorten wapenen en het machtigste wapen is steeds weer gebleken een geestelijk wapen te zijn en geen materieel. Geen militaire organisatie is ooit machtiger geweest dan een priesterorganisatie, maar wat heeft het voor zin, want de machtigste wapens die er bestaan, behoren de innerlijke mens en het menselijk denken en zij hebben veel grotere invloed dan alle uitwendig geweld. Er zal ook in de nieuwe tijd zeker gestreden moeten worden, maar gestreden met het geestelijk zwaard, niet met het stoffelijke. Daarom is het noodzakelijk dat men, zelfs al komt men vooreerst enigszins alleen te staan, zich vrij maakt van alle conventionele aanvaarding van rechten, van openbaringen en alles, en daarvoor terugkeert naar het persoonlijk contact met natuur en met God. Uit dit persoonlijke contact alleen kan de kracht groeien waardoor 6 ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
men anderen kan beschermen en verdedigen. De overtuigingskracht waardoor men tot leider van anderen kan worden. Alleen zo kan de mens de grote verandering van de tijden doormaken zonder daaraan ten onder te gaan. Misschien heb ik hiermee uw zondagsstemming grondig verstoord, als de regen dat tenminste al niet gedaan had, maar, vrienden, het is wel eens nodig dat we nuchter zijn en ik geloof dat dat in de tegenwoordige tijd meer dan ooit nodig is: in een tijd waarin leuzen woorden met 5 en meer betekenissen enz. de hele wereld overspoelen, waarin u voortdurend verteld wordt dat u recht hebt op dit en dat uw plicht dat is, zonder dat men bewijzen kan dat het uit uw wezen voortvloeit. De mens moet terugkeren tot zichzelf. De mens moet vrij zijn en dan bedoel ik niet vrij in een bandeloosheid, in een onbeheerstheid, dat is dwaas, maar hij moet vrij zijn om de grondwaarden van zijn eigen wezen, de goddelijke krachten zoals ze onmiddellijk geopenbaard zijn in en rond hem, te aanvaarden. Dan alleen kan hij de banden vinden met alle krachten die belangrijk zijn in de komende tijd, de krachten die nu paranormaal en occult heten en magisch, de krachten die in die mens wonen en die hij hard nodig heeft, maar die hij niet gebruiken kan. Dat weten, dat op het ogenblik als strijdig met Gods wil of irrationeel of waanzinnig terzijde wordt getrapt ongeacht de bewijzen. Want ik zeg u, de nieuwe tijd is een tijd, waarin de geest en de geestelijke waarden plus, de natuurlijke stoffelijke wetten, de enige werkelijkheid zijn voor de mens tot behoud, tot vorming van een nieuw mensenrijk, tot een vernieuwing a.h.w. van hemel en aarde. Alleen zo en anders niet. En het begin van een dergelijke opbouw kan niet geschieden zonder dat er hier en daar wat wordt gebroken. Ik hoop dat u me niet kwalijk neem, dat ik deze ochtend gebruikt heb om hier en daar iets te breken. Ik hoop dat ik u daarnaast iets gegeven heb waaraan u toch houvast hebt: Uw innerlijke zekerheid van plichten, van noodzaken en van de mogelijkheid om juist vanuit het natuurlijk aanvaarden van een werkelijkheid en niet van een waantoestand, zo stof en geest te intensifiëren, dat uw leven anders wordt. Laten we besluiten met de opmerking: dat alleen de mens die natuurlijk zijn plichten volbrengt, de plichten van het leven wel te verstaan, een gelukkig mens kan zijn, maar nimmer de mens, die streeft naar steeds meer rechten. Zijn leven is een voortdurende frustratie. Ik laat u nu over aan een laatste spreker van vanmorgen, die voor u zal sluiten. En als er kritiek is op deze dingen, het zou kunnen voorkomen, zo, als het dan Vrijdag is? (vragenrubriek na de pauze) dan zoudt u deze dingen te berde kunnen brengen. Een prettige zondag. o-o-o-o-o Zo vrienden, U kunt echt merken, dat het de laatste tijd overal donderen is. Ja, ik zou zeggen, het gebrom klinkt zelfs door in de stem van de geest op een bepaald ogenblik. Maar ja, u moet maar zo rekenen, die stormen kunnen een hele hoop reinigen. Aan mij is de taak dan opgedragen om te gaan sluiten en nu wil ik, voordat ik u de kans geef het laatste onderwerp te bepalen, van mijn kant toch ook een paar woorden zeggen. U moet allereerst stellen, dat ik het voor een groot gedeelte met de vorige spreker eens ben en dat diens inzichten dan ook zeker niet zo zeldzaam, en eigenaardig zijn als u misschien denkt. En mijn vraag is of de mens in staat is, om plotseling al zijn ideeën aan rechten, opzij te zetten. Ik geloof niet, dat een mens dat ineens kan doen en ik geloof dat er een tweede weg bestaat om je die vrijheid te bezorgen: de weg van innerlijk werk, van eerst persoonlijk a.h.w. een vrijheid vinden, die dan langzaam maar zeker omgezet in nieuw denken en bewustzijn en ongetwijfeld ook de illusies van de wereld gaat doorzien. U kunt alles van twee kanten uit doen. Het is logisch dat b.v. een ideale socialistische staat haar eigen ondergang in zich zou dragen, evenals een ideale communistische staat. Dat een ideale kapitalistische staat zeer gauw een anarchistische staat zou zijn, enz.. Dat weten we toch allemaal, als we tenminste nuchter zijn, wanneer we ons niet laten verblinden door de voortdurende verandering in de mens. Want de ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD 7
Orde der Verdraagzamen mens is nog altijd hebzuchtig als b.v. 5.000 jaar geleden en er is geen reden om aan te nemen dat hij ineens in honderd jaar veranderen zal. Er zijn 2 wegen zeg ik, misschien zijn er meer. Persoonlijk ben ik een voorstander van de innerlijke weg. De innerlijke bewustwording, die op den duur ook het inzicht geeft en daarmee de juiste instelling en de juiste vrijheid in de materie. Ik wil u er verder op attent maken, dat veel van wat alle mensen of vele mensen heilig is, hier vanmorgen is aangevallen, maar dat deze aanval niet kwaadaardig was. Ze was alleen een poging om nu eens al deze heilige huisjes (want dat zijn het uiteindelijk) te confronteren met de redelijke werkelijkheid. De redelijke werkelijkheid blijkt in staat om alle mythen enigszins van hun gloriekrans te ontdoen. Of dat nu is de kwestie van de tien geboden, die teruggevonden worden bij andere volkeren lang voordat Mozes ze geeft in de naam van God, wanneer dat nu gaat over het ééngodendom zoals dat ontstond of zelfs maar het geloof van de aartsvaders, wanneer het moet gaan over Christus, Christendom. We kunnen al die dingen ontzenuwen, we kunnen steeds zeggen: Kijk, maar dat zijn de nuchtere feiten, de feiten waarvoor je blind bent." Het is natuurlijk weleens goed, maar voor menigeen zal het zijn als een blik in de afgrond. Het is een waarschuwing voor het gevaar dat u kan bedreigen. Het gevaar n.l. dat u uit angst voor de afgrond blijft stilstaan, u blijft vastklampen aan illusies, want er is een brug en die brug heeft de vorige spreker al aangegeven. Het is n.l. de eenheid van stof en geest a.h.w., de innerlijke eenheid met de volle ontplooiing van alle capaciteiten, die je feitelijk bezit, die je kan helpen om te komen in een land waar hogere waarden wel degelijk bestaan, maar nu niet meer als een uit mensen opgebouwde droomwereld, maar als een deel van een natuur, een goddelijke natuur, geboren tot geestelijke werelden van licht en in de materie maar zeer ten dele weerkaatst. Beschouw het dus niet in de eerste plaats als een kwestie van nu is mijn heiligdom of mijn opinie aangevallen. Beschouw het eerder eens als een vraag: zouden er misschien tegen de dingen, die ik denk en geloof, redelijke en nuchtere argumenten aan te voeren zijn? Wanneer ik aan de mens iets toeken, iets bijzonders, doe ik dat dan wol aan de hand van de praktijk of doe ik het alleen maar aan de hand van een onderlinge afspraak, waardoor men aanneemt dat het zo is? Als u erover nadenkt, dan zijn alle eventuele ergernissen en schokken van deze morgen voor uzelve ruim de moeite waard. Niet omdat u verandert, daar ben ik zeker van. Als u Christen bent, blijft u Christen, als u socialist bent, blijft u socialist, als u kapitalist bent, blijft u kapitalist, enz.. Maar vrienden, een ding: u bent nuchter. U kunt de dingen zien zoals ze zijn en u zult daardoor, ongeacht hetgeen u innerlijk heilig is en wat voor u een weg is tot bewustwording, nimmer meer blijven vertrouwen op drogbeelden, op illusies die nooit waar kunnen zijn. U zult dus nooit teleurgesteld worden, u zult innerlijke kracht hebben en daardoor een vrijheid gewinnen, zelfs met die stellingen, die u zonder een confrontatie met deze feiten - want dat zijn het - nooit tot stand had kunnen brengen. Zo en dan heb ik mijn mening gezegd en nu wacht ik alleen nog af of er een van u met een laatste woord komt aandragen, waarover ik dan nog eventjes zal spreken. Een dorsvloer. Ik hoop alleen, dat u mij dan niet tot een van de vlegels rekent. DORSVLOER Is het graan al rijp? Staat het droog in schoven op de velden? Dan wordt het tijd dat men het waardeloze van het waardevolle scheidt en zij het door de grove slagen of het treden van de ossen, het graan dat voedsel is en vruchtbaarheid tot nieuwe bestemming leidt en het stro doet gaan daar waar het hoort. In de mensenwereld is gegroeid - het staat in de gelijkenis geschreven - het graan van het leven, maar een vijand had er onkruid in gezaaid. De knechten wilden het uit gaan rukken. De Heer die het verbood zei: "Nee, wij scheiden eerst wanneer ge maait, want nu nog zoudt ge ook het koren uit de aarde kunnen trekken." De dorsvloer van het leven is nabij. Het is de wereld door de mens en door de geest gelijk omschreven als slagveld, waarin je jezelve bevecht en zoekt naar het doel en de zin van het leven. Welaan dan, het onkruid van vals genomen recht, het onkruid van illusoire dromen, van 8 ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD
© Orde der Verdraagzamen
Zondagochtendkring
zoetheid, gedachten aan hemelsfeer verkregen zonder moeite, zonder meer op rekening van anderen, zij moeten gaan. Het onkruid wordt eerst uit het graan genomen en verbrand, Maar nog niet heeft men dan de nieuwe werkelijke tijd, de nieuwe vruchtbaarheid, het nieuwe vaderland. Dan moet nog eerst door het grove kreunen van de tijd het menselijk licht van geest en stof tezaam, van nood gebruik en waan gescheiden worden. Dan moet ontstaan het nieuw begrip van innerlijke zuiverheid, zoals dat voedsel is en leven in zich draagt en toch niet vraagt, maar voortgaat door de wet van God, door eigen zijn geleid. Waarlijk voor de mensen is de wereld wel de dorsvloer van de eeuwigheid. Misschien vindt ge de slagen zwaar en misschien meent ge: dit alles voert slechts tot misvatting, lijden. Ik kan dit niet alles langer weerstaan. Ik moet het verwerpen, slechts in de waan kan ik mij vermeien en vreugde vinden en zin. Maar bedenk, het begin van dorsen geeft nog mogelijkheid van vluchten, maar alle slagen komen onvermijdelijk en zwaar, totdat de scheiding is voltrokken. Ligt dan uw wereldwaan in brokken zo kunt ge waarlijk zuiver nu, als vrije mens toch voortbestaan. En bedenk is het dorsen beëindigd dan vieren de boeren een feest, dan zeggen ze: Ziet hoe goed of de oogst, hoe goed of de schepper is geweest. Misschien dat in u een dorsvloer ligt, waarin ge moet dorsen eigen begrippen en eigen illusies en eigen bestaan. Maar hebt ge het volbracht, dan zult ge misschien versteld nog staan van al wat die oogst hoeft gebracht. Want in elke mens, tussen het vele waardeloze, schuilen de parelende diamanten van het Al, de waarheden, goddelijk die nimmer in kracht, nog aantasten zal of vernietigen of veranderen in het leven. Omdat God in zijn kracht in u bestaat en elk waar erkennen van zijn kracht en wezen in u wordt weergegeven en eeuwig voortbestaat. Slechts dat wat onveranderlijk waar is en vrij van waan, dat is de oogst van het leven. De dorsvloer scheidt dit alles voor u van ijdele waan. Ik heb geprobeerd om drie dingen duidelijk te maken. Uw ervaringen, uw tegenslagen, spanningen en alles, het zijn de eerste slagen, hoor van het dorsen van de wereld en de mensheid en nu kunt u natuurlijk denken: Laat de boer nu maar dorsen, maar dan krijgt u de slagen extra zwaar. Wanneer u nu in uzelf waarheid van waan kunt scheiden, wanneer u kunt proberen om alles eerlijk en waar te zien voor uzelve en over uzelf zo goed als over de wereld en anderen, dan kunt u daaruit de kracht putten, ik zou zeggen de levensvatbaarheid en de vruchtbaarheid, die zodadelijk wanneer anderen zeggen: "De wereld is verbrijzeld" u kunnen doen zeggen: "Wat een feest, het dorsen is teneinde. Nu kunnen we waarlijk leven en bouwen." Daarom zou ik zeggen, heb vertrouwen in de tijd. Droom alsjeblieft niet van een ondergang door een atoombom of neutronenbom, daar gaat het niet om. Het gaat om de menselijke illusies en denkbeelden, die nu op de proef worden gesteld, omdat men niet genoeg meer heeft alleen aan de theorie. Men wil het in de praktijk zien en in de praktijk is de natuurwet, de goddelijke wet, die u doet vallen. Dat is het dorsen van de tijd. Laat u zich daar niet door meeslepen. Bent u eerlijk en oprecht uzelve, vrienden, ik geloof dat ge deze tijd zult zegenen, vóórdat het vele jaren verder is. Voor de rest zou ik zeggen: een prettige zondag. Wees niet pessimistisch, wees realist. Zeg tegen uzelf: Of de zon schijnt of het regent, als ik maar in mezelf vreugde ken, dan kan ik overal tegen. Prettige zondag allemaal.
ZI 610717 – DE VELE GODSDIENSTEN IN DE WERELD
9
Godsdienst en filosofie in het Boeddhisme
Datum:
19-02-1960
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde III > Stem van Gene Zijde 1959-1960
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
GODSDIENST EN FILOSOFIE IN HET BOEDDHISME
19 februari 1960 Goedenavond, vrienden. Aan het begin van deze avond zou ik u er gaarne op wijzen, dat wij niet alwetend, of onfeilbaar zijn. Ik hoop, dat u daarmede rekening zult willen houden. Het door u opgegeven onderwerp luidt: GODSDIENST EN FILOSOFIE IN HET BOEDDHISME Zoals bij vele - door u gestelde - onderwerpen al bleek, bevat ook deze titel weer enkele moeilijkheden. Het zuivere boeddhisme mag zeker niet in de zin van een zuivere godsdienst zoals men die in het westen kent - worden beschouwd. Er is een kerkelijke organisatie. Ongetwijfeld zijn er bepaalde delen van het boeddhisme, waarin wij rituele plechtigheden, erediensten enz. aantreffen. Daarnaast vinden wij zelfs vormen van boeddhisme die met sjamanisme en tovenarij vermengd zijn. Het zuivere boeddhisme is een filosofie, een soort levensfilosofie. Het boeddhisme zelf is voortgekomen uit de hindoeleer. Deze hindoeleer wordt in vele gevallen zelfs beschouwd als een voorgaande openbaring, waarin een Boeddha zijn bereiking kenbaar maakte. Verder neemt men aan dat regelmatig geesten tot verlichting komen die op de aarde geïncarneerd zijn en dan de mensen wijzen op de noodzaak van een juist bestaan en het gaan van het juiste pad. Het boeddhisme, zoals wij dit op het ogenblik kennen, is gegrondvest door Prins Siddharta, rond wiens figuur vele legenden zijn verweven. Om er enkelen te noemen: Hij zou een maagdelijk ontvangen kind zijn. Zijn moeder zou zich langere tijd in een zeer weelderige bovenzaal van het ouderlijke paleis hebben teruggetrokken, maar zou haar zoon niet hebben kunnen baren, vóór zij naar de stallen was gebracht, waar zij hem baarde op een leger van stro. Ik meen dat ik u van zijn verdere levensloop niet veel hoef te vertellen. Het enige punt dat hierin voor ons nog belangrijker is, blijkt zijn ontwaken tot de werkelijkheid van de wereld te zijn. Hij rijdt uit - tegen de wil van zijn ouders - buiten de paleisgronden en ontmoet daar lijden, ziekte en dood. Deze waarden heeft hij tot op dat ogenblik niet gekend. Vanaf dit ogenblik blijkt de Prins Siddharta een zoeker en denker te zijn. Zijn levensbeschrijving - reeds tijdens zijn leven voor een deel met grote eerbied opgetekend - bevat dan beschrijvingen van al hetgeen hij verder doet. Het grootste deel van zijn verdere leven blijkt gewijd te zijn aan het onderzoeken van stellingen, het zoeken naar de weg, naar de waarheid. Indien wij de weg die hij zijn leerlingen toont, nader beschouwen, vinden wij hier enkele overeenkomsten met de Chinese filosofie, waarin immers de leer van Tao - de juiste weg en het juiste gedrag - een zeer belangrijke is. Mogelijkerwijze is vóór zijn verlichting de Prins Siddharta aan het hof van zijn vader door Chinese wijzen beïnvloed, wat verklaart, hoe hij tot zijn latere formuleringen is gekomen. In ieder geval heeft hij kennis gemaakt met het mysticisme in zijn meest verschillende vormen; hij is kluizenaar geweest. Ook heeft hij een tijdlang yoga gevolgd. Uiteindelijk is hij - naar men zegt - terwijl hij rustte onder een baobab boom en na drie maal bloot te hebben gestaan aan verleiding door de machten des kwaads en de dochteren van de duivel - ofschoon dit legenden zijn - tot een absolute bewustwording gekomen. Dóór zijn meditatie bereikte hij inzicht in….. zullen wij zeggen het Niet? Vreemd blijft, dat - ofschoon een groot deel van zijn leer onmiddellijk is vastgelegd tijdens zijn leven - deze leer geen enkele vaste stelling behelst omtrent voortbestaan van de ziel, evt. toestanden in het hiernamaals, terwijl alle problemen die buiten de menselijk wereld liggen, terzijde worden gesteld buiten dit ene: de mens kan opgaan in het grote geheel, want dit laatste is de kern van heel deze leer, heel deze filosofie. Alle dingen zijn één. Uit deze eenheid moet het bewustzijn der eenheid in ons ontspruiten. Wij kunnen dit alleen bereiken, wanneer wij ons houden aan bepaalde regels en wetten. Het 8-voudige pad, de gulden regels, zijn dan ook het werkelijke leidsnoer voor de oprechte boeddhist, wanneer hij in zijn leven tot een nader inzicht tracht te komen.
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Van een duidelijke uitspraak omtrent de reïncarnatieleer is - in tegenstelling met hetgeen vele westerlingen menen - geen sprake. Leerstellingen daarover bestaan wel binnen vele sekten, maar maken toch geen werkelijk en belangrijk deel uit van de leer van de Boeddha. U zult nu begrijpen, dat het mij zeer moeilijk is te spreken over de godsdienst van het boeddhisme. Het volk heeft behoefte aan zichtbare figuren, die kunnen vereerd worden. Wij zullen dan ook vele boeddhistische tempels en heilige plaatsen vinden, waar beelden van de Boeddha en andere bewusten in vele verschillende houdingen aanwezig zijn. Deze beelden moeten beschouwd worden als beelden van heiligen. Zij worden wel vereerd, maar mogen volgens de leer zeker niet worden aanbeden. Wel richt men menigmaal een gebed tot hen om hun steun te verwerven, wanneer men iets bereiken wil. Hier neemt een verering dus de vorm aan van de heiligenverering, zoals men die in een zeker deel van het christendom kent. De levende boeddha's zijn evenmin een intrinsiek deel van het eigenlijke boeddhisme. Er zijn tempels en kloosters, waar men aanneemt dat een abt, priester, of zeer belangrijke prelaat evenals de Dalai Lama - een geest is, die steeds weer in nieuwe lichamen zal incarneren om zo zijn taak voort te zetten. Maar deze leer is niet een deel van het werkelijke en oorspronkelijke boeddhisme, doch moet eerder worden gezien als gevolg van een opname van oudere elementen en volksgeloof, binnen of naast deze leer. Er is vaak sprake van het Rad des Levens dat meestal als specifiek boeddhistisch wordt beschouwd. Toch heeft dit zeer veel gemeen met bepaalde gedachten uit China, terwijl wij soortgelijke voorstellingen ook vinden binnen het hindoegeloof. Indien wij de kern van het boeddhisme willen weergeven, ontdaan van zijn haast eindeloze argumenten en verhandelingen, kunnen wij dit in enkele zinsneden doen: Leef zonder angsten en zonder begeerten. Hecht u aan niets. Tracht steeds rechtvaardig te zijn. Tracht in alle dingen geheel te handelen volgens beste inzichten en streef steeds meer naar het kennen van de Bron aller Dingen. Anders gezegd: de kern aller dingen. Een uitdrukking die m.i. juister is. Hiermede is alles gezegd, wat als basis van gans deze grote leer moet beschouwd worden. Dit is de kern van het boeddhisme, de kern van de leer van de Gautama Boeddha Zelf. Wanneer zijn leer wordt verkondigd, komen er al heel snel mensen die interpretaties van zijn woorden gaan geven en daarin andere betekenissen menen te kunnen vinden. Dit is in het westen ongeveer gelijk gebeurd met de Leer van Jezus. Ook binnen het boeddhisme is er wel aanleiding hiertoe te vinden. De Meester spreekt immers gaarne in gelijkenissen en ook hij belegt - evenals Jezus - vele samenkomsten. In een vreemde staat wordt hem al snel een stuk grond geschonken, waarop het eerste klooster zal worden gebouwd. Daar, gezeten op een terras onder de bomen, geeft hij zijn leerlingen vele leringen en geeft hij vele beschouwingen omtrent werkelijkheid en schijn. Om zijn gedachten duidelijk te maken, gebruikt hij hierbij steeds weer gelijkenissen. Zijn leerlingen zullen juist deze later gaan becommentariëren. Daarnaast is het eigen leven van de onmiddellijke volgelingen en vrienden van de Boeddha in het boeddhisme evenzeer belangrijk. Uit de commentaren en leringen van Anakananda worden vele afleidingen gemaakt, die tezamen reeds ruim 900 zeer dikke boekwerken vullen. Hiertoe hebben vele geslachten aan dergelijke commentaren gewerkt. Men heeft getracht in de loop der tijden door overwegingen, door mediteren ter verwerving van inzicht, en het luisteren naar velen die Boeddha konden zijn of worden, een openbaring willen verwerven, die de mens precies vertelt waar hij in dit aardse leven nu eigenlijk aan toe is. Ongeacht deze bijkomende elementen blijft ook nu nog het boeddhisme in de eerste plaats een levensleer, die zozeer uitgebreid is, dat zij voor degenen die hierin geheel willen opgaan, de juiste levenshouding in elke omstandigheid en in elk ogenblik van het bestaan omschrijft. Dat zij daarnaast tracht een complete kosmologie weer te geven - welke vooral over het ontstaan en einddoel der dingen vaak zeer vaag is - is begrijpelijk, evenals een ieder kan begrijpen dat zij tracht uit te maken hoe de maatschappelijke ordening dient te zijn en hoe de mens binnen deze maatschappelijke orde moet trachten te denken. Het is lastig hiervoor een naam te vinden. Een
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
zuivere filosofie is dit samenstelsel van regels en beschouwingen zeker niet. Een godsdienst kan het moeilijk worden genoemd, omdat er geen sprake van een godsbegrip, doch slechts van een erkenning van de bereikingen van de Boeddha en anderen, die - als een soort ingewijden - tot een gelijk - of bijna gelijk - peil zijn gestegen. Overigens is in de leer wel weer sprake van pogingen om voor zich bepaalde vermogens of krachten te verwerven, ook indien dit niet tot de basisleer mag worden gerekend. Vele boeken bestrijden zelfs het recht van de mens, zich krachten of vermogens te verwerven, die niet onmiddellijk een inzicht in het Niet-zijnde Zijn leren te verwerven. De mens in het boeddhisme staat in zekere zin alleen. Hij moet zelfs alleen staan om tot een begrip van de werkelijkheid te kunnen komen. Eerst wanneer hij niet gehecht is aan mensen of dingen, eerst wanneer hij geheel zichzelf meester is en geheel bewust leert handelen is er voor hem een mogelijkheid de grote verlichting te kunnen verwerven. Een boeddhist is niet gebonden. Zijn filosofie laat niet toe, dat eeuwige kloostergeloften worden afgelegd. Men kán in een klooster treden en zal beloven binnen de gemeenschap te leven en aan de regels van die gemeenschap te allen tijde te voldoen. Het celibaat is - ook in het zuiden - veelal voorschrift. Er is een grote tegenstelling tussen de rode en gele monniken, waar de eersten wel het huwelijk erkennen, maar perioden van onthouding plegen te eisen. Alles wat wij in de leer van het boeddhisme vinden, wijst in laatste instantie op een zelf en voor zichzelf verantwoordelijk zijn van de mens. Zover mij bekend legt geen enkele van de andere grote godsdiensten die nu op deze aarde bestaan, een dergelijke sterke nadruk op persoonlijke aansprakelijkheid en de mogelijkheid tot persoonlijke bereiking. Daarnaast wordt in deze leer wel zeer sterk de nadruk gelegd op het feit, dat de mens door kosmische wetten wordt gedreven en aan de werkingen van deze wetten niet zal kunnen ontkomen, tenzij de bron van deze wetten door de mens als een weten in zich zal kunnen worden aanvaard. Dit laatste acht ik het meest belangrijke punt in heel mijn betoog. Laat ons eens zien, hoe de meeste mensen hier in het westen plegen te denken: er is een genadeleer. De boeddhist van zijn kant meent: zodra genade voor een bereiking noodzakelijk wordt, kan van recht geen sprake meer zijn. Recht en rechtvaardigheid zijn voor mij een zeer belangrijk iets in het leven. Ik kan niet aannemen, dat een God met recht en rechtvaardigheid zou spotten. Ik weet niet veel van die God. Ik weet niet eens zeker of en hoe Hij bestaat. Wel weet ik, dat in het leven voor mij bepaalde bereikingen mogelijk zijn. Ik weet dat ik voor mijzelf iets van eenheid met de Schepping kan ervaren. Voor de boeddhist is alleen hiervan sprake. De westerling meent al te vaak te moeten strijden tot het uiterste, wanneer het zijn geloof, of zijn belangen betreft. De boeddhist is over het algemeen zeer verdraagzaam en beleefd. Hij tolereert de stellingen en het geloof van het westen, zolang men hem deze niet opdringt. Indien hij zijn masker van onverschilligheid eens af zou leggen, zou het westen waarschijnlijk te horen krijgen: jullie spreken zoveel over God. Weten jullie dan al zo goed wat leven is? Leer eerst te leven en ga dan pas het pad verder op de weg naar de grote geheimen. Mijns inziens hebben zij daar volkomen gelijk in. Nu kunnen wij natuurlijk veel tijd besteden aan een bespreken van de verschillende graden, waarin de belangrijke bewustwordingen mogelijk zijn. Deze graden zijn namelijk zeer nauwkeurig uitgewerkt en ondergebracht in verschillende systemen. Er bestaan alleen bij de hoofdboeken van de leer reeds een zestal delen vol commentaren, waarin alle mogelijke graden van bewustwording staan genoteerd, plus de kentekenen daarvan. Het wordt de mens daarin ook duidelijk gemaakt, dat, wanneer een ziel herboren zal worden, zij nooit tot de wereld terug zal kunnen keren zonder dat hieraan kosmisch een doel verbonden is. Doelloosheid in de Schepping wordt - volgens de boeddhistische filosofie - verworpen. Men beschouwt alle dingen zonder meer als mogelijk en tracht niet alle mogelijkheden zonder meer op dogmatische wijze vast te leggen. Men geeft toe, dat men van vele dingen niet voldoende weet. Wanneer men dan stelt, dat alles in de Schepping betekenis en een doel moet hebben, zal men ook niet - zoals de westerling maar al te vaak doet - eisen, dat alle dingen een menselijk kenbare reden moet hebben. Men ziet het geheel meer als een complex van geestelijke waarden, die toevallig een stoffelijke vorm schijnen te bezitten.
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Het is heel normaal dat de jeugd een tijdlang doorbrengt binnen een van de kloosters. Tot voor kort was het onderrichten van de jeugd in de eerste plaats een taak van de kloosters. Daarnaast leek het dienstig, dat de mens enkele jaren van zijn leven zou wijden aan streven naar onthechting en leven in een toestand van bezitloosheid. Gedurende deze periode zal de mens door bedelen zijn voedsel verwerven, dit voedsel van het klooster geschonken krijgen en daarnaast het grootste deel van zijn tijd slijten in studie, meditatie en gebed. Let wel: er zijn in het boeddhisme evenveel - of meer - misbruiken aan te wijzen als in de meeste christelijke kerken. Daarvoor is het een geloof, dat machtiger is en bovendien een geloof dat zijn grootste macht en betekenis juist dankt aan gebrek aan agressiviteit. U kunt zich voorstellen dat de westerling alle middelen, tot geweld toe, gebruikt om anderen tot zijn geloof te bekeren. De boeddhist kan dit, krachtens zijn geloof, nooit doen. Het zou betekenen dat hij zich gaat hechten aan degene die hij bekeerd heeft, of zich voor hen verantwoordelijk zou gaan gevoelen. Hij zou dan ook vijandschap gaan voelen voor hen die niet te bekeren blijken, of wel zijn werk trachten tegen te werken. De boeddhist zal niet gaarne ingrijpen in het lot dat een ander zich schept. Hij zal gaarne de ander op de hoogte stellen van zijn zienswijze. Indien hij van de ernst van de ander overtuigd is, zal hij hem graag binnenleiden in zijn gedachtewereld en met hem spreken over het pad, evenals hij dan bereid is hem de grondslag van alle leefregels uit te leggen en met hem te spreken over de werkelijke betekenis in zijn ogen van al hetgeen voor de mens redelijk kenbaar, of aanvaardbaar is. Maar hij zal nooit trachten een ander zijn eigen mening op te leggen, of zelfs maar op te dragen. Het heeft immers geen zin anderen te bekeren - zo zegt hij - wanneer het doel van alle leven bewustwording is en elkeen deze bewustwording alleen kan bereiken door onthecht te zijn en een gelijktijdig geheel aanvaarden van de Schepping. Wij zouden dit laatste in het westen misschien naastenliefde willen noemen, maar er is toch wel enig verschil. Ik zou een lang betoog kunnen gaan houden over de filosofische achtergronden van deze denkwijze. Is het dienstig hierop zo ver door te gaan? Ik meen, dat, zo men de kern van deze leer in het westen nog niet eens geheel tracht te begrijpen, of kan begrijpen, het zeer moeilijk zal zijn aan te tonen hoe de oosterling tegenover vele problemen en zelfs tegenover de problemen van de filosofie staat. In het westen zal de filosoof, wanneer het maar enigszins mogelijk is, zich baseren op een feitelijk en buiten hem liggende basis. Zijn filosofie is op feiten gebaseerd, als een bouwwerk, dat hij met zijn gedachten steeds meer tracht te voeren tot een redelijk omschrijven van het voor de mens nog niet kenbare. Menige oosterling en zeker ook de boeddhist gaat van een ander standpunt uit: er is geen werkelijkheid; wat rond ons is, is alles vertekend, begoocheling, waan. Wij kunnen dus aan deze waan geen redelijke concepten ontnemen. De basis van het denken moet voortkomen uit de innerlijke mens, zelfs indien deze stelling op het eerste gezicht - volgens de stoffelijke rede - dwaas moet lijken. Dergelijke stellingen zijn voor de westerling vaak een grote dwaasheid en van alle redelijke waarde ontbloot. Wanneer u de filosofische werken in het boeddhisme gaat beschouwen, zal het u blijken dat enkele daarvan zelfs uitgaan van het standpunt dat de mens en zijn wereld niet eens werkelijk bestaan. De sekte die zich hierop baseert, is betrekkelijk klein. Haar filosofie is het tegendeel van alles, wat men in het westen nog onder deze naam zou willen verstaan. Zij stelt: wij weten niets buiten ons eigen bestaan. Alles, wat rond ons is, menen wij te zien, maar wij weten zelfs niet, of wij, die onszelf als werkelijkheid plegen te beschouwen, niet slechts gedachten van een gedachte zijn. Wij mogen ons nooit baseren op hetgeen er rond ons bestaat en mogen daaraan geen enkele waarde toekennen. Men zou immers slechts waarden aan droombeelden toekennen, die deze onwerkelijkheid niet, of niet zou bezitten. Wel kunnen wij waarde toekennen aan hetgeen wij in onszelf beleven en in onszelf machtig worden, of erkennen. De doorsnee boeddhist gaat zeker niet zover. In zowel het zuiden als het noorden van de overwegend boeddhistische gebieden vinden wij als doel van de leer veel van het oudere volksgeloof. Magische praktijken en offerpraktijken komen - vooral in het noorden - voor. Verering door votieven komt voor, vooral door het bouwen van kleine huisjes met beeldjes, of voorstellingen langs de kant van de weg, maar ook het bijdragen tot het onderhoud van priesters, of monniken en kloosters, het vergulden, of versieren van tempels en tempeldaken, het geven van religieuze toneelvoorstellingen, het doen lezen van bepaalde delen uit Boeddha's leven en leer.
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Hier is sprake van een offerbehoefte die uit het volk zelf komt. Zij wordt door de leer niet bevorderd, of geëist. De gevorderde boeddhist zegt hierover: het is niet verkeerd dat dit geschiedt, ofschoon wij niet weten of het werkelijk ook maar enige betekenis zal hebben. Alle magische betekenis die wordt gebracht aan priesterlijke handelingen, het lezen van geschriften door monniken e.d., is slechts een deel van de waan. Belangrijk is het zoeken van de mens in zichzelf naar de waarheid en het aan de lijve ondervinden van de mogelijkheden die voor de mens bestaan, indien hij de regels van de grote meester volgt. Zolang hij de door de meester gegeven regels niet uit het oog verliest en zich van de waarheden die deze verkondigde bewust blijft, zal het de mens mogelijk blijken de verlichting te bereiken. Ik kan mij voorstellen dat het dwaas klinkt in uw oren, wanneer ik na dit deel van mijn betoog u ga spreken over duivelen, demonen, boeddha's die halfgoden zijn geworden, geheimzinnige krachten, magische bezweringen en alles wat daarbij binnen het boeddhisme nog meer te pas kan komen. Deze dingen maken ook in de boeddhistische gebieden deel uit van het volksgeloof en moeten dan ook verklaard worden. De boeddhist denkt niet alleen na over zijn eigen pad, maar tracht die weg logisch en nuchter vast te stellen in verhouding tot de wereld, die hij kent. Dit laatste doet hij om in die wereld mogelijkheden en eventueel steun te vinden voor zijn streven en het bereiken van de waarheid. Zo wordt over duivelen gesproken en worden dezen door het volk over het algemeen beschouwd als zelfstandige wezens, buiten het Ik staande factoren in het leven. De ingewijde filosofeert ook over deze voorstellingen en meent: de demon die mij bedreigt, kan alleen een waan zijn die in mij leeft. Al, wat het mij onmogelijk maakt door te dringen tot de grote werkelijkheid van de wereld en de werkelijkheid van het eigen wezen en bestaan, zal voor mij demon zijn. Wanneer men spreekt over de demonen, die op de Boeddha afstormden toen hij in zijn laatste meditatie was verzonken, dan meent de boeddhist: het is natuurlijk dat de mens beproevingen zal ondergaan, wanneer hij ook van het laatste, waaraan hij nog gehecht is, zich moet losmaken. Vooral, wanneer men zich los moet gaan maken van eigen persoonlijkheid, eigen leer en alles, wat hem in de wereld belangrijk was, zullen vele gedachten rijzen. De demonen, die op het ogenblik van bereiking op de Boeddha aanstormen, zijn niets anders dan de misvattingen die in hem leven omtrent de grote waarheid. Eerst wanneer hij deze overwonnen heeft door het juiste pad der onthechting tot het einde te gaan, zal hij dezen kunnen overwinnen en als de Boeddha in de legende, beschermd zijn tegen alles wat zijn wezen zou bedreigen, zelfs het meest duivelse. Er is hier overigens sprake van een schijnbare tegenspraak door eerst het feitelijke bestaan van de duivelen te ontkennen, en dan een bepaalde toestand en bescherming tegen hen te noemen. De uitleg hiervoor is, dat de mens in de ogenblikken van zijn bereiking beschermd zal zijn tegen hetgeen hij op het ogenblik denkt te zijn door datgene, wat hij in werkelijkheid en waarheid is. In de legenden van de Boeddha en boeddhistische heiligen vinden wij verder altijd weer dieren genoemd: Slangen, die zich met gespreide kraag opstellen om heiligen met hun schaduw te beschutten, de slakken die de Boeddha een helm vormen, wanneer hij in de zon zit en mediteert. Afbeeldingen hiervan zult u vaak, en zelfs in het westen kunnen zien. Men weet niet of deze feiten geheel naar waarheid zijn, of eerder deel uitmaken van een volksoverlevering. Toch hebben ook deze verhalen aanleiding gegeven tot gedachten. Deze zijn wederom een typisch boeddhistisch verschijnsel. Alleen op dit gebied zijn rond twaalf verschillende scholen aan te wijzen. De meesten baseren zich op het volgende: op het ogenblik dat ik voor mijzelf één ben met de kosmos, dit bereikt heb, ben ik niet één met de schijn, die de mens van leven en wereld ervaart, maar met alle dingen, die werkelijk zijn. Hierdoor komt de schijn van vriendschap met dieren tot stand. De dieren hebben de mens niet lief en de mens heeft de dieren niet lief. In kosmisch begrip erkennen zij elkaar als gelijkwaardige factoren en vullen elkaar aan, waar dit noodzakelijk lijkt. Elders beweert men zelfs, dat je, wanneer je de waan van de wereld als deel van je wezen in je bewustzijn draagt, je vanuit deze waan alles zult scheppen, wat voor een instandhouding van die waan noodzakelijk is. Zelfs wanneer de geest zich hieraan onttrekt en zich in de hoogste bewustwording verdiept, zal die schijn voor anderen blijven voortbestaan, omdat zij niet alleen een deel is van het eigen Ik, maar tevens is vastgelegd in vele andere zielen, of Ik-heden die een gelijke fase van beleving doormaken. Op grond hiervan kan worden gesteld, dat de leringen
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
die de verlichte Boeddha aan de mensen heeft gegeven, door hem in de waan werden gegeven, terwijl zijn wezen gelijktijdig één was met het grote Niet. Zoals u ziet, liggen zelfs in deze enkele regels reeds stellingen die voor het westen verwarrend kunnen zijn. Men kan dezen dan ook terzijde laten, indien men zich maar voor ogen stelt, dat alle bezit onbelangrijk is. Belangrijk is alleen het ene: de ervaring. Reeds heb ik u verteld dat de kernleer van het boeddhisme niet spreekt over hiernamaals en voortbestaan. Kort daarop heb ik gesproken over reïncarnatie, waarbij ik ook de uit het noorden stammende voorstellingen rond het levensrad heb aangehaald. U moet goed begrijpen dat de leer van reïncarnatie in geheel het zuiden van Azië, reeds lang vóór de laatste boeddha geboren werd, een intrinsiek deel van alle geloof uitmaakte. Men geloofde aan incarnaties in dieren, zo goed als een herboren worden in menselijke gestalte. Reeds in een ver verleden meende men, dat er een eeuwigdurende cirkelgang bestaat van hergeboorten, waarin de mens is gevangen. Het is begrijpelijk, dat een dergelijk volksgeloof wordt opgenomen in de nieuwe leerstellingen. In de huidige toestand kan worden gesteld, dat het merendeel der boeddhisten op enigerlei wijze gelooft aan hergeboorte. Daarbij zien wij dan ook weer de pogingen dit geloof te rationaliseren en in overeenstemming te brengen met de eigenlijke leer. De conclusie waartoe men dan pleegt te komen is dan de volgende: Op het ogenblik, dat ik mijzelf niet weet te onthechten en niet in staat ben mijzelf vrij te maken van de wereld, zal ik aan de waan gebonden blijven. Mijn lichaam kan dan wel te gronde gaan, maar de waan zal voor mij blijven voortbestaan. Zij maakt het mij onmogelijk de werkelijkheid te aanvaarden. Ik zal daardoor, misleid door mijzelf, inkeren in de eerste de beste mogelijkheid tot hergeboorte. Aan deze stelling zijn weer vele verhalen en sprookjes verbonden. In een ervan wordt de overgegane mens voorgesteld als staande in een straat vol gebouwen, waarvan enkele open, andere gesloten zijn. Elk gebouw is een wezen, waarin een mogelijkheid tot vruchtbaarheid en dus hergeboorte sluimert. Wanneer de ziel, door de waan misleid, in een van deze huizen of paleizen binnen gaat, zal de deur daarvan zich sluiten. De persoon is dan aan het ontstaande voertuig gebonden voor een volgend leven. Heeft hij zich vergist, dan kan hij herboren worden in de gedaante van de meest onreine dieren die er op aarde maar bestaan. De waan is hierbij weer het intrinsieke deel. De hechting is het gevaar. De mens die onthecht is, zal zich nooit laten verleiden door verschijnselen. Indien hij niet weet, waar te gaan, zal hij zich neerzetten en trachten in zich - onttrokken aan wereld, angsten en begeerten - een waarheid te aanvaarden. Moet hij dan al terugkeren tot een wereld, waarin een groot deel van het leven toch zeker schijn is, zo zal hij, alleen aan de hand van het innerlijk ervarene, zijn weg kiezen en zijn leven verder richten. Eerbied voor het leven is tevens een zeer belangrijk deel van de leer in het merendeel der boeddhistische groeperingen. Gedeeltelijk komt ook dit uit vroegere godsdiensten voort, maar filosofisch wordt het nu als volgt verklaard: Wij kunnen nooit weten, of het wezen dat wij leed aandoen, doden en vernietigen, niet eens zelf Boeddha zal worden. Want in alles ligt de mogelijkheid het juiste pad te volgen en de grote bereiking ook zelf te ondergaan. Laat ons dus voorzichtig zijn, opdat wij niemand hinderen in het gaan van zijn eigen weg tot de oneindigheid. Laat ons nog met grotere voorzichtigheid handelen, opdat wij niemand kwetsen, of doden en het hem daardoor nog moeilijker zou maken verder te gaan op het juiste pad en te komen tot de enig belangrijke bereiking. Gezien de rijke inhoud van het boeddhisme is dit niet veel, vrienden. Ik meen, dat dit als een overzicht voldoende is en stel er prijs op, wanneer u de voor u bijzonder belangrijke punten door vragen aan wilt snijden. Vraag: Na de dood van de Boeddha zijn verschillende geschriften ontstaan. Ik noem daarvan alleen de Dharmapatha. Deze werd in het Engels ook onder meer vertaald. Nu is het eigenaardig, dat in enkele boeken e.d. hier in Nederland zinsneden voorkomen, die klaarblijkelijk letterlijk uit de Dharmapatha gelicht zijn: De zon in de dag, de maan in de nacht en de Boeddha die altijd lichtend is. Hoe is het mogelijk dat een dergelijke gedachtegang reeds jaren voor er een vertaling beschikbaar was - dit blijkt uit de boeken hier bekend was?
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Antwoord: In de eerste plaats geloof ik niet, dat één enkele boeddhist zo verwaten zou zijn te stellen dat ingewijden alleen uit zijn eigen denkrichting voort kunnen komen. De waarheid, zo zij al kenbaar bestaat, zal voor elk schepsel gelijk zijn. In de oudheid is er ongetwijfeld reeds uitwisseling geweest tussen hindoes, boeddhisten en christenen. Andere geloofssoorten laat ik eenvoudigheidshalve buiten beschouwing. Bekend is bv. dat de Jezuïtenmissie aan het hof van Akbar de Grote de leringen in Zuid-Azië heeft onderzocht, waarbij ook het boeddhisme en de Dharmapatha zeker hier bekend zijn geworden. Reizigers vanuit het westen gingen naar het oosten en keerden terug. Zij brachten met zich vaak vreemd vervormde, maar soms ook treffend juiste, weergaven met zich van het leven en geloof, dat zij in het oosten hadden aangetroffen. Dit betrof natuurlijk nooit het geheel, maar steeds slechts enkele waarheden. Boeddhisten zijn op hun beurt vaak naar het westen getrokken en hebben daar gesproken met mensen die hen gaarne aanhoorden. Op deze wijze kunnen zich waarheden snel verbreiden. De formulering in de Dharmapatha is oosters. Het oosterse denken heeft voor de westerse mens een zeker attractie. Het lijkt hem mystieker te zijn, dan het in feite is. In het westen vinden wij o.m. de Loge van het Grote Oosten. De uit het oosten komende basis van de theosofie. De nadruk op oosterse leermeesters, enz. Lijkt het u niet logisch dat deze gang naar oosterse wijsheid reeds vroeg een steeds groeiend contact op geestelijk gebied mogelijk heeft gemaakt tussen oost en west en veel van de oosterse leer mede als basis heeft gediend van, of ingevoegd is, in de gedachtegangen en leerstellingen en inwijdingsscholen die voordien in het westen bestonden. Daarnaast moet ik opmerken dat uitspraken als de door u geciteerde, berusten op een vergelijk met natuurlijke verschijnselen. Soortelijke uitspraken kunnen wij overal tot in het verre verleden vinden. Lang voor er sprake was van een Boeddha, in de tijden dat het Hindoerijk zich uitbreidde en zijn grote tempels overal oprichtte - de groot-stoepa, de Borobudur is hiervan een overblijfsel - werden dergelijke vergelijkingen en stellingen reeds als verklaring van een leer gebruikt. Het boeddhisme heeft hiervan veel overgenomen. Bedenk wel, dat de leer van de Boeddha geen geheel nieuwe openbaring was, maar eerder een hernieuwing van het oude door de Leraar, die het in een juistere en begrijpelijker vorm brengt. Vele zinloos geworden regels en voorschriften heeft hij buiten werking gesteld om in plaats daarvan, mede aan de hand van de reeds bestaande leer, de mensheid het juiste pad der bewustwording te tonen. De aanwezigheid van spreuken, als de door u aangehaalde, voordat van een vertaling van de geschriften plaats vond, lijkt mij dan ook - tenzij u er een beroep of roeping van maakt deze dingen na te gaan - weinig belangrijk. Belangrijk is immers niet, waar iets vandaan komt, doch alleen, wat het is. Wanneer u uitgehongerd bent en men biedt u voedsel aan, vriend, zult u niet vragen, waar het werd verbouwd, waar het verwerkt werd, waar het groeide, op het land of in de zee. U zult zeggen: wanneer mijn honger eerst gestild is, zal ik mijn krachten herkrijgen en voldaan zijn. Dat alleen is belangrijk. Ook geestelijke honger kan nooit gestild worden en van een geestelijke verzadiging en herwinning zal nooit sprake zijn, wanneer men eerst het hoe en het waarom van de u gegeven stellingen en hulpmiddelen na wilt gaan in zuiver stoffelijke zin, zonder die eerst te gebruiken. Wie tracht het hem gegeven geestelijk voedsel te begrijpen, vindt daarin een mogelijkheid vele schreden verder te gaan op het pad der verlichting. Vraag: Is het Zenboeddhisme nog veel anders? Antwoord: Het Zenboeddhisme is een zuiver filosofische richting, die eerst later uit het boeddhisme is ontstaan. Zij heeft haar oorspronkelijke waarden ontleend aan een vermengen van boeddhistische stellingen met stellingen uit de Chinese klassieken. Als een mystieke godsdienst is dit Zenboeddhisme vandaar naar Japan vertrokken, waar het nu nog zijn grootste betekenis heeft en het langste zuiver bewaard is gebleven. Het Zenboeddhisme kan niet zonder meer met het oorspronkelijke boeddhisme worden vergeleken, tenzij men meent dat een inwijdingsleer die bijvoorbeeld op het christelijke geloof is gebaseerd - zoals sommige leringen van het Rosecrucian Fellowship en enkele loges - kunnen worden geacht een deel van het Christendom zelf te zijn. Er is in beide gevallen een gemeenschappelijke basis. Denk- en ook handelwijzen liggen zodanig verschillend, dat naar mijn mening ten hoogste mag worden
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
gezegd, dat het Zenboeddhisme een in zich zuiver verlicht product is van de boeddhistische filosofie, verrijkt met de wijsheden van andere denkers en volkeren, dat met het eigenlijke boeddhisme slechts beperkte waarden gemeen heeft. Vraag: Wordt het oorspronkelijke boeddhisme nu nog beleden? Antwoord: Het oorspronkelijke boeddhisme was het vrije boeddhisme, dat tegenwoordig evenals menige kerk - gesplitst wordt in verschillende richtingen, van de zeer dogmatische en orthodoxe, tot de zeer vrijzinnige. Voor de wijze zal ook hier gelden, dat geen van deze richtingen, met uitsluiting van alle anderen juist is, daar eerst in een innerlijke erkenning van de waarheden en een uit zich vrijelijk in de praktijk brengen daarvan, een innerlijke waarde kan worden bereikt. Orthodoxie bestaat ook heden nog. Het sterkst op Ceylon, daarnaast ook wel aan de kusten van India. Ook in het noorden vinden wij soms gemeenschappen die de oorspronkelijke vorm van het boeddhisme en de daarbij behorende denkwijzen nog zuiver trachten te behouden. Er waren enkele van deze gemeenschappen in China, kleine groepen vinden wij ook in Japan. Deze groepen falen weer op een andere wijze: zij houden zich te streng aan de eens gegeven interpretaties en regels, waardoor een zelfstandige bewustwording moeilijker wordt. Het vrijzinnige in het boeddhisme is naar mijn mening meer aan de echte aard van de leer verwant, dan elke orthodoxie. Het is een product van vele tijden en plaatsen. Een bepaald centrum kan hiervoor moeilijk worden aangewezen, maar ontstaat steeds weer en overal, waar een mens het pad erkent en zelf tot een filosoof, een zelfstandige denker wordt. Er zijn boeddhistische kloosters, waarin alle monniken een andere wijze van denken hebben. Zij spreken daarover met elkaar, vormen voor zich een zo juist mogelijke weergave van het zuivere streven naar het pad en leven in absolute verdraagzaamheid samen, zonder dat een van hen zou kunnen of willen zeggen: dit is mijn klooster, in de zin van: allen hier denken en leven, zoals ik. Slechts indien de aanwezigheid van iemand binnen de groep, of het klooster, absoluut storend blijkt te zijn en te blijven, zal men deze uit de gemeenschap verwijzen. Over het algemeen zal de boeddhistische monnik - dit geldt voor orthodoxe als niet orthodoxe richtingen - zijn roeping duidelijk maken door het dragen van een eenvoudig kleed en zijn werelds aanzien offeren door het afscheren van het hoofdhaar, de wenkbrauwen en verdere natuurlijke sieraden. Vraag: Bij de drie waarheden vinden wij het eigenaardige begrip, dat de mens eigenlijk geen ziel heeft. Antwoord: Het wezen van de mens wordt gezien als de onmiddellijke uiting van een kracht die wij niet kunnen beseffen. Wij zijn niet in staat de eenheid met die kracht te beleven, omdat wij de bewuste binding met die kracht verloren hebben. Op het ogenblik, dat wij die eenheid bereiken, zijn wij geen mens, maar ook geen afzonderlijke ziel meer. In vele boeddhistischefilosofische opvattingen moet de mens bezien worden als een blijk van onvolkomenheid. De mens zelf wordt niet verder ontleend. In andere gevallen zegt men wel: menselijk bestaan, of bestaan in de wereld, is niets anders dan door een eenzijdigheid van leven en bestaan niet in staat blijken te zijn de evenwichtigheid van het geheel te ervaren. De verschijnselen van het leven - bij hen die aan reeksen van helle- en hemelwerelden geloven tellen ook dezen daartoe zijn niets anders dan een verplaatsing langs de verschillende aspecten van de werkelijkheid, zonder in staat te zijn die werkelijkheid, of die verplaatsing daarin te beseffen. Wie in de werkelijkheid bestaat, is voor hen, die deze niet kennen, niet meer. Een zuiver persoonlijk voortbestaan kan men zich hier feitelijk niet meer denken. Voorbeeld: alle levende wezens zijn als wolken uit de oceaan des zijns opgestegen. Zij zijn neergevallen op aarde. Zij dragen met zich nog stoffen als zouten, die hun wezen vreemd zijn. Zij voeden daarmede planten, worden weer tot wolken, of gaan met de stromen naar de oceaan. Wie de juiste weg weet te vinden, komt in de grote ocoaan van Zijn terecht. Wie zal kunnen zeggen, of die druppel zichzelf nog zal zijn in de diepten van de oceaan? Zeker zal zij daarin bestaan, zover wij over substantie, of kracht kunnen praten. Of zij daarin zal voortbestaan, zoals zij vroeger was, weten wij niet. Het lijkt ons zelfs niet zeer waarschijnlijk. Een absoluut voortbestaan na bereiking op de wijze waarop u dit ziet, is voor de boeddhisten zozeer een onbewezen feit, dat zij zich hiermede niet bezig houden, doch zich er mee tevreden stellen te streven naar een absolute harmonie met het oneindige. Dit laatste alleen zal de werkelijke boeddhist dus zien als de kern van alle streven.
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Vraag: Is het shintoïsme ook een uitvloeisel van het boeddhisme? Antwoord: Neen, het shintoïsme bestond reeds voordien. Het is een omvorming van wijsgerige stellingen, vermengd met magische gebruiken en politieke beschouwingen, voorstellingen van een persoonlijk Godendom, dat op aarde kan leven e.d. Er moet er een zware streep worden getrokken tussen boeddhisme, Zenboeddhisme aan de ene kant en het shintoïsme anderzijds. Ik wijs u erop, dat het shintoïsme een sterk magische inslag heeft, die het boeddhisme juist verwerpt, wanneer het zuiver is. Denk hierbij eens aan de erediensten die in shintotempels plaats vinden. Vraag: Welke rol speelt de barmhartigheid, die in het christendom zo belangrijk is, in het boeddhisme? Antwoord: De barmhartigheid zal over het algemeen voor de leerling op het pad betekenis hebben. Hij zal immers barmhartig moeten zijn om niet te falen door een zelfzuchtig verwaarlozen van de belangen van anderen. Hij zal dit zelf nooit barmhartigheid noemen, daar het voor hem een normaal uitvloeisel is van zijn leven in de waan van lijden, die immers steeds zijn eigen waan blijft, ook wanneer zij in anderen voor hem kenbaar wordt. De gedachte van eenheid bestaat in het christendom én in het boeddhisme. Maar voor de boeddhist geldt in vele gevallen - dus niet voor alle groepen - "Ik ben één met het Zijnde. Ik ben gebonden en één met alles, wat bestaat". Ergens is waarheid in al deze dingen. Wanneer ik deze kan beleven, los ik als afzonderlijk wezen op en ben ik van het persoonlijke bestaan bevrijd. Om dit te bereiken, moet ik deze eenheid al zoveel mogelijk erkennen in mijn onvolmaakte toestand. Ik moet in mijzelf en anderen dit gevoel van eenheid zoveel mogelijk bevorderen. Vandaar, dat de boeddhistische priester - of monnik - wel degelijk het recht heeft door bedelen te leven op kosten van anderen. Daarnaast geldt, dat hij wel degelijk de plicht heeft anderen te helpen. Dit houdt onder meer in: het verplegen van zieken, het bijstaan van stervenden, het geven van onderwijs, advies onder geheimhouding. In het noorden zijn vele monniken tevens wichelaars. Deze taken zijn voor de monnik niets anders dan een middel om de kosmische harmonie sterker uit te drukken door zijn dienstbaarheid aan anderen. Hij dient daarbij elke onthechtheid trachten te voorkomen. Indien de keuze gaat tussen helpen en onthechting zal deze laatste, de voorkeur hebben. Dit laatste veroorzaakt strijdigheden in vele betogen. Men beantwoordt dan ook de vraag, of barmhartigheid noodzakelijk is voor bereiking, met een neen. Barmhartigheid - zo stelt men - is een menselijk element, dat op zichzelf edel is, maar degene die op het pad gaat, kan niet barmhartig zijn. Hij dient steeds de Schepping, waarvan hij deel is. Het is voor mij geen feitelijk verschil, doch slechts een zuiver theoretisch onderscheid. Jezus zegt: Heb uw naasten lief gelijk uzelf... . Wanneer je iemand liefhebt gelijk jezelf, ben je dan nog barmhartig? Kan een mens barmhartig zijn tegenover zichzelf? De werken van barmhartigheid betekenen een weg, die gevolgd kan worden. Een typische weg overigens die uit verschillende delen bestaat. Zij vormen voor de mens slechts een weg, om tot eenheid te komen met de mensheid, de naastenliefde te ervaren. Is nu het concept van de naastenliefde binnen het christendom eigenlijk zoveel meer, of minder, dan een concept dat ons zegt dat alle dingen één geheel vormen, waarbij elke persoonlijke beleving maar een afwijking van het geheel betekent en daardoor tegens een scheiding ervan? Is het niet vreemd, dat de boeddhist in zich naar verlichting zoekt, terwijl de christen in zich zoekt naar het Koninkrijk Gods? Zijn deze beide eigenlijk niet identiek? De wegen van de grote meesters op deze wereld leiden allen naar hetzelfde doel. Wanneer wij de leer afzonderlijk bezien, zonder daarbij te bezien, wat de mensen erbij gemaakt hebben, kunnen wij grote en treffende overeenkomsten vinden. Ook in de levens van de leraren zijn deze te vinden. Wanneer Jezus predikt, wil zijn moeder Hem terughouden. Hij wendt zich tot haar en zegt: "Vrouwe, wat heb Ik met u van doen?..." De vader van Prins Siddharta, die reeds Boeddha is geworden, is ernstig ziek en dreigt te sterven. Op dat ogenblik onderricht de meester zijn volgelingen in een ander rijkje, dat betrekkelijk ver van zijn geboorteplaats ligt. Telkens, wanneer de boden van de vader komen om hem naar huis te roepen, is zijn antwoord: "Mijn taak ligt hier... ". De Boeddha leeft reeds in het Niet-Zijnde - zo genoemd vanuit menselijk standpunt - en weet, wanneer zijn vader zal sterven. Hij is immers deel van alle dingen, ook van zijn vader. Hij is dan wel op het ogenblik van de dood aanwezig en helpt hem. Zoals Jezus met Zijn laatste woorden spreekt tot Zijn moeder en Zijn leerling Johannes, wanneer Hij gekruisigd wordt en Zijn andere taken dit dus dulden. Parallellen zijn in
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
grote mate te trekken tussen de levens van alle leraren, wanneer wij maar de verschillen, die door het milieu worden veroorzaakt, trachten uit te schakelen. Ik meen, dat ook dit pleit voor een in de boeddhistische filosofie steeds weer voorkomende stelling: er is een grote waarheid, die voor ons niet vatbaar is. Elke uiting van die waarheid moet bij een uiting van die waarheid een steeds grotere onthechtheid tot stand brengen. Alle punten van de weg, die worden gegeven - dit geldt voor elk geloof - zijn niets anders dan de stappen die wij moeten zetten om onszelf van de waan te bevrijden en zo tot een inzicht van de waarheid te komen. Vraag: Bent u boeddhist geweest? Antwoord: Tot mijn spijt moet ik bekennen dat ik geen boeddhist geweest ben. Dat is niet belangrijk. Dit zult u wel leren, wanneer u bij ons komt. Streven naar waarheid en zelfkennis is de enige werkelijke band die er kan bestaan tussen mensen of geesten. Verschillen van godsdienst vallen dan weg. Ongetwijfeld is dan een belangrijk punt in het leven bereikt, omdat je leert de waarheid ook in het denken en geloof van een ander te respecteren, zodat je juist daardoor in eigen denken en geloven een grotere waarheid kunt bezitten. Ik moet overigens verklaren, dat ik zelf slechts een hindoe was van de kaste der handelaren, dus zelfs geen Brahmaan. Maar ik heb toch leren beseffen, hoe overal de waarheid te vinden is, wanneer men zich niet op de uiterlijke vormen en vastgelegde denkwijzen alleen werpt, maar zich bezig houdt met de weg, die hierin schuilt, met de methode tot streven. Deze is de belangrijkste. Het hindoeïsme is te vergelijken met het Jodendom, daar het de voorloper was van het boeddhisme, zoals het Jodendom de voorloper van het Christendom was. In beide gevallen is er sprake van een voortzetting van vele der bestaande begrippen, maar vergezeld van een innerlijke vernieuwing en een nieuwe openbaring. Dit neemt niet weg, dat in elk van de genoemde godsdiensten en de meeste andere een volledige bereiking mogelijk is en blijft. De bereiking is immers niet in de uiterlijke benadering van de leer, maar in de innerlijke beleving van de mens en zijn streven naar volmaaktheid gelegen. Mijn uitdrukking van spijt was dan ook niet bedoeld als een afbreuk doen aan de waarde van mijn vroegere geloof, maar een betuiging van spijt, dat ik niet kan spreken met het gezag, dat u aan een boeddhist zou hebben toegekend. Reactie: U brengt het er anders maar goed af. Antwoord: Dan is het maar goed, dat ik geen boeddhist ben. Want in dat geval had ik moeten vrezen dat deze woorden mij er toe zouden kunnen verleiden mij van het pad der onthechting af te keren en mijzelf te loven. Ik neem aan vrienden, dat wij voor heden met dit onderwerp klaar zijn. Ik kan mij voorstellen dat u over bepaalde delen van het boeddhisme, of stellingen daarvan - die u kent, of meent te kennen - nog verder zou willen spreken. Wanneer u dit op schrift wilt stellen en kort formuleren - met aanhaling van het betreffende citaat - zullen wij deze op volgende bijeenkomsten voor u kunnen behandelen. Het is belangrijk dat men ook in het westen begrip heeft - of krijgt - voor een wereldgeloof als het boeddhisme. Goedenavond, vrienden. De titel voor de lezing van volgende week luidt: "KENNIS EN OORDEEL".
ESOTERISCHE BESCHOUWINGEN
Goedenavond, vrienden. In dit tweede deel van de avond komen wij weer zelf aan het woord. In dit deel trachten wij steeds weer u iets te vertellen over esoterie en wat daar zo mee samenhangt. Het is mogelijk dit zeer plechtig te doen; het is ons evenzeer mogelijk meer praktisch te blijven. Voor beide wijzen van behandeling zijn altijd wel liefhebbers in de zaal.
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Op het ogenblik dat je leeft - of je dat nu wilt of niet - ben je ingeschakeld in een meer omvattende levensgang. Wij zeggen meestal dat wij geschapen zijn in het eerste ogenblik van de Schepping. De wil Gods was de eerste Openbaring. Op het ogenblik dat deze wil zich openbaarde, bestonden wij, ook al zijn wij ons niet van dit bestaan bewust geweest op de wijze waarop wij ons nu van ons leven bewust zijn. Vanaf het ogenblik van ons ontstaan worden wij gedreven. Ik wil niet zeggen, dat wij een soort ingebouwde robotbesturing hebben, maar toch kunnen wij erop rekenen, dat ergens in ons wezen iets schuilt, dat het ons onmogelijk maakt gelukkig te zijn, tenzij wij in een bepaalde richting zoeken, naar werkelijk leven en bereiken. In de esoterie vinden wij dit alles met vele en vaak geheimzinnige woorden omschreven. De fasen waarin het bewustzijn zich ontwikkelt, worden dan vaak weergegeven als de treden van een trap, bv. 7 x 3 x 3, ofwel: 7 x 9. Wij vinden deze fasen van ons wezen verder aangeduid in de mysteriën van de poorten. Het mysterie van de zeven poorten bijvoorbeeld. Altijd weer probeert men u duidelijk te maken, dat je na het beëindigen van een fase weer in een nieuw bestaan binnentreedt, een nieuwe wereld leert kennen. Daarin kun je en moet dan nieuwe kennis opdoen. Vergelijking: In de USA had je automatische bioscopen. De inrichting daarvan was eigenlijk heel eenvoudig. Om binnen te komen moest je een munt gooien in een tourniquet. Was je daar doorheen, dan stond je voor in de zaal. Enkele rijen stoelen waren onmiddellijk bereikbaar voor je. Wilde je verder gaan, dan moest je eerst weer een ander tourniquet passeren en ook daarin een munt gooien. Zo was het zelfs, door steeds maar weer dimes in de draaihekjes te blijven gooien, mogelijk tot de meest luxueuze plaatsen van de inrichting door te dringen. Nu wil ik niet zeggen, dat wij in het leven direct behoefte hebben aan luxe plaatsen. Het is een feit dat je in de bioscoop een helderder beeld ziet, naarmate je meer naar achteren zit, terwijl de punten die het beeld uitmaken, niet meer opvallen. Je ziet op een afstand duidelijker, terwijl je tevens meer op een afstand blijft van het gebeuren en daardoor niet zo snel meer wordt meegesleept. Misschien hebt u andere ervaringen, maar ik weet uit de gedachten van velen, dat het voor de meeste mensen toch wel zo is. Zet dit nu om op geestelijk terrein, dan krijg je dit: God is het geweest die voor ons de entree in het leven heeft betaald door Zijn wil. Wanneer wij verder willen gaan, zullen wij dit eerst moeten willen. De wil kan eerst redelijk ontstaan aan de hand van kennis. De nodige wil kunt u steeds weer vergaren door meer kennis te verwerven, zoals in de bioscoop de centjes, die u in de gleuf gooit ook ergens vandaan moeten komen. Soms zullen zij uit een erfenis, of een loterijprijsje kunnen stammen, maar in de meeste gevallen zul je ze toch met werken hebben moeten verdienen. De esoterie, die op uw wereld steeds wordt behandeld, mag u wel zien als een arbeid, waardoor u het noodzakelijke geestelijke vermogen, de kennis en de wil, die u dan als geestelijk geld kan dienen. Studie, zelfstandig denken, een pogen zelfstandig iets te beleven, behoren bij de taak. Wanneer je verder gaat op het pad der bereiking, komen daar mystieke belevingen bij, symbolische handelingen, waardoor je tracht je op een hoger geestelijk vlak te plaatsen enz. Het product daarvan is de geestelijke waarde, die noodzakelijk is om verder door te dringen in de waarde van het leven. In de bioscoop moet je je centjes van het begin af aan bij je hebben. In het leven is het anders. Wanneer je eenmaal binnen bent in dat leven, zul je op elke trap je eerst de middelen voor een verdere bewustwording, een overgaan naar een volgende trap moeten verdienen. Tot zover is de gelijkenis aardig. Nu komt de vraag: Hoe moeten wij dit werk dan zien? Niet elke trap zal aan de mens dezelfde eisen stellen. De mogelijkheden liggen dan ook anders dan in het normaal stoffelijke leven. Wanneer je begint verder te gaan, heb je allereerst een heel grote waarde nodig. Dat is het geloof. Dat klinkt u misschien wat vreemd. Om een bewustwording te kunnen beginnen, is geloof een eerste noodzaak. Zonder dit geloof kom je namelijk niet tot een verklaren van wat er rond je is en dus ook niet tot een gerichte waarneming. Dit geloof is alleen maar voldoende om de eerste poort door te gaan. De tweede fase bestaat uit het verwerven van kennis en het komen tot kritisch en zelfstandig denken. Het is niet voldoende, dat u iets gelooft, of iets weet, maar u zult dit binnen uzelf tot een zekere harmonie, tot een voor u aanvaardbare eenheid moeten kunnen brengen. U dient in
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
staat te zijn uw geloof te wijzigen tot voor u de meest juiste geestelijke condities ontstaan. In het begin zult u ongetwijfeld gaan eisen dat een ieder hetzelfde geloof heeft als u. In de tweede fase leert u beseffen dat geloof uiteindelijk een zeer persoonlijke kwestie is. U zult misschien nog trachten anderen te overtuigen van de juistheid, die uw zienswijze, krachtens uw weten bevat, maar u zult toch niet meer zonder meer stellen, dat u alleen maar weet, wat waar is. Heeft u deze toestand bereikt en voldoende kritisch vermogen vergaard, dan bent u klaar voor het passeren van de derde poort, die u op een gebied brengt, waar het noodzakelijk is niet alleen elke zaak vanuit eigen standpunt te bezien, maar tevens een overzicht van alle zaken in samenhang moet worden verworven. Zoals wij op de avonden hier zo vaak spreken over onderwerpen die schijnbaar alleen zijdelings met geestelijke waarde te maken hebben, zo zult u in de derde trap te maken krijgen met wetenschap, filosofie, met verschillende denkwijzen en geloofssoorten, waaruit u voor uzelf nieuwe waarden zult moeten puren. U zult ervoor moeten zorgen, dat u een eigen weg verwerft. In deze fase kunnen wij niet zonder feitelijk weten verder gaan. Dit moet u goed onthouden. Geen geleerdheid in de eerste plaats, maar een weten. Het is noodzakelijk, dat je voor jezelf een duidelijk en klaar omschreven beeld van je wereld bezit. Ben je zover, dan sta je nog veel vreemder dan voordien tegenover het raadsel, dat wij God noemen. Het is pas in de vierde fase - bij een indeling in 7 poorten - dat God in ons bewustzijn een duidelijkere en grotere rol gaat spelen. Het geloof is op dit ogenblik als tot een zuiver persoonlijk ervaren teruggebracht. Uiterlijk kun je natuurlijk nog elke bestaande vorm van geloof aanvaarden, maar innerlijk heb je een geheel eigen beleven van God. Je kent a.h.w. een geheime naam van God, die uitdrukking geeft aan de persoonlijke band tussen jou en je Godheid. De grote vraag in deze fase wordt: kan ik met mijn beperkt weten, mijn beperkte wil en mijn beperkte vermogen, die God voor mijzelf steeds reëler maken? In de mystieke bewegingen spreekt men rond deze fase van het kennen van de geheime naam en het eerste woord der Schepping. Deze geheime naam, dit grote woord is dan de uitdrukking van een geheime machtsverhouding. Het feit, dat wij de eigenschap van het scheppend principe erkend hebben, maakt het ons mogelijk a.h.w. boven de rest van de Schepping te gaan staan. Niet omdat wij meer zijn dan anderen, maar omdat wij een verder reikend inzicht in de bedoelingen van de Schepper hebben gewonnen. Studie speelt ook in deze fase nog een belangrijke rol, ofschoon de daad, de praktijk, al meer op de voorgrond komt. Het is duidelijk dat wij op het ogenblik dat wij in weten of denken komen tot een verder gaande eenheid met het Goddelijke, zullen moeten gaan bewijzen, dat wij die Godheid voor onszelf aanvaarden en steeds meer werkelijk willen maken. Onze leefwijze moet aan de gekende God steeds meer worden aangepast. Zijn wij zover, dan gaan wij de volgende - of 5de - poort door. Vanaf de 5de trap zijn wij steeds meer instrument van de Goddelijke wil. Niet, dat wij alle dingen kunnen weten, ook al dragen wij die geheime naam in ons. Wij voelen dat wij niet alleen gedreven worden, of zelf bewegen, maar indien wij dit kunnen aanvaarden naar onze aard en bestemming bewogen worden. Wij erkennen in deze fase binnen onszelf twee afzonderlijke wezens. De eerste persoon in ons is de mens Jan, Piet, Maartje, Hetje, of wat voor naam je hebt. Het andere deel van het Ik, dat afzonderlijk ervaren wordt, is het deel van de Godheid, dat zich binnen deze persoon manifesteert. U weet aan de ene kant heel goed, dat u mens bent met menselijke gedachten en wensen, met eigen geest en sfeer, met eigen vrienden, met eigen kennis. Anderzijds voel je: ik ben deel van het eeuwige. Dit eeuwige moet ik trachten steeds meer voorrang te geven. Daardoor krijg ik dan in mijzelf de mogelijkheid om werkelijk actief te worden voor God. Voortaan heb je twee functies in het leven i.p.v. één. Met het bereiken hiervan ga je door de zesde poort. Die zesde trap geeft u enerzijds de taak het Ik op te bouwen tot een steeds groter persoonlijk begrip en beleven van God, een verbinding tussen hemel en aarde, anderzijds ben je bezig de Goddelijke, in je dringende krachten tot de aarde te brengen. Je bent dus een verbinding tussen hemel en aarde. Wordt het eerst erkende deel van het Ik tot een kracht, die steeds sterker naar God toe groeit, zo wordt het tweede deel een Goddelijke kracht, die binnen hetzelfde Ik steeds verder tot de wereld nadert.
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
Gedurende de gehele zesde trap blijven deze waarden in het Ik voor het bewustzijn gescheiden. In de 7de trap zijn zij samengevoegd, daar hier voor het eerst in de gehele bewustwording het begrip Ik volledig wordt gekend en gerealiseerd. Door precies te weten, wie en wat je bent, weet je nu ook precies, wie en wat je dient te zijn binnen het volmaakte plan der Schepping. Het gevolg is, dat het stoffelijke wezen en het geestelijke wezen zich geheel aan zullen passen aan de bedoelingen die God had met het scheppen van het wezen. Je bent dan een intrinsiek deel van de Schepping geworden - ook volgens eigen bewustzijn - zonder dat er nog sprake zal zijn van een pogen eigen wegen te gaan. De band die tussen de twee delen van het Ik ontstaat en wordt sterker gemaakt, daar zich de Goddelijke kracht op aarde niet alleen onmiddellijk door het wezen openbaart, maar ook rond dat wezen. Je zou kunnen zeggen, dat het gedrag van die twee zijden iets is als een strip van Möbius. De slag die daarin zit, maakt het je moeilijk nog te bepalen wat nu de binnen- en buitenkant is. Zo ook hier: het ene ogenblik is het stof, maar het volgende ogenblik voel je aan schijnbaar dezelfde zijde: hier is God. Het ene ogenblik wendt God zich door jou tot de Schepping, het volgende ogenblik wend jij je door God tot de Schepping. Naarmate de eenheid groeit, zul je begrijpen: het Goddelijke, dat door mij heeft gewerkt, de kracht, die mij steeds weer is gegeven, is eigenlijk niets anders dan een keerzijde. Sta ik aan de ene zijde van de medaille, dan staat aan de andere zijde God. Ik zei reeds, ik weet niet of mijn onderwerp wel praktisch is. Je krijgt aan de hand van dit beeld misschien een beter idee van je eigen toestand en zou daaruit tenminste enig begrip kunnen krijgen van de zeer belangrijke fasen in uw bewustwording. In de wereld kent men een spreuk naar ik meen staat deze ook hier buiten op het gebouw - "Ken u zelf." Dat is zeer belangrijk. Maar werkelijke zelfkennis kan pas bereikt worden, wanneer voldoende wereldkennis bestaat. Probeer nooit jezelf helemaal te kennen en te begrijpen wanneer je je wereld nog niet kunt begrijpen. Zorg eerst eens, dat je over voldoende kennis en wijsheid kunt beschikken voor je te ver in jezelf doordringt. Blijf wel jezelf steeds toetsen. Werk van buitenaf. Lees desnoods Freud, Jung, de oude en de nieuwe filosofen, de politieke schrijvers. Studeer in welke richting u maar wilt. Telkenmale, wanneer u dit een tijd hebt gedaan, moet u uzelf de vraag stellen: wat ben ik? Wanneer je meent er een antwoord op te krijgen, laat het er dan niet bij, maar blijf studeren, streven en vragen. Daardoor ontstaat - langzaam maar zeker - als een wazige vorm, waaruit zich een gestalte gaat vormen: een idee, van wat je in werkelijkheid zou kunnen zijn. Dit kan een ieder doen in zijn leven. Neem mij niet kwalijk dat ik hierbij meteen wijs op een menselijke zwakheid. Je bent al heel snel geneigd te zeggen: "maar dat weet ik dan toch maar", of "daar doe ik geen moeite voor, want dat kan ik toch niet leren". Het is niet noodzakelijk dat u precies weet hoe een 4de dimensie mathematisch uit te drukken, of hoe je een verloop van krachten bij omvorming van krachten kunt omzetten in een overdracht naar een andere dimensie, vanwaar deze "verloren" kracht weer onder bepaalde omstandigheden terug kan vloeien naar het eigen dimensionaal bestel. Dat is allemaal mooi en ingewikkeld, maar daar moet je werkelijk aanleg voor hebben. In het leven zijn er voldoende dingen, die je wel kunt leren, die je wel kunt begrijpen. Dat is onder meer een begrip voor samenhang. Zelfs een huisvrouw die dom is en aardappelen schilt, kan zich nog realiseren, dat de aardappel de knol van de plant is, dat die plant groeit, dat hemel en aarde daaraan a.h.w. mee hebben gewerkt. Tracht je steeds bij alle dingen die je ontmoet, bewust te blijven van de waarde die zij in je wereld hebben en de betekenis die zij voor jezelf dragen. Hieruit ontstaat wijsheid, terwijl dit pad nevenbij tot kennis voert. Het is het recht van de mens nieuwsgierig te zijn, maar het is niet de plicht van God - of zelfs lagere wezens - aan die nieuwsgierigheid zonder meer en te allen tijde tegemoet te komen. Het recht jezelf vragen te stellen is echter het onmiddellijk product van het Mens-zijn. Bij het verwerven van antwoorden op onze vragen, zullen wij zorg moeten dragen, dat noch het vinden van het antwoord, noch het uiting geven daaraan ooit anderen zal kunnen schaden. Dit betekent, dat het vraag- en antwoordenspel, dat wij leven noemen, in de eerste plaats binnen het Ik zal moeten worden omgezet in wijsheid en weten. Een ander punt dat binnen de esoterie zeer belangrijk blijkt, is dit: wanneer je je eenmaal wendt tot een bepaalde richting - of leer - is het nutteloos deze halverwege te verlaten. Wanneer deze leer - of geheimschool - echter geen nieuwe impulsen meer geeft, terwijl het Ik onbevredigd blijft, omdat het aanvoelt niet meer voldoende vooruitgang te maken, omdat het niet voldoende bereikt heeft, is het je plicht verder te zoeken. In sommige gevallen zal je zien, dat een volgende leer - of stelling - een aanvulling van het voorgaande betekent. Daardoor ontstaat dus
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
een uitbreiding van wat je reeds bezat. In andere gevallen zal je zien, dat je iets van wat je meende verworven te hebben, moet laten vallen, om op een nieuwe weg verder te gaan. Het is uw recht verder te gaan. Niemand mag zich tot in eeuwigheid aan bepaalde stellingen gebonden achten. Wel dient men trouw te blijven door anderen niet de voor hen nog bestaande waarde van geloof of stellingen te ontnemen, vóór zij rijp daarvoor zijn. Er bestaan op deze wereld vele verschillen van rang en stand, van geloof en opvoeding, van ras en huidskleur. Deze verschillen mogen niet tellen, waar het om bewustwording gaat. Men zegt op aarde zo graag, dat alle mensen broeders en zusters zijn. Indien wij voelen dat dit wenselijk of waar is, dan dienen wij dit ook door onze handelingen waar te maken. Wij mogen rustig eens met elkaar redetwisten over een godsdienstig puntje, maar wij mogen dit nooit alleen maar doen om zo de meerdere van een ander te zijn. Wij moeten steeds van elkaar willen leren en elkaar willen helpen. Hoe meer je een dergelijke houding ten overstaan van de wereld aan kunt nemen, hoe meer je deze ook binnen jezelf geestelijk zult ervaren en om zult kunnen zetten tot geestelijke kracht, die voor jou een verdere bewustwording mogelijk maakt. Het ligt er niet alleen aan, wat je doet, maar vooral, hoe je het doet. Dat laatste is het belangrijkste. Er bestaan vele en verschillende wegen, die allen een kennis van andere werelden, van God en ook van het Ik kunnen geven. Een ieder heeft het recht zijn eigen weg te gaan. U bent verplicht een ieder, die u op zijn weg kunt helpen, ook metterdaad te helpen. Er is nog een punt, dat maar al te vaak over het hoofd wordt gezien: wanneer iemand een voertuig heeft, waarmee hij regelmatig in het verkeer komt, dient hij er ook voor te zorgen dat dit op redelijke wijze in stand wordt gehouden. Waar een mens zijn lichaam, zijn hersens enz. nodig heeft, daar deze voor hem het middel vormen, waarmee hij verder kan gaan, is hij verplicht voor dit lichaam op de best mogelijke wijze zorg te dragen. Ook voor een ander is het lichaam belangrijk. Wij zijn dus ook verplicht anderen bij te staan, opdat ook zij in een zo goed en dragelijk mogelijke lichamelijke toestand zouden kunnen blijven verkeren. Het heeft geen zin ons alleen met het abstracte bezig te houden. Onverschillig in welke wereld wij ook leven, zolang die wereld voor ons de enige, of zo goed als de enige is, zullen wij in die wereld ook moeten leven volgens de waarden van die wereld. Het abstracte kan ons een aanleiding zijn tot een herzien van denkbeelden omtrent eigen wereld en eigen persoon. Dit is waar. Maar dan zal het abstracte alleen moeten gebruikt worden als een middel, dat nieuwe realisaties om doet zetten in concrete feiten. Onthoudt, dat in de esoterie, de magie en de geheimscholen, evenals in het eenvoudigste geloof, het niet alleen aankomt op de stellingen, maar ook op de praktijk. Verhaal: Er was eens een man die op aarde naar zijn eigen denken buitengewoon goed had geleefd. Toen hij overging, zag hij al het goede wat hij in het leven had gedaan, als bagage die hij in een koffer mee kon nemen naar de hemel. Nu zijn gedachten voor de geest realiteit, dus had hij inderdaad een schitterende koffer. Petrus is heel voorzichtig, wanneer men met koffers de hemel in wil gaan. "Wat heb je daar?" vroeg Petrus... "O, mijn goede daden. Ik ben altijd goed geweest voor mijn medemensen. Ik heb veel goed gedaan. Dat is hetgeen ik nu meebreng". "Zo zo. Van buiten ziet het er mooi uit. Laat maar eens zien wat er in zit." "Dat weet ik niet precies, maar zwaar is hij. Ik kan het weten, want ik heb de hele weg naar de hemel er mee moeten sjouwen." "Doe dan maar eens open. Ik kan u niet zonder meer met een koffer binnen laten. Bovendien zegt u, dat dit uw aanbeveling is voor het binnengaan in het hemelrijk, dus...." De man deed de koffer open en schrok, want er zat niets anders in dan keistenen. "Dat is bedrog", zei hij. "Ik kan u niet binnen laten, omdat u een paar stenen hebt meegebracht. Ga terug naar de aarde en tracht er achter te komen, wat er oorspronkelijk in uw koffer heeft gezeten."
14
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (III)
De man keerde naar de aarde terug en zocht heel zijn leven door. Maar i.p.v. kostbare kleinodiën van goed, vond hij werkelijk niets anders dan keistenen. Begrijpen deed hij het niet. Daarom bad hij tot God hem duidelijk te maken, waar hij gefaald had. Opnieuw zag hij zijn hele leven terug. Zo leerde hij, dat hij wel veel goed had gedaan in de wereld, maar dit toch nooit had gedaan om goed te doen. Al het goede in zijn leven had hij alleen gedaan omdat het nu eenmaal zo goed staat, wanneer je goed bent. Hij had gewenst, dat ieder hem een goed mens zou noemen. Daardoor was al zijn goedheid alleen uiterlijk geweest. Die uiterlijke goedheid was de fraaie koffer geworden. Daar er verder in hem niets anders was geweest als de last van een te stoffelijk denken, had hij ook niets anders dan keistenen om mee te brengen. De man weende daarom zeer en ging het pad naar de hemel terug. Toen hij daar was aangekomen en de koffer opende, terwijl hij zijn schuld bekende en verklaarde, dat hij als resultaat van zijn leven niets anders dan keistenen over had, weende hij: "Ik heb voor niets geleefd en dat spijt mij". "Laten wij de zaak nog een keer bekijken, maar ik vrees, dat ik niet veel voor u kan doen". Toen zij in de koffer keken, zat daar geen keisteen meer in, maar alleen een heel kleine diamant. Toch had die kleine edelsteen glans genoeg om Petrus ervan te overtuigen, dat deze mens recht had de hemel binnen te gaan. Het waarom zal u wel duidelijk zijn. Niets is in een mensenleven kostbaarder dan het durven en willen toegeven van eigen fouten; niets draagt meer tot bewustwording en het verkrijgen van zelfkennis bij dan juist deze erkenning. Goedenavond, vrienden. (VERKORT)
15
Het Boeddhisme
Datum:
02-04-1954
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde II > Stem van Gene Zijde 1953-1954
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- Het Boeddhisme
- Humanisme
- De onderlinge seksualiteit bij de jeugd
- Het Schone Woord
Het Christendom
Datum:
26-03-1954
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde II > Stem van Gene Zijde 1953-1954
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
HET CHRISTENDOM
26 maart 1954 De intelligentie begint zoals de gewoonte is na zijn begroeting, met de mededeling dat zij niet onfeilbaar noch alwetend zijn en fouten kunnen maken, waarop ons geadviseerd wordt, het gesprokene niet zonder meer als juist te aanvaarden, doch kritisch de zaak te beschouwen en bij twijfel de op- en aanmerkingen wel terdege naar voren te brengen. Als onderwerp kiest de intelligentie voor deze avond "het Christendom zelf" en zegt: Ik doe dit niet om dit Christendom af te gaan kraken of te verheerlijken, maar ik wil trachten om het logisch en redelijk te beschouwen en om vooral de elementen van kracht die daarin wortelen, naar voren te brengen. Want u zult begrijpen dat het christendom werkelijk iets te betekenen heeft, niet alleen als een religieus en staatkundig begrip, maar veel meer als een zeer belangrijke onthulling van wetten, een zeer wonderlijke vaststelling van noodzakelijkheden van het leven op een wijze die voor een normaal mens onbegrijpelijk is en waarvoor zelfs de ingewijde de grootste eerbied koestert. Dat is dan het Christendom. Overigens zal het u misschien opgevallen zijn, of misschien ook niet, dat het Christendom dan ook gerespecteerd wordt door de latere profeten. Mohammed geeft inderdaad in zijn uiteenzettingen aan, dat men deze Profeet als zeer groot moet beschouwen en geeft de kracht van Zijn wetten weer in zijn eigen woorden. En als u bv. wilt denken aan Hamed Ignet Khan, dan zult u ook in zijn geschriften ontdekken dat het Christendom hem zeer waardevol is. Dit is niet voor niets. Het Christendom openbaart de grondwetten van een komend tijdperk. U zult zeggen, maar 2000 jaar is vergaan. Zeker, 2000 jaar geleden heeft Christus ergens in een klein onbelangrijk land gepredikt, heeft Hij geleefd, is Hij gestorven. Maar Hij heeft een waarde geschapen die de gehele overbruggingsperiode dragen kan, want het Christendom heeft een praktische waarde. Vandaag de dag is de hele wereld in oproer; sociale instellingen, lang gehandhaafd, worden met ruwe hand omvergeworpen, van oudsher geheiligde begrippen verliezen hun waarde, kerkelijke bindingen gaan verloren, de mensheid slaat op hol. Met zelfvoldane gezichten neemt men proeven die riskant zijn, zich niet realiserende dat deze proeven verboden zouden kunnen zijn. Men gaat zijn wegen. In deze tijd is er maar één wet mogelijk om de wereld te redden en dat is de wet van de in praktijk gebrachte naastenliefde. U zult misschien zeggen, wij hebben daar niet veel van ontdekt. Als er geen Christendom zou zijn geweest, zou m.i. een socialisme, enigerlei coöperatief beginsel, ja zelfs het communisme niet mogelijk geweest zijn. Al deze gedachten zijn gebouwd op één maatschappij, op één wereld, een mensheid die de mensheid dient, die elke medemens als broeder aanvaardt. Er zou geen werkelijke democratie, geen werkelijke volksregering ergens mogelijk zijn, zeker niet voor een grotere staat, indien de broederschap die Jezus predikte niet ten grondslag lag aan al deze dingen. Het zou niet mogelijk zijn om op het ogenblik in deze grote wereld van u, zo te leven met allerhande techniek en beschaving, als Jezus er niet geweest was. U zult zeggen, “dat is dwaas”, maar het is waar, Jezus de Nazarener, Jezus de asceet leeft en Hij laat een erfdeel achter aan de mensheid. Geen erfdeel van vrede? Hij zelf zegt dit ook en noemt Zijn leer een zwaard. Inderdaad, de leer van Jezus is een zwaard geweest waarmee oude tijden te lijf moesten worden gegaan. Het christendom is het zwaard geweest dat Rome ten onder bracht. Het Christendom heeft vorsten op de troon verheven en doen vallen. Niet om hun vorstelijkheid, niet om hun afkomst of hun macht. Maar omdat zij wel of niet Christenen waren. U zegt: "ja, maar dat merken we toch niet", u zegt: "och, die vorsten die zijn toch gevallen omdat ze zo eigenaardig leefden omdat ze misbruik maakten van de menigte". Indien er geen Christendom was geweest, hoe zou daarmee de massa, hoe zou u dan de beschaving hebben kunnen bereiken op dit ogenblik?
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
Er zijn tijden geweest dat het Christendom met zijn kloosters, overal verspreidt in de woeste gebieden, cultiverende hier en daar, op grond die tot dan toe braak had gelegen, duizenden en duizenden jaren misschien, de enige bron was, waarin men lezen en schrijven kon leren, dat de boeken alleen in de kloosters geschreven werden, dat de onderzoekingen van werkelijk geneeskundige aard door de kloosters werden gedaan. Laten we dat niet vergeten. Er is een tijd geweest dat de Christenpredikers levensmoed gaven aan de slaven en hun verhieven uit het dierlijk mens-zijn dat de toenmalige mensheid hen toegemeten had, tot een werkelijk menselijk ervaren en leven. Het zijn de Christenen geweest die in de wereld een ideaal hebben gebracht van broederschap en van gelijkheid. Ook wanneer later met een glorieus gebaar men misschien dat hele Christendom wegwerpt en spreekt van égalité, fraternité. Dat zijn allemaal maar leuzen. Zonder Jezus was dit alles niet mogelijk geweest, was de wereld een andere geweest. Jezus is meer geweest dan alleen maar een prediker die wat aanhangers heeft geworven, uiteindelijk een leer uit deze aanhangers heeft zien groeien, niet helemaal met de Zijne in overeenstemming misschien, die een politieke macht werd en die vele geloven geleid heeft, inderdaad, tot een groter geestelijk bewustzijn. Hij was, ofschoon men dat veel te weinig beseft, een keerpunt in de menselijke beschaving. En juist van dit standpunt uit moeten wij het Christendom weten te waarderen. Wanneer wij gaan vechten over een dogma, wanneer wij gaan strijden over al of niet ten hemel opneming van Maria e.d., dan is dat erg interessant, maar het zegt ons zo weinig. Aan de vruchten kent men de boom en een dogma, dat is een enkel perkamenten blad, dat vaak afvalt voordat het volledig ontplooid is. De vruchten van het Christendom zijn uw wereld van vandaag en meer nog de idealen van die wereld. En zo wil ik u dan opnoemen wat in overeenstemming met de Christelijke geest op het ogenblik gebeurt. De mensen sluiten zich samen tot genootschappen die gezamenlijk risico dragen, de mensen treden samen in coöperatieve verbanden waardoor - ik denk hier bv. aan uw eigen land - groepen van kleinhandelaren die in staat zijn hun bedrijven te handhaven, waar zij anders ten onder zouden zijn gegaan. Andere groepen van mensen, gezamenlijk coöperatief inkopend, ja zelfs producerend, hebben met alle mislukkingen die daar zeer zeker ook in hebben plaatsgevonden, toch een systeem gevonden waarbij de rechtvaardigheid tegenover elke mens evenredig kon worden betracht. De mensheid heeft een verplichting op zich genomen om geen medemens te laten lijden of verhongeren in wat men noemt, vredestijd. Zeker, er moet nog meer gebeuren, maar waarvan droomt dan deze wereld, deze Christelijke wereld? Deze wereld die onuitroeibaar is, deze wereld die leeft in de concentratiekampen in Siberië, die geleefd heeft in de concentratiekampen in Duitsland, die leeft overal, die leeft midden in het rumoerige Amerika, die leeft in de verre steppen en pampa?s van Zuid-Amerika. Het Christendom dat onophoudbaar de beschaving beïnvloedt van de nog Juju dienende neger, het Christendom dat zijn stempel heeft gedrukt op de nieuwe vorm van de staat en regering van China, dat sterk beïnvloedend werkt voor de Mohammedaanse wereld. Wat schept dit Christendom dan voor een ideaal? Want een geloof in een hiernamaals, mijne vrienden, is goed, maar het mag niet worden tot een roes die u verplaatst uit de werkelijkheid van deze dag, van dit leven, van deze noodzakelijkheden. Hier op dit ogenblik, in deze wereld, mag u ook dromen van deze wereld. Maar u zult vooral moeten arbeiden opdat uw gedachten en dromen eens in deze wereld een stralende werkelijkheid mogen worden. Waarvan droomt de wereld? Een wereld vol van vrede. Hoe kan die vrede bestaan? Slechts indien de mensen elkaar helpen, ondersteunen en begrijpen, wanneer zij voor elkaar iets over hebben, wanneer ze niet staan op hun eigen grootheid, maar in nederigheid het totaal van de mensheid dienen. Zijn dit Christelijke regels of niet? U droomt van een wereld waarin het iedereen goed gaat, een wereld van welvaart, een wereld van rechtvaardigheid. Hoe kan het een ieder goed gaan, zolang er nog mensen zijn die trachten ten koste van anderen zich naar voren te dringen, die, zoals men dat noemt, over lijken gaan, in de hoop het geluk te veroveren dat hen wegvlucht naarmate ze hun macht en hun rijkdom verder veroveren? Alleen wanneer de mens dient kan de mens het geluk vinden wat hij verlangt. De mens verlangt naar geestelijk houvast. Losgeslagen in de branding van de tijd, vraagt hij zich af. Waar moet ik heen, wat is mijn weg? En dan is er maar één antwoord, één hoop, één verlangen, één levensdoel.
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
En het eigenaardige is dat juist Jezus en met Hem, dat mogen we hierbij tevens aanstippen, ook Mohammed, een definitief doel stelden voor hun gelovigen, niet de vaagheid van het individueel ontwaken dat voor de massa van zo weinig invloed is, zoals Boeddha dit brengt, niet de droom van eenheid van alle geloven, zelfs van een Ignet Khan, maar actief streven naar het zelf beleven, betreffende de waarden van de mensheid. Jezus zegt: gevangenen bevrijden, bedroefden troosten, zieken helpen, hongerige spijzen, naakten kleden. Is dit dan niet de behoefte van uw wereld vandaag? Is dit dan niet wat van u gevraagd wordt? Is dit niet een noodzakelijkheid, wil deze wereld, in plaats van uit elkaar te spatten als een zeepbel, door atomen uit elkaar geblazen, zal worden tot een planeet waarop een ras van bewuste wezens de goddelijke wet erkennend, deze vervult in vrede en geluk? Mijn vrienden, het Christendom geeft u - en zeker u westerlingen - de handleiding; eert de profeten. Zeker, maar vervult in de eerste plaats de wetten die Jezus u heeft geleerd, de wet van de naastenliefde, van de zelfverloochening. Leer u los te maken van een zuiver stoffelijk waarderen. Begrijp dat er een goddelijke kracht is die ons beschermt, die ons allen kracht geeft en in leven houdt. Dat zijn de waarden van het Christendom. Het Christendom heeft zijn waarde wanneer het zegt, "bid", want indien u bidt, zelfs al gebruikt u de aloude formules die sinds duizend jaar, tweeduizend jaar opgedreund zijn in ontelbare vergaderingen en kerken. Wanneer u werkelijk bidt, dan stijgt uw ziel uit boven de stof en boven de aarde, en dan vindt u daar een geestelijke kracht, een kosmisch kracht vermogen dat u sterkt, dan vindt u daar - zover deze voor u past - de goddelijke, kracht die in u wonderen verwezenlijken kan. Wanneer het Christendom zegt: “geloof”, dan leert het u te geloven niet alleen in God maar ook in uzelf. Geloof o mens in uzelf, in uw mogelijkheden tot volmaaktheid. Het Christendom leert u dat u iets bent, iets belangrijks, niet zo maar een of ander stofje in de kosmos geblazen en toevallig tot leven ontwaakt op een wereld als deze. Nee, u bent meer, u bent een kind Gods, een kind Gods met een taak, een taak om Gods wil op de wereld te vervullen. Wanneer dit vandaag de dag doordringt in de lege hoofden van velen die roepen om verlossing en deze niet vinden, dan hebben zij de weg al gevonden. Het Christendom roept de wereld toe: wees nederig, verhef u niet boven anderen. Met een oud Joods spreekwoord, opnieuw aangewend zegt het: “Want gaat niet een kameel zelden of nooit door het oog van een naald?” Heeft men een olifant al zien gaan door het oog van de naald? Het laatste is een meer Joods gezegde uit Carthago afkomstig, maar ik wil ze er toch bij vermelden. U zult begrijpen dat hiermee ook aan de wereld weer iets wordt geleerd. Probeer toch niet mensen om de wereld te leiden. Probeer toch niet uzelf te verheffen boven anderen, klop niet op uw borst en zeg: "wij hebben macht in de wereld", maar zeg: "wij die de krachten gekregen hebben om te dienen". Verheft u niet op wat u bereikt hebt, maar treurt over dat wat anderen nog niet konden bereiken en help hen opdat zij mogen bereiken. En wanneer het nodig is, welaan, bedenk dat, wie door geweld strijdt, door geweld omkomt."Wie het zwaard hanteert komt door het zwaard om", dat heeft Jezus ook gezegd. Het is een waarheid als een koe. Zolang als u de wapens hanteert zegt het Christendom, dan zult u nooit in staat zijn te overwinnen. Er is één wapen, machtiger dan alle geweld, machtiger, dan alle atoomkopraketten die opgesteld staan in geheime hoeken van de aarde, gewichtiger dan alle doctrines van politieke aard, gewichtiger dan alle leringen en alle politieke, economische en wetenschappelijke vooruitgang. Dat is de wil van een mens die zegt: niet mij verzetten tegen het gezag, maar strevend in mijzelf naar het goede en voor mijzelf alle negatieve waarde ontkennend en niet in een daad omzettend, leef ik. Hoe kan een schrikbewind bestaan wanneer de mensen niet hun ziel verkopen en daardoor worden tot heersers over hun medemensen en slaven van degenen die hen in terreur houden? Als men zegt: "ik dood geen medemens", waar is dan de veldheer die nog een oorlog winnen kan of beginnen zelfs? Wanneer men zegt: "ik zal mijn broeder niet in ketenen sluiten", waar is dan de macht die nog een gevangenis zal bouwen? Waar men zegt: "ik zal mijn broeder niet van honger om laten komen", waar is dan een macht en het geweld van het zoveel gevreesde kapitaal, waar sommigen een zodanige ontzettende angst voor hebben? Geloof mij, noch de oorlogsdrijvers, noch de kapitalisten, noch de terroristen regeren deze wereld. Deze wereld wordt geregeerd door de mensheid zelf. Indien deze mensheid wil, indien zij deze Christelijke waarden meer en meer wil erkennen, dan zal zij een volledig juiste en goede, verantwoorde, en in het goddelijk plan volmaakte wereld, kunnen verwerkelijken.
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
En deze boodschap die het Christendom tweeduizend jaar lang u heeft gebracht, die boodschap werkt in uw dagen. Sneller en sneller is de ontwikkeling, het is als gaat de mensheid in een razende vaart op de afgrond toe, maar meer en meer individuen zeggen, nee, nee, laat die wagen te pletter gaan, laat de vormen te pletter vallen maar wij niet. En sommigen vluchten in zelfzucht, en ze zullen in eenzaamheid omkomen. Maar anderen gaan voort en trachten te redden, te redden wat er te redden valt. Meer en meer gaat men trachten om onzelfzuchtig als enkel individu zijn taak te vervullen, om een medemens te helpen. En dit is nodig, want nog is niet gekomen de tijd van rust, de tijd waarin het oude Christendom voorbij is en de nieuwe tijd aanbreekt. Er zijn dagen van onrust, er zijn dagen van strijd, dagen van nood. Zoals weleer jagen de ruiters al dreigend over de wereld, kiezend wie ze zo dadelijk neer zullen slaan. Maar het geweld komt niet zover meer, want zij mogen slechts diegenen slaan die in trots zich verheffen tegen God en mensheid, verloochenend de wet en de weg. Niet de wet en de weg van een kerk, maar wel de wet en de weg zoals Christus die heeft uitgelegd op de wereld, zoals Hij die beleefd heeft, zoals Hij die door Zijn voorbeeld aan de mensheid als mogelijk heeft bewezen. En daarom, het zal de wereld zo slecht niet gaan. Dreiging van de dagen lost zich op naarmate de mensheid zich meer bewust wordt van de noodzakelijkheid om te breken met alle schijnchristendom, om te breken met alle tendentieuze zelfverheffing, te breken met het egoïsme dat uiteindelijk ook de eigen ondergang betekent. De grote bezitters, hoe vaak beginnen zij nu al niet om hun arbeiders te laten delen in wat zij hebben, in dat wat zij verdienen, hoe beginnen niet de groten van de aarde om de kleinen van de aarde zeker te stellen voor nood, voor honger, voor ziekten en leed, zover als het hun mogelijk is? Zij voelen al aan wat nog niet in woorden uit te drukken is en wat misschien een ziener zou uitdrukken als, “Christus' rijk op aarde is nabij”. Het Christendom is de dragende kracht van deze tijd, Mohammed moet ook dragen, maar hij draagt een ander volk, een volk dat primitiever is, een volk dat enerzijds hoogstaand, aan de andere kant nog niet de praktische verwerkelijkingzin heeft gevonden die noodzakelijk is. Ignet Khan leert de esoterisch geschoolde mens, af te stappen van zijn eenzijdigheid, maar het Christendom geeft op het ogenblik de grondwet, de grondwet die juist door de wereld verstaan kan worden omdat het Christendom een zodanig grote macht is geworden. En wij zullen zien dat het daadwerkelijk Christendom het wapen is dat alle vrees van vandaag de dag kan verslaan. Want wat kan een communist bieden, wat een Christen niet duizend maal vreugdiger en beter tot stand brengt? Wat kan socialisme voor dreiging bieden wanneer een Christendom vrijwillig meer vervult dan een socialisme durft te vragen? Wat heeft men te vrezen voor de democratie, wanneer iedereen wil dienen, en het volk wordt dienaar van de heerser en daardoor dienaar van zichzelf? Wie vreest dan nog? Hoe kan men vrezen voor wapens indien een ieder zegt tot elk mens, “broeder”, want een broeder zal men niet doden. Jezus, is degene geweest die - voorziende deze verre tijd ook van Hem uit zo ver verwijderde tijd - heeft neergelegd Zijn leer als een werkzaam zaad in de geest van de mensheid En deze opbloeiende boom zal schaduw en beschutting bieden aan een ieder die daar behoefte aan heeft, meer zelfs, Hij is het die de leven gevende kracht geeft en de mogelijkheid om verder te gaan, die getekend heeft de lijnen waaraan de wereld zo dadelijk zal moeten beantwoorden, wil zij niet ondergaan. Ziedaar, vrienden, onze visie op het Christendom. Alle verdeeldheid van het Christendom interesseert mij niet, ik vind het dwaas indien u zich daardoor laat beïnvloeden, want het Christendom betekent meer dan dat. Het interesseert mij niet of u Christus aanspreekt als Zoon van God, als Meester of als Mens, of u Hem Profeet noemt of God op aarde. Het interesseert mij allemaal niet, want deze dingen leven in de harten van de mensen, en in de harten van de mensen kunnen zij worden tot kracht of verderf en het is ons niet gegeven daarop invloed uit te oefenen. Maar ziende het beeld van de wereld, beseffende het wonder dat er gebeurd is, het wonder van een Christendom dat de mensheid ertoe brengt, zich schijnbaar vaak verzettend tegen datzelfde Christendom, de wetten van het Christendom tot uitvoer te brengen, dat is voor mij een zekerheid, dat deze wereld, bevrijd door Christus woord en wet, eens in staat zal zijn Hem weer te ontvangen, niet als Vorst, maar als Broeder die wandelt tussen degenen die Hij vrijheid en licht gegeven heeft.
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
Als u daar nog iets aan toe te voegen heeft, of op te merken heeft, wil ik u gaarne van antwoord dienen. Waar dit niet het geval schijnt te zijn, geef ik thans het woord over aan de tweede spreker van deze avond en dank u voor uw aandacht. Goedenavond.
DE ESOTERISCHE STREKKING VAN PSALM 19
Goedenavond vrienden. Het tweede onderwerp dat is een onderwerp naar uw keuze dat ik voor u mag behandelen, dus vertelt u maar, wat is het vandaag? Vraag van de leiding: Ik heb hier een verzoek en dat is, of u de esoterische strekking wilt behandelen van datgene wat ik u voor zal lezen. Vraag: Het is psalm 19: "Een psalm Davids” voor de opperzangmeester. De hemelen vertellen Gods ere, en het uitspansel verkondigt zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk sprake uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. Gene sprake en gene woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hunne redenen aan het einde der wereld; hij heeft in dezelve ene tent gesteld voor de zon. En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen. Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan deszelfs einden; en niets is verborgen voor hare hitte. De wet des Heren is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des Heren is gewis, den eenvoudige wijsheid gevende. De bevelen des Heren zijn recht, verblijdende het harte; het gebod des Heren is zuiver, verlichtende de ogen. De vreze des Heren is rein; bestaande tot in eeuwigheid; de rechten des Heren zijn waarheid,tezamen zijn ze rechtvaardig. Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud, en zoeter honig en honigzeem." Antwoord: Ja, kijk eens, als we dat horen, dan valt je in de eerste plaats natuurlijk meteen op, dat hier iemand aan het woord is die een dichter is, die daarvoor gebruikt de termen van zijn dagen, maar die aan de andere kant al zover is ingewijd in bepaalde waarheden, dat hij verder gaat dan de toenmalige bekende wetenschap. Nu moeten we allereerst ons eens af gaan vragen, hoe kunnen wij zien b.v. in de hemelen het werk van de handen Gods? Zijn die handen Gods bedoeld als, God is een mannetje die dit allemaal gemaakt heeft? Wel nee. Maar wat zijn de handen? De handen zijn de werktuigen van onze wil, waar of niet? Zoals wij met onze wil, door middel van onze handen, kunnen komen tot de schepping van iets dat in ons leeft, zo is de sterrenhemel geboren uit God. Zijn wil heeft de materie beroerd, en deze wil heeft haar gevormd. Het „niet? en de „oerstof? zijn als het ware de handen waarmee God Zijn wonderwerk volbracht. Mij dunkt dat is tamelijk diep voor zo'n oude dichter. Maar hij gaat nog heel wat verder, want zegt hij: hun taal wordt overal gehoord. Ja, wonder, kan er één mens zijn die zich aan de invloed van de sterren onttrekt? Is er iets dat niet leeft in de eeuwige wisseling van nacht en dag, steeds weer zich herinnerende de hemel boven hem? Die sterrenhemel, dat is de droom van de mens, maar het is ook de werkelijkheid van God. En zoals die sterren, die schijnbaar onzienlijke lichtpunten ergens in een blauw geval, donkerblauw geval, daar kracht uitoefenen op die wereld, nu ja, dat is haast onbegrijpelijk, maar ze doen het. De sterren schrijven hun baan ook in het leven van de mensen en niemand kan zich daaraan onttrekken, Gods woord moet gehoord worden, anders gezegd: het patroon van de schepping wordt aan het totaal van de mensheid, aan het totaal van het zijnde op aarde en overal voltrokken. Dit is heel redelijk en heel begrijpelijk. Alleen denk ik niet dat ze er toen nog zoveel over nagedacht hebben in die termen en zeker de eenvoudigen niet. Wat valt dan onmiddellijk op? Dat de zon wordt beschreven op een visuele wijze. Het is alsof men een ogenblik aanneemt dat die aarde stilstaat en dat die zon daaromheen dartelt. Maar als je het op de keper beschouwt, hoeft dat niet zo te zijn, kan dit beeld wel juist zo gekozen zijn om aan te duiden voor de mensen, jullie kunnen dit ook begrijpen en wie het weet die leest er de waarheid uit, want deze is stralenrijk en overal. Nou, ik zal je vertellen, als
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
ik zo?n Jood was geweest en ik had dat gehoord, dan had ik gezegd: nou, kan zij mij nog meer vertellen, dan ga ik in mijn huis in de schaduw zitten, en wat gebeurt me? De zon komt er niet. Maar het was wat anders wat hier bedoeld werd. De hitte van de zon, de levende kracht van het zonnevuur, spreekt ook een taal, want al het leven op aarde bestaat juist, uit kracht van de wisselwerking tussen zonnekracht en aardkracht. Hier werd dus erkend het feit dat de wereld in directe relatie staat tot een bron buiten die wereld en dat alle verschijnselen mede daarvan afhankelijk zijn, dat is helemaal geen stomme zet, want hier verklaart als het ware de psalmist waarom ook de vuuraanbidders en de zonvereerders enigszins gelijk hebben, maar dat de zon niet is zoals men wel denkt en zoals er ook heel veel van die Filistijnen etc. dachten, dat deze zon een god zelf is. Nee, het is een woord als het ware in de stem Gods. En zo bouwt hij dat allemaal op, hij zegt, kijk, achter al deze dingen schuilt God en alles wat wij beleven dat is goddelijk. En nu zal je waarschijnlijk - dat zegt hij dan tussen de regels door - je af gaan afvragen, ja, maar waarom? Wel, er zijn wetten Gods en die wetten Gods worden overal gehoord, daar kan geen mens onderuit. Dat is niet zoiets als een voorschrift van de staat nietwaar, wat je nog eens handig ontduiken kunt. Maar dat is een levenswet, als je die breekt besta je niet, dus je kunt deze niet breken zolang als je leeft. Dan gaat hij weer verder en dan zegt hij: kijk eens, al die gevolgen die jullie meemaken die zijn waar, het is alleen maar dat de goddelijke wet ons dwingt om de waarheid van onze daden aan onszelf te onthullen, de waarheid van het leven en de vormen van het leven aan elkaar te onthullen. Wij kunnen die waarheid slechts onthullen wanneer uit de valsheid inderdaad valsheid naar voren komt die onszelf treft, en uit het goed, goedheid die onszelf treft, want op die manier leren wij zelf wat wij eigenlijk doen, het is waarheid. Maar aangezien er geen bevoorrechting bestaat, is deze waarheid, dit tonen van de werkelijkheid in de schepping, tevens de grootste rechtvaardigheid, omdat niemand iets zal ontmoeten wat hij niet zelf wekt. Zo vervult God dus in de schepping, sprekende altijd door, uit alle aspecten van de materie van de kosmos, tot elk wezen die daarvoor openstaat ons hele leven, en brengt ons tot de volmaaktheid waartoe Hij ons op wil voeren. En degene die dit zorgvuldig naleest, deze psalm, die gaat nog verder en die zegt, waar werd het gezongen? Het werd gezongen voor de Arke Gods, dat is een heel bijzonder iets. Wat was die Ark ? Dat was een wet, gehuld in edelmetaal met daarop twee bijzondere wezens, men noemt dat de Serafhim. U weet wel, het waren zo van die gevleugelde sfinxen, tenminste daar lijken ze het meeste op. En tussen de vleugels, zo zegt men, woonde God. Dus, waarom juist die zang daar gezongen? Dat is toch logisch! Die zang die hoort juist daar in de eerste plaats thuis, omdat hierdoor stem wordt gegeven aan het goddelijke dat wel klinkt, maar niet in menselijke taal. En voor het geval iemand zou twijfelen of dat nu wel zo is, zegt de psalmist uitdrukkelijk: en dit woord wordt overal verstaan. Blijft nog over de vraag, wijsheid, waarom de wijsheid uit de nacht die aan de nacht de wijsheid leert? Nou, ook dat is weer begrijpelijk, wie licht is geeft slechts maar beleeft niet, hij kent geen contrast. Het duistere echter, en dat is niet alleen de nacht maar dat betekent ook het lijden, dat is ook de nacht, dat betekent alle onaangenaamheid die je zo in je leven eens tegen het lijf loopt, of beter gezegd die je op je nek springt voordat je er op verdacht bent, die is dus eigenlijk de wijsheid. Ons lijden brengt ons tot lijden, maar uit deze vormen van lijden wordt onze wijsheid geboren. En hoe eenvoudiger wij het lijden kunnen dragen, hoe sterker in ons de wijsheid komt, hoe complexer wij de zaak gaan bekijken, hoe ingewikkelder wij het maken. En laten we eerlijk zijn, daar brengen de mensen het soms erg ver in, hoor. Als ze 1 x 1 willen gaan bewijzen dan gaan ze er een hele formule van maken en dan beginnen ze met te bewijzen dat 34 x 34 zoveel is, en op grond van een deling komen ze dan terug op het feit dat 1 x 1 één moet zijn, dat vinden ze gemakkelijker. Dat was toen ook al zo, daarom zegt die psalmist: denk er nu om mensen, wie het ware zoekt die gooit al die bijkomstigheden opzij, er is één hoofdzaak en dat is, God spreekt tot ons uit alle dingen in het leven. En wanneer er nacht is, dan moeten we die aanvaarden want deze brengt ons wijsheid. En wanneer de dag weer komt - en dat zou je kunnen interpreteren zelfs als, wanneer we in de stof leven, in de nacht – dan wordt uit de stof ons de wijsheid geboren, en uit het licht, uit de dag, de kracht en de vreugde. Dan moeten wij door het te aanvaarden in de eerste plaats, uit ons beleven zelf de wijsheid vinden en niet proberen om de zaak wiskundig te gaan berekenen, als we niet eerst de wijsheid hebben, want anders zijn wij, zoals vele dwazen, wijzen die zonder wijsheid, wijsheid
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
verkondigen. Vandaar dat er zoveel onwijze mensen op de wereld rond lopen. Dat commentaar is natuurlijk niet van de psalmist maar van mij, hoor. (gelach) Maar daar zit dus wel een esoterische zin in, want als je dat heel goed gaat bekijken, dan wordt er eigenlijk zomaar heel doodnuchter, heel dichterlijk en mooi, zo maar in een gezang, een kosmische waarheid vastgesteld, wordt de mens meteen als het ware gesteld tegenover de goddelijke wet die in de eerste plaats - let er eens op hoe aardig hij dat zegt - waarheid is, en omdat het waarheid is, rechtvaardigheid. Waar geen volledige waarheid is, kan geen volledige rechtvaardigheid bestaan. Verduveld handig gezegd dat, nietwaar. Omdat dat zo is moeten wij leven, dat staat er eigenlijk en moeten we alles beleven. Maar wanneer we ons daarvoor openstellen, zal uit alle beleven en al wat rond ons is, God voortdurend tot ons spreken. Nou, en ik geloof dat ik daar dan zo'n beetje het voornaamste eruit gevist heb. Is er nog iemand die het er niet mee eens is, of die het nog verder uitgelegd wil hebben, dan vertel je het maar. Reactie van de leiding: Degene die het onderwerp heeft opgegeven, heeft een zeer goedkeurend knikje gegeven. Antwoord: Nou, dan zal ik zeer dankbaar terug knikken. Het kan nog even, hebben we nog een klein ander dingetje daar achteraan? Vraag: Ja. In onze staat is het huwelijk noodzakelijk, als middel om de mensen ertoe te dwingen, om elkaar te onderhouden. Antwoord: Ik dacht dat ze daar tegenwoordig echtscheidingen voor hadden. (vrolijkheid) Vraag: De seksuele vrijheid, welke de jeugd zich, vooral in de laatste tijd aanmeet, moet ertoe leiden, dat deze in onvoldoende mate de eigenschap van trouw ontwikkelt en van monogamie. Dus dat deze in mindere mate geschikt wordt en geneigd tot het aangaan en tot het bewaren van de huwelijkse band. Men kan nu mijn inziens kiezen tussen 2 mogelijkheden, teneinde dit gevaar te bestrijden en wel. 1. Men kan de jeugd, door een streng optreden, een halt toeroepen. 2. Men kan de seksualiteit van de jeugd organiseren en deze op die manier opvoeden tot die eigenschappen en ervaringen, welke haar juist geschikt maakt tot dat huwelijk. Aan welk middel zou u de voorkeur geven en op welke wijze zou u deze zaak organiseren? Of hebt u een andere oplossing van dit probleem? Antwoord: Ja, eerlijk gezegd wel. (hilariteit). Kijk eens, je kunt organiseren wat je wilt en streng opvoeden wat je wilt, maar hoe denk je dat het met de voorvaderen stond? Er is een tijd geweest dat men zeer respectabel en zeer trouw gehuwd was, behalve in de vrije uurtjes wanneer men er een privé-harempje op na hield. Ja, u lacht er om, maar dat is zo d.w.z. sekse en het verkeer van de seksen dat werd gemaakt tot iets vuils wat je in een hoekje weg moest stoppen. Vindt u dat een gezonde methode? Ik geloof het niet. Is het nu werkelijk noodzakelijk- dat allereerst - dat het seksueel verkeer buiten het huwelijk, dus vrije liefde, het monogame huwelijk onmogelijk maakt? Ik zou eerder zeggen dat je pas, wanneer je ervaring hebt, een goeie keus kunt doen. En als je er niets van weet en hals over kop er ingeduwd wordt, nu ja, als er geen echtscheidingen mogelijk zijn, dan stel je je op een andere manier tevreden. En tegenwoordig trouw je in ieder geval maar, per slot van rekening de man die denkt, "zoveel verdien ik toch niet, dus zoveel alimentatie komt er toch niet uit", en de vrouw die denkt, ik heb in ieder geval houvast, we kunnen het proberen. God zegen de greep, misschien wordt het wat. Ja, u lacht erom. Maar wat is dus eigenlijk met deze jeugd het geval? Als we dat nu eerst eens even uitrafelen, zover het dan kan, hoor. Er is heel wat aan te rafelen, want er hangen heel wat rafels bij tegenwoordig. Kijk eens, die jongelui van vandaag de dag die zijn - dat geef ik direct toe - heel wat vrijer met elkaar dan vroeger en daarom vrijen ze ook wat meer. Maar dat maakt m.i. helemaal niets uit, want als we het zuiver menselijk gaan bekijken, dan is het monogame huwelijk over het algemeen geen noodzakelijkheid maar een ideaal en dat vergeten de meeste mensen. De mens is in heel veel gevallen het slachtoffer van zijn eigen temperament en van het dierlijke wat erin zit. En zeker, de jeugd met haar lust tot experimenteren, zal heel vaak eerst deze dierlijke aspecten door moeten werken voordat er werkelijk van een huwelijk gesproken kan worden.
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
Er zijn mensen die zien als ze trouwen alleen maar in hun gedachte een heel groot bed en aan de rest denken ze niet. En als dat het begin is van een huwelijk, dan kun je zeggen dat het sluiten van het huwelijk het begin van het einde daarvan betekent. Dat gaat niet. En nu heeft men allerhande mooie theorieën: ja, maar je moet elkaar leren waarderen en kennen in het huwelijk. Best, uitstekend. Maar alleen wanneer je meer vraagt van het huwelijk dan het zuiver seksuele, kun je komen tot een werkelijk en goed monogaam huwelijk. En dan kunt u die kinderen gaan organiseren zoveel als u wilt, maar zolang als het hun gaat om de seks en niet om wat anders, dan bereikt u geen jota. Wanneer u de mensen gaat leren dat het belangrijk is dat je elkaar begrijpt, dat je gemeenschappelijke interesse hebt, dat je samen iets op kunt bouwen en dat daar dan ook nog bij hoort – en ik voor mij, ja, misschien klinkt het u als een of ander dwaas gezegde in de oren, maar als ik zo denk aan mijn eigen aardse tijd en ervaringen - dan zou ik zeggen: jongens, het is helemaal niet zo erg als jullie eens proberen of jullie seksueel nu wel bij elkaar passen, dat hoort er ook bij, begrijpt u? En is dat zo, dan heb je ook gezamenlijk iets om op te bouwen. Want een monogaam huwelijk kan alleen bestaan als man en vrouw samen bouwen aan één leven en niet als de één dit zoekt en de ander dat. Als vrouwlief alleen iemand zoekt die haar nieuwe hoedjes betaalt en manlief alleen iemand die voor hem strijkt en z'n sokken stopt, dan komt er ruzie. En dan kun je zo? n huwelijk met dwang bij elkaar houden, maar over het algemeen komt er niet veel van terecht. Ik zou zelfs verder willen gaan. Ik zou willen stellen, van mijn standpunt uit, dat het seksuele verkeer een noodzakelijkheid is in het huwelijk omdat het een organische noodzakelijkheid voor de mens is, maar dat het voor het monogame huwelijk zeker niet het hoofdpunt is, begrijpt u? En als u die kinderen streng gaat regeren, nu ja, goed, ik bedoel je hoeft helemaal niet al die apekool van die apenkoppen te accepteren hoor, want als ik zo nu en dan zie wat sommige mensen van de jeugd tolereren omdat ze jong is, dan zeg ik,” jullie voeden ze op tot onverantwoordelijkheid”, maar dat komt niet alleen in een huwelijk tot uiting, maar in de hele maatschappij. Maar als een jongmens een zin van verantwoordelijkheid wordt bijgebracht, nu ja, dan kunnen we toch verder heel rustigjes zeggen dat deze zin van verantwoording ook zeker mee zal tellen daar waar hij gaat zoeken op het pad der sekse en dat hij dan, of zij dan, misschien voorlopig polygaam leven zal, d.w.z. meerdere contacten seksueel kennen, meestal niet gelijktijdig, omdat er een verantwoordelijkheidsbesef in zit en dus ook een beginsel van trouw, maar hebben ze dan eenmaal iemand gevonden aan wie ze trouw kunnen zijn, dan heb je mensen die boven het seksuele uitgestegen zijn. En dat zijn m.i. de enige werkelijke monogame huwelijken. Want als het zo iets is van, nu ja, ik heb het nu eenmaal, laat ik er nu ook maar gebruik van maken, of, in Gods naam, het kost me tenminste niets - zoals er zijn, luitjes - dan zeg ik, foei, bah. Dat is nog veel erger, dat zijn mensen die zijn dan getrouwd en die zijn voor de buitenwereld trouw, maar als je hun huwelijksleven bekijkt dan is het vaak beroerder dan wat er omgaat in een h...kast, neem me niet kwalijk. Nee, organiseert u de jeugd maar niet op seksueel gebied en weest u ook maar op seksueel gebied niet al te streng, leert u liever de jeugd dat zij tegenover de medemensen ook verantwoordelijk zijn, leer hen een algemeen verantwoordelijkheidsbegrip, en binnen de mogelijkheden die het temperament van de jeugd laat, zal men trouw zijn en meer idealistisch trouw vaak dan de oudere mensen zich voor kunnen stellen. En dan zullen ze zeker huwelijken bouwen die meer waard zijn dan het kunst- en vliegwerk van een uiterst morele maatschappij die soms in sommige landen al het huwelijk heeft gemaakt tot een nieuwe sport van stuivertje wisselen. Nu neemt u mij het niet kwalijk, dit moest mij even van het hart. Dus, als u me vraagt, wat wil je? En dat heb je mij gevraagd, dan kan ik alleen maar dit zeggen. Leer de jonge mensen dat ze hun medemensen moeten zien als wezens die dezelfde rechten hebben als zij, leer ze dat ze niemand leed mogen aandoen, leer ze dat ze zelf recht hebben om te leven, maar een ander ook, leer ze dat ze geen taak mogen neerleggen die niet afgemaakt is omdat ze er toevallig nu geen zin in hebben. En als u ze dat leert, dan zult u een sociaal instinct in hen gewekt hebben, dat een verdere controle of organisatie van het seksuele onnodig maakt. Gaat u ertoe over om al te streng te zijn, nu ja, ze vertellen u dan niet wat ze uitspoken, i.p.v. dat ze het wel doen, en ze komen toch aan hun trekken. En maakt u er een seksuele organisatie van, ach, mijn waarde vrienden, wat krijg je dan?
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
Dan zullen ze uit die organisatie wel iets maken dat precies past voor hen, geloof dat maar. Nou, ik heb mijn tijd opgemaakt, en ik heb mezelf een heel klein beetje - niet in de onverdraagzame zin hoop ik - kwaad gemaakt. Ik maak mijn excuses als ik ongepaste woorden heb gebruikt, hoor, maar het kan zo wel eens eventjes je tong voorbij slippen, vooral als het een andermans tong is. Dus, als ik wat verkeerd zou hebben gezegd, neem het me maar niet kwalijk, en geloof me, ik heb het werkelijk gezegd zoals ik het zie en als u er over nadenkt zult u het waarschijnlijk met me eens zijn dat ik gelijk heb, want in dit geval zit de kat toch altijd bij het spek, die hou je er toch niet af, tenminste niet door haar weg te jagen. Goedenavond.
VRAGENRUBRIEK
Goedenavond. Vraag: Wat is de oorzaak van de ziekte kinderverlamming? Antwoord: De oorzaak van de ziekte kinderverlamming is uiteindelijk een virus waardoor voornamelijk het zenuwgestel wordt aangedaan. Kinderverlamming ontstaat dan ook hoofdzakelijk daar waar door overmatige inspanningen een verzwakking ontstond, eventueel gepaard gaande met sterke afkoeling van het lichaam, waardoor dus qua warmteopwekking en behouden van het levensevenwicht in het lichaam, nogmaals een sterke krachtproef werd gevergd die ook veel levenskracht kost. Dit is vaak de directe oorzaak van de kinderverlamming. De veroorzaker zelf is een virus, dat, mits waargenomen, zich als enigszins pluisvormig voor zal doen of misschien zelfs als licht sponsvormig. Ik neem wel aan dat het mogelijk is deze verwekker te ontdekken met de huidige middelen. Mocht dit niet het geval zijn in deze tijd, dan toch in de zeer nabije toekomst. Ik hoop dat het antwoord voldoende is. Vraag: Wat is oorzaak van de bloederziekte? Het vrouwelijk geslacht heeft daar geen weet van hoewel zij toch de kiem in zich draagt en het mannelijk geslacht daaraan ten gronde gaat. Antwoord: Ja, dat is een afwijking waarbij de totale opbouw van het lichaam lichtelijk wordt gedesorganiseerd en de samenstelling van hemoglobine bemoeilijkt en vertraagd wordt. Daardoor ontstaat dus een niet stollen van het bloed en als zodanig de zogenaamde bloederziekte. Deze wordt door het vrouwelijk geslacht echter niet overgenomen in directe uiting, waar het vrouwelijk organisme door het vrouwelijk seks-hormoon dat de bloeding beheerst die voor haar een regelmaat en noodzakelijkheid is in niet zwangere toestand, althans tot het bereiken van de leeftijd van de onvruchtbaarheid en gaande vanaf de puberteitsjaren, zelf al een voldoende hoeveelheid van deze stof en de regeling daarvan in het bloed voorziet, zodat hierbij een misschien wat sneller en langer vloeien van het bloed mogelijk is, maar zeer zeker niet een leegbloeden naar voren komt. Rest mij op te merken dat deze bloederziekte wel aan het mannelijk geslacht wordt doorgegeven maar dat het aantal gevallen waarin een vrouw die stamt uit een dergelijk geslacht en de kiem in zich draagt, deze ziekte ook inderdaad overgeeft aan het mannelijk nageslacht, slechts in ongeveer 4 tot 9 op 100, dus niet zo ernstig als u zich misschien voor zult stellen. Goedenavond vrienden.
HET SCHONE WOORD
Wij besluiten thans met „Het Schone Woord? . Mag ik van u vijf woorden hebben om te sluiten. Eerbied - Zon - Afscheid - Bezonkenheid - Het kind. Met eerbied beschouw ik het kind, o zon, wanneer u in bezonkenheid uw afscheid neemt, want in het kind is kracht die naar de uwe zweemt.
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
O zon, gij trekt zo traag uw baan, Doorloopt het hemelruim, Verzinkt dan ergens in het niet En laat de rode pluim Der wolken als laatste afscheidsgroet. Ik weet dat u herboren wordt, Herboren worden moet; Dat morgen weer een nieuwe dag bestaat, Dat ' t leven met u, kracht der zon Weer altijd verder gaat. Met eerbied schouw 'k Uw scheiden aan En wacht met eerbiedig schromen In nacht en duisternis het ogenblik Dat gij weerom zult komen En overstromen ons met licht. In diepe deemoed zal „k aanschouwen uw afscheid en uw wederkomst, Gij die het leven helpt te bouwen Op deze wereld. Maar als gij zijt heengegaan, o zon En de sterren hoog ten hemel staan, Dan vind „k in een kind soms nog uw licht Het teken weer van uw bestaan. „ k Zie meer, 'k zie in u o zon Een broeder wakend door de last van God Opdat de wereld verder ga, Geen heerser van het lot Maar milde schenker van de gaven Waarmee een God Zijn schepping laven wil. En ik zie ditzelfde licht dat in u leeft Als zwakke glans ook in het kind, Een licht dat zweeft en zweeft In d? ogen, rond het kleine lijf, In handeling en daden. Dan zeg ik: wonder Gij o God Die toont ons uw genaden In een zon onmetelijk groot, Die sterft en weer herrijst En in een nietig, nietig kind Dat ons toch ten hemel wijst. En daarom dank ik u o God Voor al wat gij ons geeft, Want vreugde is het ons te zijn, u looft en dankt dus al wat leeft. Ik dank u voor u aandacht. Goedenavond.
10
Hindoeïsme
Datum:
30-04-1954
Soort:
lezing
Reeks:
3. Stem van Gene Zijde > Stem van Gene Zijde II > Stem van Gene Zijde 1953-1954
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
HINDOEÏSME BERICHTENDIENST
30 april 1954 Goedenavond vrienden. Na deze begroeting begint de intelligentie als naar gewoonte erop te wijzen dat ook zij niet alle dingen weten en dus de mogelijkheid bestaat dat ze fouten kunnen maken, waarom verzocht wordt kritisch te luisteren, en zo gemeend wordt dat er onjuistheden worden gezegd, daarop onmiddellijk de nadruk te leggen en vervolgt dan: zoals u gemerkt hebt de vorige keer, zijn wij van onze gebruikelijke cyclus afgeweken, dat wil niet zeggen dat dit met regelmaat gebeurt, maar dat wil wel zeggen dat u voortdurend kunt verwachten dat, wanneer bij ons nieuwe berichten binnenlopen - laten we het zo maar noemen - dat we die doorgeven, dus dat we u, zover als dat verantwoord is en raadzaam is, u op de hoogte houden van wat zich ontwikkelt, u moet daarin niet lezen, alstublieft niet, voorspellingen van feiten, want als wij iets zeggen en u gaat het interpreteren, dan is er 99 tot 100% kans dat u het fout interpreteert. De boodschap is niet: er gaat morgen iets gebeuren, de boodschap is alleen: er zijn geestelijke Krachten werkzaam. En wanneer we stoffelijke feiten aanhalen, dan is dat alleen om te illustreren. Ik hoop dat ik ook dat duidelijk genoeg heb gezegd. En dan heb ik nu, laten we het maar noemen, voortaan "de berichtendienst", een aardig woord. U heeft hier een "vraagbaak", nietwaar, en u heeft "Het Schone Woord", de meer poëtische rubriek, laten we dan deze keer dit "berichtendienst" noemen, dan weten we tenminste waar we aan toe zijn als dat woord valt. De berichtendienst heeft dan het volgende te melden: Er zijn in de afgelopen week verschillende belangrijke dingen gebeurd, die vooral op politiek en economisch gebied, lang zullen doorwerken. Er is hierbij in gunstige zin remmend ingegrepen van Geestelijke Zijde door een suggestief proces te gebruiken. Er is dus te verwachten dat er een economische en politieke ontspanning komt. Verder heeft men pogingen in het werk gesteld om bepaalde problemen op te heffen o. a. het probleem in de Verenigde Staten. Het probleem in de Ver. Staten is het probleem van de steeds toenemende daling van koopkracht en de daarmee gepaard gaande vermindering van werkgelegenheid. Op het ogenblik kunnen wij nog niet overzien in hoeverre de gegeven suggesties en inspiraties worden uitgevoerd, maar we zijn ervan overtuigd dat ook hier een aanmerkelijke remming van de economische nadelige beweging mogelijk zal blijken. Ten opzichte van de oorlogszuchtige en strijdzuchtige krachten in deze wereld kunnen wij het volgende mededelen. Deze krachten worden op het ogenblik door een gebrek aan mogelijkheden beperkt en zullen genoopt zijn in de komende tijd een steeds toegankelijker en vredelievender houding aan te nemen. Dat deze houding misschien niet in overeenstemming met het werkelijk gevoel is, zal u duidelijk zijn. U behoeft dus niet te denken dat nu plotseling ineens alles "koek en ei" wordt, maar u kunt er wel van overtuigd zijn dat deze perioden van rust die thans gegeven worden en kunnen worden, een versteviging betekenen van de geestelijke waarden die leven in de mensheid. U merkt, ik haal hier bepaalde feiten aan, vandaar dat ik van te voren moet zeggen: gebruikt u dit niet als een voorspelling, u zult heus wel zien dat we gelijk hebben, daar gaat het niet om. Maar dit zijn bijkomstige feiten. Maar de hoofdzaak is dat u weet: Geestelijke Krachten zijn ook op zuiver stoffelijk terrein op het ogenblik werkzaam. Verder, bepaalde industriële en commerciële belangen, die niet in overeenstemming worden geleid met de principes die noodzakelijk worden geacht op dit ogenblik, zullen met zware tegenslagen te kampen hebben. Andere groeperingen die echter in hun werk beschavend zijn, dus de mensheid uit hun technische en commerciële ervaring iets geven - zij het dan ook tegen een betaling - deze zullen in sommige gevallen opmerkelijk hun afzet zien stijgen, want het is nodig dat een groot gedeelte van de mensheid de mogelijkheid krijgt om met moderne middelen zich aan te passen aan de komende tijd, aan de behoeften van het mensdom.
1
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
En dit zijn dan de meer stoffelijke berichten. Ik heb dan verder ook van meer geestelijke zijde nog enkele berichten. Allereerst dit. Wij zijn ervan overtuigd dat de magnetiseur zonder meer een steunende kracht kan zijn bij de genezing, maar nooit en te nimmer een bepalende kracht onder de huidige omstandigheden. En vandaar heeft men pogingen gewaagd en zijn reeds experimenten onderweg in de stof zelfs, bij medisch geschoolden in wie een sluimerende begaafdheid in betrekkelijk korte tijd gewekt werden. Wij zien met grote belangstelling de verdere ontwikkeling van deze persoonlijkheden tegemoet. Er is verder een hoeveelheid van kracht gegeven die speciaal tegen sommige ziekte een verbetering betekent, ze is gericht o.a. tegen veel zenuwbezwaren, zenuwvermoeidheid, dus alles wat neurotisch is en als neurose kan worden aangemerkt, ook de reumatische verschijnselen van neurotische oorsprong. Verder t.o.v. suikerziekte, kinderverlamming en kanker. Hier zijn Krachten in het werk gesteld van geestelijke aard die gedeeltelijk inspirerend op zullen treden, maar toch aan de andere kant zeer zeker vooral met geesteskracht zullen helpen. Dan zult u ontdekken binnenkort dat de nu in werking gestelde drijvende factor tot eenheid op kerkelijk front, meer en meer tot uiting komt. Dit betekent dat de bestaande geschillen tijdelijk zullen worden verwaarloosd, waardoor ook de Christelijke mens een beter houvast kan krijgen aan het Christendom. Er is bovendien nog een besluit genomen door een groep, u zou het waarschijnlijk een commissie noemen, en dat is deze: deze groep, die hoofdzakelijk West-Europa als haar zetel heeft, heeft besloten om de onenigheden die in veel landen bestaan in West-Europa, ten onder te brengen (op te lossen?). Als resultaat van deze werking zullen de eerste tijd waarschijnlijk nog wel wat conflictjes, stakinkjes, oproertjes e.d. plaatsvinden. U kunt er echter van overtuigd zijn dat dit de uitingen zijn van een streven dat zich niet meer overeind kan houden zonder zichtbare sterk demonstratieve betogingen. U heeft van sommige van deze dingen toch al het een en ander kunnen merken meen ik, in de laatste tijd. Dit zal zich uitstrekken ook tot Nederland en wij voorzien voor u geen gemakkelijke tijd, maar we zijn ervan overtuigd dat de reeds groeiende coöperatie van volkeren en denkrichtingen op allerlei gebied, u de gerustheid zal kunnen geven die nodig is om gebruik te maken van het grote krachtveld dat op het ogenblik voor deze wereld bestaat. Wij hoeven hier verder niet over uit te wijden hoe dit krachtveld bestaat, zij het u genoeg te weten dat een keten van magische Kracht deze aarde begint te omspannen en reeds aanmerkelijk groter omvang heeft aangenomen dan wij in ons eenvoudig onvermogen en ongeloof hadden durven hopen. Over het geheel gezien zijn dus de berichten over deze actie, waar we de vorige keer over gesproken hebben, uitermate gunstig. Dat ook u daaraan mee zult werken naar uw beste vermogen en kunnen, door uw medemens elke steun te geven die noodzakelijk is, daarvan ben ik overtuigd. Ik mag dan hiermee dit inleidende gedeelte besluiten.
HINDOEÏSME
En nu hebben we natuurlijk nog een paar andere appeltjes met elkaar te schillen want, ofschoon dat misschien voor u wat minder belangrijk is, ik weet dat er velen hier op deze avond en juist op deze avond, toch zijn gekomen - zegt u het maar precies zoals u het gedacht heeft, nietwaar - omdat men, laten we zeggen, het sensationele, de berichtendienst, niet wilde missen. U moet mij niet kwalijk nemen dat ik de belangrijkheid daarvan gelijk acht, maar niet meer dan aan het onderwerp dat ik thans voor u mag behandelen. Dit staat in verband met religies, godsdiensten. Zoals u weet bestaat er een kastengodsdienst Hindoeïsme. En hier zien wij naast elkaar optreden vier kasten n.l. de priester, eerste kaste, de krijgsman, tweede kaste, koopman en boer, derde kaste en de uitgeworpenen. Deze vier groeperingen zijn kentekenend voor de beschaving. Men heeft deze groepering vaak voorgeworpen dat zij onrechtvaardig is. Mag ik dan uw aandacht vestigen op het feit dat er een groot tijdsverschil in ontwikkeling bestaat tussen Oost en West en dat het nog niet zolang geleden is dat de boeren de minderen waren van de poorters, de poorters de minderen van de edelen, die op hun beurt weer onderdanig waren aan de krijgsheren die onderworpen waren aan de priesterstand. Dus, er is niet zo'n groot verschil. Nu geloven al deze mensen aan één
2
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
ding, het klinkt misschien erg vreemd, zij geloven aan een wereld die alleen geboren kon worden omdat, toen de wereld geboren was, de god Indra zich offerde door het wereldgif tot zich te nemen. Dat klinkt misschien vreemd, een verlossing aan het begin van de wereld. En toch, wanneer we het Christendom bezien dan lijkt het soms wel of dit Hindoeïsme de voorgeschiedenis is. Wij zien in de moderne Christenheid ook thans nog het kastenverschil sterk gehandhaafd, dus dat is overgeleverd. Maar wij zien ook dat men gelooft aan een uitstoting van de duivelen op het moment dat de wereld geboren zal worden. Zou dit misschien in verband kunnen staan met deze oude mythe? Ik geloof dat we dat wel kunnen bevestigen. Hier is dus een prehistorisch stukje, hoe moet ik het zeggen: Christendom? Als u het Christendom zoekt in het Oude Testament, dan zeer zeker. Wanneer u behoort tot de werkelijke Christenen die de leidraad van de Evangeliën tot hun richtsnoer maken, ja, dan wordt het een twijfelachtige bedoening. Wat is nu het streven van deze mensen? Elke mens, zeggen zij , heeft een taak in de wereld. Ik geloof dat ook Jezus dat heeft gezegd, waar Hij toch Zijn discipelen bijzonder aanwees voor speciale werkzaamheden. Dus ook Hij verdeelde de taken naar gelang de geaardheid. De Brahmaan is de studiosus, de student, de eeuwige student, en niet in de slechte betekenis die sommige universiteitssteden daaraan hechten. Hij is de mens die altijd weer verder zoekt naar de Waarheid, die studeert zijn leven lang. En op grond van deze studie, waarbij hij de vruchten niet slechts voor zichzelf behouden mag, heeft hij recht om onderhouden te worden door de ander. Dan is er de krijgsman. De krijgsman is de demonstratieve macht, de macht naar buiten toe. We zouden, als we de vergelijking met het Christendom door willen voeren, kunnen zeggen: wanneer de Brahmaan is Johannes, dan is de krijgsman Petrus. De boer of de koopman mag niet zover worden ingewijd als deze beide anderen, want de koopman en de boer hebben iets van Iskariot. Niet dat ik wil zeggen dat zij verraders zijn, o nee, maar in hen zit de gebondenheid aan bezit, de gebondenheid aan land, gebondenheid aan de wereld, veel sterker dan in de krijgsman of de geleerde dit mogelijk is. Dan hebben we de stand van de paria's, de uitgeworpenen. Ja, zijn er dan ook nu geen uitgeworpenen, zoals altijd? Zijn die er ook in Jezus tijd niet geweest? Jezus heeft ze niet afgewezen. Ook nu is de kaste van de bewusten, de hoge Brahmanen, langzaam maar zeker geworden tot leraar, juist van de paria’s. De hoge geesten, ook van deze groepering, wenden zich tot de arme van geest, tot de angstigen, tot de benauwden, de zieken, de gebrekkigen. Zo zal het altijd zijn en zo is het altijd geweest. Er begint een nieuwe optocht in het Oosten en de volgorde is wat veranderd, want ziet, de Brahmaan, de geleerde, is gegaan tot de paria en beiden hebben zij tot de boer gesproken en de handelsman, en de krijger regeert hen. Maar wij weten allen dat het geweld niet regeren kan wanneer niet de gedachte daarachter staat. In het Oosten in verschillende staten speelt zich op het ogenblik dan het volgende af: langzaam maar zeker wordt in deze oude beschavingen, in deze oude godsdienstige vormen, een Christelijk besef gewekt, zij voelen hun verantwoordelijkheid, zij voelen hun taak. Zij verenigen zich in groeperingen die zeker niet meer afwijzend staan tegenover al het andere, maar eerder toegeven dat het nu langzamerhand tijd wordt om de voor de leken gesloten boeken open te gooien. En het Christendom en het Hindoeïsme en het Boeddhisme zijn meer verwant dan de meesten zich voor kunnen stellen. Er zijn heel veel invloeden, juist uit deze landen zowel als uit het oude Egypte, geworden tot dragers van de Christelijke vorm, de belevingsvorm. Het is dan ook begrijpelijk dat, wanneer deze vorm bewuster wordt en Christelijker, dit zijn terugslag zal moeten hebben op het Christendom zelf. Ik geloof dat dit geloof, dat deze denkrichting, hoe u het ook noemen wilt, een grote waarde bezit en een grote diepe waarheid in zich draagt, maar een waarheid die oud is, ouder dan het Christendom, veel ouder dan de Islam. Dit neemt echter niet weg dat voor beide, Islam zowel als Christendom, deze hergeboorte van een oud denken van een oude wijsheid en een oud geloof, van groot belang wordt. Dan mogen wij verder niet vergeten dat de oude filosofen, die - dat geef ik onmiddellijk toe - het volksgeloof niet zozeer regeren, vaak wijsheden hebben gesteld die in hun aard en geaardheid esoterisch Christelijk genoemd kunnen worden. "Wanneer ik ben", zo zegt één van hen - en dan moeten we daar een paar dingen aanvullen "wanneer ik ben, bewust levend, ben ik onbewust (aanvullend weer van het Goddelijke), maar wanneer ik niet ben (bewust van mijzelf) ben ik bewust van God, omdat ik ben geborgen in
3
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
mijn niet zijn. Dat wat ik werkelijk ben in mijn wezen kan ik alleen benaderen wanneer ik mij niet bewust ben van wat ik denk te zijn." Het is een wat ingewikkelde vorm, maar Jezus zegt precies hetzelfde wanneer Hij zegt:" het Koninkrijk Gods is in u". Dan - ik haal nog steeds aan - staat er in één van de leringen ook het volgende geschreven: "Wie alleen gaat, gaat niet." Alleen gaan is onmogelijk, voor voortbeweging zijn twee voeten nodig, u kunt niet op één been werkelijk vooruit komen. En de gedachte die daarachter schuilt is deze: een mens kan alleen, werkelijk alleen, niets bereiken, hij moet begrijpen dat zijn medemensen voor hem zijn als zijn ledematen die hij moet beschutten en beschermen en waarvan hij alle diensten mag aanvaarden. Iets verder: "zo ik het hoofd ben zullen handen en voeten mij niet dienen, maar weet dat in mij de mond schuilt die alles voedt". Jezus zegt het anders, Hij zegt: "Ik ben de weg en de waarheid". Maar hier spreekt dan iemand, een ingewijde uit een periode ver voor Christus en hij zegt ook tot zijn leerlingen: "ik ben het hoofd, ik heb het bewustzijn bereikt en jullie niet en ik mag van jullie verwachten dat jullie met mij meewerken, want we horen bij elkaar, jullie zijn mijn ledematen. Maar onthoudt één ding? wanneer je behoort tot mij, tot deze groep, dit wezen, deze gemeenschap waarvan ik het hoofd ben, dan kan ik alleen u voeden, dan kan ik alleen u de kracht geven die u nodig hebt". Jezus zegt: "Ik ben de weg en de waarheid". Merkt u hoe er vaak in die oude dingen een grote verwantschap schuilt. Ik wil niemand van u aanraden om nu maar plotseling zich te bekeren tot een andere godsdienst, integendeel, want dat te doen zou u veel strijd en veel moeite kosten, maar ik zou u wel willen zeggen: veracht deze andere dingen niet, want zij dragen in hun verborgenheid vaak waarden die gelijk zijn aan de waarden die u zo hoog op prijs stelt. Wanneer u slechts het uiterlijk ziet dan moet men soms lachen. En zoals een blanke vroeger staarde naar een Indiaan of een neger als iets wonderlijks en belachelijks, zo staart vaak de gelovige Christen naar iemand die een andere religie aanhangt of een andere wereldbeschouwing. Laten we dan onthouden dat in de Indiaan en in de blanke de gelijke menselijke ziel leeft, dat er in de godsdienst van de Christenen en de andere godsdiensten dezelfde Goddelijke Kracht zich uit in de mens en dat daarom alleen men deze niet verwerpen mag. Dan is er nog een beschuldiging die wij, juist over dit geloof met al zijn nevenrichtingen moeten weerspreken. Men zegt u: het staat er vol met afgodsbeelden, tempels vol van allerhande demonen, met helse wachters voor de poorten en geheimzinnige beelden in het halfduister verborgen. Inderdaad. We kunnen er nog bijzeggen: gebeeldhouwde friezen van een wonderlijke waarde, die zelfs - eigenaardigheid - soms zuiver Griekse motieven vertonen, waaruit dus blijkt dat deze kunst schijnbaar ook beïnvloed is vanuit het Westen. Maar u eert uw vorstin. Vandaag is het Koninginnedag, nietwaar? U hangt een vlag uit en velen hebben haar portret ergens in een venster gezet of voor een etalageraam neergelegd of althans haar beeltenis beschouwd in een of andere tijdschrift of krant. Is dat afgoderij? In velen kerken staan er goddelijke symbolen, ja beelden van mensen die groot en goed geweest zijn. Is dat afgoderij? Is het niet begrijpelijk dat een mens die zich het stoffelijke voor moet stellen, zich een beeltenis maakt om zich aan de onstoffelijke waarde te herinneren? Zo goed als de primitieven vaak de beeldenaar op de munt aanzien voor de koning zelf en het prentje van de heilige voor de geestelijke kracht in een hoger persoon, zo ziet men daar ook vaak een beeld aan voor een persoonlijkheid. Maar dit is niet de bedoeling van de godsdienst, dat is de praktijk van de gelovigen en die mogen wij niet verwarren. Laten wij dus ook niet zeggen dat deze mensen afgodendienaren zijn. Dan zult u mij misschien tegenwerpen: ja, maar waarom dan zo veel goden? Zouden we het niet anders kunnen zeggen: Waar deze goden, indien u het na wilt gaan, gesproten zijn uit één Macht en dus kennelijk facetten van die ene Macht zijn, dat zij met hun reeks van goden eigenlijk niet veel anders doen dan bv. een katholiek, wanneer hij een honderdtal omschrijvingen opsomt van een of andere heilige. Zou dat eigenlijk niet precies gelijk zijn? Laten wij niet verwerpen en zeker niet in deze tijd, want - ik wil er nog even op terugkomen, ook al heb ik mijn berichten reeds doorgegeven - geloof mij: het Oosten wint aan belangrijkheid voor het Westen dag aan dag, en niet zover is de tijd dat de beslissing moet vallen of het Oosten de ondergang van het Westen betekent of de wedergeboorte, het herboren worden. Ik ben ervan overtuigd dat het wedergeboorte zal zijn, maar dat kan alleen indien men juist dezen aanvaardt, deze mensen met hun ander geloof, met hun andere gebruiken en ze aanvaardt, niet om hun geloof of gebruiken, maar om het feit dat zij mens zijn en evenzeer als u streven naar het Goddelijke en evenzeer als u deel hebben aan de grote
4
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
Goddelijke Kracht die over de wereld wordt uitgestort in de Magische Keten die enkele schepselen, vermeten misschien, trachten te werpen opdat de wereld en de mensheid in een komende periode gelukkiger mogen zijn. Als u over het laatste, dus niet over het eerste, vragen te stellen hebt, zal ik die graag beantwoorden. Geen vragen? Uitstekend. Dan dank ik u voor uw aandacht en geef ik het woord over aan de tweede spreker van deze avond.
FILOSOFISCHE BEREDENERING OVER REÏNCARNATIE
Goedenavond vrienden. Na het onderwerp dan dat mijn collega en vriend voor u behandeld heeft, aan mij het genoegen om een onderwerp naar uw eigen keuze voor u te bespreken, althans voor zover als mijn bekwaamheid daartoe reikt. Vraag: Zou u ons iets kunnen vertellen over de jaarlijkse bijeenkomsten, de Wesakfeesten, en wat dat voor nut heeft voor de mensheid in het algemeen? Antwoord: Ik dacht eigenlijk dat u daar al zo'n klein beetje over heeft gehoord de laatste paar keren en ik geloof niet dat daar werkelijk een verdere toelichting van groot belang is. Ik wil het voor u als verduidelijking nog wel even citeren. Deze bijeenkomsten van de z.g. Witte Broederschap, waarbij vele Groten, uit verschillende religieuze richtingen zelfs en verschillende rangen en standen, tezamen komen om een vriendschapsmaal te nuttigen en in gezamenlijke meditatie een bewustwording te bereiken waardoor zij hun doel, het bevorderen van het geestelijk leven van de mensheid, het beste kunnen dienen. Dat is eigenlijk de hele betekenis. Dat is kort maar krachtig, maar het is eigenlijk geen onderwerp, het is eigenlijk een beetje meer een vraag. Reactie: Filosofische beredenering over reïncarnatie, bewijsvoering daarvan. Spreker: Ja, waarom zouden we het nog niet eens een keer proberen? We hebben het zo vaak geprobeerd, nietwaar? Ja, nu is dat niet zo dwaas. Kijkt u eens: wanneer ik besta, en daar ben ik voor mezelf van overtuigd en ik ben ervan overtuigd dat u voor uzelf evenzeer overtuigd is van uw bestaan, of is er iemand die er anders over denkt n.l. dat hij niet bestaat hier? Enfin, nee, dat kun je hier ook niet verwachten, hoogstens in de een of andere kliniek, dus normaliter nemen wij aan dat wij bestaan. Nemen wij nu aan dat wij zonder meer bestaan, dan opent zich onmiddellijk de vraag: ja, maar ben ik dan niet een voorbijgaand verschijnsel? En als voorbijgaand verschijnsel ben ik eigenlijk niet reëel, ben ik een ogenbliks-uiting van iets anders, nietwaar? Dan zou dus mijn persoonlijkheid alleen maar, hoe moet ik het zeggen, het gezicht zijn dat de een of ander tegen de wereld trekt op een bepaald moment. Dat is natuurlijk uit den boze om zo te redeneren, want wij geloven er toch werkelijk in dat wij bestaan. En nu gaan we verder. Praktisch elke mens heeft een ingeboren gevoel dat allereerst doet denken aan een voortbestaan in enigerlei vorm ofwel een terugvloeien in wat men noemt de krachten van de natuur, dus een verwerpen van de absolute ondergangsgedachte. Dit leidt ons weer tot het aannemen van grotere Machten, denkend of niet-denkend, die regerend zijn voor het menselijk bestaan op aarde. Kunnen we allemaal zover volgen, ja? Geen protest? U heeft nu de kans hoor. Geen liefhebbers? Nou daar kan ik niets aan doen. We gaan verder met vast te stellen dat, wanneer dit een Kracht is, ik uit de eigenschappen toch wel degelijk enige gevolgtrekkingen mag maken t.o.v. deze Kracht, nietwaar? En nu stel ik vast dat, zover waarneembaar en volgens het menselijk weten en kennen - ik ga dus niet uit van onze eigen kennis en weten - de wetten die bestaan in het Al overal gelijkelijk worden toegepast en dat de veranderingen van condities en omstandigheden afhankelijk zijn van de massa die zich in zo'n wet beweegt, de rotatiesnelheid van een ster, de eigen baan etc., maar op elke ster en elke planeet gelden de wetten. Dan is verder met betrekkelijk grote zekerheid te zeggen, spectroscopisch ook aannemelijk te maken, dat het heelal is opgebouwd uit een beperkt aantal grondbouwstenen, zij het dan ook niet de beruchte 92 elementen. Dat houdt dus in dat wij een regel zien die zich uitstrekt over het gehele Al. Eerste conclusie is dus: deze Kracht omvat al het door ons kenbare.
5
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
Iemand die daar iets op tegen heeft? Nog steeds niet, maar ik zou het wel leuk vinden, hoor, een keer. Ik vind het wel aardig om u eens een keer te verslaan in een klein filosofisch duel. Maar kom, we gaan verder met het overdenken van het weten. Wel, wanneer al deze dingen bestaan, dan heb ik dus een primitieve grondvorm, een betrekkelijk primitieve grondvorm. Daar moet ik me absoluut aan vasthouden. Echter blijkt dat het wezen van deze grondvorm een zodanig complexe samenstelling mogelijk maakt, dat bv. een mens daaruit geboren kan worden. Dit houdt dus in dat de vermogens tot combinatie en samenstelling en evolutie eventueel binnen dit bestel praktisch onbeperkt zijn. Gaan we weer verder. Wij zien dat deze wetten niet slechts onredelijk zijn, niet slechts een automatisch iets, maar dat zij leidinggevend werken t.o.v. de schepping, dat zij onveranderlijk zijn en, zover door ons waarneembaar, niet afhankelijk van omstandigheden. Op grond hiervan is het niet zo dwaas te concluderen dat deze primitieve Kracht - waarbij primitief niet gebruikt in de zin van onbewust, hoor - als allereerste bestaande Kracht, mogelijk oorzakelijke Kracht voor alles, een zeker denkend vermogen moet bezitten, waar de eigenschappen daarvan zich op een redelijke en overlegde wijze uiten. Is daar bezwaar tegen? Nog steeds niet? Reactie: U noemde daarnet die Kracht onredelijk en nu zegt u: redelijk. Antwoord: Ja, ik zei n.l. dat wij het onredelijke daarvan niet kunnen inzien. Reactie: Dat zei u niet. Antwoord: Nee, wat heb ik dan wel gezegd? Reactie: U zei dat het onredelijk was, dat de werkwijze van deze krachten uit een onredelijke basis opkwam, ongeveer in deze vorm. Antwoord: Nee, nee, nee. Reactie: Ik meen dat u dat wel gezegd hebt.. Spreker: Nee, zo heb ik dat niet gezegd. U kunt het eventueel desnoods terug laten draaien, nietwaar, maar ik geloof dat we ons de moeite kunnen sparen door vast te stellen dat ik heb gezegd: dat het mogelijk zou zijn aan te nemen dat deze Krachten niet redelijk waren, mits deze Krachten natuurlijk - wat ik dan heb tegengesproken onmiddellijk daarop - inderdaad zich niet voegend naar mogelijkheid en gegeven gestalte zich overal zouden uiten zonder meer. Dat heb ik niet zo uitdrukkelijk gezegd, hoor. En toen heb ik gezegd: wanneer wij nu waarnemen dat het Goddelijke dus, of het primitieve zich volledig bezig houdend binnen de beperkte mogelijkheden daarvan - die beperking kan dus liggen in ons kenvermogen - toch volledig zich aanpast aan alle dingen, mag ik aannemen dat er een redelijk vermogen aanwezig is, dus een denkend vermogen. Dit denkend vermogen kent natuurlijk zijn eigen rede, d.w.z. zijn eigen begripsvorm en zijn eigen vermogen tot concluderen en waarnemen, dat t.o.v. het onze misschien in sommige aspecten onredelijk moge lijken. Komen we nu iets dichter bij elkaar? Reactie: Dan redeneert u eigenlijk wat het onredelijke betreft van de mens uit. Spreker: Ja, natuurlijk, ik moet vanuit de mens redeneren in deze, want als ik vanuit het Goddelijke ga redeneren, kan ik nooit komen tot de mens, dan kan ik komen tot de schepping, maar het komen van het Goddelijke tot de mens kan ik vanuit menselijk begripsvermogen niet aannemelijk maken. Ik kan echter wel het zijn van een Goddelijke Kracht met bepaalde eigenschappen aannemelijk maken, nietwaar? Bent u het met me eens? Reactie: Ja, ik ben het met u eens. Spreker: Juist. Dus ik moet van menselijk standpunt uitgaan en ik hoop dat dit dan ook goed begrepen is. U ziet wel weer hoe goed het is dat iemand de puntjes op de "i" zet, dan weten de mensen precies waar ze aan toe zijn, want anders dan zou u me misschien toch misverstaan hebben. Gaan we weer verder. Wanneer we dus aannemen een primitieve of primaire Kracht - primitief bedoeld in het begin van eenvoudig, een eenvoudige Kracht, ik zie in God geen meervoudige maar een eenvoudige Kracht die primair is, dus de eerste is - en mag ik daarvan waarnemen dat zij klaarblijkelijk het gehele Al beheerst met haar wetmatigheid en in haar grondvormen alle vormen in het Al mogelijk maakt, dan geloof ik dat ik niet zo dwaas ben als ik deze God t.o.v. het door mij gekende AL, Almachtig noem. Kunt u het daarmee eens zijn? Dan mag ik verdergaan en zeggen: waar deze God al het mij bekende omvat en aannemelijk is dat alle grondcombinaties
6
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
binnen het Al toch steeds weer gelijk blijven, mogen dan de uitingen en vormen in een andere wijze tot stand komen, dan meen ik ook aannemelijk te kunnen maken dat deze God voor ons althans volmaakt is, d.w.z. in Zich bevat het totaal van de door ons denkbare mogelijkheden. Is dat ook acceptabel? Wanneer nu dit het geval is, dan kan dit wezen m.i. niet onderworpen zijn aan tijd zoals een mens aan tijd onderworpen is. Teruggaande naar de wetenschappelijke studies van de laatste tijden, begint men aannemelijk te maken dat snelheid en tijd identiek worden, ofwel dat tijdsverloop een kwestie is die bepaald wordt door massa plus snelheid, zodat zij een zuiver relatieve waarde is. Begrijpelijk, of moet ik daar even verder op doorgaan? Ik kom nu heel dicht bij die reïncarnatie in de buurt. U merkt, ik maak een omweggetje, maar dat doe ik om niet steeds weer dezelfde paden plat te treden. Moet u eens goed luisteren. Aangezien het Goddelijke het voor ons grootst voorstelbare inhoudt en al het ons als kenbaar tegemoet tredende omvat, doe ik geloof ik niet dom wanneer ik deze tijd stel als één, ofwel absoluut. De absolute tijd nu is identiek met nu. Het moment "nu" is de realiteit van het ervaren. Alle verdere tijdsverschijnselen liggen in herinneringsvermogen plus verwachting. Is ook dat acceptabel? Dan moet dus vanuit het Goddelijke een eenmalige visie over het totaal van de schepping, ongeacht de daarin optredende tijden en tijdsbelevingen, mogelijk zijn. Ook dat duidelijk? Dan kan ik dus ook aannemen dat voor ons ervaringsvermogen na elkaar in werkelijkheid, vanuit het Goddelijke gezien, gelijktijdig, één Vonk van dit Goddelijk Wezen zich uit in velerlei vormen. Acceptabel? Wanneer wij nu verder aannemen - ja, het is allemaal maar accepteren en aannemen, hoor, en heus niet "aannemen Ober", maar aannemen in de zin van, we moeten dit eigenlijk een klein beetje kunnen geloven ook - dat de kern van de mens meer is dan een zuiver chemische kwestie, nietwaar, dat er iets in schuilt dat meer is - waarvoor wij onszelf in onze wereld althans als redelijk bewijs beschouwen, het bewustzijn van de mens leeft verder voort en de kracht waaruit de mens geleefd heeft bestaat ook verder - mogen wij dan misschien veronderstellen dat ons bewustzijn een deel is van het totaal Goddelijk Bewustzijn, een deel dat, vergezellend een deel van de Goddelijke Kracht, zich voortdurend uit, echter niet in staat is de volledige gelijktijdigheid van alle zijn te realiseren en zo het totaal van verschillende werelden en wereldervaringen als in tijdsvolgorde voor zichzelf bewust te worden. Is dat ook nog acceptabel? Of ik ben zo ingewikkeld dat er maar een enkeling de moed heeft om de puntjes op de "i" te zetten, ofwel ik zeg het zo netjes dat niemand reden heeft om te protesteren. Ik wil mijzelf graag vleien en het laatste aannemen, ofschoon ik in sommige gevallen eerlijk gezegd het eerste vrees. Maar enfin, er wordt hier gezegd: "dat doet er niet toe, het is toch mooi", waarbij wij dus - u neemt mij niet kwalijk deze kleine afwijking waarbij wij dus vast kunnen stellen dat veelal dát schoon geheten wordt, dat wel aangevoeld maar niet begrepen wordt. Reactie: We lezen het wel weer over de volgende week. Antwoord: Nou, ik weet niet of ik er de volgende week of de week daarna ben, maar ik kom zeer zeker nog wel eens terug en waarschijnlijk voor een eigen gekozen onderwerp. Dus dan heeft u alle tijd om na rijpe overweging en lezing me alsnog aan m'n slippen te trekken. Reactie: Toch wilde ik u nog wel eens even een vraag stellen als dat mag. Antwoord: Ja zeker. Vraag: Kijk, de vraag gaat hierover. Wij houden ons bewustzijn, zo u zegt, en we hebben dan ook een zeker herinneringsvermogen en een verwachting, maar ik vind dit het eigenaardige - het gaat hier nu over het onderwerp "reïncarnatie" - de mens komt weer op deze aarde. Wat is daar het doel van? Want, wanneer wij hier weer vanaf gaan merk ik, zoals u dan steeds hier ook weer voor ons komt, dat wij wel degelijk een herinneringsvermogen hebben, maar wanneer wij hier op de aarde komen, dan hebben we geen herinneringsvermogen. Antwoord: Als u een boek leest, waarde vriend, begint u zeker ook op de achterste bladzijde? Reactie: Ben ik op de achterste bladzij begonnen dan? Antwoord: Inderdaad, ik ben pas aan het tweede hoofdstuk en u bent al aan hoofdstuk 15 bezig. Kijkt u eens aan, vrienden, ik hoop dat u zich nog goed genoeg herinnert wat ik allemaal gezegd heb. Dus ik heb gesteld vanuit het Goddelijke, voor de mens dus niet
7
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
voorstelbaar direct, maar misschien toch wel aannemelijk, één waarde voor de tijd, geen tijdsverloop maar één, moment van het zijn, waarin elke persoonlijke uiting niets anders is dan een deel van het Goddelijke, een deel van het Goddelijke dat verschijnt en wederom verdwijnen kan. Nu zou ik willen zeggen: daar wij een persoonlijkheid hebben die voortbestaat langs al deze fasen die wij ervaren, zijn wij misschien een oog van het Goddelijke. Wanneer wij dat zijn dan is het begrijpelijk dat de reflex van een vorig beeld, in ons oog nog een ogenblik na blijft zweven en dan wel in het tegenovergesteld contrast, zoals een vermoeid oog een lichtvlek later op een witte wand als donkere vlek weergeeft tijdelijk, dus met een omkering van de waarden, totdat een reëel beeld wordt geschapen. Dit zou een verklaring vormen voor het feit dat wij ons voortdurend moeten bezinnen over de afgelopen fase van ons leven - waarbij ik wederom vanuit het menselijk standpunt en ook vanuit ons standpunt ga redeneren en dus een verleden en een toekomst aanneem - ons dus gaan realiseren wat wij gezien hebben, dit echter zien in contrast met het vroegere beeld, zodat wij ons sommige aspecten ervan beter kunnen realiseren en vooral wel de grote omtrekken, de grote lijnen, dan voordien het geval was. Waaruit wij dus conclusies trekken, zoals de beschouwer bij het zich realiseren van het beeld pas begrijpt wat hij werkelijk gezien heeft. Dat wij dan, wederom gesteld in de functie "zien", dus "leven", zoals u het zou noemen, een hernieuwde indruk moeten opdoen, die eerst na het verscheiden, dus na het ophouden van het beeld, althans voor de meesten, wederom verwerkt kan worden en dan met de vorige herinneringen gepaard tot één geheel gevormd kan worden. Indien n.l. de situatie zich zo ongeveer geplaatst heeft in het Oneindige, dan wordt voor ons een hele hoop aanvaardbaar. Allereerst dat wij in meerdere vormen moeten leven, dus dat reïncarnatie een noodzakelijkheid kan zijn, want het is onze taak niet om één beeld, maar om een begrip te vangen dat in vele beelden ligt. Wij zijn als het ware een gedachtebeeld Gods en moeten, wanneer wij ons daarvan bewust willen zijn, het totaal van de daarin optredende aspecten dus waargenomen hebben. Dat is punt 1. Ten tweede wordt het acceptabel "wij reïncarneren", maar zijn meestal niet in staat of slechts flauw in staat ons te herinneren wat ons vroeger leven was. Dit is begrijpelijk, wanneer wij aannemen dat de waarneming in het stoffelijke primair komt qua indruk en het geestelijk leven eerder de gedachtearbeid, die na de waarneming komt, voorstelt. Wij stellen dan ook bovendien de wereld van de geest en de stof m.i. in een juiste verhouding, daar in onze wereld de gedachte suprême is, bij u echter het feit. Op grond hiervan zou ik de gedachte aan reïncarnatie niet onaannemelijk willen noemen. Dat wij daarin niet alleen staan is te bewijzen in het feit dat vele Groten van deze aarde - en ik bedoel hier de Grote en Verlichte Geesten zeker waren hiervan en hierover gesproken hebben, dat degenen die daar niet over gesproken hebben, dan toch altijd in ieder geval de mogelijkheid niet uitdrukkelijk verworpen hebben. De enige tegenspraak die tegen reïncarnatie wordt verheven komt niet - eigenaardig genoeg van de Verlichten zelf, maar wel van degenen die trachten hun woorden te interpreteren. Op grond hiervan schijnt er mij geen enkel bezwaar te bestaan om reïncarnatie aan te nemen, met de zekerheid dat wij, wanneer zij werkelijkheid is, terugkerend uit de stof tot de geest, ons bewust zullen worden, nadat wij de ontvangen impressies verwerkt hebben, van vroegere en deze, als geheel zullen kunnen overzien en aanvaarden. Ik hoop dat ik met deze bewijsvoering niet te ver ben gegaan en u toch weer eens op een andere manier de mogelijkheid van reïncarneren heb bewezen. En dan hoop ik ook tevens, waarde vriend, dat, nu het laatste hoofdstuk dan werkelijk ook dichtgeslagen wordt, het door u gestelde probleem toch ook beantwoord is. Reactie: Ja, dank u wel. Spreker: Dat vind ik erg prettig, ziet u. En weet u wat nu het prettige is? Je weet niet alleen dat ze elkaar krijgen, maar ook hoe. (Gelach). Vrienden, wanneer hier nog verder vragen over zijn, dan zou ik u willen verzoeken deze tot de vragenbus of "vragenrubriek" te richten, daar ikzelf op het ogenblik, ook wegens een verbintenis elders, het medium vrij moet geven. Rest mij nog u een eventueel prettige Koninginnedag verder toe te wensen, zover althans uw voeten en ademhalingsorganen deze vreugde in de gebruikelijke vorm toelaten. En mag ik u dan verder ook wensen - en dat is eerlijk gemeend - een zegenrijke avond en een bewustzijn dat u leeft in een tijd die groot is en de krachten van het goede in zich draagt. Nu heb ik ook nog een woordje gezegd over datgene waar de ander mee begonnen is. Goedenavond.
8
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
VRAGENRUBRIEK
Goedenavond vrienden. Ik heb dan op het ogenblik de taak om de "vragenrubriek" voor u te leiden. U weet het, persoonlijke vragen daar gaan we niet op in, op al het andere zover dat op het ogenblik mogelijk is, gezien de beschikbare bronnen. Gaat uw gang. Reactie: De 2e spreker noemde het Wesak-feest een maaltijd, waar Groten van verschillende godsdiensten samen komen. Volgens bisschop Leadbeater in "De Meesters en het Pad" is het de zegening van de wereld door de Boeddha. Antwoord: Nou, daar kan ik heel gauw antwoord op geven. Een zegening, mijn waarde vrienden, is in veel gevallen niets anders dan een broederschapsmaaltijd. Dat is van de oude dagen af de gewoonte geweest en wanneer u hoort van ingewijden die een offer brengen, dan gaat dit altijd eigenlijk in de zin van een maaltijd. En dit is het meest op de voorgrond komende aspect, waarbij dan zeer zeker geloof ik, de nadruk mag worden gelegd op het idee: maaltijd. En nu moet u natuurlijk niet denken aan een conferentie à la Genève met een goed diner en een goede wijn. Er wordt brood en vruchtensap genuttigd. Waar dat vandaan komt, dat weet eigenlijk geen mens, maar het is in ieder geval niet zó, dat het graan is dat aan de wereld onttrokken wordt. Het is één graankorrel en daar wordt het brood uit gemaakt, er is één vrucht en daar wordt drank uit gemaakt en gezamenlijk looft men dan eigenlijk de vruchtbaarheid van de aarde die het leven mogelijk maakt. En wanneer deze maaltijd eenmaal zo aan het beginnen is - ik zou haast zeggen na de eerste gang, als dat mogelijk was - dan maakt de muziek die daarbij te horen is - dat is een heel eigenaardige zang - die maakt langzamerhand plaats voor een prettige stilte. Ik weet niet of u weet wat ik bedoel. En dan verschijnen een aantal figuren - niet alleen de Boeddha, maar een aantal figuren - die allen tezamen mogen worden gerekend tot de Verlichte Geesten, die op deze wereld geweest zijn en enkelen die niet op deze wereld geweest zijn, maar die toch een grote taak in verbinding met deze wereld hebben. Wanneer men dat in wat kerkelijke taal, een zegening van de wereld wil noemen, uitstekend. Ik voor mij, ik zou de voorkeur geven aan het zeggen: nu ja, zeker, het is een zegening voor de wereld, want hier wordt het leven gedankt en dus de aarde gezegend. Maar belangrijker is voor mij toch wel dat hier de Groten die leven onder de mensheid en de Groten die leven buiten de mensheid, voor de mensheid samen- komen om gezamenlijk daar hun besluit te nemen. En wanneer wij dit dan wat aards inkleden - dat geef ik direct toe - dan doen we dat niet voor niets, want alleen op deze manier is het u duidelijk. Maar het is dus een groep die samenkomt, waarbij heel wat wonderlijke dingen gebeuren, die, op het ogenblik althans, en zeker niet voor de vorige spreker of voor mij gemakkelijk te beschrijven zijn, daar moet je weer een expert voor hebben als het ware. En deze gebeurtenissen alle tezamen die betekenen toch wel in hoofdzaak een telkenmale besluiten hoe de aanwezige Kracht kan worden gebruikt, en zoals in de laatste tijd betekent het ook tevens dat steeds weer nieuwe Krachten de wereld ingaan. Dit is nu al enkele jaren achter elkaar en wij zijn erg verbaasd geweest, dat een zo plotselinge ontplooiing van Kracht mogelijk werd, eerlijk, maar dat komt ook weer omdat we nog niet in die sferen zijn waar deze Grootmeesters van Geestelijk Kunnen, deze Grote Krachten van Goddelijke Liefde, thuis zijn. Daar kunnen we ook alleen maar aan denken en misschien een enkele keer een vonk Licht opvangen, maar daar kunnen we toch nog niet binnengaan en precies zien wat er nu eigenlijk gespeeld wordt, dat gaat niet. Vandaar dus ons antwoord zoeven en ik hoop dat ik dan nu door een aanvulling te geven, u iets meer tevreden heb gesteld. Voor u voldoende? Reactie: Dank u wel. Vraag: Naar uit vele uitingen blijkt zijn Eisenhower en Foster Dulles zeer gelovige mensen. Zijn zij nu ingewijden, geïnspireerden of eenvoudige werktuigen? Zullen zij Amerika ten goede leiden? Antwoord: Dat is een heel moeilijke vraag, omdat wij ons allereerst bewust moeten zijn dat een gelovig mens geen goed politicus is, een werkelijk gelovig, in zijn hart gelovig mens. En u kunt ervan overtuigd zijn dat Eisenhower meer en meer in zijn loopbaan met bezwaren te kampen krijgt, in zijn politieke loopbaan. Dat is niet maar zo een kleinigheidje, maar dat is,
9
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
gaande vanuit zijn beginpunt, zijn zeer grote populariteit, een onvermogen om zo de politicus en de volksmenner te zijn, juist omdat hij teveel gelooft in de werkelijke taak die men te vervullen heeft. Nu zult u begrijpen dat een dergelijk mens als instrument bruikbaar is, als werktuig, maar dat een dergelijk iemand als ingewijde zeer zeker niet op die plaats zou passen. Dat is punt 1, en als punt 2 ook zeer zeker niet in staat zou zijn om te volbrengen wat hij volbrengen moet, want een ingewijde zou niet in staat zijn om het - neemt u mij niet kwalijk - toch vaak ietwat liederlijk gekonkel mee te maken dat zich nu eenmaal rond elke hoge regeringszetel schijnt te moeten afspelen in de moderne tijd. Hetzelfde geldt voor Foster Dulles. Deze mensen zijn, zover van ons uit waar te nemen, eerlijk en oprecht, ze menen het goed met de wereld en met de Verenigde Staten, maar zij beseffen waarschijnlijk maar ten halve wat zij eigenlijk voor deze staten doen. Eisenhower vertoont verschillende zwakke punten, die bv. ook een Woodrow Wilson vertoonde, en dit komt aan de Verenigde Staten als geheel zeker niet ten goede. Daar hij echter disciplinair goed geschoold is, kunnen wij verwachten dat hij in staat is deze machten volledig in toom te houden en ook krachtens het sterk realistisch denken van een Dulles - ondanks zijn idealistische uitlatingen binnen het spoor blijft waarin een werkelijk streven nog mogelijk is en zich niet over zal geven aan louter utopieën, zoals bij genoemde president het geval was. Over het algemeen geloof ik zeker dat zij een grote taak vervullen, om niet Amerika maar de wereld ten goede te leiden, maar ik ben ervan overtuigd dat dit niet betekent dat Amerika nu werkelijk de langverwachte prosperity tegemoet gaat. Ik hoop dat dit antwoord duidelijk en veelomvattend genoeg is. Is dat niet het geval dan kunt u een aanvullende vraag stellen. Vraag: Kunnen die demonische krachten die op het ogenblik de wereld aan het vernietigen zijn, niet tegengehouden worden door de Hogere Geesten? Er zijn zoveel ongelukkige geesten die gebonden zijn door hun verkeerde leven wat zij op aarde hebben geleid. Antwoord: Ja, wat moet een mens, wat moet een geest daar nu op antwoorden? De demonen die het sterkst zijn op deze wereld zijn niet de geboden geesten waarop hier wordt gezinspeeld, maar dat zijn de verkeerde inzichten, lusten, de eigengereidheid die in de mensen zelf leven. En waar al het andere te beheersen zou zijn, is de mens zelf niet te beheersen zonder hem van zijn vrijheid te beroven. Dat deze demonische krachten inderdaad teruggedreven zullen worden, dat heeft u gehoord, dat men daar alles toe in het werk stelt. Maar wat kun je doen wanneer iemand als gastheer zijn woning steeds openstelt voor slecht gezelschap? Kun je dan, zonder de gastheer het recht op zijn eigen woning te ontzeggen, de gasten de deur uit krijgen? Dat is vaak heel erg moeilijk. Er zijn heel veel gastgevers voor deze demonische invloeden en krachten, en daarom is het zo moeilijk om ze te bestrijden. Ik hoop dat ik ook dit duidelijk heb gemaakt. Reactie: Dank u wel. Vraag: Ik zou nog wel een vraag willen stellen n.l. van een vorige vraag, dat is deze: of die politiek die gevolgd wordt ten aanzien van Rood China door Amerika, een verstandige politiek is? Antwoord: Het lijkt mij een verstandiger politiek toe dan de politiek die nog enige tijd geleden gevoerd werd, want uiteindelijk de facto is Rood China de macht waarmee men te onderhandelen heeft. De facto is op het ogenblik Mao een sterkere macht dan Malenkov, de facto bezit Rood China èn aan grondstoffen èn aan mensenmateriaal zeer grote hoeveelheden en zal binnenkort in staat zijn om deze aan te wenden, ten goede of ten kwade. Verder heeft Amerika een sterke behoefte aan afzetmogelijkheden. Wanneer Amerika Rood China steeds voor het hoofd blijft stoten, dan zou hieruit, vooral gezien het karakter van de Chinees, beter gezegd van een Aziaat, waarschijnlijk een vete uit voortspruiten die zelfs niet uit noodzakelijke gronden, uit noodzaak dus, zou kunnen worden bijgelegd. Vandaar dat een redelijk toegeven op die punten die redelijk zijn, zonder daarbij teveel eigen prestige te verliezen, de aangewezen weg is. Dat betekent dus dat de tendens die in sommige kringen heerst om Rood China zonder meer te erkennen en te aanvaarden, door Amerika zeker niet gevolgd mag worden. Het betekent echter wel dat Amerika t.o.v. deze erkenning meer en meer toegefelijk moet worden en uiteindelijk zelfs moet trachten de helpende hand toe te steken daar, op een wijze die accurater en beter is dan tot nu toe de grote broer Rusland dat doet, want wij mogen niet vergeten dat het communisme een verzamelnaam is geworden voor veel verschillende regeringsvormen en besturen, dat het werkelijk communisme vaak heel weinig te maken heeft
10
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
met hetgeen wat tegenwoordig als een rood rijk wordt aangesproken en dat Amerika zich zeker geen morele bezwaren hoeft te maken hierover, daar het reeds absolutistische staten o.a. in Zuid-Amerika steunt en daarmee een vriendschappelijk verkeer, zelfs bondsgenootschap heeft. Op grond hiervan geloof ik dus dat de Amerikaanse politiek, zoals ze thans is, niet zo kwaad is. En wanneer zij wordt doorgezet met een steeds groter wordende toegevendheid, gepaard gaande met uiterlijk grote protesten, dan geloof ik dat hier inderdaad het doel bereikt wordt, dat men n.l. aan de ene kant Rood China de bevrediging geeft een positie te hebben afgedwongen, anderzijds zonder te grote verliezen aan prestige in de Westelijke wereld, zelf op een redelijker basis komt te staan tegenover dit toch zeer belangrijke en grote rijk. Ik hoop dat dit antwoord voldoende is. Vraag: Mag ik even iets vragen? Is die vriendschap tussen Rusland en Rood China wel zo groot als wij denken? Antwoord: Een hond en een kat eten uit dezelfde schotel. Zijn ze vrienden? Of als u het duidelijker wilt hebben: gezien de gezindheid van de Rus en van de Chinees, de mentaliteit van de Rus en de Chinees, is het m.i. niet mogelijk dat ze werkelijk vrienden zijn, maar het is wel mogelijk dat hun belangengemeenschap het noodzakelijk maakt om gezamenlijk op te treden, en ik geloof wel dat dit in doorslaggevende mate het geval is geweest. Vergeten we dan ook niet dat Rood China en vooral de bestuurders daarvan, zich in hun hart, gezien wat zich afspeelt in en rond Korea, wel een klein beetje voelen als de aap die de kastanjes uit het vuur moest halen, terwijl de baas lachend toekeek. En geen enkele Aziaat wordt graag voor een aap aangezien zeker een Chinees niet, zeker niet een Chinees in een China dat, pas bewust geworden van moderne mogelijkheden, heel wat trotser is op zijn bereiking dan u zich voor kunt stellen. Ik hoop dat het antwoord duidelijk genoeg is. Reactie: Ik vind dit een eigenaardig naar voren brengen van u deze avond, want in de z.g. voorspellingen daar werd ook naar voren gebracht dat èn Rusland èn Amerika uiteindelijk gedwongen waren samen te gaan om een blok te vormen tegen de Aziaten, waarmee dan ook Rood China bedoeld wordt. Antwoord: En wat heb ik gezegd, volgens u, wat in tegenspraak is hiermee? Reactie: Dat Amerika, zonder prestige te verliezen, enigszins toe moet geven aan Rood China. Antwoord: Maar dat is toch inderdaad een feit, mijn waarde vriend? Het gaat hier over de politiek die Amerika voert t.o.v. Rood China, en het gaat hier dus niet over de feitelijke toestand die uiteindelijk zal ontstaan, m.a.w. het gaat hier niet om een totaal beeld, maar om een bepaald en scherp gedefinieerd aspect. En als zodanig moet ik mijn antwoord handhaven, zonder meer. Dat is het enige redelijke antwoord wat ik op uw vraag kan geven. Wat betreft uw aanmerking wil ik wel degelijk opmerken dat – en dat heeft u kunnen voelen uit het laatste antwoord wat ik heb gegeven – dat de verhouding tussen Rood China en Rusland op zijn minst genomen een enigszins eigenaardige mag heten. En hierin kunt u dus voelen dat ik zeer zeker uiteindelijk voorzie wat dan in de voorspellingen aangekondigd is, maar uiteindelijk, mijn waarde vriend, wij zijn het ook niet altijd met elkaar eens, zeker niet over tijd. Reactie: Ik heb de vorige week een berichtje gelezen dat een geleerde het is gelukt om door middel van radar door te dringen tot in het hart van de Melkweg en daarbij nog verrassende resultaten heeft geboekt. Antwoord: Ja, daar zijn heel wat verrassende resultaten het gevolg van, wanneer het onderzoek verder doorgaat, want dan zullen ze tot de conclusie komen dat, wat ze tot nog toe dachten dat de Melkweg was, in werkelijkheid alleen maar zoiets is als de sterretjes op het gewaad van een schone vrouw, m.a.w. dat de kern van de zaak, verhuld in een voor u niet gemakkelijk zichtbare of zelfs onzichtbare nevel, hoofdzakelijk uit eenvoudige atomen bestaat, nevelwolken - ik denk wel dat men ze ook met "waterstof" aan zal spreken of iets dergelijks en dat daarachter ergens een actieve kern moet zijn en dat ze niet weten welke die kern is, omdat ze de aard ervan niet kunnen bepalen, maar dat ze wel ontdekken dat er relaties bestaan tussen de activiteit van de kern en o.a. de reacties van de zon en van enkele andere sterren. En dat betekent dus dat er een heel ander verband wordt gesteld tussen de sterren in de Melkweg dan tot nog toe werd aangenomen, niet alleen een nevel die zich ontwikkeld heeft, maar een nevel die, zover zij zichtbaar is, niets anders is dan de kern van een of ander wezen, althans een of andere zeer actieve en schijnbaar buitengewoon machtige Kracht. Voldoende?
11
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
Vraag: Ja, zeer zeker. Mag ik er nog iets aan toevoegen? Zou de zonneclips op 30 juni nog resultaten voor deze planeet hebben? Antwoord: Nou, ik geloof niet dat die zo buitengewoon veel resultaat zal geven, zij het dan dat men in de protuberantie (zonnevlammen; Red.) van de zon wel enige eigenaardigheden zal waarnemen die tot nu toe niet in dermate grote duidelijkheid gebleken waren en waaruit men zekere conclusies zal trekken omtrent de werkelijke toestand in het binnenste van de zon, daarmee sommige thans geldende theorieën zeer wankel stellend. Vraag: Wanneer een ego reïncarneren moet, kiest hij dan zelf zijn voertuig of wordt hem een voertuig toegewezen? Antwoord: Sta me toe om ook hier maar weer een voorbeeld te gebruiken, mevrouw. Stelt u zich eens voor, waarde vriendin, dat u hier staat, midden in de stad, en u moet naar Scheveningen bv. - ik hoop dat het voorbeeld juist is gekozen - en daar gaat heen, laten we zeggen lijn 1, lijn 2 en lijn 3. U wilt naar Scheveningen, dat weet u. Nu kunt u instappen in lijn 1, die heeft nieuwe wagens, u kunt instappen in lijn 2, die heeft redelijke wagens, en in lijn 3, die is absoluut slecht en u kunt zich ook nog vergissen en lijn 4 voor lijn 3 aanzien, die heel ergens anders terecht komt. Zo gaat het nu ook met degene die reïncarneert. Hij kiest zijn voertuig, maar binnen de beperking die hem wordt opgelegd door het doel dat hij wenst te bereiken, verder ook door het moment waarop hij zich daar bevindt. U zegt niet: ik ga een half uur staan wachten totdat er een tram komt die mij bevalt. U zegt: ik neem de eerste de beste. En nu zijn, wat dat betreft, ook diegenen die gaan reïncarneren, heel wat haastiger dan u bent nog, omdat zij rekening hebben te houden met andere omstandigheden. En daarom kunnen wij zeggen dat inderdaad de keuze weliswaar zelfstandig gebeurt, maar in een zodanige serie van haast dwingende omstandigheden, dat van een zeer grote beperking van de vrije keuze gesproken kan worden. Is dat duidelijk genoeg? Reactie: Dank u wel. Spreker: Hebben we nog meer op het programma staan vandaag of zijn we zo ongeveer door de vragen heen? Vraag: Ik wilde nog graag weten of er eigenlijk een gebrek aan voertuigen is of dat er altijd een grote keuze is, of gedrang. Antwoord: Nou, ik geloof dat het gedrang in uw wereld groter is dan het gedrang in onze wereld, en als zodanig is er wel een voldoende keuze van voertuigen. En wij mogen daarbij voegen dat natuurlijk de voertuigen voor diegenen die nog niet als mens geleefd hebben altijd nodig zijn, daar is altijd een wachtlijst, maar voor degenen die reïncarneren, die kennen het klappen van de zweep en zijn daardoor in staat om praktisch onmiddellijk wanneer de noodzaak daartoe bestaat, ook te reïncarneren, mits daarvoor de condities gunstig zijn, en daar bedoel ik mee: bepaalde stralingscondities in het heelal, die de reïncarnatie voor sommige geestelijke bewustzijnsfasen vergemakkelijken of bemoeilijken of zelfs tegenhouden. Vraag: Is dat zoiets als .... Een bode die wij vroeger gehad hebben die zei altijd: Juffrouw, je kunt niet voorzichtig genoeg zijn met het uitkiezen van je ouders. (Dit laatste werd plat uitgesproken). Antwoord: Nou, ik zou haast in dezelfde termen willen zeggen: nou, dat hebbie fijn gezegd, hou je sjakies. M.a.w., dat is inderdaad wel juist. Het is zo, dat, wanneer je je ouders uitkiest, wanneer je in die gelegenheid komt, dat hoe beter je uitkijkt hoe beter je leeft, maar niet hoe gemakkelijker je leeft, want als je ouders alleen uitkiest om gemakkelijk te leven, dan kom je vaak bekocht uit. Dat is wel een feit, hoor. Nou, we zijn werkelijk de uitputting nabij, zoals hier werd opgemerkt? Schijnbaar wel. Vraag: Als je dit dan nagaat dan zal er bij de een meer gedrang wezen - als ik dat woord mag gebruiken - dan bij de ander, want als je nagaat, bv. bij mensen van de gegoede stand daar zie je dikwijls maar heel kleine gezinnen van één, hooguit twee kinderen, nietwaar? Dan zal daar wel meer gedrang wezen, want mij dunkt, ons inzicht is, dat daar de positie beter is dan bv. in de Ravensteynstraat. (volksbuurt in den Haag). Antwoord: Ik heb niet het genoegen om in die lokaliteit bekend te zijn, maar, nu ja, het schijnt geen genoegen te zijn, u lacht daar tenminste zo hartelijk. Maar wie weet wonen er niet net
12
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
zulke goede mensen als elders. En wanneer u dan een dergelijke vergelijking maakt, staat u mij dan toe te zeggen, dat waar het om ervaring gaat, levenservaring - wat voor ons het belangrijkste is en niet de kwestie of je nu wordt opgevoed met een slabbetje en een super de lux luier per 5 minuten, of zonder slabbetje en in je blote bibs, nietwaar, daar letten wij niet op, daar gaat u alleen op letten als u eenmaal in de wereld bent - dan geloof ik dat in veel gevallen juist in dergelijke kleine gezinnen een zekere egoïstische mentaliteit heerst. Ja, u behoeft het daar niet mee eens te zijn, want dat zeg ik, en wat ik zeg dat is mijn mening, u mag rustig een andere hebben. Nu moet u eens goed luisteren. Wanneer de intellectuelen, zoals we dat noemen, of voor mijn part de betere middenstanders, zich bewust waren van hun taak, d.w.z. zij zijn de beter geschoolden, zij hebben meer geleerd, zij hebben een beter inzicht verworven dan menig arbeider en zij zijn over het algemeen in staat om krachtens hun eigen beschaving, hun kinderen dus beter op te voeden dan de doorsnee werkman dat kan. Maar deze mensen zeggen: nee, dat doen we niet, dat wordt te lastig, twee, dan hebben we het nog ruim. M.a.w. hier is een zekere egoïstische tendens aanwezig. En nu wil ik helemaal niet zeggen dat ieder kind dat geboren wordt onmiddellijk ontvangen wordt in een arbeidersgezin met een "welkom, vreemdeling", maar toch heeft men daar vaak een beter saamhorigheidsgevoel en binnen het gezin een groter gevoel van aansprakelijkheid en verantwoording tegenover elkaar dan bij diegenen die zoveel beschaafder zijn, die nooit dronken zijn en die regelmatig naar de uitvoeringen van het Concertgebouw gaan. Neemt u mij niet kwalijk, dit is geen kritiek op een bepaalde stand, hoor, maar op mensen in die stand. Laten die mensen dan goed onthouden dat het voor een geest aantrekkelijker is om desnoods als putjesschepper, schoorsteenveger of stratenmaker te leven in een groep waar je een geestelijk houvast krijgt, dan te leven in een gezin waar de kinderen er zijn voor het genoegen van de ouders en waar een groot gedeelte van de opvoeding in handen wordt gegeven van anderen. En dus van geestelijk standpunt uit gezien zou menig arbeidersgezin meer recht hebben op gedrang dan een gezin van meer gegoeden. Nu zegt u: ja, maar wij kennen het dan toch niet zo. Nee, natuurlijk niet, omdat deze dingen niet aan de buitenkant komen. Maar in heel veel gevallen is dat toch zo. De kinderen zullen heus gelukkig zijn in zo'n gezin en zullen heus wel goede mensen worden, maar er mankeert hun iets dat voor de geest erg belangrijk is en dat is het samen de dingen doorleven en doorworstelen, wat in een arbeidersgezin voorkomt en gelukkig ook nog wel in grotere gezinnen van diegenen die dan wel begrijpen dat een groot gezin niet altijd een vloek behoeft te zijn. En bovendien zou ik daar nog een opmerking van een andere geaardheid aan vast willen knopen: men beklaagt zich vaak - als je tenminste de gedachten afleest van zeer velen die dan behoren tot die meer gegoede standen - dat de "arbeiders" zo'n grote invloed krijgen. Ik zou daarop willen zeggen: mijne vrienden, dat is uw eigen schuld, want bewust beperkt u uw eigen aantal en uw eigen prestatie tegenover de arbeidersklassen die zich steeds uitbreiden, u brengt het gemiddelde van het bewustzijn van uw volk en van de wereldbevolking zelfs bewust naar beneden, doordat u graag de luxe wilt behouden die behoort bij uw meer gegoed zijn, en deze klachten hebben dus m.i. geen reden van bestaan. Nou, ik hoop dat ik niet op teveel tenen heb getrapt ondertussen. Vraag: Staat de toename van de arbeidersgezinnen ook in correlatie met de noodzaak van de verschillende geesten om te reïncarneren, dus dat het niet zozeer van ons uitgaat maar ook van buitenaf. Antwoord: Nee, dat is niet helemaal juist. Er bestaat wel een merkbare correlatie met de kinderbijslag en er bestaat een merkbare correlatie met de geboden mogelijkheid en de mentaliteit, maar dit is niet een dwang van de geest om in een arbeidersmilieu geboren te worden. Als geest interesseert het je niet - hoe gek het ook klinkt - of je vader nu miljonair is of dat hij bedelaar is, maar wat je wel vraagt, dat is, dat het een mens is die voor jou harmonisch en sympathiek is. Je vraagt je niet af of je moeder een grote dame is die elke dag een ontvangst geeft of een vrouw die schrobbende probeert er wat bij te verdienen, om haar gezin tenminste een klein beetje netjes te houden, je vraagt alleen of ze voor jou in haar neiging, in haar denken, in haar gewoonten harmonisch is. En dan blijkt heel vaak dat het harmonisch zijn met je eigen wensen, voor je eigen omgeving erg goed, maar voor je eigen beleving erg pijnlijk is. Dat is weer een tweede. Maar het is dus niet zo dat ze bij ons ook een bond gesticht hebben die zegt: arbeiders uit alle landen van de aarde, verenigt u, wij zullen zorgen dat jullie groeien. Helemaal niet. De geest let niet op het verschil arbeider of intellectueel, miljonair of bedelaar, vorst of pauper, bij ons gaat het om de
13
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
sfeer waarin deze mensen leven en een zekere overeenstemming met je eigen begeren en denken in deze wensen. Vandaar ook dat er tussen ouders en kinderen zo vaak de grote tegenstellingen geboren worden van gelijk en gelijk (gelijke karakters?), die elkaar afstoten. Is het duidelijk genoeg, voldoende? Reactie: Ik zeg alleen maar dat u zelf zei dat de kans om ervaringen op te doen groter was in die gezinnen die het moeilijk hadden dan in die gezinnen die het meer op het materiële hielden. Antwoord: Pardon, foutieve interpretatie, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat de verhoudingen in deze gezinnen - waarbij ik de armoede niet als noodzaak heb gesteld - deze arbeidersgezinnen, die een intenser verantwoordelijkheidsgevoel en samen beleven hebben, een sterkere binding ook, een sterkere familierelatie, groter is dan in de gezinnen van de veelal meer gegoeden. Maar ik mag dan even hierbij stipuleren dat ik dit "meer gegoed" en "arbeider" alleen gebruikt heb, ingaande op de vragen en hierbij zeer zeker niet de nadruk wilde leggen op het verschil tussen bepaalde standen, maar daar vooral mee wilde aangeven een verschil in mentaliteit, en dat uw vraagstelling misschien logisch was, maar toch niet inhoudt dat ik mijzelf hier tegenspreek, noch inhoudt dat bij ons voorkeur voor arbeidersgezinnen of andere gezinnen zou bestaan. Er bestaat bij ons een voorkeur bij degenen die meer bewust zijn voor geestelijk bewuste mensen die een levenssfeer bieden waar ze in passen, en de minder bewusten voor mensen, wiens fouten vaak en lusten datgene zijn wat ze zelf op aarde hopen te beleven of te herbeleven. Heb ik het nu duidelijk gesteld? Nou, de laatste wankele schreden zijn gezet. Ik geloof dat de toestand van uitputting nu werkelijk reëel geworden is, en, misschien vindt u het vreemd, maar een vriend van mij is nog even teruggekomen hier - hij is even weggeweest - en die zou nu nog graag eventjes in zijn oud-bekende gedaante een paar woorden met u willen wisselen, Ik hoop dat u daar geen bezwaar tegen heeft. Daarna krijgt u dan vanzelf "Het Schone Woord".
KONINGINNEDAG
Goedenavond vrienden, (onze grappige Henri). Nou, ik merk het alweer. Ja, Henri, Henri de la Jardère is niet weg, hij is er nog. Ja, u zult zeggen: "wat kom jij nou vanavond nog doen?" Maar nu alle ernst zo'n beetje aan een liasje (liaison? aaneengeregen?) geregen is, al of niet doorboord met spitsvondigheid onzer- of uwerzijds, zou ik mijn spitsvondigheid een ogenblik willen botvieren op de dag van vandaag. Mag dat? Reactie: Ja. Spreker: Het is vandaag Koninginnedag, de Koningin is jarig, het volk feliciteert haar en viert feest. Maar het is aardig hoe zo'n volk dan vaak in zijn spelen eigenlijk uit wat zijn leven is. Zaklopen en kruipdoor-sluipdoor zijn vandaag weer zeer populair geweest, zoals meestal in de maatschappij. Alleen, nu neem je de zak om je benen voor je plezier en je valt ten gerieve van anderen, ten genoegen van velen en met een glimlach op je bezeerd gelaat, terwijl je in het werkelijke leven ook vaak belemmerd wordt door iets dat dan geen "zak" heet, maar dat heet je omgeving, burgermoraal, wat dat allemaal meer is, gebrek aan pecunia (geld; Red.). Ja, ik vind het helemaal niet zo gek dat ze daar een heilige van gemaakt hebben, want als je rekent dat sommige mensen Santa Pecunia aanbidden, is het helemaal niet zo gek dat we dat toch wel hoog in schatten. Nu ja, per slot van rekening, de Ouden die dansten al om het gouden kalf, nietwaar, en er zijn er nog een hoop die dansen als gouden ezels om de gouden stier tegenwoordig. Maar, om terug te komen op Koninginnedag. Ook het kruipdoor-sluipdoor is een spelletje dat tegenwoordig in de mode is. Je moet overal onder- en tussendoor glippen, zeggen de mensen. En zelfs als je er langsheen kunt is dat niet sportief, je moet er onder- en overheen gaan, overal tussendoor schuiven. Dan verder, kenteken van het feestelijke, de - hoe heet dat ook weer - illuminatie, niet meer met vetpotten naar ik hoor, maar strak zakelijke lijnen. Nu ben ik het daar volledig mee eens, want per slot van rekening, zo'n nationale feestdag is een werkelijke feestdag voor degenen die op zondag niet feesten, maar werken op een andere
14
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
manier dan ze anders werken. Want de werkelijke werkers dat zijn de strakke zakelijke luitjes. Per slot van rekening staan al die grote illuminaties daar niet voor de Koningin - ofschoon ze het zeker aardig vindt dat het volk met haar meeleeft - niet voor de illuminatie of voor dat hoerageroep en misschien ook niet voor het Wilhelmus wat er zo nu en dan toch wel eens een keer zal moeten gaan vervelen denk ik, als je het 20 keer hoort op een dag, al is het dan nog zo, duizend keer zo mooi en een volkslied, nietwaar, maar zo echt voor de mensen. En wie zijn nu degenen die ervan profiteren? De kinderen, die jengelend en zwetend door de menigte meegesleurd worden van - wat heb je tegenwoordig - de man met het aapje tot de man met het draaiorgel. De ouders die, om hun kinderen een plezier te doen, met extra eksterogen thuis komen, al degenen die in een muffe, menselijke sfeer ronddwalend, zo langzamerhand vergeten wat frisse lucht is en zich lichtelijk benauwd voelen, om dan ter verfrissing neer te strijken te midden van de poffertjes en oliebollen, o nee, tegenwoordig is het patat frites, hè? Dat is goedkoper. Maar die profiteren er eigenlijk niet van. Degenen die er werkelijk van profiteren dat zijn de kleine luiden, dat is het mannetje dat u een beetje oranje op uw borst spelt en dan verwacht dat, als hij goed genoeg spelt, zonder u direct voelbaar te treffen, dat u ook wel zult offeren, dat is de meneer die u een feestneus verkoopt, waarachter u uw eigen front enigszins kunt verbergen, nietwaar? Dan verder degenen die u met genoegen met apen laten lopen, of met molentjes en degenen die je een luchtballonnetje verkopen dat met je blijde verwachtingen waarschijnlijk, als je niet oppast, verdwijnt, of met een daverende klap kennismaakt met een sigaret. Dat is altijd liefde op het eerste gezicht, dat is meteen raak. Dus, eigenlijk zijn die het die ervan profiteren. En daar zie ik ook weer een beetje van de wereld in. Weet u, er is altijd een hele hoop drukte en feestelijkheid en vertoon. Maar al dat vertoon en die feestelijkheid dat wordt aangegaapt door degenen die er geen gebruik van maken. Het zijn juist degenen die er niet naar kijken, maar die hun eigen zaakjes behartigen, die de werkelijke voordelen hebben van alles wat er gebeurt. Nou, moet je eens opletten: het is geestelijk weliswaar geen Koninginnedag, maar het is toch ook wel een feestelijke tijd, het vuurwerk van de geestelijke Kracht barst over de wereld ook los. Maar als je alleen maar staat te gapen en te kijken, dan voel je je net als pa als hij van 3 tot 9, 5 kinderen heeft rondgezeuld in de menigte, dan krijg je alleen maar vermoeide benen, eksterogen en hoofdpijn van, om nog niet eens te zeggen vuile kleren en eventueel verdere onaangenaamheden. Maar als je je eigen misschien schijnbaar onbelangrijke geestelijke zaken thans behartigt, dan ben je er beter aan toe dan de kleine koopman die op Koninginnedag misschien ook wel eens een mazzeltje heeft. En daarom is het verstandig als u geestelijke belangen heeft, om daar op het ogenblik persoonlijk en heel gewoontjes mee aan het werk te gaan. Trek je er nu maar niets van aan of het Mc. Arthur of McCarthy is die op het ogenblik de boventoon voert en of het IJsselstein of Eisenhower wordt of Eisbein. Trekt u er zich alleen maar wat van aan of u op het ogenblik uw eigen geestelijke werkzaamheden goed kunt verrichten, en dat kunt u en dat is van belang. En hou je dan maar niet bezig met het burgerlijk gezag, zaklopen en het kruipdoor-sluipdoor van de maatschappelijke relaties, wanneer het niet nodig is. En als het nodig is doe het dan alsjeblieft net als op Koninginnedag en lach er maar eens om wanneer je een scheur in je pantalon haalt of wanneer je eens op je gezicht valt, omdat je een verkeerde pas gemaakt hebt, want dan heb je tenminste de moed om op te staan. Nou dan heb ik mijn Koninginnedagviering ook gevierd en ik hoop dat u deze viering meegevierd hebt, ofschoon we niet gevieren, maar in groten getale aanwezig zijn, laten we zeggen 4 keer 4 keer 5 ongeveer. Plechtig klinkt dat hè, 4 keer 4 keer 5, dat klinkt mooi. Je kunt met getallen alles zeggen, wist u dat? Je kunt ook met getallen alles niet zeggen. Maar daar praat ik een volgende keer over, wanneer ik eens tijd heb, het geen Koninginnedag is en we het krijgen over statistiek. Goedenavond.
15
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II)
HET SCHONE WOORD
Goedenavond vrienden. Wij gaan dan vanavond weer besluiten met "Het Schone Woord". Ik zou daarvoor graag 5 onderwerpen horen, zo mogelijk uitgedrukt in één enkel woord, die ik dan tot eindthese voor u zal trachten te verwerken. Reactie: Golgotha - Kracht - Begrip - Eenvoud - Feest. Spreker: Wanneer in het lijden van Golgotha begrip en kracht geboren zijn, dan pas volgt het feest, de overwinning van de bewustwording. Voor u acceptabel? Reactie: Ja. 't Is feest vandaag, Duizenden lampionnen schitteren Duizenden mensen gaan langs de straat, Ze lachen, ze juichen, Ze zingen, ze drinken En zien niet het kruis Dat op Golgotha staat. Ze zwaaien en zwieren, Ze dansen en deinen, Ze hebben plezier, leut en wat lol En zien niet daarachter 't droevige lijden, Zien niet hoe vol, hoe vol, hoe vol De beker van het lijden wordt, Begrijpen niet dat Golgotha nabij is Voor een ieder, nakomt voor 'n elke mens Die aan de grens Van onbegrip eindelijk begrip gaat vinden, Moet gaan door lijden, eenzaamheid. Op Golgotha wordt eerst geboren Het waar bewustzijn na den strijd In eenzaam en verlaten leven. Dan eerst, dan eerst wordt u gegeven Licht en Kracht en 't waar verstaan Dan weet ge waarom gij den weg moest gaan, Dan weet gij: het leven is wonderschoon En Golgotha dat wat niet de hoon Die de mensheid mij heeft aangedaan, Maar een Troon Waarop ik voor eeuwig staan, Verblijven mag. Het graf van mijn gekwelde ziel Wordt tot Troon der overwinning, Wordt tot zetel van de macht. En de bezinning Heeft mij inzicht nu gebracht. En toch wil men op de Troon niet blijven En daalt weer af, de mensheid toe, En kan niet stil nu meer haast blijven, Men is niet meer geslagen, moe, Maar vol van Kracht, van Licht, van vreugde Men gaat ter wereld onbevreesd Want ziet, de Goddelijke Kracht van 't leven Maakt alle zijn tot wonderfeest. De bomen dragen bloesemzeeën, De wereld, 't is een bloemtapijt.
16
© Orde der Verdraagzamen
Stem van Gene Zijde (II) En in het blauw van verre hemel, Staat 't teken van de Eeuwigheid. Dan gaat men, en de vogels zingen Een wonderschoon en mooi concert En altijd weer moet men bedwingen Het juichend lied Dat uit 't hart zou willen springen De wereld in, zo blij, zo blij, En zeggen: ziet, gij arme slaven, Door Golgotha werd ik nu vrij. Maar nog mag men het woord niet spreken, Nog geven niet de wond 're macht Om in te zien de ware Waarheid, Nog moet men beteugelen de Kracht Die ons geschonken werd. Maar niet meer lang, Want in der vogelenzang En in 't ruisen van de bomen, In 't jagen der wolken, In het gaan van de tijd, Schitterend het Licht, het Licht Van een komende nieuwe tijd. En dan ziet gij op: De hemel, de wolken, En zend hun van d 'aarde uit Stil uw groet. En wij uit de geest, Zijn wij soms de ogen Die u starende blik Dan even ontmoet? Wij weten, het leven met wondere Krachten Stelt ons allen voor ontzaglijke taak. Wij doden het kwaad In de harten der mensen Verslaan den Satan, Verslaan den draak der begeerten, Wij zuiveren de harten der mensen, Hun denken, hun leven, en geven hun Licht Opdat, wanneer zij eens naar Golgotha streven, Ook hun blik ten hemel zal worden gericht. En zij zullen zeggen: O feestelijk leven, O wondere gave, o wondere Kracht, Hoe kunnen wij uiting aan dankbaarheid geven Voor Hem die allen tot aanzijn bracht? Eens klinkt ons de zang van de overwinning, Eens wordt ons inzicht een werkelijkheid Voor de wereld en wordt onze ware gedachte Voor elke schepping tot realiteit. Maar nog moet men gaan en nog moet men streven, Nog moet men strijden Met krachten van 't kwaad, Dat niet uit kwaad willen, maar meestal nog altijd Uit onbegrip, onvermogen bestaat. Het Woord is gesproken, de Kracht is gegeven, De lente leeft ook in de menselijke geest En zal hem de volheid van de zomer bereiden Nadat hij op Golgotha is geweest.
In dank u voor uw aandacht. Goedenavond.
17
Kritische beschouwing van de wereldgodsdiensten
Datum:
09-11-1972
Soort:
lezing
Reeks:
1. Plaatselijke kringen > Kring Den Haag > Den Haag 1972-1973
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
- De wereldgodsdiensten kritisch beschouwd:
Christendom - Islam - Hindoeïsme - Boeddhisme - Taoïsme - Zen Boeddhisme - Tantrisme - Voodooisme - Natuur-geloof - Discussie
- Slotwoord
Wereldgodsdiensten voor en tegen
Datum:
09-09-1971
Soort:
lezing
Reeks:
1. Plaatselijke kringen > Kring Den Haag > Den Haag 1971-1972
Inhoud:
Klik voor inhoudsopgave
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
WERELDGODSDIENSTEN VOOR EN TEGEN
Een wereldgodsdienst kunnen we beschouwen als een gemeenschap van mensen, die hun geloof - op zich misschien verschillend - baseren op een gelijk heilig boek of op een gelijk aantal openbaringen. Er zijn heel veel godsdiensten in deze wereld. Onder wereldgodsdiensten zouden we kunnen rekenen: het christendom, daarnaast het hindoeïsme, het boeddhisme en de islám. Er zijn natuurlijk meer godsdiensten, maar men moet ergens de zaak beperken. Zen zou men er misschien bij kunnen nemen, maar dat is een filosofisch-boeddhistisch systeem en als zodanig komt het m.i. voor een wereldgodsdienst eigenlijk niet in aanmerking. De godsdiensten hebben elk hun eigen kenmerken. Het christendom b.v. waarover een schrijver, een zekere mijnheer France, opmerkte, dat God het christendom had ingesteld en de duivel er toen onmiddellijk een paus bij deed. Je zou kunnen zeggen, dat God daarop repliceerde de met een hervorming, waarop onmiddellijk kerkenraden en dergelijke - stellingen in het leven werden geroepen. Er is altijd een strijd geweest, niet alleen in het christendom in alle Wereldgodsdiensten, tussen leer en gezag. Dat klinkt op het eerste gehoor misschien wat vreemd, maar als wij die godsdiensten bezien, dan valt op dat ze ergens de mensen een aanknopingspunt geven. Door de gelijksoortige benadering van het onzienbare - hoe fabuleus benadering verder ook moge zijn - kan men met elkaar gemakkelijker contact krijgen. Het nadeel is echter, dat er altijd mensen zijn, die menen dat zij de zaak moeten reguleren en dat zij een gezag moeten zoeken, zich niet beperkt tot het zuiver houden van de leer, zoals dat heet, maar dat vooral langzaam maar zeker tot een machtsapparaat wordt, niet alleen de religieuze praxis beïnvloedt, maar daarnaast ook uitgrijpt naar politieke en soms zelfs wereldmacht. Er is veel vóór en is veel tegen te zeggen. Misschien verbaast het u, dat ik het judaïsme niet afzonderlijk genoemd. Ofschoon over de wereld zeer verbreid, mogen we toch deze leer niet beschouwen als een wereldgodsdienst. We kunnen haar slechts in dit verband beschouwen, indien we uitgaan van het christendom, daarmee heeft zij een zeer sterke verwantschap door de nadruk, die ook in het christendom wordt gelegd op het Oude Testament. Als ik kijk naar de manier, waarop in het christendom de macht een rol heeft gespeeld, dan valt op: machtsstrijd ongeveer 200 jaar na Christus' dood begonnen, sedertdien nog niet ten einde. Vele slachtoffers. Grote zelfverheffing bij de christenen en daardoor een benaderen van anderen als minderwaardig; iets, wat in tegenspraak is met de leer zelf. Gaan we kijken naar b.v. de hindoeleer, dan zien we hoe daar de heldenverhalen vooral een grote rol spelen. Er zijn ongetwijfeld filosofische achtergronden, maar voor de gewone hindoe spreken toch eigenlijk bepaalde goden en daarnaast de Ramayana wel de sterkste taal. De mensen zoeken hier een persoonlijke verbondenheid met de oneindigheid. Door hun veelgodendom hebben ze eigenlijk een bijzondere afkeer van elk ééngodendom, dat zich te nadrukkelijk manifesteert. Men kan in de hindoeleer een godsdienst wel accepteren (een god meer of minder maakt weinig uit; kijk naar het Pantheon van Rome), maar aan de andere kant wil men niet dat er pressie wordt uitgeoefend; iets wat zelfs in deze tijd tot grote wreedheden aanleiding heeft gegeven. Denkt u maar aan de geschiedenis Oost-Pakistan. De hindoe zelf is enigszins fatalistisch. Hij is daarbij niet geneigd alleen op zuiver religieuze basis te reageren. In de hindoeleer krijgt de godsdienst pas betekenis, indien hij op politiek vlak wordt gebracht, maar wordt dan door velen niet meer als zuiver godsdienstig erkend. Anders ligt het in het boeddhisme waar we te maken hebben met een leer van absolute onthechting, van ontzegging, van een vrijstaan van de wereld. Hier blijkt de leer gevoerd te hebben tot het ontstaan van kasten, die zich niet alleen zeer met de wereld bezighouden, maar die - meestal vanuit het monniksgewaad - zelfs met geweld opereren., Ook bezittingen zijn niet vreemd aan deze monniken, die toch armoede hebben beloofd. Wat dat betreft zijn ze net als vele christelijke kloosters zeer rijk. Bepaalde vechtsporten hebben hun ontstaan te 168 - WERELDGODSDIENSTEN 1
Orde der Verdraagzamen danken aan lamaïstische monniken, die hun bezit en hun karavanen wilden beschermen. En lamaïsten zijn boeddhisten. Wat betreft de islám, dit is een godsdienst, die met een oorlog is begonnen. De openbaring van Mohammed (in die tijd sjerif in Medina) voert tot een godsdienstoorlog: een oorlog tegen het veelgodendom. De heilige oorlog is veel later ook nog gebruikt. Denk aan het massacrum bij Khartoem. Denk aan de aanvallen van bepaalde islamitische stammen op het Engelse gezag in Brits Indië. Denk echter ook aan de oorlog, zoals die op het ogenblik bestaat tussen islamitische staten en Israël. Er is maar één ware leer. Er is maar één profeet en een ieder, die deze niet aanvaardt, moet dan met alle middelen - en geweld is hier een van de meer aanvaardbare - tot die aanvaarding worden gebracht. Wat een enorme zelfverheffing van de mens! De geschiedenis leert ons dat een wereldgodsdienst veel goeds heeft. Zo zien we dat betrekkelijk kort na de eerste zegepraal van de islám de kalifaten ontstaan. En wat er aan Moorse en Arabische cultuur is vastgelegd en ontwikkeld in deze periode, mag worden vergeleken met de hoogtepunten van de Europese beschaving. De wetenschap bloeit. De bouwkunst bereikt nieuwe hoogtepunten. Zelfs de sociale ontwikkeling is - gezien de tijd en de omgeving - zeker niet verwerpelijk. De ridderlijkheid van de voorname krijgslieden doet ons denken aan de verhalen over het Hof van Koning Arthur. We moeten ons goed realiseren, dat deze godsdienst niet alleen een stempel drukt op de mensen door hun geloof, hun gedrag te beïnvloeden, maar dat hij daarnaast een cultuur tot stand brengt en dat een verbreiding van kennis hierdoor plaatsvindt, En zijn er ook wel zaken, die we minder aangenaam vinden als b.v. de slavenhouderij, zo moeten we onmiddellijk opmerken, dat er christenen zijn, die voor de zwarte bevolking in de Ver. Staten hebben gezorgd. Dat waren ook slaven. Dus we hebben zeker niet iets af te keuren in de islám wat we ergens anders ook aantreffen. Slavernij bestaat zelfs onder de boeddhisten. Bij de hindoes bestaat een soort slavernij, die op kaste is gebaseerd. Overal hetzelfde. Maar gaat u eens kijken bij de hindoeleer. Wat heeft ze niet een enorme tempels opgeleverd. Wat is de bouwkunst, de sierkunst niet schoon. Wat zijn er geen wijze en belangrijke geschriften nagelaten. Ik geloof, dat zelfs de staatsorde, zoals deze in de Indische rijken vooral bestaat, haar weerga nauwelijks kan vinden. Zouden we verder willen gaan, dan zouden we moeten zoeken naar de laoïstische opvattingen van China. En dan moeten we opmerken, dat de elementen van o.a. de hindoeleer ten aanzien van voorbestemming en kaste een zeer sterke invloed hebben op de meer mondane filosofieën in China. Het christendom is belangrijk voor de kerstening, dat is waar. De kloosters hebben vaak in moeilijke tijden de kennis bewaard, die nog heden uw overbeschaafde wereld voortdurend dient. Zij zijn het, die de eerste scholen hebben gesticht. Zij zijn het, die de eerste proeven hebben gedaan op het gebied van landbouw. Zij zijn de kruidkundigen geweest van Europa. De kloosterlingen waren niet alleen maar predikers, ze waren ook beschaafder. Maar ook de boeddhisten hebben datzelfde tot stand gebracht. Ook zij hebben kennis overgedragen. Ook zij zijn het geweest - en dat geldt vooral voor de periode van ongeveer 700 tot 1200 na Chr. – die werkelijk een nieuwe cultuur, een nieuwe beschaving hebben gebracht over een zeer groot gedeelte van de Aziatische wereld. Ook Indonesië draagt nog steeds de sporen daarvan. We moeten ons realiseren: de grote wereldgodsdiensten hebben dus veel goeds gedaan, maar het tegen van die wereldgodsdiensten is geloof ik wel, dat zij niet uitgaan van een meer realistisch standpunt. Er is een godsvoorstelling. Accoord. Maar die godsvoorstelling gaat gepaard met een voorstelling omtrent het noodzakelijke, het onvermijdelijke levenspatroon op aarde. Dat levenspatroon is echter ontworpen in tijden, die zo sterk van de huidige verschillen, dat men daarmee eenvoudig geen rekening kan houden. Ook hier blijkt weer dat een godsdienst, die vele goden kent t.a.v. een wat reëlere aanpassing toch wel wat gemakkelijker functioneert dan een meer rigide structuur als b.v. de christelijke of de islamitische. Ik denk hier aan beperking van bevolkingsaantal; iets wat voor de wereld nu noodzakelijk is. Die beperking blijkt gemakkelijker te kunnen worden doorgevoerd in de hindoegebieden dan elders. Waarom? Omdat de vereenzelviging met de god en het levenspatroon blind maakt voor de werkelijkheid, waarin men leeft. Elke godsdienst heeft een wereldvervreemdend effect. Hij brengt je n.l. tot opvattingen, instellingen en zienswijzen, die niet op feiten zijn gebaseerd en daardoor tot een aanpassen 2 168 - WERELDGODSDIENSTEN
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
van de feiten aan hetgeen jij wilt zien. Als liefde blind maakt, dan kunnen we zeggen dat godsdienst – zeker fervent beleden - vaak dubbel blind maakt. En daarom: alles, wat deze godsdiensten positief tot stand hebben gebracht, ligt in het verleden. De wereldgodsdiensten van vandaag brengen geen positieve waarden meer. Het christendom brengt geen nieuwe waarden meer in deze wereld. Integendeel, zij remt de noodzakelijke aanpassingen aan de moderne condities af. De islam, juist door de instelling, door de leer, maakt het onmogelijk dat men tot een zekere verdraagzaamheid komt, die in een overbevolkte wereld als de uwe onvermijdelijk is. Het geloof aan een krachtig ingrijpen van de goden brengt de mensen in de hindoestreken ertoe om teveel te betrouwen op anderen, op voorvechters en te weinig op zichzelf. De boeddhisten zijn vaak te blind voor de strijd, die vele machten op aarde voortdurend voeren om handel, grondstoffen of grondgebied. Ze zien te sterk ideële stellingen. Ze vereenzelvigen zich daarmee vaak ook teveel en worden zo eigenlijk tot gevaarlijke elementen in een maatschappij, die op dit moment juist aanpassing van node heeft. Men gelooft bij vele boeddhisten enerzijds niet aan ontzegging, terwijl men anderzijds wel aan het onvermijdelijke gelooft. Ik meen, dat deze beide zienswijzen tezamen fataal kunnen zijn. Ik heb hiermee een zeer oppervlakkig beeld gegeven van voor en tegen, dat is duidelijk. Maar laten we proberen de situaties na te gaan; Er is in Europa sprake van een vergrijzing van de bevolking. Een groot gedeelte van de maatregelen, die in dit verband worden genomen, voeren echter gelijktijdig tot bevolkingsuitbreiding. Er is geen bevolkingsevenwicht bereikbaar, omdat naar christelijke opvatting God verbiedt zulks te doen. Diezelfde God verbiedt de mens zich te amuseren én te ontspannen volgens de mogelijkheden die Hij biedt. Ik zou zeggen; als er televisie is, dan heeft God dat goed gevonden, dus mag een mens daarnaar kijken. Maar daar is men het in christelijke kringen vaak niet mee eens. Het geloof wordt zo tot een keurslijf, waarin de mens wordt geperst en dat gelijktijdig strijdig is met zijn stoffelijke noodzaken, mogelijkheden en behoeften in zijn Innerlijk leven. Het is duidelijk, dat de godsdienst als zodanig daardoor spanningen oproept, die gevaarlijk kunnen worden. Ik meen, dat een groot gedeelte van de misbruiken en spanningen op aarde, ja zelfs van de praktijken van bepaalde dictaturen voortkomt uit godsdienstige overweging. In dit verband wil ik er even op wijzen, dat het (of leninisme) ook door velen godsdienstig wordt beleefd en als zodanig dus ook als godsdienst mag worden beschouwd. Ook hier zien wij, dat men liever de belangen van een gehele bevolking opoffert dan toe te geven dat het systeem op een bepaald punt faalt. Wij zien, dat de godsdiensten precies hetzelfde doen. De verschillende Concilies van de Kerk van Rome hebben aangetoond, dat - ongeacht de visie, die bij velen (ook prelaten van deze kerk) aanwezig is - het geheel, geredigeerd door een gezagsorgaan (wat we dan maar het Vaticaan zullen noemen) weigert te reageren op werkelijke behoeften en werkelijke noodzaken. We zien steeds kleine concessies, die in het beeld van het geheel geen betekenis hebben. Gaan we kijken naar de islám, dan blijkt ook hier een soortgelijke tendens te bestaan. Ook nu nog zijn de wetgeleerden er, verklaarders (de oelama's), de verschillende sjerifs, mullahs e.d. de werkelijke autoriteiten. Zij verkondigen de ware leer. En wie de leer niet aanvaardt, is een heiden. Hij moet worden uitgeworpen uit de maatschappij. Hij deugt niet. Hij is minderwaardig. Hij moet vervolgd worden. Zij maken uit wat juist is. Zij vertellen u hoe u moet leven en wat wel en niet mogelijk is. Zij zijn indirect aansprakelijk voor b.v. een zeer laat op gang komen van de bevloeiing van onvruchtbare gebieden. Ik weet, dat o.m. Egypte hiermee een begin heeft gemaakt, maar wil u eraan herinneren dat reeds in 1700 pogingen in die richting werden gedaan, dat projecten in die richting bovendien in 1880 er ook waren en dat vele van die plannen zijn mislukt alleen omdat men meende, dat dit strijdig was met de wil van Allah. Dwaasheden? Ja. Gevaarlijke dwaasheden. Dwaasheden, die nog veel gevaarlijker worden, als we te maken krijgen met een wereld, waarin de groepen zich niet van elkaar kunnen afzonderen. Als ik van mijn standpunt uit de wereldgodsdiensten beoordeel - en ik geef toe: dit is een beoordeling vanuit een bepaald standpunt, mijn standpunt - dan moet ik zeggen dat zij het goede, dat zij in het verleden hebben gedaan, allang teniet hebben gedaan in de moderne maatschappij. Dat zij het vele, dat zij de mens ook aan meer geestelijke en bovenzinnelijke mogelijkheden hebben geboden voor een groot deel hebben opgezet in een harde korst van 168 - WERELDGODSDIENSTEN 3
Orde der Verdraagzamen onmenselijkheid, die de menselijke ziel maar al te vaak belet de waarheid te vinden. Ik meen, dat de wereldgodsdiensten in deze tijd eerder een gevaar voor de mensheid zijn dan een zegen. Is er dan niets goeds te zeggen over de godsdienst? Ach ja, natuurlijk. Het geloof lijkt me voor de mens noodzakelijk en onvermijdelijk. De mens kan niet leven, zonder dat de bovenzinnelijke werkelijkheid in zijn bestaan - hoe dan ook - mede tot uitdrukking komt. Het geloof geeft hem daarvoor een systeem. Het geeft hem zekerheden en richtlijnen, die hem kunnen helpen zijn innerlijke belevingen, de stromingen van zijn geest en zijn verstand te kanaliseren tot het ogenblik, dat hij zelfstandig kan worden. Als zodanig zijn ze nuttig. Op het ogenblik echter, dat die zelfstandigheid komt, zegt men maar al te vaak “dit mag niet”. De kerken geven ons een beeld van God. God op zichzelf is voor mij een waarheid. God is. Maar hoe God is en wat God precies wil met Zijn schepping, schijnt men beter te weten naarmate men verder komt af te staan van de verkondiger van de leer, waarop een geloof is gebaseerd. Dat is heel vreemd. De mens schept voortdurend zijn eigen God. En die God wordt uitdrukkelijker gevormd, meer voorzien van eigenschappen, wensen en wil naarmate de mens verder van God af staat. Ik meen, dat de mens vanuit zichzelf tot God moet komen. Wat het christendom betreft, we lezen in de geschriften, die toch als goed en heilig worden aanvaard, dat Jezus vele wonderen heeft gedaan, maar ook dat zijn apostelen dat deden uit zijn naam en de naam des Vaders. We vernemen daarnaast uit de verschillende geschriften, dat ook de vroege christenen verschillende wonderen wisten te doen. Het wonder is nu uitgebannen. De Boeddha was een man, die wonderen deed (onopvallender misschien dan Jezus), maar die ook vele vreemde dingen tot stand bracht; die zijn wijsheid putte uit de aldag en niet uit een boek; die in zijn vergelijkingen uitging van de mensen waarmee hij sprak, niet van de theoretisch juiste formulering. Wat is er over van het boeddhisme? Heel veel leeg gepraat. Een systeem, dat niets te maken heeft met een weg. Een systeem, dat het hek is dat rond de menselijke ziel wordt gezet. En zelfs uit de vaagheid van voorstelling omtrent het hiernamaals (u kunt dat bij verschillende takken van het boeddhisme op velerlei manieren horen: een zenonees boeddhist b.v. zal over het algemeen zeggen, dat er geen hiernamaals, dat er alleen één bestaan is en dat je in dit bestaan moet komen tot de erkenning van het Niet) moeten we ook concluderen; die mensen bedoelen het wel goed zoals elke godsdienstverkondiger het wel redelijk goed meent. Maar ze vergeten één ding: men moet rekening met wat er in de mens leeft. Als je dat niet doet, als je dat allemaal wilt onderwerpen aan een steriele woordwaarheid, dan dood je wat er in de mens leeft. De islám strijdt over de interpretatie van de verschillende soera's, over de gezagsvolgorde van bepaalde persoonlijkheden; men kiest zelfs al voor Ali of voor Hoessein. Al deze mensen strijden alweer om uiterlijkheden, terwijl de werkelijke openbaring een verandering van gedrag is, een verandering van de benadering van de wereld. En zo in de kalifaten nog enigszins een weerspiegeling daarvan te vinden is, als we enkele jaren verder gaan en komen in de jaren 1400, 1500, dan blijft er alleen nog maar de rationalisatie over van roverij. Het klinkt vreemd, maar het is waar. Bij de hindoes dan? Hindoes hebben grote wijsheid, maar wat doen ze ermee? Zij blijven in hun kasten opgesloten. Ze hokken in de modder. Maar weinigen van hen vinden een geestelijke weg om tot vrijheid te komen. En als we dan kijken naar grote coryfeeën, die toch juist in deze volkeren bijzondere dingen hebben gedaan (we denken b.v. aan Mahatma Ghandi) dan moeten we toch constateren dat zij zich hoogstens met de symptomen hebben beziggehouden, niet met de essentie. Bij een hindoe mag je God vinden op je eigen manier. Maar je God is iemand, die je losweekt van de mensen, die eisen aan je stelt, die je beperkt in je mens-zijn en die - als je je niet aan die beperking onderwerpt - zich op je wreekt, niet alleen door je geestelijk maar ook door je stoffelijk voortdurend te treffen. Dat is eigenlijk niet zoveel moois. Toch heeft de mens geloof nodig. De wereldgodsdiensten zijn gevaarlijker naarmate ze in handen komen van mensen, wier waardering voor eigen persoonlijkheid en eigen bereiking meer verbonden blijkt aan de rigiditeit van de religieuze structuur. De paus zal zich over het algemeen voelen als de top van de kerkelijke adel. En mag hij voor zichzelf zeggen; “God, ik ben een zondaar” zo zal hij gelijktijdig voor zichzelf toch zeggen; “maar ik ben door Gods genade meer dan alle anderen”. Deze zelfverheffing kunnen ze niet prijsgeven; ze moeten haar handhaven met elk middel. Het brengt hen ertoe hun medemensen op te offeren aan een beeld van zichzelf. 4 168 - WERELDGODSDIENSTEN
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
Als u gaat kijken wat er bij de boeddhisten gebeurt, dan zult u zien hoe bepaalde monniken (kloostervoogden, dus belangrijke monniken) een rol hebben gespeeld in de strijd. Niet alleen de strijd van de Tibetanen tegen China, maar wel degelijk ook in de politieke strijd van de boeddhisten in de verschillende landen. Waarom? Omdat voor hen dit de manier is om duidelijk te maken dat zij belangrijk zijn, dat zij groot zijn. Zodra je een hiërarchische opbouw krijgt in een godsdienst, krijg je ook te maken met belangrijkheidzoekers. Zodra je een dergelijke structuur bovendien losweekt van de wereld, krijg je te maken met mensen, die ook voor zichzelf nog zekerheid zoeken en daarom als bolwerk tegen de wereld de regel beschouwen, de woordwaarheid van de leer, die zij anderen ten koste van alles willen opleggen. Mensen, die een bepaalde gedraging op zichzelf niet zullen afkeuren, maar die het feit, dal zij die gedraging kunnen afkeuren, zien als het bewijs van hun eigen belangrijkheid. Zeer vele verkondigers van de leer in de wereldgodsdiensten zijn, als we hen op de keper beschouwen en hun onderbewustzijn mede in aanmerking nemen, geen werkelijke gelovigen. Zij geloven slechts in hun belangrijkheid, niet zozeer in hun God. Hun leer is voor hen het wapen, waarmee zij hun belangrijkheid verdedigen tegen de wereld, niet slechts een openbaring, waarin zij worden ondergedompeld en tot een nieuw besef worden geroepen. Hoe groter de groep is, des te gevaarlijker ze wordt. Wat dat betreft kunnen we denken aan een kleinere groep, die misschien in haar denken en optreden symptomatisch is voor datgene, wat in grote wereldreligies juist door de diversiteit van groepen daarbinnen minder snel naar voren komt. Laat ons eens kijken naar Jehovah's Getuigen. Voor hen bestaat er maar één waarheid: hun eigen waarheid. Er bestaat maar één mogelijkheid om een bijbeltekst te verklaren: de hunne. Er bestaat maar één mogelijkheid om uitverkoren te worden: in praktijk brengen wat hun wordt geleerd. Er bestaat kortom, maar één ding voor hen: door dressuur iemand worden, die niet behoort tot de gewone mensheid. Dat zij daarbij grote offers brengen en juist door hun wijze van optreden een groot respect kunnen afdwingen, doet niets terzake, als we uitgaan van hun enorme gebondenheid, van de persoonlijkheidvernietigende uitwerking, die het geloof op velen van hen schijnt te hebben. In de wereldgodsdiensten gebeurt dit veel omvangrijker. Daar wijkt men nog veel verder af van de realiteit. Maar omdat het door zo velen gelijktijdig wordt aanvaard, valt het niet zo op. Een kleine sekte kun je uitlachen. Dan kun je zeggen: Ach, jullie met je zwarte-kousen-kerk, of zo iets. Een wereldgodsdienst, die tientallen miljoenen mensen over de gehele wereld in haar macht heeft, heeft soortgelijke regels; alleen ze vallen niet zo op, want er zijn zoveel mensen, die zich eraan houden, dat het bijna een mode wordt. Ik meen, dat de wereldgodsdiensten naast de steun, die ze geven - ook nu nog - de positieve waarden wakker zullen roepen. Maar ze hebben ook het grote nadeel de menselijke persoonlijkheid te isoleren, niet alleen van haar medemensen of een deel van haar medemensen, maar ook van haar geestelijke waarheid en innerlijke kracht. Elke godsdienst heeft zijn eigen filosofen. Wij hebben zelfs in het leninisme partijfilosofen. Zo hebben de kerken hun theologen, hun verklaarders van de leer, hun brahmanen, hun bijzondere mensen. Waarom? De waarheid van de leer is eenvoudig, maar ze stelt eisen; Er zijn mensen nodig, die gelijktijdig die eisen kunnen wegpraten, ze kunnen aanpassen aan datgene, wat op dit moment - gezien de machtsverhoudingen voor de gemeenschap en de kerk het best, het aanvaardbaarst lijkt, maar die daarnaast - en dat is erg belangrijk - de mens steeds sterker weten te binden. Als je door spitsvondige denkers gebonden moet worden aan een waarheid, die je zelf niet beleeft, dan zou je je zo'n beetje moeten voelen als een slachtoffer van wilde indianen gebonden aan een martelpaal, wachtend op het ogenblik, dat de eerste tomahawk gaat flitsen en je tenslotte gescalpeerd en gemarteld zult worden. Het geestelijk keurslijf is bezwaarlijk. Wat moet ik er meer over zeggen. Ik kan natuurlijk zeggen, dat ik in vele opzichten de voorkeur geef aan het christendom, maar dan bedoel ik daarmee: de mentaliteit, de leefwijze die in het christendom wordt verkondigd. Maar ik moet er onmiddellijk aan toevoegen, dat deze werkelijke leefwijze, gebaseerd op de leer van Jezus, niet eens zo heel veel afwijkt van datgene, wat wordt geleerd door Mohammed en dat we ook niet al te grote verschillen in 168 - WERELDGODSDIENSTEN 5
Orde der Verdraagzamen gedragsregels t.a.v. de wereld kunnen vinden bij Boeddha. Zelfs de oude leringen van de hindoes brengen vele van diezelfde eigenschappen op de voorgrond. De wijzen van leven, die de wereldgodsdiensten aan ons voorleggen, verschillen niet zoveel. Wat blijft er dan nog over? Het verschil van structuur, het verschil van macht? Het lijkt mij wel eens, dat theologen van verschillende denominatie God door een gehaktmolen hebben gedraaid om elk klein stukje afzonderlijk ten toon te kunnen stellen als enige en onvergankelijke waarheid. In een tijd als deze, waarin de wereld voortdurend tekort schiet, waarin blijkt dat de wereldgodsdiensten alleen maar bijdragen tot verdere verwarring, zou de mens moeten kunnen terugkeren tot zijn innerlijke menselijke waarheid, die hem, het innerlijk geestelijk contact met God mogelijk maakt. Indien dit niet gebeurt, indien de massa voortgaat in een vermoeid materialisme de kerk ten hoogste met de mond nog enige aandacht waardig te keuren, dan komt dit omdat de kerken de geestelijke organen van de mens verlamd hebben. Dat geldt voor alle kerken, voor alle wereldgodsdiensten. Belangrijke leringen, maar dode geesten. Mooie systemen, maar weinig werkelijk kosmische belevingen. En toch moet de mens groeien naar de kosmos. Alle wereldgodsdiensten zouden het eens moeten zijn over de volgende regels: Gij kunt geen waardig mens zijn zolang gij aan een ander de waardigheid van het mens-zijn ontzegt. Gij kunt uw God niet dienen zolang gij uw medemens schaadt. Gij kunt geen geestelijke waarheid vinden zolang gij tracht de geest in woorden vast te leggen. Gij kunt God niet ontmoeten, tenzij gij openstaat voor God en ook wacht op Zijn boodschap. Als ze allemaal die regels zouden aannemen en zouden zeggen “de rest is onbelangrijk”, dan zouden de wereldgodsdiensten gezamenlijk een enorme macht ten goede hebben. Maar ze prefereren worstelingen om macht, om aanzien. Worstelingen, die zelfs van provincie tot provincie verschillende richtingen en verschillende organisaties tot stand brengen. In een kerk, die in Nederland toch wel belangrijk is (de Kerk van Rome) twist men over de vraag of men het oudlatijns ritueel moet volgen dan wel op een meer volkse en eenvoudige wijze de kerkelijke riten mag celebreren. Maar geen van hen heeft eraan gedacht, dat christenen ook de natuur niet mogen ontheiligen en verontreinigen en Gods schepping veranderen in een brij van vieze, vuile zouten, afscheidingen en dampen die het leven dit God heeft geschapen, het leven dat ander leven mogelijk maakt, steeds verder doden. Ik heb de mens horen spreken over de waarheid, waarmee je edelmoedig moet zijn tegen de armen. Maar ik heb nog niet gehoord, dat de islamieten in Pakistan iets van hun bezit willen offeren om de hindoes die ze gekweld, achtervolgd en vermoord hebben althans enig soelaas te geven. Ik heb bij de hindoes gehoord over de noodzaak in jezelf de eerlijke, open eigenschappen te ontwikkelen, waardoor je als held kunt vechten voor anderen. Maar ik heb nog niet ontdekt dat er helden zijn, die voor anderen vechten. Men vecht hoogstens voor zichzelf en probeert dat een ander te laten doen. Boeddha heeft gezegd, dat je alle bezittingen moet vergeten, dat je los moet zijn van de wereld en haar banden. Maar ik heb nog niet ontdekt, dat er in de boeddhistische landen enige neiging is om het vergaren van kapitaal, zelfs ten koste van bijna verhongerende massa's, terzijde te schuiven. De wereldgodsdiensten hebben gefaald. Er moet iets nieuws komen. Er is teveel tégen hen. Er zijn ook argumenten vóór hen op te sommen, inderdaad, maar die liggen in het verleden. De waarheid van gisteren, die vandaag niet meer bestaat, mag de houding van de mens vandaag niet meer bepalen. Het goede, dat eens werd gedaan en nu tot een vloek wordt, moet worden erkend, maar gelijktijdig moet de vloek ongedaan worden gemaakt, ook indien dat betekent dat we de bron van die zegeningen moeten dichtgooien. Ik heb geloof ik hiermee duidelijk gezegd wat er in een inleiding over dit onderwerp te zeggen is. Misschien vraagt u zich af, waarom ik zo weinig specifieks heb gezegd over de verschillende godsdiensten. U zou in de vele geschriften over de zienswijzen van die godsdiensten overal kennis kunnen nemen. Het is hier niet mijn plaats om een hele bibliotheek samen te vatten in enkele zinnen. Maar de werkelijke betekenis ervan voor de mens wordt bijna nergens genoemd. Daarom was het wel mijn taak deze naar voren te brengen. 6 168 - WERELDGODSDIENSTEN
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
Laat mij ten laatste nog zeggen, dat een mens, die geestelijk verlicht is, niet de behoefte voelt zich in een discipline te laten vangen, omdat hij in zich de goddelijke discipline ervaart, die voor hem de natuurlijke wijze van leven, handelen en denken is en tevens de voortdurende relatie met de Oneindigheid. Deze dingen werden wel gepretendeerd in de godsdiensten maar de praktijk wijst uit dat zij ze niet brengen. Laten we dan de léér aanvaarden en heiligen, maar niet het systeem. Laten we de wereldreligies afdanken, opdat eindelijk de mens met zijn eigen godsdienstige, maar bovenal zijn eigen geestelijke mogelijkheden tot ontplooiing zal kunnen komen.
DISCUSSIE Heeft het optreden van de Wereldleraar, over wie u enige tijd geleden het een en ander heeft medegedeeld, de bedoeling verbetering te brengen in de droeve resultaten van de wereldgodsdiensten? Dat is bijna impliciet in zijn uitspraken, zou ik zeggen. We moeten ons realiseren, dat de wereldleraar alles heeft gedaan om te voorkomen, dat zijn optreden een nieuwe godsdienst in het leven zou roepen. Dat op zichzelf maakt al duidelijk, dat hij eerder de bedoeling heeft om met zijn denkwijzen en filosofieën, zijn benadering van het leven en de verschijnselen van dit leven door te dringen in die godsdiensten. Zijn leer heeft niet ten doel om andere leringen ten val te brengen of te verdringen, maar eerder om in die andere leringen door te dringen en ze zo eigenlijk tegen hun wil in terug te brengen tot een meer reële benadering van de grote problemen van leven en eeuwigheid. Ik denk, dat dit een voldoende antwoord is. En zijn daarvan resultaten te verwachten? Indien u rekening houdt met de ontwikkeling zoals die op dit moment in bijna alle wereldgodsdiensten plaatsvindt, dan zult u - zeker als u zich de uitspraken van de Wereldleraar een ogenblik te binnen brengt, ik meen dat ze zelfs bij u gebundeld zijn ontdekken, dat veel van hetgeen hij heeft gezegd en geleerd nu, zonder dat de bron bekend schijnt te zijn, ineens aan het opleven is in de meest verschillende religieuze gemeenschappen. Ik geloof, dat dit al voldoende duidelijk maakt dat het niet iets is dat ééns invloed zal hebben, maar dat nu onmiddellijk reeds inwerkt. Ik mag hier nog verwijzen naar onze uitspraken, die wij wat dit betreft een ongeveer 6½ jaar geleden hebben gedaan. Wij hebben toen gezegd, dat in de jaren 1972 - '73 die leer steeds kenbaarder op de voorgrond zou komen en steeds meer uitspraken van de wereldleraar overal zouden worden geciteerd, zonder dat overigens zijn persoonlijkheid veel meer bekendheid zou krijgen. Denkt u dat er eens een tijd komt, dat er geen officiële godsdiensten zullen bestaan? Indien de mensheid zichzelf niet op korte termijn zodanig decimeert dat we weer een primitieve behoefte aan godsdienst krijgen als rationalisatie van het gebeuren waaraan men zich schuldig voelt, zo meen ik dat in enkele honderden jaren officiële godsdiensten voor het merendeel verdwenen zullen zijn of onbelangrijker geworden dan de sekten van deze dagen. We moeten er echter wel rekening mee houden, dat de denkbeelden en de godsdienstige opvattingen in kleinere kring toch nog wel een 700 jaar zullen bestaan. Maar ze zullen absoluut verdwijnen. Dat is ook begrijpelijk, want de ontwikkeling van de mens heeft het nu zover gebracht, dat hij het merendeel van de raadselen in de natuur niet meer behoeft te personifiëren; dat hij in zich steeds meer mogelijkheden ontdekt (de Aquarius-periode brengt dat ook weer met zich mee), waardoor hij ook geen behoefte meer heeft aan een omschrijving van de wijze, waarop anderen dit eens hebben gedaan. Hij zal zich meer gaan richten op zijn persoonlijke, zijn innerlijke erkenningen en mogelijkheden. En daarbij is, zoals ik in mijn inleiding reeds heb gezegd, een godsdienst over het algemeen meer een hinderpaal dan een hulpmiddel. Wilt u iets vertellen over het ontstaan van het hindoeïsme? Zijn de brahmanen voortgekomen uit veroveraars, die de oorspronkelijke bewoners hun leer hebben opgelegd? Neen, dat is niet helemaal juist. We moeten dan teruggaan tot ongeveer 2000 v. Christus, de periode, waarin Ur een grote stad was en Uruk pas in opkomst. In die tijd waren er vele kleine stadstaten, vele kleine vorsten, vele volkeren en ook vele afzonderlijke leringen. In diezelfde periode echter ging een rijk, van ons standpunt uit gezien wat noordelijker gelegen aan de 168 - WERELDGODSDIENSTEN 7
Orde der Verdraagzamen zuidflank van de Gobi, te gronde doordat daar een te streng gereglementeerd leven was. Dit voerde o.m. tot verwaarlozing, zullen we maar zeggen, van natuurlijke hulpmiddelen. Er ontstond daar toen een enorme strijd, die door natuurverschijnselen werd bevorderd. Er sloegen o.a. grote meteorieten in. Die volkeren vluchtten toen voor een deel. Ze hadden echter machtsmiddelen. Ze waren zeer goede krijgers, voor die tijd redelijk wetenschappelijk onderlegd, kenden een beperkte vorm van schrift, vermoedelijk nog enigszins ontleend aan de Atlantiden. Deze groep trok naar het zuiden. Hun verhalen en legenden vervlochten zich vervolgens met het geloof van al die verschillende staatjes. Dan moet u niet vergeten, dat bijna elke stad een eigen God had en dat elke vorst nog weer bijzondere beschermers en helden onder zijn voorgeslacht meende te mogen tellen, als hij zelf tenminste geen god of van halfgoddelijke origine was. Het resultaat was dus een groot aantal goden. Die vele goden gingen - juist bij de stand der geleerden - wel enige weerstand wekken. Er moest een reden voor gevonden worden. En dan zien we de belangrijkheid van de goden in overeenstemming komen met de rijken, welke die goden vereren, U kunt zich dat misschien wel voorstellen. Op deze manier ontstaat er een rangorde van goden. Als die rangorde eenmaal is ontstaan, gaan de denkers zeggen: Wat is de oorsprong? Zo krijgen we dus een samenvoeging van allerhande legenden: het karnen van de wereldzee en dergelijke. In aan de hand daarvan dus ook de sociale gebruiken van de op zich zeer absolutistische staat, waaruit deze “stand” is gevlucht. Deze mensen huwen bij anderen in. Het is hetzelfde verschijnsel dat we zien bij o.m. de Atlantiden in Zuid-Amerika; een langzaam opgenomen worden in de bevolking. Alleen hun gebruiken en sociale indeling zijn dermate bruikbaar in die periode, dat ze gehandhaafd blijven. Zo krijgen we dan – en dat is typerend voor een priesterstaat - dat de wijze (ook wel de tweemaal-geborene, dat is eigenlijk een brahmaan) boven de krijgskaste staat. In de meeste andere landen zijn de krijgers de eersten. Hier niet. De krijger staat daaronder als volvoerder, dan komt de handelaar (degene die de grenzen overtrekt) en daar weer onder de boer. Degenen, die niet tot deze standen behoren zijn de dienstbaren, de slaven; en dat wordt later de stand der uitgeworpenen, de paria's. Nu vatten de wijzen al die overleveringen samen; En zo ontstaan de eerste grote boeken, die we samengevoegd vinden in de Vedanten. Deze worden dan weer tot leerstof voor de brahmaanse stand, die hieruit weer regels voor eigen leven - maar ook voor dat van andere stand - en gaat distilleren. De legenden worden langzamerhand voorbeelden voor wetgeving. Zo hebben we dan eigenlijk een vermenging gekregen van legenden, geloof en sociale ordening. Dat is dan het hindoeïsme. In dit hindoeïsme treden verscheidene keren grote hervormers op; dus persoonlijkheden, die de filosofische inhoud vernieuwen zonder daarmee het sociale systeem aan te tasten. Dit wordt dan weer bij die boeken gevoegd en zo ontstaat er een wijsgerige literatuur van zeer hoge orde en ook een meergodendom, daar alle vroegere goden zijn samengevat. Iets dergelijks zien wij in een meer afwijkender ontwikkeling o.m. in Griekenland. In Griekenland worden de vele goden eigenlijk samengevoegd door de schrijvers, die hen tot familie maken. Door hen in deze familiale verhouding te stellen, maken ze gelijktijdig, de eenheid mogelijk en vergroten de samenwerking tussen de verschillende afzonderlijke staten en landstreken. In het hindoeïsme echter hebben we in de eerste plaats te maken met een filosofische samenvoeging. En dan blijkt, dat verschillende goden en godinnen langzaam maar zeker hun identiteit t.a. v. een bepaalde plaats verliezen en daarvoor vaak tweezijdige of soms meerzijdige beelden worden van filosofische aard, waarmee aspecten van het leven kunnen worden verklaard, zoals Kali, de godin van de vruchtbaarheid en Kali-Durga de godin van de dood. Het zal u duidelijk zijn, dat we hiermee te maken krijgen met een sociaal systeem, dat religieus wordt verklaard. De filosofie, die langzaam maar zeker als de basis van dit alles wordt beschouwd, is daarvan eerder een product. Deze filosofie heeft dan ook een geldigheid, die ver uitgaat boven het systeem, waarin het is ontstaan en kan als zodanig dus voor het westen belangrijk zijn, terwijl de hindoeleer op zichzelf voor het westen toch wel minder belangrijk is. Is het christendom de meest gewelddadige der wereldgodsdiensten? Ik denk hierbij aan het koloniseren plus bekeren en ook aan de laatste twee wereldoorlogen, die in de christelijke cultuurkring zijn begonnen. Ik geloof, dat wat de laatste vraag betreft er een fout is gemaakt. Die oorlogen zijn niet in de christelijke cultuurkring ontstaan, maar in de politiek-westerse 8 168 - WERELDGODSDIENSTEN
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
cultuurkring. Als we Duitsland zien als origine van de laatste wereldoorlog, dan moeten we zeggen, dat de Duitse ideologie juist niet christelijk was. Het was eerder een teruggrijpen naar de Germaanse mythos. Men moet erg voorzichtig zijn met een dergelijke formulering. Of het christendom de meest gewelddadige godsdienst is? Indien we alleen op feiten afgaan, zou men dat kunnen veronderstellen. Maar men vergeet daarbij één ding, dat de christelijke wereld de snelste ontwikkeling heeft doorgemaakt. Dat wil zeggen, dat de bakermat van het christendom (als zodanig wil ik West-Europa toch wel beschouwen) technologisch, commercieel en politiek ver vooruit is gekomen op de andere gebieden waar de godsdiensten een eigen karakter hebben. Het resultaat was dus, dat de macht bij de christenen lag. Maar als we zeggen, dat de christenen met hun bekeren zoveel geweld hebben gebruikt, dan wil ik u toch wel herinneren aan de methoden van de moslims rond 1500 en ook nog veel later, toen de giaur (de ongelovige hond) de mogelijkheid kreeg om de islám te omhelzen, wat hij dan moest doen door het uitspreken van “Lâ ilaha illa...” enz. de bekende geloofsformule uit de eerste soera van de koran. Als hij dat niet deed, werd hij veelal vermoord. In 1700 is dat vermoorden er een beetje uit, omdat slaven kostbaar zijn. Ze worden dan doodgewerkt; dus ongeveer wat men in bepaalde concentratiekampen soms heeft gedaan. Ik geloof niet, dat je dat als geweldloosheid kunt beschouwen. De boeddhisten zijn minder gewelddadig dan de christenen en de islamieten. Van de hindoes kunnen we zeggen, dat zij in het verleden, dus in hun grote tijd, veroveringsoorlogen hebben gevoerd, waarbij ze eveneens de aanvaarding van hun goden en vooral van hun denksysteem met geweld hebben opgelegd. In mindere mate hebben ook bepaalde boeddhistische vorsten dat gedaan. Maar de islám en het christendom acht ik wat gewelddadigheid betreft ongeveer gelijk. Ik kan dus niet zeggen, dat het christendom het ergst is. We kunnen wel zeggen, dat het christendom de mooiste uitvlucht voor gewelddadigheden is geweest voor de mensen, die de grootste macht hebben gehad in de westerse wereld in de laatste 14 á 1500 jaar. Alle wereldgodsdiensten - maar ook als geloof beleden politieke systemen - kennen heilige boeken en plaatsen, martelaren, massale bijeenkomsten met extatisch ritueel, ketters, dogma's enz. Is dit een noodzakelijk en onvermijdelijk grond- of oerpatroon? Van de mensheid? Ja. Er zijn verschillende dingen, waarmee u dan rekening moet houden. In de eerste plaats moeten we teruggaan tot de oergeschiedenis van de mensheid, toen het recht van de sterkste moest plaatsmaken voor het recht van de sterkste, die werd gesteund door de geesten, of de voorvaderen. De beslissingen te dien aanzien werden steeds genomen op voor die tijd massale bijeenkomsten, waarbij zich rituelen afspeelden en bepaalde bovenzinnelijke krachten werden aangeroepen. Tegenstanders werden uitgestoten en vermoord. In latere tijden en dan komen we reeds in de beschaving, werden ze wel gevangen genomen en gemarteld of als slaven gebruikt. We hebben hier dus wel te maken met een grondpatroon. Het is zo, dat de mens in de massa, zijn identiteit gemakkelijker verliest. Het massale ritueel (geliefd bij vele godsdiensten en politieke richtingen) heeft het grote voordeel dat de mens zijn persoonlijkheid tijdelijk verliest en komt tot een kritiekloos ondergaan van datgene, wat de regisseur heeft bepaald. Als we even terugdenken aan het verleden, dan vinden we dat b.v. ook de priesters van Amon-Ré in Egypte de massaliteit van hun vertoningen juist gebruikten om daardoor de aanvaarding van hun macht af te dwingen. Ze hadden vaak trucjes. Denk maar aan de (in Thebe was dat) geheimzinnig openzwaaiende deuren, als het altaarvuur werd aangestoken. Denk aan de geheimzinnigheid van de lichtval, vaak ook nog met weerkaatsing, waardoor godenbeelden plotseling verlicht konden worden. Denk aan de vorm waarin massaorakels werden gegeven; aan het bezoek van goden. Altijd weer gelegenheden, waarbij de mens wordt overspoeld door een veelheid van gebeuren, een massaliteit, die hij niet meer in detail kan over zien en begrijpen. Hij kan de totaliteit aanvaarden en ondergaan. Dat is één van de principes van massabeheersing. In deze tijd gebruikt men ook wel andere dingen daarvoor. Denk aan b.v. de grote sportwedstrijden. Dat is in feite ook een soort ritueel: de wedstrijd. Er is massaliteit, een groot aantal aanwezigen. Daar is een bepaalde bedoeling bij - of het nu Ajax is of Feyenoord of Celtic of een andere club - maar daarbij verliezen ze alle redelijkheid en ook de regels van het spel uit het oog. Ze beleven niet een wedstrijd, maar een overwinning. En als er geen reële overwinning mogelijk is, dan kun je die simuleren. De godsdiensten doen dat heel vaak in 168 - WERELDGODSDIENSTEN 9
Orde der Verdraagzamen offerdiensten of met bijzondere lezingen, die meestal door ritme, muziek, soms door vuurwerk worden onderstreept. De politieke groeperingen doen dit heel vaak door het roepen van slogans door spreekkoren, eveneens muziek en daarbij machtsvertoon. Hiermee wordt dus bereikt, dat de mens net als vroeger wordt gereduceerd tot een deel van de stam, dat geen eigen recht of persoonlijkheid meer erkent op dat ogenblik. Ik meen, dat - bewust of onbewust - door alle tijden heen grote groepen en grote machten (ook wereldse machten, Karel de Grote en ook andere vorsten hebben dat over het geheel genomen vaak gedaan) het vertoon hebben gebruikt om een isolement van het “ik” te veroorzaken en daarmee een massaal accept van zaken, die bij een kritisch denken niet aanvaardbaar zijn. Ik geloof, dat u dat nu nog vindt. Per slot van rekening als in Nederland de gouden koets uitrijdt, is dat dan ook niet het oproepen van het schouwspel, de verblinding, waardoor de inhoud van de Troonrede minder kritisch kan werden beschouwd (dat hoopt men althans) en sentimenten in de plaats komen van redelijke ontleding. U ziet, dat dit wel een grondeigenschap van de mensen is. Maar ik geloof niet dat men zover mag gaan om te zeggen, dat het alleen een oereigenschap is van religies en als religie beleefde politieke systemen. Ik denk, dat dit in alle menselijke relaties een rol speelt, zodra het gaat om het handhaven van macht in een groep. Hoe staat u daar tegenover dat de kerk wel optreedt als boeman. Dat ze b.v. de mensen of hele volksdelen weerhoudt om dingen te doen, die niet goed zijn. Ja, dat is op zichzelf natuurlijk niet goed. Maar toch vindt het plaats. Dat vindt niet alleen daar plaats. U zegt, dat de kerken dat doen. Doet de staat dat niet? Ik geloof, dat we ons altijd weer moeten realiseren, dat we te maken hebben met qua aantal geringe groeperingen, die middels pretenties, bedreigingen, ook indien ze die niet reëel kunnen uitvoeren, proberen de gedragsnormen van de meerderheid volgens hun eigen inzicht te bepalen. Dit is naar ik meen een verschijnsel, dat - zoals het vorige - behoort bij de menselijke, uiting. Ik acht het niet goed. Dat is iets anders. Ik meen, dat het b.v. verkeerd is om iemand verkeersregels te geven. Ik vind, dat het maatschappelijk juister is om hem voor verkeersschade aansprakelijk te stellen: maar dan ook ten volle en tot het laatste pond. Ik meen, dat dat van de algemene, de zeer sterk getrapte wetgeving uit den boze is - al is het alleen maar omdat ze steeds onduidelijker wordt en daardoor onrecht schept - en dat je te maken moet hebben met enkele regels voor gedrag, maar die dan ook helemaal moet handhaven. Men moet dus af van de mystieke dreiging en daarvoor in de plaats zetten een factuele verhouding. Dat acht ik inderdaad juister. De kerk heeft die machtsmiddelen tegenwoordig niet meer. En omdat ze niet meer zoals vroeger kan beschikken over legers of tenminste een Inquisitie, zal ze waarschijnlijk - de hel als dreigement - te hulp roepen om op deze wijze iets te bereiken. Vergeet u één ding niet: Overal waar er een wat complexere samenleving beslaat, zien wij dat kleine groepen alles proberen om de meerderheid in haar gedrag te bestemmen. Ik vind dat volledig onjuist. Ik geloof, dat een mens recht moet hebben op zijn eigen leven volgens zijn eigen maatstaven zolang hij - en dat is een heel belangrijk punt! - deze niet aan anderen opdringt of anderen daarmee lastig valt. Ik meen, dat dit voor de gehele ontwikkeling van de mens juister is, dat het heel veel psychische en neurotische spanningen zal doen weg vallen en daarvoor in de plaats een grotere normaliteit, een grotere menselijkheid ten gevolge zal hebben. Maar als een kerk zegt. “Mijn normen zijn niet juist”, dan geeft zij daarmee toe: ik ben te betwijfelen. En als je begint te twijfelen, dan twijfel je in de eerste plaats aan de rest van het gezag dat zij zich toekent, aan de geestelijke vermogens of voorrechten, die men zich toe kent en tenslotte ook aan de leer zoals die wordt verkondigd. En als een kerk een dergelijke twijfel toelaat, dan heeft ze zichzelf a.h.w. uitgeroeid; dat kan dus niet. Elk groot lichaam heeft de neiging zichzelf in stand te houden Als we b.v. kijken naar Nederland, dan zien wij dat de technocratische ontwikkelingen hebben geleid tot een grote hoeveelheid overtollige regerings- en andere organen, welke zichzelf voortdurend trachten in stand te houden en zelfs aan te vullen, dus te vergroten, omdat dit de enige manier is om te voorkomen dat de overtolligheid bekend wordt. Maar als men dit in een staat ziet, dan moet men zich realiseren dat een dergelijke motivering in nog veel grotere mate geldt voor het idee logisch systeem. Want de staat der Nederlanden blijft wel bestaan. ook indien een aantal overbodige ministers, staatssecretarissen, referendarissen en dergelijken zo langzamerhand op de keien zouden komen te staan. Maar als dat in de kerk gebeurt, dan is er geen werkelijke rijk om op terug te vallen; er is geen realiteit. Er is alleen een abstractie, de leer. En die leer 10 168 - WERELDGODSDIENSTEN
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
vervaagt, als er geen gelovigen zijn. Daarom is het zo enorm belangrijk voor een religie en een systeem dat daarop gelijkt - onverschillig om welke redenen - dat de mythos ten koste van alles wordt gehandhaafd; en dat kan men alleen doen door voortdurend pressie uit te oefenen. Die pressie moet dan natuurlijk in overeenstemming zijn met het gepredikte systeem of de gepredikte leer, maar het is op zich zelf niet belangrijk welke elementen daarbij de voorkeur krijgen zolang die pressie bestaat, en daardoor de aanvaarding en de instandhouding van de leer of het systeem bevordert. Betekent godsdienst in wezen eigenlijk niet God dienen? Dus een zekere levenshouding? Dat zou het moeten betekenen. Als de godsdiensten God zouden dienen, zouden ze een mens minder beheersen en meer dienstig zijn. Het is echter zo, dat de godsdienst God gebruikt als reden tot regeren. De dienst, die men aan God bewijst, is het zich toe-eigenen van gezag en macht op grond waarvan men eisen aan anderen stelt, Ik geloof, dat we deze karakteristiek van het begrip “godsdienst”, factueel moeten aanvaarden, ook als ik u toegeef dat het woord is ontstaan uit de samenvoeging van de begrippen God en dienen. Dus het doet er niet toe in welke verpakking dit gaat, als de juiste levenshouding maar wordt uitgevoerd? Op het ogenblik, dat u uit eigen ervaring en zo al niet volledig duidelijk met woorden dan toch met feiten bewijsbaar kunt aantonen wat God is en daarnaast duidelijk kunt maken dat Hij ook nog iets anders kan zijn, zou er reden zijn om een bepaalde visie aan anderen voor te leggen. Maar aangezien ik meen dat niemand zijn eigen visie werkelijk en volledig kan aanvaarden, geloof ik ook dat geen enkel systeem nodig is, omdat m.i. de doorsnee-mens ergens in zich een relatie voelt met het Onbekende, of hij dit nu het volk, de toekomst of God noemt. Ik meen dat het deze relatie is, waardoor de mens in zich tot mystieke ervaringen en belevingen komt. Ook ben ik van mening, dat hieruit zijn hogere drijfveren worden geboren en ten laatste, dat hij aan dit innerlijk gevoel vermogens ontleent, die de normale menselijke prestatie veelal te boven gaan. Dan kunnen we het onderwerp nu gaan besluiten. Uit uw vraagstelling meen ik op te maken dat de meesten van u de door mij gelanceerde stelling, dat de wereldgodsdiensten, zoals ze nu bestaan, op zich schadelijk zijn voor de mensheid, wel zullen hebben onderschreven. Het is echter niet voldoende om met een dergelijke stelling te komen. Laat mij daarom eindigen met u mijn visie te geven omtrent de relatie mens - God, zoals ik die juist acht en die volgens mij door de wereldgodsdiensten wordt geremd en soms zelfs belemmerd. In de mens ligt niet slechts de honger naar het onbekende, maar er ligt in hem ook een aanvoelen, waardoor zijn beleven van de feitelijke omstandigheden op aarde een zekere inhoud verkrijgt, die aan het erkend redelijke te boven pleegt te gaan. Waarmee ik niet meer en niet minder heb gezegd, dan dat de mens meer kan dan redelijk verklaarbaar is, maar dit slechts kan door een gevoel van innerlijke verbondenheid met íets wat niet bekend is. Volgens mij is deze relatie met het Onbekende - of we dat nu God noemen of het een andere naam geven - dus voor de mens de methode om zichzelf meer waar te maken. Jezelf waarmaken betekent voor jezelf vrede vinden. Als je vrede hebt met jezelf, vind je harmonie met de wereld en sta je dus ook open voor alle krachten en invloeden, die daarin kunnen optreden. Het is dit openstaan voor de wereld, waardoor de mens leert - zelfs zuiver mentaal. Het is dit openstaan voor invloeden, voor krachten, waardoor de mens innerlijk rijper wordt en juist door zijn verbonden zijn daarmee - of door het bepalen van een standpunt- te dien aanzien zijn vermogen om zichzelf te kennen en de wereld te beheersen - voor zover het hem zelf betreft - vergroot. De mens, die het slachtoffer is van omstandigheden, geregeerd wordt door een noodlot of sterk gebonden is aan algemeen geldende regels en opvattingen, is altijd een mens, die - juist omdat hij niet zichzelf kan zijn - ongelukkig is. Het is vreemd, dat zoveel godsdiensten de nadruk leggen op het ongelukkig zijn van de mens. Ik meen, dat de mens niet wordt geboren op aarde om in ellende te boeten voor een zonde, die eens verre voorvaders op wat nudistische wijze in een paradijs bedreven zouden hebben. Ik meen, dat de mens zijn geestelijke relatie met de Oneindigheid heeft, waartoe hij behoort, en dat hij ook in de stoffelijke vorm die relatie juist moet beseffen en waarmaken; dat hij gelukkig moet zijn. Dat wil zeggen: harmonisch moet zijn met de wereld, waarin hij leeft en met de werelden, waartoe hij niet volledig redelijk bewust verder behoort. Voor mij is de 168 - WERELDGODSDIENSTEN 11
Orde der Verdraagzamen inhoud van het leven harmonie, geluk, vrede. Het is vaak moeilijk, omdat je uitgaat van beperkte maatstaven. Maar als je innerlijk grijpt naar hogere waarden, dan besef je ineens dat het zo ook aanvaardbaar is, dat het kan. En dan vind je daarin weer nieuwe stimuli om jezelf te kennen, om je wereld beter te begrijpen en daardoor toch, ook weer een groter geluk. Wat als menselijk geluk wordt gepredikt - ook door de grote godsdiensten - is vaak een isolement, dat voert tot eenzaamheid of gebaseerd is op eenzaamheid. De mens is niet geschapen om eenzaam te zijn. De geest leeft niet in de stof om begrensd te worden tegenover anderen. Integendeel, de mens leeft juist om één te zijn met anderen. Niet op een beperkt stoffelijk vlak, maar in een wederkerigheid van begrip, in een aanvaarding, in een verstaan. En als je dit verstaan, dit begrip vindt, dan vind je daardoor in jezelf een zekere levensvreugde. Iets wat meer is dan vreugde alleen, omdat het zijn excessieve uitdrukkingen, zijn gevoelens van relaties snel verliest, maar daarvoor in de plaats een rustige eenheid doet ontstaan, die ik harmonie noem. Een mens kan niet harmonisch zijn, als hij leeft als een weerbarstig dier, gedreven in de richting van bepaalde handelingen en daden, voortgejaagd door de dreigende zweep van hel en verdoemenis. Een mens kan niet harmonisch zijn, indien al zijn daden worden getoetst aan waarden, die hij zelf niet eens begrijpt. Een mens moet bewust harmonisch kunnen leven. De wereldgodsdiensten door hun poging de massa te beïnvloeden, de leer te stellen als een criterium voor alle dingen, beletten de mens zichzelf te zijn. Ze geven hem een schijn van harmonie, die een ogenblik duurt om onmiddellijk te worden vervangen door de enorme angst voor eigen zondigheid. Ze doen de mens vluchten in formules in plaats van te leven vanuit begrippen. Dit zijn bezwaren, die ik - naar ik meen - terecht koester. Maatschappelijk gezien zijn de wereldreligies natuurlijk van belang geweest. Maatschappelijk gezien hebben ze ook nu nog zeer grote invloed en bepalen ze het verloop van gebeurtenissen in vele landen op een wijze, die men zich ternauwernood kan voorstellen. Maar doen zij dit terecht? Mijns inziens niet. Ze hebben bijgedragen tot de vele gevaren, die de mensheid op dit ogenblik bedreigen vanuit zichzelf. Ze hebben bijgedragen tot waanvoorstellingen, die niets meer te maken hebben met menselijkheid, met medemenselijkheid of zelfs Godsbegrip in jezelf, maar alleen met de vage angst voor een verdoeming, die door mensen zou moeten worden uitgesproken en bevestigd. Als er iets dwazer is dan een mens, die zich het recht aanmatigt op Gods rechtersstoel te zitten, dan moet u het mij vertellen. Ik geloof in het dienen van God. Maar ik meen, dat je God alleen kunt dienen, als je Hem persoonlijk beseft. Op het ogenblik, dat een ander je moet vertellen hoe je God moet dienen, is er geen relatie tussen jou en God. Dan lijkt het mij betrekkelijk dwaas om voor een kracht, die misschien maar een fictie blijkt te zijn, je hele leven te laten bepalen. Ik meen, dat je in jezelf God wel degelijk kunt vinden. Evenals ik meen, dat je God nodig hebt en - dit erkennende - in jezelf Hem zult aantreffen met vele krachten, machten en mogelijkheden, waarvan je nooit hebt gedroomd. Ik geloof in een uitdrukking van de goddelijke harmonie in je leven. Niet in de halfzachte gelatenheid, die tot martelaarschap voert om onbelangrijke dingen. Niet in het strijdvaardig zijn, totdat je alle anderen in een zee van bloed hebt gesmoord, zoals sommige profeten hebben gedaan. Ik geloof in een harmonie van God, die je vindt door de veelzijdigheid Gods weerspiegeld te zien in alle facetten van de schepping en te leren met deze vele facetten te leven, daarin een eigen plaats in te nemen, die onaantastbaar wordt door de waarheid, die ze voor jou innerlijk heeft. Misschien ben ik wat te ver gegaan in de poging mijn standpunt nader uiteen te zetten. U heeft in uzelf krachten en mogelijkheden, die onmetelijk groot zijn en die meestal alleen worden beperkt en geremd of verdwenen schijnen te zijn door uw neiging anderen te beoordelen naar uw maatstaven. U moet anderen niet beoordelen. U moet anderen aanvaarden en met hen een harmonie zoeken, hoe dan ook. Dat is het belangrijkste dat er bestaat. Een wereldgodsdienst en een machtsstructuur kunnen dit nooit werkelijk bevorderen. Daarom pleit ik voor een Gods-beleven, dat niet is gebaseerd op machtsstructuren, waarbij elk heilig boek voor een mens een rol kan spelen zo hij persoonlijk hierin een omschrijving vindt voor zijn relatie net God, maar waarbij niets van deze boeken, openbaringen, leringen of wat ze anders ook mogen zijn, gelding heeft ten aanzien van het gedrag van anderen, die deze 12 168 - WERELDGODSDIENSTEN
© Orde der Verdraagzamen
Brochures
ervaring niet kennen. Mens, wees uzelve. Vind de waarheid in uzelve. Vind de harmonie uit deze waarheid met het niet-omschrevene, dat gij aanvoelt en openbaar dit in uw wereld. Daarmee dient gij God waarlijk, openbaart gij uw wezen ten volle en vindt gij de geestelijke rijpheid, die mede uw doel is bij een incarnatie in de materie.
168 - WERELDGODSDIENSTEN
13